• No results found

[Uitzending 1181: Zacharia 2:6 t/m 13]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1181: Zacharia 2:6 t/m 13]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1181: Zacharia 2:6 t/m 13]

In een vorige uitzending hebben we al aangegeven, naar aanleiding van de indeling van de Hebreeuwse Bijbel ten opzichte van onze indeling, dat de laat- ste verzen van Zacharia 1 – de verzen 18 t/m 21 – in de Hebreeuwse Bijbel bij hoofdstuk 2 worden gerekend, zodat het eerste hoofdstuk van Zacharia eindigt na vers 17. Daarmee telt Zacharia 2 in de Hebreeuwse Bijbel ook 17 verzen.

In onze vertaling gaat hoofdstuk 2 maar tot en met vers 13, met de vier verzen uit hoofdstuk 1 (vs.18 t/m 21) bestaat Zacharia 2 in de Hebreeuwse Bijbel ook uit 17 verzen. Een combinatie van de slotverzen van Zacharia 1 met Zacharia 2:6 t/m 9 is dan minder vreemd. Binnen het geheel van de visioenen of nacht- gezichten horen het tweede en derde visioen bij elkaar. We krijgen dan het volgende beeld met betrekking tot het tweede en derde visioen: eerst wordt beschreven, wat de profeet Zacharia in de beide visioenen heeft gezien, terwijl daarna de verklaring volgt. We lezen dan in Zacharia 2:6 t/m 9 de verklaring van het tweede visioen, en in Zacharia 2:10 t/m 13 de verklaring van het derde visioen of nachtgezicht.

Zacharia 2 vers 6 en 7: Gauw, vooruit, vlucht weg uit Babel, spoort de HERE alle ballingen daar aan. Ik heb u uiteengejaagd naar alle vier de windstreken, maar zal u weer bij elkaar brengen. Vooruit, vlucht nu naar Sion! In vers 6 is het eigenlijke visioen voorbij. Een visioen waarin voor de ex- ballingen en verder voor alle gelovigen van alle tijden met machtige woorden en beloften is geprofeteerd, hoe Jeruzalem wordt uitgebreid, beveiligd en weer Gods woonplaats wordt. Over deze blijde boodschap van verlossing en terug- keer. Van aanneming en herstel, van Gods eeuwige liefde en onvergankelijke trouw mag het geloof zich verblijden. Maar het werk van de HERE gaat nog verder. Dat blijkt vanaf vers 6, waarin de toezeggingen van het tweede en derde visioen worden verduidelijkt en uitgebreid. Het valt op dat de Joodse ballingen dringend worden opgeroepen om Babel te ontvluchten. Toch moeten we deze oproep niet uitleggen als een overhaaste vlucht. Een vlucht die met alle verschrikkingen er omheen, wordt ondernomen om aan een nog erger lot te ontkomen. Het is een aansporing tot een vlucht naar de vrijheid, terug naar huis, naar Juda, Jeruzalem, naar Sion en het is een aansporing van de HERE.

(2)

Gods oordeel over de vijand zal hun bevrijding brengen en niets zal hun ver- lossing in de weg staan of verhinderen. Daarom worden zij met een dringende aansporing opgeroepen Babel te ontvluchten: Gauw, vooruit, vlucht weg uit Babel! Met zo’n oproep van de HERE vatten de ballingen weer moed en kun- nen ze met hun leven verder. Want de aansporing sluit mooi aan op de hoofd- gedachte van het tweede visioen, de HERE zal de vijanden vernietigen. Als Zacharia hoort en ziet wat de HERE gaat doen met Juda, Jeruzalem en Zijn tempel, dan kan de vraag opkomen of er niet te vroeg wordt gejuicht. Want als alles klaar is in Juda en Jeruzalem en de HERE Zelf als een muur van vuur rondom de stad is, komen er dan wel Israëlieten naar Sion en Jeruzalem?

