• No results found

[Uitzending 1039: Amos 3:1 t/m 6]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1039: Amos 3:1 t/m 6]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1039: Amos 3:1 t/m 6]

In Amos 3 geeft de profeet Amos de verklaring, waarom hij met zo’n dreigende boodschap onder de inwoners van het Tienstammenrijk Israël optrad. Er is geen verschijnsel of het heeft een oorzaak en er is geen oorzaak, of het heeft een gevolg. Zo heeft ook het profeteren van Amos een oorzaak, namelijk: dat Amos Gods geheime raad heeft mogen doorgeven, die het oordeel besloten heeft. Omgekeerd heeft dit tot gevolg, dat Amos moet profeteren, hij kan het niet laten. Amos 3 vers 1 en 2: Luister! Dit is uw vervloeking! De HERE heeft die uitgesproken tegen Israël en Juda, tegen het hele volk dat Hij uit Egypte bevrijdde: Uit alle volken heb Ik uitsluitend u gekozen. Daar- om moet Ik u des te zwaarder straffen voor al uw zonden. In vergelijking met de vorige hoofdstukken houdt de profeet zich nu niet meer bezig met het oordeel over de andere volken, maar in het bijzonder met het oordeel over Israël en Juda, tegen het hele volk dat Hij uit Egypte bevrijdde.

In vers 1 vinden we in de Hebreeuwse tekst dezelfde aanhef als in Amos 5:1 en Amos 8:4.

Zoals we in de vorige uitzending al aangaven spreekt de HERE door Amos te- gen Israël en Juda, tegen het hele volk dat Hij uit Egypte bevrijdde. Het is prachtig om te zien dat een profeet de mond van God mag zijn. Amos leeft zich zo in, dat hij in vers 1 de HERE sprekende invoert met de woorden: Uit alle volken heb Ik uitsluitend u gekozen. Daarom moet Ik u des te zwaar- der straffen voor al uw zonden. Dat de HERE Israël heeft uitgekozen gaat ook terug op Gods belofte aan Abraham. In Genesis 18 vers 18 en 19 zegt de HERE: Want uit Abraham zal een groot volk voortkomen en hij zal voor alle volken een zegen zijn. Ik heb hem uitgekozen. Zijn kinderen en ver- dere nakomelingen zullen Mijn naam in ere houden, zodat Ik hun alles kan geven wat Ik heb beloofd. In het woord ‘uitkiezen’ zit ook iets van apart zetten voor een bepaalde taak. In Exodus 19 vers 5 en 9 zegt de HERE tegen Mozes: Als u Mij gehoorzaamt en uw deel van ons verbond naleeft, zult u Mijn eigendom zijn tussen alle andere volken, want de hele aarde is Mijn bezit. U zult een koninkrijk van priesters van God en een heilig volk zijn.

(2)

Hetzelfde lezen we over de christelijke gemeente in 1 Petrus 2 vers 9: U bent door God uitgekozen om koninklijke priesters te zijn, mensen die voor God zijn afgezonderd om overal te vertellen hoe goed en groot Hij is die u geroepen heeft om vanuit de duisternis naar Zijn heerlijk licht te ko- men. Als Petrus refereert aan de woorden van de HERE uit het OT dan zien we dat het afzonderen of uitgekozen worden niet de bedoeling heeft om een besloten groep mensen te zijn. Nee, de HERE heeft Zijn volk uitgekozen, af- gezonderd om overal te vertellen hoe goed en groot Hij is. In Amos 3 be- vestigt de HERE: Uit alle volken heb Ik uitsluitend u gekozen. Toch trekt de HERE daaruit precies de tegenovergestelde conclusie. Terwijl de Israëlieten uit het uitgekozen zijn afleiden, dat de HERE altijd aan de zijde van Israël staat, zegt de profeet Amos, dat juist om die reden

Israëls zonden des te zwaarder gestraft zullen worden. In het vervolg wordt duidelijk waarom de HERE dit zegt.

