• No results found

Preek bij Johannes 4 : Gemeente van Christus,

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Preek bij Johannes 4 : Gemeente van Christus,"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Preek bij Johannes 4 : 5 – 42 Gemeente van Christus,

Communicatie is een lastig ding. En daarom ook een studie, en een vak. Want dat mensen elkaar begrijpen en verstaan, dat is niet vanzelfsprekend. Ook al spreek je dezelfde taal. Dat weet u ongetwijfeld uit ervaring. Misverstanden liggen altijd op de loer. Je zegt het één, maar de ander verstaat het ander. Of anders.

En het is nog ingewikkelder, want dat wat je wél hebt gezegd, is ook niet altijd precies wat je bedoelde. Als je begrijpt wat ik bedoel. Dan zeg je het één, maar je bedoelt het ander. Je zegt: “Ik red het wel.” Maar je bedoelt: “Ik kan wel wat hulp gebruiken.”

Zo missen we van elkaar soms de onderliggende boodschap. De vraag achter de vraag. Of we horen maar een deel. Of je vult te snel in wat die ander wel zal bedoelen, en die voelt zich vervolgens niet begrepen. Je praat langs elkaar heen.

Ja, een goed gesprek is een hele kunst. Daarom wordt er in de opleiding tot predikant en bij intervisie veel aandacht besteed aan pastorale gespreksvoering.

Met woordelijke gespreksverslagen – anoniem gemaakt uiteraard - worden pastorale ontmoetingen achteraf in groepsverband geanalyseerd. Om te ontdekken wat er wel en niet geslaagd was in de communicatie, welke afslagen de pastor heeft gemist, welke boodschappen wel of niet zijn opgepikt. Dat is soms confronterend, kan ik u zeggen.

Ik las eens een artikel van een collega-dominee die zijn eerste pastorale gesprek nog eens terughaalde. Tijdens zijn stage had hij een afspraak gemaakt met een dame op leeftijd, die – zo had zijn begeleider gezegd - een tikje vergeetachtig was.

Uitgedost als dominee – jasje, dasje, bijbel in de hand – staat hij voor de deur.

En terwijl mevrouw hem binnenlaat, vraagt zij: “Kom je voor de meterkast?”

Hij legt uit dat hij niet de elektricien is, maar de dominee en zwaait voor de zekerheid nog even met zijn bijbel.

Tijdens het gesprek dat volgt, blijkt het gehoorapparaat van mevrouw niet goed te werken; en terwijl híj een poging doet om de batterijen te vervangen, roept zíj

(2)

uit: “…en de dominee zou vanmorgen nog wel langskomen! Hoe moet dat nou?”

Weer probeert de pastor in opleiding het misverstand uit de weg te ruimen en daarna lijkt het gesprek wat beter te gaan. Na enige tijd besluit hij om af te ronden met een gebed. En nadat hij ‘amen’ gezegd heeft, zegt de vrouw: “Zo, en dan zal ik je nu eindelijk even de meterkast laten zien!”

Tja, een goed gesprek is dus een hele kunst. Het verhaal van de ontmoeting van Jezus met een Samaritaanse vrouw is eigenlijk ook een soort pastoraal gesprek.

En ook hier verloopt de communicatie allesbehalve vloeiend. Er zit behoorlijk wat ruis op de kabel.

Het gesprek vindt plaats bij een waterput in de buurt van de Samaritaanse stad Sichar. Jezus zit uitgeput bij die put. Zijn leerlingen zijn naar de stad om eten te kopen. Het is twaalf uur ’s middags, zinderend warm, en hij heeft dorst.

Als een vrouw uit de stad dan water komt halen bij de put, spreekt Jezus haar aan met de woorden: “Geef mij wat te drinken.” Het gesprek is geopend.

Met het aanspreken van deze vrouw breekt Jezus met twee belangrijke sociale conventies. Hij spreekt als man een onbekende vrouw aan, dat was not done in die tijd. En hij spreekt als Jood een Samaritaanse aan. Terwijl Joden en Samaritanen elkaar doorgaans meden als de pest.

