• No results found

[Uitzending 1122: Intro 1 op 2 Johannes]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1122: Intro 1 op 2 Johannes]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1122: Intro 1 op 2 Johannes]

De tweede en derde brief van Johannes vormen de beste voorbeelden in het NT van de normale gangbare briefvormen die werden gebruikt in de toenmali- ge Grieks-Romeinse wereld. Eerst komt de naam van de auteur, gevolgd door het noemen van de geadresseerde en aan het einde volgen de persoonlijke groeten. We beginnen de uitleg direct met een probleem waar verschillende Bijbeluitleggers mee worstelen. De tweede brief van Johannes is gericht aan:

de vrouw die door God uitverkoren is en aan haar kinderen. In andere ver- talingen lezen we: aan de uitverkoren vrouw en haar kinderen. Maar wie was deze uitverkoren vrouw? De interpretatie van deze woorden is moeilijker dan de vertaling. Was de geadresseerde een individu? Of zijn de woorden ‘de uitverkoren vrouw‘ bedoeld als een beeld van de christelijke gemeente? Wie worden bedoeld met ‘haar kinderen’? Haar eigen geboren kinderen of haar geestelijke kinderen? Haar geestelijke kinderen wil zeggen: de gelovigen die onder haar hoede stonden óf degenen die zij tot de Here Jezus mocht leiden.

Als er een christelijke gemeente wordt bedoeld, zijn haar kinderen dan de in- dividuele gelovigen van die christelijke gemeente? Ik noem vier feiten die in de richting wijzen van een christelijke gemeente:

1. Er worden géén concrete namen genoemd, zoals bij de derde brief van Johannes wél het geval is.

2. De waarschuwingen tegen de dwaalleraars zijn meer van toepassing op een gemeente, dan op een individu.

3. De groeten in 2 Joh.1:13 doen meer denken aan de groeten van een christelijke gemeente aan een andere christelijke gemeente.

4. Het beeld van een vrouw als beeld van een christelijke gemeente komt vaker voor in de Bijbel.

Toch blijft het moeilijk om de oorspronkelijke lezers van de tweede brief van Johannes te identificeren, omdat er onder Bijbeluitleggers geen overeen- stemming bestaat over de interpretatie van de woorden 'de uitverkoren vrouw en haar kinderen’. Sommige uitleggers zijn van mening dat de woor- den letterlijk moeten worden opgevat, dan zijn ze gericht tot een bepaalde vrouw en haar kinderen, terwijl andere uitleggers het eerder opvatten als een figuurlijke beschrijving van een plaatselijke christelijke gemeente.

(2)

Helaas is het bewijsmateriaal onvoldoende om tot een beslissende conclusie te komen, maar in beide gevallen waren de lezers bekenden voor Johannes.

De lezers woonden mogelijk in de provincie Asia, niet ver van Efeze. Als we de figuurlijke uitleg volgen, dan verwijzen de woorden: U ontvangt de harte- lijke groeten van de kinderen van uw zuster, in 2Joh.1:13 naar de leden van een zustergemeente.

In zijn eerste brief schreef Johannes dat een aantal dwaalleraren zich van de gemeente hadden afgesplitst. In 1 Johannes 2 vers 19 lazen we: Die vijanden van Christus hebben vroeger bij ons gehoord, maar niet echt. Anders zouden ze bij ons zijn gebleven. Door ons de rug toe te keren, hebben zij laten zien dat ze niet allemaal bij ons hoorden. Sommigen van hen werden rondreizende leraren die afhankelijk waren van de gastvrijheid van individuele christenen, terwijl zij met hun eigen leringen de gemeenten probeerden te infil- treren. Te oordelen naar de inhoud en de omstandigheden van de tweede brief van Johannes is 2 Johannes blijkbaar gelijktijdig met 1 Johannes ge- schreven, of iets later. Waarschijnlijk dateert de brief van omstreeks het jaar 90 na Christus. Alle drie de brieven van Johannes zijn mogelijk in Efeze ge- schreven, al zijn niet alle Bijbeluitleggers het daarmee eens.

Als we verder denken in de lijn dat we de woorden ‘aan de uitverkoren

vrouw en haar kinderen’ letterlijk moeten opvatten, dan zijn ze gericht tot een bepaalde vrouw en haar kinderen. Dan zijn de ontvangers ‘de vrouw die door God uitverkoren is en aan haar kinderen’ (2Joh.1:1). Naar de inhoud van de brief zijn de vrouw en haar kinderen staande gebleven, want zij lieten zich door de waarheid leiden, zoals de Vader hen had opgedragen (2Joh.1:4).