De meeste Joden bleven toch in Babel. Juda, Jeruzalem en Sion kan nog zo aantrekkelijk zijn, maar als er niemand van plan is vanuit Babel naar Sion te vluchten hoe moet het dan verder? En als Israëlieten wel gehoorzaam zijn aan de oproep en aansporing van de HERE dan komen zij voor die muur van vuur te staan. Want die muur biedt wel veiligheid voor wie binnen zijn. Maar hoe kom een mens daar doorheen als hij of zij van buiten komt? Dan kom je te staan voor dat verterende vuur. In Hebreeën 12:28 en 29 lezen we: Omdat wij een blijvend vaderland krijgen, moeten wij dankbaar zijn en God dienen zoals Hij het graag wil, met eerbied en ontzag. Want onze God is een ver- terend vuur. In zowel het OT als het NT gaat het om dezelfde God, namelijk:

de God en Vader van de Here Jezus Christus, in eenheid met de Heilige Geest, de Drie-enige God. Ook Israëlieten die uit de ballingschap komen heb- ben reiniging en verzoening nodig die de HERE wil schenken, maar niet alleen zij. Ook de niet-Joden die de HERE geroepen heeft, roept en roepen zal heb- ben dezelfde reiniging en verzoening nodig. Daarom vinden we in het nieuwe Jeruzalem, de stad van God, zowel Joden als niet-Joden. Dat is wat we lezen in Zacharia 2 vers 11a: In die tijd zullen talloze volken zich tot Mij bekeren en ook zij zullen Mijn volk zijn en Ik zal bij hen wonen.

Misschien is dat wel het grootste wonder, we lazen het in het derde visioen: de HERE zorgt Zelf voor inwoners van het nieuwe Jeruzalem! ‘In die tijd’, dan denk ik als eerste aan het Pinksterfeest, toen de Heilige Geest werd uitgestort over alle mensen (Hand.2:17e.v.) en de Here Zijn discipelen, profeten en

(3)

apostelen uitzond om het evangelie te verkondigen tot in de verste uithoeken van de wereld. Vóór die tijd kwamen er ook mensen tot geloof, maar waren het vaak enkelingen, maar sinds de Pinksterdag komen ze van Oost en West, van Noord en Zuid: een kamerling uit Ethiopië, Lydia de purperverkoopster in Filippi. Het Goede Nieuws is ook voor de andere volken, voor Parten, Meden, Elamieten, inwoners van: Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Korinthe en Efeze, Macedoniërs en Romeinen. Mensen uit Pontus, Asia, Frygië en Pam- fylië, uit Egypte en de streken van Libië bij Cyrene. Joden en Jodengenoten, Kretenzen en Arabieren en alle anderen. De HERE voegt hen toe tot het die ontelbare menigte wordt, de schare die niemand tellen kan, waarover we lezen in Openbaring 7 (vs.9).

Ik moet ook denken aan de rijke belofte voor Israël en de wereld uit Jesaja 9 vers 1 t/m 6, waar we lezen: Het volk dat in de duisternis leeft, zal een groot Licht zien, en over hen die wonen in het land waar de dood heerst, zal een Licht opgaan. Want Israël zal weer groot worden gemaakt en blij zijn, zoals men in de oogsttijd blij is of zoals overwinnaars blij zijn als zij de buit verdelen. Want God zal de ketens van dit volk breken en de zweep die het slaat, kapotmaken zoals Hij ook deed toen grote groepen Midjanieten door Gideons kleine bende werden verslagen. Op die glori- euze dag van vrede zal het oorlogstuig niet meer worden gebruikt, de met bloed doordrenkte mantels en de dreunende laars zullen worden verbrand. Want een Kind is ons geboren, een Zoon werd ons gegeven en de heerschappij zal op zijn schouders rusten. Dit zullen zijn koninklijke titels zijn: Wonderbare Raadgever, Machtige God, Eeuwige Vader, Vre- devorst. Aan zijn vredevolle bewind zal nooit een einde komen. Vanaf de troon van zijn vader David zal hij rechtvaardig regeren. Hij zal alle volken van de wereld rechtvaardigheid en vrede brengen. En dit alles zal gebeu- ren omdat de brandende liefde van de HERE van de hemelse legers Zich heeft voorgenomen dit te doen! Dat is Gods werk en dat gaat ook vandaag nog steeds door. Het is misschien wel het meest moedgevende van de visioe- nen of nachtgezichten van Zacharia. Want nu heeft al het werk in dienst van het Evangelie zin. Immers God verandert mensen en Hij zorgt er Zelf voor dat het nieuwe Jeruzalem vol komt met de schare die niemand tellen kan. God