Dat had verschillende redenen, maar één daarvan was theologisch: Samaritanen vereerden wel dezelfde God als de Joden, maar ze hielden er ook nog wat afgoden op na. Én ze accepteerden maar een deel van de Joodse Bijbel. Én ze hadden hun eigen heiligdom op de berg Gerizzim. Terwijl voor Joden er maar één plaats was om God te aanbidden: de tempel in Jeruzalem .

Dus als Jezus deze Samaritaanse vrouw aanspreekt, is dat om twee redenen een regelrechte provocatie. Zij is dan ook hogelijk verbaasd en zegt: “Dat vraagt u aan mij?!” You’re talking to me?!

Het begint dus al meteen met onbegrip. Vervolgens probeert Jezus zijn vraag te verhelderen, maar dat doet hij op nogal cryptische wijze. Hij zegt: “Als u wist wat God wil geven, en wíe het is die u om water vraagt, dan zou u hém erom vragen en dan zou hij u levend water geven.”

(3)

Nu ontstaat er pas écht ruis op de kabel. Vanuit zijn joodse belevingswereld kent Jezus het beeld van God als de bron van levend water. Degene die dorstige mensen laaft. Die meren doet ontstaan in de woestijn. Als een profetisch toekomstbeeld.

Die woestijn, dat is hoe we ons leven en deze wereld soms kunnen ervaren. Als een droogliggend land, waar het moeilijk uit te houden is. Waar je kapotgaat van de dorst.

Niet omdat je lijf vraagt om gewóón water, maar omdat je hele wezen zoekt naar heelheid, heling, omhelzing. Omdat je geest snakt naar kracht, hoop en moed.

Omdat je met hart en ziel smacht naar een zinvol, liefdevol, waardevol bestaan.

Kortom, lévend water: een bron om uit te putten, een stroom om uit te leven.

In die woestijn, die je leven soms kan zijn, daar maakt God het verschil, zegt de bijbel. Als het leven op lijkt te drogen, dood lijkt te lopen, dan weet God een uitweg; leven in overvloed, zelfs voorbij de dood. En dit water is geen tijdelijke dorstlesser, maar een duurzame toekomst.

Maar het is niet alleen toekomstmuziek. Nee, het kan nú al gebeuren. Die bron kan nú al gaan stromen in je eigen leven. Dat wil Jezus zeggen: hij geeft lévend water. Hier en nu. Voor jou en mij. Dus tast toe!

Maar die boodschap komt niet goed over bij de Samaritaanse vrouw. Ze vat zijn woorden te letterlijk op. Ze zegt: “U wilt mij water geven? Hoe wou u dat dan doen? U heeft geen emmer en de put is diep.”

Het is net zo’n misverstand als een paar weken terug bij Nicodemus, die zijn eigen wedergeboorte te letterlijk nam en dus niet begreep. En zoals straks de leerlingen denken dat Jezus ergens een maaltijd heeft gescoord als hij zegt dat hij voedsel heeft, dat zij niet kennen.

Maar de pastor geeft nog niet op. Jezus doet nog een poging en zegt tegen de vrouw: “Iedereen die dít water drinkt zal weer dorst krijgen, maar wie het water drinkt dat ík hem geef, zal nooit meer dorst hebben. Het water dat ik geef, zal in hem een bron worden waaruit water opwelt dat eeuwig leven geeft.”

Maar ook hier kan de vrouw geen chocola van maken. “Nou”, zegt ze, ”dát water wil ik wel. Dan hoef ik niet elke keer naar deze put te lopen om water te halen.” Ze praten nog steeds langs elkaar heen, Jezus en de Samaritaanse. Nog even, denk je, en ze laat hem de meterkast zien. Maar zóver komt het niet…

(4)

Want Jezus besluit om het over een ándere boeg te gooien. Hij geeft het gesprek een wending en vraagt haar om haar mán eens te gaan halen. Waarop zij antwoordt dat ze geen man hééft.