Johannes is heel erg blij dat hij in staat is om hen te zegenen. Toch neemt hij niet als vanzelfsprekend aan dat alles automatisch altijd goed is bij een gelo- vige in Christus. In het besef dat het maar één stap hoeft te zijn van staan naar vallen aarzelt Johannes geen ogenblik om de gelovigen in herinnering te brengen dat zij elkaar moeten liefhebben. We lezen in 2 Johannes 1 vers 5:

Daarom wil ik u herinneren aan het oude gebod dat God ons al in het be- gin heeft gegeven: gelovigen moeten elkaar liefhebben.

(3)

De apostel geeft toe dat het geen nieuwe openbaring is, maar ‘het oude ge- bod dat God ons al in het begin heeft gegeven’. Johannes vindt het belang- rijk genoeg om het ‘oude gebod’ in zijn brief te herhalen. Johannes schrijft in 2 Johannes vers 6: Als wij God liefhebben, zullen wij leven zoals Hij wil.

Hij heeft ons vanaf het allereerste begin gezegd dat wij elkaar moeten liefhebben. Johannes benadrukt daarmee: Elkaar liefhebben is wandelen volgens Gods geboden. Daarbij geeft Johannes wel aan, dat deze liefde ge- paard moet gaan met onderscheidingsvermogen. We lezen in vers 7: Pas op voor de vele misleidende leraren die in deze wereld rondlopen. Zij bewe- ren dat Jezus Christus niet als mens van vlees en bloed gekomen is.

Daaruit blijkt dat zij bedriegers en antichristen, vijanden van Christus zijn. Johannes roept niet op tot een naïeve en onnadenkende soort van liefde die open staat voor alles en iedereen. De Bijbelse liefde is een kwestie van kiezen. Het is gevaarlijk en dwaas om vol te zijn van een kritiekloze liefde, om daarmee alles en iedereen als liefdevol en goed te zien. Er zijn vele dwaal- leraars die niet erkennen dat Christus als mens van vlees en bloed geko- men is. Het is misplaatste liefde om de deur open te zetten voor een dwaal- leer. Gelovigen zijn geroepen tot gemeenschap met God en onze broeders en zusters in het geloof, maar kunnen geen geloofsgemeenschap hebben met dwaalleraars. De tweede brief van Johannes begint met de woorden: Van:

Johannes, de leider van de gemeente. In andere vertalingen lezen we: De oudste aan de uitverkoren vrouw en haar kinderen. De woorden ‘leider’ of

‘oudste’ worden traditioneel geïdentificeerd met de apostel Johannes, reden waarom de brief in het Grieks het opschrift heeft: de tweede van Johannes.

Wie is de vermoedelijke schrijver van de tweede brief van Johannes? De schrijver noemt zichzelf in vers 1 ‘de leider van de gemeente’ of in andere vertalingen: 'de oudste'. Maar wat wil dat zeggen? Het Griekse woord voor

‘oudste’ kan ook gewoon 'oude man' betekenen. Daarnaast kan het ook een bepaalde titel of een bijnaam aanduiden. Maar deze verklaringen zijn onwaar- schijnlijk, gezien het gebruik van het woord in het geheel van het NT.

Vanwege de overeenkomst in inhoud en omstandigheden is de schrijver van de tweede brief van Johannes dezelfde als van de derde brief van Johannes.

(4)

Aanvankelijk hadden beide brieven geen groot verspreidingsgebied, omdat ze zo kort waren en zo specifiek gericht op een klein aantal gelovigen. Deze be- perkte verspreiding, én het feit dat ze weinig nieuwe gedachten hebben toe te voegen die niet ook te vinden zijn in de eerste brief van Johannes, bracht met zich mee dat ze in de geschriften van de oude kerkvaders zelden werden aangehaald. Hun plaats tussen de Bijbelboeken van het NT (de canon) was een tijd lang omstreden. Toch is het opvallend en zegt het veel, dat het voor de kerkvaders die het dichtst bij de tijd van Johannes stonden geen enkele vraag was of de brieven door de apostel waren geschreven.

In de tweede eeuw hielden de kerkvaders Ireneüs en Clemens van Alexandrië er al geen andere mening op na, en na kerkvader Eusebius wordt de echtheid van de brieven van Johannes algemeen erkend. Pas toen de details van hun ontstaansgeschiedenis waren vergeten, rezen er twijfels en werden er vragen gesteld, maar het bewijsmateriaal ten gunste van de echtheid bezorgde de brieven van Johannes tenslotte de officiële erkenning van de hele christelijke kerk.