De HERE zal Israël des te zwaarder straffen voor al hun zonden. Er zal ook geen uitstel meer zijn. Toch openbaart de HERE aan Zijn knecht Amos, wat Hij gaat doen. Net zoals de HERE aan Abraham openbaarde, hoe Hij ging handelen met Sodom en Gomorra. Dat is de HERE niet verplicht, maar Hij doet het en vertraagt als het ware de uitvoering van Zijn vonnis om – menselijk gezegd – ruimte te bieden voor twee dingen, namelijk: voor de voorbede en de boodschap aan een zondig en schuldig volk. De HERE kan in Zijn grote ge- duld zo lang wachten dat de mensen gaan denken: ’het valt wel mee’ of ‘het gaat niet door’. Maar Amos moet waarschuwen dat het niet mee zal vallen. Er zullen zeker Israëlieten zijn geweest die gevraagd of gedacht hebben: Dat doet de HERE nooit, wij zijn toch Gods volk? Maar Amos zegt: Juist daarom, het ene is met het andere verbonden. Om dat aan te tonen, stelt de profeet in Amos 3:3 t/m 6 een aantal eenvoudige vragen.

Laten wij bij deze woorden bedenken dat waarschuwingen in Gods Woord over het oordeel, een manier zijn waarmee de HERE Zijn genade wil tonen.

Zelfs in Zijn woede is God genadig, Hij waarschuwde Zijn volk altijd door pro- feten voordat de HERE tot de eigenlijk uitvoering overging.

(3)

En waarschuwingen over zonde en oordeel zijn vandaag niet verjaard en gel- den vandaag net zo goed voor mensen als ze in het OT voor Israël golden.

Amos 3 vers 3: Want hoe kunnen wij met elkaar praten als uw zonden ons scheiden en wij het niet eens worden? Israël zegt: wij zijn Gods volk. Maar hoe kunnen twee met elkaar praten als ze gescheiden zijn en het niet eens worden met elkaar? Vanuit het Hebreeuws kunnen we ook vertalen: Gaan er twee samen, zonder dat zij bijeen gekomen zijn? Toen Amos na zijn on- heilsprofetieën de zwaarste beschuldigingen en de ergste straf over Israël had uit gesproken, hebben zijn hoorders zeker geërgerd gereageerd. De HERE zal toch Zijn eigen volk niet zo zwaar straffen! Israël was immers Gods uitverko- ren volk, waarmee de HERE in een bijzondere relatie leefde. Amos ontkent de bijzondere relatie van de HERE met Israël niet, de relatie is zo intiem dat ze vergeleken kan worden met een huwelijk. Maar, en dat vergaten de Israëlie- ten, die bijzondere relatie betekent niet alleen een bijzonder voorrecht, maar ook een bijzondere verantwoordelijkheid. Juist als leden van Gods volk zal de HERE hun zonden des te zwaarder aanrekenen en straffen.

In de verzen 3 t/m 8 gaat Amos nu in op de tegenwerping dat de HERE Zijn volk niet zo zwaar zal straffen en dat de profeet niet het recht had zulke zware oordelen aan te kondigen. In vers 3 t/m 8 geeft Amos een aantal voorbeelden uit het dagelijks leven, waarin hij met retorische vragen laat zien dat er niets in de natuur of in de mensenwereld gebeurt, of het is de consequentie van iets dat er aan vooraf is gegaan. Het eerste voorbeeld in vers 3 en het laatste in vers 6 zijn voorbeelden uit het leven van mensen, daar tussen in staan vier voorbeelden uit de dierenwereld. Bij de eerste vijf wordt eerst de consequentie genoemd en daarna wat vooraf gegaan moet zijn, in vers 6 is het precies om- gekeerd. In vers 3 lazen we: Want hoe kunnen wij met elkaar praten als uw zonden ons scheiden en wij het niet eens worden? De sterkking van deze woorden is: Twee mensen kunnen alleen samen op weg gaan als zij el- kaar eerst ergens hebben ontmoet. En daarbij, om samen op weg te gaan, is het niet direct nodig om het overal met elkaar eens te zijn. Daarom kies ik voor de variante vertaling vanuit het Hebreeuws: Gaan er twee samen, zon-

(4)

Wel moeten ze elkaar hebben ontmoet, anders kun je niet samengaan. Als de HERE Zich bekend maakt zijn Zijn woorden niet vrijblijvend. Het horen en le- zen van Gods Woord heeft consequenties.

Een mens die met het Woord van God is opgegroeit en het van huis uit heeft meegekregen, heeft een grotere verantwoordelijkheid dan iemand die dat niet heeft. Dat maakt de HERE aan Israël duidelijk door de profeet Amos. God maakt het duidelijk dat Hij hen vanwege hun ongerechtigheden zal straffen.