En dan zegt híj: “U hebt gelijk. U heeft geen man. U hebt vijf mannen gehad en degene die u nu hebt, dat is uw man niet.”

Kijk, dat noemen we in jargon: confronterend pastoraat. Niet begripvol meeveren, maar een keiharde spiegel voorhouden: waar ben jij mee bezig?

Dit blijkt het juiste breekijzer voor dit gesprek. De mist trekt op, de lucht begint te klaren. “Nu begrijp ik”, zegt de vrouw, “dat u een profeet bent.”

Jezus confronteert haar, maar niet verwijtend. Hij wil het over de onrust in haar leven hebben. Over haar niet te lessen dorst naar liefde, waardoor ze haar heil zoekt bij Jan en alleman.

Zes mannen heeft ze gehad. Zes! Wie deze mannen zijn, wordt niet verteld. En dus heeft het heeft de fantasie van heel wat uitleggers geprikkeld (mannen natuurlijk). Was zij een prostituee, of een immorele huisvrouw? Ja, die heb je ook.

Of zitten we er daarmee helemaal naast? Is dit misschien óók beeldspraak? Staat deze vrouw eigenlijk symbool voor haar volk en zijn die zes mannen die ze heeft gehad eigenlijk áfgoden die ze heeft aanbeden? Zes foute goden?

Jezus vraagt dan dus aan de vrouw: niet “wie is je man?” Maar: “wie is je God aan wie je trouw bent?” Of beter nog: eigenlijk zegt hij tegen haar: “Zo zijn wíj niet getrouwd, niet écht verbonden.”

Want Jezus is dus man nummer zéven in haar leven. Hij is nummer zeven, getal van de voleinding. Hij is representant van de echte God. Hij is de ware Jakob.

En langzaam zal de vrouw de stem van haar bruidegom gaan verstaan.

Dat het hier over goden gaat en niet over mannen, dat blijkt ook wel uit het feit dat de vrouw Jezus’ vraag herként als een religiéuze vraag. En Jezus als profeet.

Zij schakelt dan ook direct over op de vraag waar God aanbeden kan worden: in Jeruzalem – zoals de joden geloven - of op de berg Gerizzim – zoals de Samaritanen doen? Wie heeft er gelijk? Waar is God bereikbaar?

(5)

In zijn antwoord relativeert Jezus het belang van deze heilige plaatsen: want wie God aanbidt in de goede geest, met de juiste focus, met liefde voor de waarheid, die kan hem overál aanbidden. Daar heb je geen heiligdom voor nodig. Dat heiligdom, dat zijn wijzélf, of niet…

Een bekende theoloog zei eens: “God gaat niet naar de kerk als wij naar de kerk gaan.” Dat klinkt misschien wat cru. Mogen we na een half jaar eindelijk weer naar de kerk, vraagt de dominee zich hardop af of God hier óók is.

Nou, laat ik het zo zeggen: het is niet vanzelfsprekend. Ubi caritas et amor, Deus ibi est, horen we straks bij het avondmaal: waar zorgzaamheid is en liefde, dáár is God. Dus niet in een stenen gebouw, maar in mensen die om elkaar geven.

Dit gebouw kunnen we goed gebruiken, en ik ben blij dat u hier bent, laat daar geen misverstand over bestaan: ik heb u erg gemist. En u thuis, hopelijk bent u hier binnenkort ook weer van de partij. Maar deze kerk is alleen een gódshuis, als wij een liefdevolle gemeenschap met elkaar vormen. Ubi caritas, Deus ibi est.

Jezus zegt: wie God aanbidt in Geest en in waarheid, op welke plek dan ook, die laaft zich aan de bron van levend water. Sterker nog, die wordt zèlf die bron!

En zó gaat het ook met de Samaritaanse vrouw. Na de nodige spraakverwarring herkent zij Jezus nu als de Messias, als haar verlosser, als haar ware Jakob. Hij is haar ware bruidegom. Want hij kent haar als geen ander, en wijst haar de weg.