Daarbij is het duidelijk dat de ontvangers van de drie brieven van Johannes heel goed op de hoogte waren van de identiteit van de schrijver, ook al heeft hij zijn naam in geen enkele brief gebruikt. In plaats daarvan betitelde hij zich- zelf in het eerste vers van zowel 2 en 3 Johannes als 'de leider van de ge- meente’ of ‘de oudste'. Het niet noemen van zijn naam is geen argument tegen het auteurschap van de apostel Johannes, omdat de context van zowel 2 Johannes alsook van 3 Johannes onthult dat zijn gezag veel groter was dan dat van een ‘leider’ of ‘oudste’ in een plaatselijke christelijke gemeente. De apostel Petrus betitelde zichzelf ook als ‘leider’ of ‘oudste’ (1Petr.5:1), maar Johannes gebruikt de specifieke benaming 'de oudste' of ‘de leider van de gemeente’. De overeenkomst in stijl, woordgebruik, opbouw en intonatie tus- sen de tweede en de derde brief van Johannes maakt duidelijk dat deze brie- ven van dezelfde schrijver zijn. Daar komt nog bij dat allebei de brieven (voor- al 2 Johannes) sterk lijken op 1 Johannes en op het vierde Evangelie. Daarom ondersteunen het externe en interne bewijsmateriaal duidelijk de traditionele opvatting dat de drie Bijbelboeken – 1, 2 en 3 Johannes – zijn geschreven

(5)

In zijn tweede brief bestrijdt de apostel Johannes dezelfde dwaling met be- trekking tot de persoon van Jezus Christus als in zijn eerste brief. Opnieuw stelt hij nadrukkelijk dat zij 'die beweren dat Jezus Christus niet als een mens van vlees en bloed gekomen is‘ (2Joh.1:7), bedriegers zijn die be- streden en gemeden moeten worden. Johannes schrijft in 2 Johannes 1 vers 10 en 11: Als iemand bij u komt om u iets anders te leren, laat hem dan niet binnen en groet hem zelfs niet. Want als u dat wel doet, bent u me- deplichtig aan het kwaad dat hij aanricht. Daarvoor schrijft de apostel in 2 Johannes 1 vers 9: Wie verder gaat dan wat Christus ons geleerd heeft, heeft geen gemeenschap met God. Maar wie zich houdt aan wat Christus ons geleerd heeft, heeft niet alleen gemeenschap met Hem, maar ook met Zijn Vader. Een gelovige moet blijven in wat Christus heeft geleerd om gemeenschap met God te hebben, want het evangelie met betrekking tot de persoon en het werk van de Here Jezus Christus raakt alle andere gebieden van de christelijke godsdienst. Johannes schrijft zijn tweede brief om echte christelijke liefde te bevorderen, maar ook om te waarschuwen tegen de vele misleidende leraren die in deze wereld rondlopen.

Het basisthema van de tweede brief van Johannes is de oproep om standvas- tig te blijven in de dagelijkse praktijk van het leven als christen. Daarnaast gaat het Johannes om de zuiverheid van de apostolische leer die de lezers al vanaf het allereerste begin hebben gehoord (2Joh.1:6). Johannes schrijft hun om hen eraan te herinneren dat ze moeten blijven wandelen in gehoorzaam- heid aan het oude gebod dat God hen al in het begin had gegeven: gelovigen moeten elkaar liefhebben (2Joh.1:4-6). Het voornaamste doel van de apostel Johannes, met zijn tweede brief, is de gelovigen te waarschuwen dat zij niet moeten omgaan met, of hulp moeten bieden aan misleidende leraren die de waarheid omtrent de Here Jezus Christus niet erkennen (2Joh.1:7-11).

Er is door Bijbeluitleggers wel gesuggereerd dat 2 en 3 Johannes een bege- leidend schrijven vormen bij de eerste brief van Johannes, bij wijze van aan- vulling op de langere eerste brief van hem.

(6)

De tweede brief van Johannes is dan bedoeld als een persoonlijk woord tot een christelijke gemeente en de derde brief van Johannes als een persoonlijk woord tot Gajus, als waarschuwing tegen een heerszuchtig gemeentelid.

We lezen in 3 Johannes 1 vers 9 en 10: Ik heb hierover een korte brief naar de gemeente geschreven, maar die trotse Diotrefes, die zo graag hun lei- der wil zijn, trekt zich niets van ons aan. Als ik kom, zal ik iedereen ver- tellen wat hij allemaal doet en welke lelijke praatjes hij over ons rond- strooit. En daar laat hij het niet bij. Hij weigert niet alleen zélf reizende broeders te ontvangen, hij houdt ook de mensen tegen die dat wel willen doen, en als ze niet naar hem luisteren, gooit hij ze uit de gemeente.