Dat is vandaag niet anders! Mensen horen mogelijk graag over de liefde van God praten en Zijn liefde die in Jezus Christus is geopenbaard, is ook prach- tig, maar de HERE is niet alleen een God van liefde. Hij is ook een heilig God, voor wie de zonde niet kan bestaan en onverzoend kan blijven. Zeker, op Gods liefde mag een gelovige rusten en zich er in verheugen. Gods liefde is openbaar geworden in het geven van Zijn Zoon, aan het kruis tot een volko- men verzoening van al onze zonden. Als die liefde van de HERE wordt ver- worpen, blijft er niets anders over dan bestraffing.

De apostel Paulus schrijft in 1 Korinthiërs 15 vers 3 en 4: Het belangrijkste van het goede nieuws (het evangelie) dat ik heb ontvangen en u heb doorgegeven, is dit: Christus is voor onze zonden gestorven, zoals voor- zegd is in de Boeken. Hij werd begraven en is op de derde dag weer le- vend gemaakt, wat ook in de Boeken stond. En verderop in vers 11 t/m 21:

En het gaat niet om hen of mij. Waar het om gaat, is dat wij allemaal het- zelfde goede nieuws hebben gebracht en dat u het hebt aangenomen.

Als u nu het heerlijke nieuws hebt gehoord dat Christus weer levend is geworden, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat er geen enkele dode ooit weer levend wordt? Als zij gelijk hebben, is Christus ook niet uit de dood tereggekomen. En als Hij niet uit de dood teruggekomen is, kunnen wij wel ophouden Hem bekend te maken, dan is het zinloos in Hem te geloven. Erger nog, dan zijn wij bedriegers, omdat wij tegen God in hebben verklaard dat Hij Christus weer levend heeft gemaakt. Als er geen doden weer levend worden, kan dat niet waar zijn. Als er geen do- den levend worden, is Christus ook niet weer levend gemaakt. En als Christus niet weer levend is geworden, dan heeft uw geloof geen bete- kenis en zijn uw zonden niet vergeven.

(5)

Ja, dan zijn de gestorven gelovigen reddeloos verloren. Als wij alleen voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij meer te beklagen dan wie ook. Maar zo is het gelukkig niet! Christus is weer le- vend gemaakt, als eerste van de velen die gestorven zijn. Want zoals de dood door één mens is gekomen , is ook het nieuwe leven dankzij één mens gekomen. Voordat de HERE de zonde ongestraft zou laten, heeft God ze verzoend door de kruisdood van Zijn Zoon. Als een mens er voor kiest om het offer van Christus niet te aanvaarden, dan is hij of zij zelf verantwoordelijk voor de consequenties en moet Gods oordeel over zijn of haar zonden zelf dragen. Maar aan een verzoenigsoffer voor de HERE worden strenge eisen gesteld. Geen mens kan aan Gods eisen voldoen, alleen de Here Jezus Chris- tus, Hij was volmaakt en zonder zonden.

Amos 3 vers 4: Zou Ik zonder reden brullen als een leeuw? Geloof Mij, Ik bereid Mij voor u te vernietigen. Zelfs een jonge leeuw laat door zijn grommen al merken dat hij voedsel heeft. In vers 4 lezen we twee voor- beelden uit het dierenrijk, namelijk: over een volwassen leeuw en een jonge leeuw. Amos gebruikt als eerste het voorbeeld van een volwassen leeuw die brult in de struiken als hij een prooi voor zich ziet die hij met zijn gebrul wil ver- lammen. In Jesaja 5 vers 29 lezen we: Zij brullen als leeuwen en storten zich op hun prooi. Zij overvallen Mijn volk en voeren het gevankelijk weg, zonder dat er iemand is die het redt. En in Ezechiël 22 vers 25: Uw konin- gen hebben tegen hun onderdanen samengespannen als brullende leeuwen die hun prooi bespringen. Zij beroven velen van het leven, zij stelen schatten en waardevolle voorwerpen. Door hun toedoen komen er steeds meer weduwen in het land. En jonge leeuw gromt alleen in zijn hol, als hij de gevangen buit aan het verorberen is. De voorbeelden moeten de Israëlieten er van overtuigen dat de HERE Zich aan het voorbereiden is om de overtreders te vernietigen. God heeft met Israël een verbond gesloten, maar dan moeten de Israëlieten zich er wel aan houden, maar dat doen en willen ze niet en dan zijn de gevolgen desastreus. De situatie is zoals Amos in vers 3 namens de HERE heeft aangegeven: Want hoe kunnen wij met elkaar praten als uw zonden ons scheiden en wij het niet eens worden?