De weg naar het ware leven: een zinvol, liefdevol en waardevol bestaan.

Zo gaat in haar zélf een bron stromen van levend water. Ze laat haar kruik staan en keert meteen terug naar de stad. Ze laat haar kruik staan: want ze heeft ‘m niet meer nodig.

Zij heeft haar levensdorst gelest, wat moet zij verder met water uit de put?

Andere mensen kunnen voortaan uit háár putten! Anderen die óók dorsten naar het ware leven: zinvol, liefdevol, waardevol.

En zo wordt deze Samaritaanse vrouw van een onwetende tot een getuige. En ze roept tegen iedereen die het maar wil horen: “Kom mee, er is iemand die alles van mij weet. Zou dát niet de Messias zijn?”

(6)

Er is iemand die alles van mij weet, en die mij toch neemt zoals ik ben. Die mij liefheeft. Die mij in zijn dienst wil nemen.

En zo brengt zij ánderen naar de bron, om eindelijk echt hun levensdorst te lessen. En aan de respons te zien, was de dorst groot. Want velen komen tot geloof. De vrouw bij de bron stróómt niet alleen, ze zaait én oogst tegelijk.

Dit alles roept natuurlijk ook de vraag op: hoe zit het met jouw levensdorst?

Waar probeer je die te lessen? En jouw levenshonger? Hoe probeer je die te stillen?

Leef je bij de waan van de dag, op water en brood? Of leef je je leven in het licht van de eeuwigheid, met levend water en brood des levens? Zinvol, liefdevol, waardevol?

Aan áfgoden geen gebrek, in onszelf en om ons heen, maar met welke Gód ben je nu eigenlijk getrouwd?

Ben je nog altijd op zóek naar bevestiging en eigenwaarde, of ben je al gevónden door iemand die alles van je weet en toch van je houdt zoals je bent?

Die ons in zijn dienstwerk heeft gewild, die het gewaagd heeft onze hand te vragen. Om bij te dragen aan de grote oogst, zaaiend en maaiend?

Dít verhaal van Jezus en de vrouw bij de bron nodigt óns uit om zélf te herbronnen. Te zien of het ook kan gaan stromen in jouw eígen leven.

Het is een uitnodigend verhaal. En gelukkig heeft de evangelist Johannes hier een fraai woordelijk gespreksverslag van gemaakt. Daar kunnen dominees in opleiding dan weer wat van leren! En hópelijk wij állemaal…

Amen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat is niet te harmoniseren voor ons, maar de schrijvers van het Nieuwe Testament - we zagen Johannes, Paulus en de onbekende schrijver van de Hebreeënbrief, gebruiken al die

1000 Brussel Omar Rose Studio Summerschool dans en mentaal welzijn voor Brusselse jongeren 1020 Brussel -.. Laken

De zonen van Cheet kunnen verder zijn rug op en Efron mag in zijn vuistje lachen: Abraham heeft grond onder de voeten en een plek om zijn geliefde dode te begraven.. Inderdaad

Zoals deze serie zondagen begon op een berg, zo eindigt hij ook: we lezen hoe Jezus vanaf een berg in Galilea zijn leerlingen eropuit stuurt om iedereen over hem te vertellen, en

Een gouden oud gezang begint met: “Als g' in nood gezeten, geen uitkomst ziet, wil dan nooit vergeten, God verlaat u niet.” Wie niet sterk is, hoeft niet slim te zijn maar mag

Vervolgens heb ik als een bezetene opgeruimd, heb dingen in huis veranderd, ben ik meer gaan sporten, ging ik erop uit, leuke dingen doen waar ik mezelf normaal de tijd niet

Het is de bedoeling dat Govert, Marlies en Eliana in het voorjaar van 2015 voor ruim 2 maanden naar Nederland komen.. We zullen u op de hoogte houden als er meer

Daarin leest u informatie over het thema waar de kinderen op school mee bezig zijn, wat u thuis met uw kind kunt doen en de gebeurtenissen.. in