Het is een mooie gedachte, maar er is geen zekerheid over het punt of 2 en 3 Johannes werkelijk een begeleidend schrijven vormen bij de eerste brief van Johannes.

De kern waar het de apostel Johannes om gaat in zijn tweede brief lezen we in 2 Johannes 1 vers 9 en 10: Wie verder gaat dan wat Christus ons ge- leerd heeft, heeft geen gemeenschap met God. Maar wie zich houdt aan wat Christus ons geleerd heeft, heeft niet alleen gemeenschap met Hem, maar ook met Zijn Vader. Als iemand bij u komt om u iets anders te leren, laat hem dan niet binnen en groet hem zelfs niet. In een andere vertaling lezen we in deze verzen: Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Dwaalleraars of misleidende leraren gaan er altijd prat op dat ze nieuw licht hebben ontvan- gen, nieuwe openbaringen die dieper doen doordringen in de boodschap van de HERE. En dat zou ook best kunnen, maar de nieuwe openbaringen moeten wel getoetst worden aan het Woord van God, daarmee kunnen ze niet in strijd zijn. De HERE is geen wispelturige God, in de zin van: de ene keer zegt de HERE dit en de andere keer weer wat anders of zelfs het tegenovergestelde.

Nee! We lezen al in Numeri 23 vers 19: God is geen man dat Hij zou liegen.

Hij verandert niet van gedachten zoals mensen doen. Heeft Hij ooit iets beloofd zonder zijn belofte na te komen?

(7)

De Onveranderlijke God van Israël liegt niet lezen we in 1 Samuël 15:29.

Ook in het NT lezen we gelijksoortige woorden, bijvoorbeeld in Titus 1 vers 1 t/m 3, waar Paulus aan zijn medewerker Titus schrijft: Ik ben een dienaar van God en een apostel van Jezus Christus. God heeft mij eropuit gestuurd om het geloof te brengen aan de mensen die door Hem zijn uitgekozen en om hun de waarheid over God te laten kennen. Door die waarheid lei- den zij een leven naar Gods wil en ontvangen zij het eeuwige leven dat God voor het begin van de wereld beloofd heeft, en Hij liegt niet. Toen God vond dat de tijd ervoor gekomen was, heeft Hij dit goede nieuws be- kend gemaakt en heeft Hij, onze Redder, mij opgedragen dit werk voor Hem te doen.

We besluiten deze eerste introductie op de tweede brief van Johannes met een overzicht van de inhoud. De tweede brief van Johannes heeft veel ge- meen met de inhoud van de eerste brief van Johannes, met name: de waar- schuwing voor het gevaar van dwaalleraren die de menswording van Christus ontkennen. Johannes spoort zijn lezers aan om te blijven wandelen in de lief- de, maar vermaant ze ook om kritisch te blijven in de uitoefening van die lief- de. De tweede brief van Johannes is te verdelen in twee hoofdthema’s. Het eerste hoofdthema is: blijf in Gods geboden! (2Joh.1:1-6), en het tweede hoofdthema is: Pas op voor de vele misleidende leraren! Ga niet met hen om, immers waar je mee omgaat word je mee besmet (2Joh.1:7-13).

Het gedeelte van het eerste hoofdthema (2Joh.1:1-6): blijf in Gods gebo- den!, is als volgt in te delen. In de eerste drie verzen vinden we een groet, die draait om het begrip ‘blijven in de waarheid’. In de Griekse tekst van 2Joh.1:

1 t/m 3 wordt het viermaal genoemd. De ontvangers hebben vanwege het feit dat ze vasthouden aan de waarheid, de liefde van 'alle mensen die de waar- heid hebben leren kennen'. De apostel Johannes prijst zijn lezers omdat zij in gehoorzaamheid aan Gods gebod in de waarheid wandelen (2Joh.1:4).

Johannes herinnert hen aan dit oude gebod, dat God hen en ons al in het be- gin heeft gegeven, om hen en ons er op te wijzen dat dit gebod de praktische liefde tot elkaar omvat (2Joh.1:5,6). Het goddelijk gebod wordt gegeven in 2Joh.1:5, namelijk: gelovigen moeten elkaar liefhebben.

(8)

De menselijke respons daarop lezen we in het volgende vers, in 2Joh.1:6, namelijk: als wij God liefhebben, zullen wij leven zoals Hij wil.