(4)

doet dat ook vandaag! De HERE zorgt er óók voor dat Zijn volk Israël weer bij elkaar komt. God zal het doen, Hij heeft er de macht en de majesteit voor!

Zacharia 2 vers 8 en 9: De HERE van de hemelse legers, vol macht en ma- jesteit, heeft mij naar de volken gestuurd door wie u werd onderdrukt.

Want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan. Ik zal hen onder Mijn vuist verpletteren en zij zullen een prooi worden voor hun knechten. Dan zult u weten dat de HERE van de hemelse legers mij heeft gestuurd. Het oordeel over de vijanden komt. De volken die Israël onderdrukt hadden en waartoe de HERE hen ook had gebruikt, hebben dat buitensporig zwaar gedaan en daar is de HERE niet over te spreken (Zach.1:15). De HERE houdt de volken die Hij gebruikte om Israël tot inkeer te brengen, verantwoordelijk voor hun mis- daden. Kort gezegd: de HERE heeft hen geen opdracht gegeven Zijn volk uit te moorden, leeg te plunderen en alle tempelschatten te roven. Zij zijn over een grens gegaan en hebben Gods oogappel aangeraakt. Want zo wordt Israël genoemd in vers 8. We lezen het ook in Deuteronomium 32 vers 8 t/m 11: Toen God de wereld tussen de volken verdeelde, gaf Hij elk een vast gebied. Hij stelde de grenzen vast naar het getal van de zonen van Israël.

Maar Israël behoort de HERE toe, het is het erfdeel van de HERE! Hij be- schermde Israël in de wildernis, in een streek die huilt van eenzaamheid, als Zijn eigen oogappel. Hij spreidde Zijn vleugels over Israël uit, net als een arend zijn jongen op de vleugels neemt en zo beschermt. Zo doet de HERE met Zijn volk, de Israëlieten! Daarom zal God hen met Zijn vuist ver- pletteren. Met één goddelijk handgebaar zal de HERE over het lot van de vij- anden van Juda beslissen.

Een oogappel is zo teer en kwetsbaar dat hij op een bijzondere manier wordt beschermd. De HERE geeft daarmee aan dat Hij uiterst gevoelig is voor de beledigingen, spot, hoon, pijn en verdriet dat Zijn volk is aangedaan. De HERE vat het op als iets persoonlijk, als iets dat Hem is aangedaan. Dan maakt Hij Zich op om Zijn eigen erfdeel te beschermen en de vijand te verpletteren. En het resultaat zal zijn dat zij zelf een prooi worden voor hun knechten. De HE- RE hoeft geen ongelooflijke krachtsinspanning te leveren om de vijanden te vernietigen. Er wordt door God geen strijd op leven en dood gevoerd. Eén en-

(5)

kele handbeweging is genoeg! Eén handbeweging van de HERE over de Eu- fraat en een machtige wind zal haar verdelen in zeven afzonderlijke beek- jes die gemakkelijk kunnen worden overgestoken (Jes.11:15). En in Jesaja 19:16 lezen we dat de opgeheven vuist van God er voor zorgt dat de Egypte- naren zullen zijn als vrouwen die sidderen van angst. Als de HERE Zijn hand uitsteekt gebeuren er machtige en grote wonderen, maar er kunnen ook be- angstigende dingen gebeuren. Zacharia zegt namens de HERE: Ik zal hen onder Mijn vuist verpletteren en zij zullen een prooi worden voor hun knechten. Dan zult u weten dat de HERE van de hemelse legers mij heeft gestuurd. Over wie de HERE van de hemelse legers is, hebben we al eerder gesproken.