(6)

Met andere woorden: kunnen er twee samen oplopen, als ze steeds ruzie hebben, zonder dat zij het eens zijn geworden? Een mens kan met de HERE wandelen als hij of zij doet wat de HERE vraagt. Het betekent niet dat de HE- RE komt vragen of je alstublief wil doen wat Hij vraagt. Nee, door de zondeval en afval van God liggen wij mensen allemaal midden in de dood. Als de HERE ons niet te hulp komt zijn wij allemaal reddeloos verloren. In die situatie komt de HERE met Zijn aanbod van liefde en verzoening door Jezus Christus. Wij mensen zijn niet in de positie om het aanbod van de HERE goed of af te keu- ren, het is er op of eronder. Of wij aanvaarden Gods aanbod van liefde en ver- zoening in Christus of wij wijzen het af, met alle gevolgen van dien. Luisteraar, als u, jij en ik in geloof met de HERE willen leven en wandelen, dan zullen wij naar Hem toe moeten gaan en het met Hem eens moeten worden. Zo niet dan gaat een mens zijn eigen weg. Die weg lijkt nu misschien prachtig en goed, maar zonder de HERE eindigt die weg letterlijk in de dood en wel te verstaan in de ‘tweede dood‘ uit Openbaring 20:14 en 15. Het brullen en grommen van de leeuwen in vers 4 geven aan dat het zeker zal gebeuren. Brult een leeuw zonder dat hij prooi heeft? Laat een jonge leeuw zijn gegrom horen uit zijn hol, tenzij hij iets te eten heeft? Op beide retorische vragen is het antwoord: nee!

Er is altijd een oorzaak en een gevolg. Het oordeel van God over de zonde van de mensen zal komen!

Amos 3 vers 5: Een val klapt pas dicht als iemand erop gaat staan, uw straf is welverdiend. In een andere vertaling lezen we: Schiet een vogel neer op het klapnet op de aarde, zonder dat er een lokaas voor hem is?

Vliegt het klapnet op van de grond, zonder dat het iets vangt? Ook hier zien we het principe van oorzaak en gevolg. Een vogel vang je niet zonder een val of klapnet met lokaas. En als je met een val op een bepaalde plek steeds niets vangt dan zet je hem ergens anders neer. Want als je een val zet, dan verwacht je er ook iets mee te vangen. Gods oordeel komt niet zomaar, uw straf is welverdiend.

Amos 3 vers 6: De alarmklok heeft geluid. Luister en wees bang! Zal in uw land een ramp gebeuren zonder dat Ik daar de hand in heb?

(7)

In vers 6 staat eerst wat voorafgaat, het alarm blazen op de ramshoorn of het luiden van de alarmklok. Daarna lezen we over het gevolg: Luister en wees bang! Het is de schrik die het alarm teweegbrengt bij de bewoners van de stad. Door in vers 6 een andere volgorde te kiezen wil Amos aangeven dat nu de eigenlijke bedoeling van zijn woorden duidelijk zal worden. In de He-

breeuwse tekst komt dat uit in een andere vraagvorm dan die van de vragen waarmee de vijf vorige voorbeelden werden gegeven. In vers 6b – het zeven- de voorbeeld – concludeert Amos waar het hem in eerste instantie om gaat, namelijk: Er gebeurt in het land geen ramp, zonder dat de HERE dat heeft bewerkt. In de situatie, waarin de profeet in Amos 3 antwoord geeft op de kritiek vanuit het volk tegen zijn oordeelsprediking, betekenen deze woorden:

Als straks het aangekondigde oordeel plaatsvindt – bijvoorbeeld de aardbeving – dan zullen de Israëlieten moeten weten dat de HERE hun daarmee Zijn straffend oordeel zendt. Maar dat oordeel komt niet onvoorbe- reid, want de HERE doet niets zonder dat Hij Zijn verborgen plannen eerst aan Zijn knechten, de profeten, heeft bekend gemaakt. Daarmee zegt Amos ook:

ik ben één van die profeten. Amos brengt de boodschap over, als spreker na- mens God, aan het volk. Hij heeft er niet zelf voor gekozen om de inwoners van het Tienstammenrijk Israël en het Tweestammenrijk Juda de oordelen van de HERE aan te zeggen. We weten het nog uit Amos 7 vers 14 en 15, waar Amos antwoordde: Ik ben niet echt één van de profeten. Ik kom ook niet uit een profetenfamilie. Ik ben gewoon een herder en fruitplukker. Maar de HERE haalde mij weg uit het herdersbestaan en zei: U moet gaan pro- feteren voor Mijn volk Israël.