In het vervolg, het tweede gedeelte – 2Joh.1:7 t/m 13 – met het hoofdthema:

Pas op voor de vele misleidende leraren!, stapt Johannes van de funda- mentele toets voor het christelijke leven, de liefde tot de broeders en zusters, over op de fundamentele toets voor het christelijke geloof: de persoon van Jezus Christus. De apostel vermaant zijn lezers om op hun hoede te zijn voor bedriegers. De bedoelde bedriegers zijn de ‘misleidende leraren die in deze wereld rondlopen’. Zij beweren dat Jezus Christus niet als een mens van vlees en bloed op aarde is gekomen, we lezen het in 2 Joh.1:7 t/m 9.

In 2 Joh.1:10 en 11 verbiedt de apostel zijn lezers in niet mis te verstane be- woordingen om rondtrekkende leraren die zulke dwalingen omtrent de Here Jezus Christus verkondigen niet binnen te laten en zelfs niet te groeten. Im- mers licht en duisternis verdragen elkaar niet. Als de verlossing door Christus, die onze menselijke natuur heeft aangenomen om ons te redden, niet heeft plaatsgevonden dan is heel de mensheid verloren.

De apostel Paulus verwoordt hetzelfde – wel vanuit een andere situatie en omstandigheden – in 1 Korinthiërs 15:12 t/m 18 waar we lezen: Als u nu het heerlijke nieuws hebt gehoord dat Christus weer levend is geworden, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat er geen enkele dode ooit weer levend wordt? Als zij gelijk hebben, is Christus ook niet uit de dood teruggekomen. En als Hij niet uit de dood teruggekomen is, kunnen wij wel ophouden Hem bekend te maken, dan is het zinloos in Hem te gelo- ven. Erger nog, dan zijn wij bedriegers, omdat wij tegen God in hebben verklaard dat Hij Christus weer levend heeft gemaakt. Als er geen doden weer levend worden, kan dat niet waar zijn. Als er geen doden levend worden, is Christus ook niet weer levend gemaakt. En als Christus niet weer levend geworden is, dan heeft uw geloof geen betekenis en zijn uw zonden niet vergeven. Ja, dan zijn de gestorven gelovigen reddeloos ver- loren.

(9)

De bewering dat Jezus Christus niet als mens van vlees en bloed gekomen is voert naar dezelfde conclusie als de bewering dat geen enkele dode ooit weer levend wordt, namelijk: dan heeft uw geloof geen betekenis en zijn uw zonden niet vergeven. Dan zijn de verkondigers van het evangelie te verge- lijken met ‘bedriegers’. Nee, wij moeten het apostolische getuigenis vasthou- den! Zoals Paulus het heeft verwoordt in Romeinen 8 vers 34: Christus Jezus is immers voor ons gestorven! Wat nog belangrijker is: Hij is uit de dood teruggekomen en zit aan de rechterhand van God, waar Hij voor ons op- komt. Want als Jezus Christus geen menselijke natuur heeft gehad, kon Hij ook Zijn lichaam niet geven aan het kruis, als een verzoening voor al onze zonden (Rom.5:12-21).

De tweede brief van Johannes eindigt met een verklaring van Johannes waar- om de brief zo kort is: Ik hoop naar u toe te komen en er persoonlijk met u over te spreken (vs.12).

Daarover meer in de volgende uitzending.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het is merkwaardigerwijs Herodes die laat aanvoelen wat er geestelijk gebeurt bij de dood van Johannes. Hij had in wezen geen slechte band met de Doper. Want Herodes had ontzag

De Joodse leiders willen Jezus vermoorden omdat Hij een zieke op de sabbat heeft genezen en vooral omdat Hij zegt dat Hij God is!. Na de zondeval van de mens kan de Here God

Want de wet is door Mozes gegeven en de genade en de waarheid zijn door Jezus Christus geworden. Slotzang: Psalm 116 vers 7

[r]

14 En zoals Mozes de slang in de woestijn verhoogd heeft, zo moet de Zoon des mensen verhoogd worden, 15 opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven

Johannes heeft niet alleen ervaren dat Jezus God is, maar hij heeft ook ervaren dat Jezus liefde is… dat liefde ons met elkaar verbindt en ons ook met God (zowel Jezus als de

Doch wij weten dat de Zone Gods gekomen is, en heeft ons het verstand gegeven, dat wij den Waarachtige kennen; en wij zijn in den Waarachtige, namelijk in Zijn Zoon Jezus

Jezus vraagt dan dus aan de vrouw: niet “wie is je man?” Maar: “wie is je God aan wie je trouw bent?” Of beter nog: eigenlijk zegt hij tegen haar: “Zo zijn wíj niet