‘De alarmklok heeft geluid. Luister en wees bang!’ Want de HERE heeft gezegd dat Hij het volk gaat oordelen, en het oordeel is op komst. Maar de inwoners van Israël en de hoofdstad Samaria zijn niet blij met de boodschap van Amos. De boodschap van de profeet had effect moeten hebben op hun leven, maar ze luisteren niet naar Amos. Laten we alles van de eerste zes verzen nog eens op een rijtje zetten. Als een leeuw brult, dan is dat toch een teken dat hij een prooi heeft gevonden? Als de alarmklok heeft geluid in de stad, dan schrik je toch!

(8)

En als er een ramp gebeurt in het land of in de stad, dan zit daar toch de hand van de HERE achter, die de zonde van Zijn volk bezoekt. Zó vergaat het Amos. Hij profeteert en kondigt de oordelen aan. Maar hij doet dat niet zo- maar. Daar zit wat achter. Daar zit God Zelf achter, de HERE, de God van het Verbond, die doet wat Hij heeft gezegd. En wat heeft de HERE dan bij de ver- bondssluiting gezegd? We lezen het in Lev.26 en Deutr.28.

Net als in Lev.26 begint Deutr.28 met de zegeningen en eindigt met de ver- vloekingen. Daarbij valt het op dat het gedeelte over de vervloekingen veel langer is dan het gedeelte over de zegeningen. Gods oordeel komt niet zo- maar uit de lucht vallen. Er zijn duidelijk afspraken, waarschuwingen en voor- aankondigingen, maar als een mens of volk niet wil luisteren dan voert de HERE Zijn straffen uit.

Luisteraar, voelt u de klemmende kracht van de woorden die we lazen? Die klem is er enerzijds naar de kant van Amos. Er is een geweldige overmacht in het spreken van de HERE, dat Amos heeft gehoord. Hij moet profeteren, hij kan niet anders. Amos is er diep van overtuigd dat hij zijn mond niet kan hou- den. Iedereen die zo door de HERE wordt gegrepen die gaat profeteren. En daar is niets van Amos zelf bij. Hij is door de HERE in dienst genomen om voor Israël te profeteren. En dat is ook klemmend voor het Tienstammenrijk Israël. Het zijn geen woorden van Amos, al willen de tegenstanders zich er zich op die manier wel van af maken. Maar dan lijkt Israël op een weerloos dier, dat het gebrul van een leeuw niet heeft gehoord. Maar, dat komt in de natuur nooit voor. Op het brullen van een leeuw gaat er een siddering door al- le dieren. Zal dat dan in Israël anders zijn als de HERE Zijn stem verheft en brult als een leeuw? En bij ons?

Daarover meer in de volgende uitzending, we lezen dan Amos 3:7 t/m 4:1.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Paulus en Apollos hebben niet zelf besloten wat voor functie zij in Korinthe zouden willen bekleden, maar de HERE heeft hen naar Zijn plan gebruikt in de verkondiging van

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

Daarbij is niet alleen gedacht aan de gebo- den die in de voorgaande verzen gegeven zijn, maar zoals vers 23 laat zien gaat het om alle geboden die de Israëlieten al ontvangen

Voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen.’ Satan denkt dat Job de HEERE zal vervloeken als hij alles kwijt raakt, omdat (volgens satan) zijn geloof alles te maken heeft

Sanballat, Tobia, de Arabier Gesem en alle andere vijanden van Nehemia en zijn landgenoten doen al het mogelijke om het volk van de HERE bij de herbouw van de tempel en de muur

Zacharia zegt in vers 12: En Juda zal de erfenis van de HERE in het heilige land zijn, want God zal er nogmaals voor kiezen Jeruzalem te troosten en allen die in haar wonen,

Ze beroepen zich op het edict van koning Cyrus, uitgevaardigd toen hij koning werd van Babel, waarin hij toestemming bevel gaf voor de herbouw van de tempel.. Ezra 5 vers 14 en

Amos 5 vers 5: Zoek niet de afgoden van Betel, Gilgal of Berseba op, want de inwoners van Gilgal zullen als ballingen worden weggevoerd en de inwoners van Betel zullen verloren