Zacharia 2 vers 10: Zing van vreugde, Jeruzalem! Want Ik kom in uw mid- den wonen, zegt de HERE. Het derde visioen prijst Jeruzalem aan vanwege dat wat aantrekkelijk is. En dat is kort en goed, dat God zegt: Ik kom in uw midden wonen. We zagen het ook al in vorige programma’s, dat is het ge- heim en het aantrekkelijke van Jeruzalem. Dat is ook haar kracht en haar vei- ligheid: God woont er. Voor de ballingschap had de profeet Ezechiël gezien, hoe de HERE de stad had verlaten. De HERE kon – door de zonde en afgode- rij van het volk – niet meer in Sion en Jeruzalem blijven. Zijn tempel was on- bewoonbaar geworden, de HERE vertrok. En nu ziet en hoort Zacharia God zeggen: Zing van vreugde, Jeruzalem! Want Ik kom in uw midden wonen.

Daar wordt een mens stil van. Wat een liefde van God voor Zijn afgedwaalde volk. Zo geeft de HERE – ook aan terugkeerde ballingen – troost en bemoedi- ging. En het is goed, dat daar uitdrukkelijk aandacht voor wordt gevraagd.

Want het lijkt uiterst gevaarlijk: een stad die als een dorp bewoond wordt, zon- der muren; en dat te midden van zoveel vijanden die op haar ondergang loe- ren. Dan is het maar goed dat God zegt: Ik Zelf zal als een muur van vuur rondom hen en de stad zijn. En Ik zal er met Mijn macht en majesteit wonen (vers 5). Alleen bij Hem is Zijn volk veilig! Want zo'n muur van vuur houdt zelfs de vlammen van het oordeel tegen. God bepaalt het leven in de stad en dat moet een geweldige troost zijn geweest voor de inwoners van Jeruzalem in de dagen van Zacharia. Maar de inhoud van het derde visioen reikt verder. Het vindt zijn vervulling in de komst van Jezus Christus.

(6)

Zacharia 2 vers 11: In die tijd zullen talloze volken zich tot Mij bekeren en ook zij zullen mijn volk zijn en Ik zal bij hen wonen. Dan zult u weten dat de HERE van de hemelse legers mij naar u heeft gestuurd. Bij dit vers hebben we al gewezen op de lijnen die kunnen worden doorgetrokken naar het Pinksterfeest in Handelingen 2 en naar de ontelbare menigte waarover we in Openbaring 7 lezen. En wat de HERE al heel in het begin tegen de Israëlie- ten had gezegd: Ik zal bij u wonen, is in de voleinding nog steeds het geval.

Voor de troon van God ziet Johannes op Patmos de 144.000 verzegelden uit het volk van Israël staan, 12.000 uit elk van de twaalf stammen. Daarna zag ik een ontelbare menigte mensen. Zij kwamen uit alle rassen, volken, stammen en taalgroepen. Zij stonden voor de troon en voor het Lam, met witte kleren aan en palmtakken in de hand. Zij riepen luid: Onze redding komt van onze God, die op de troon zit en van het Lam! Alle engelen stonden om de troon, de ouderlingen en de vier levende wezens. Zij lie- ten zich voor de troon op de knieën vallen, met hun hoofd voorover en aanbaden God. Amen, zeiden zij. Alle lof, heerlijkheid, wijsheid en dank, alle eer, macht en kracht is voor onze God, voor altijd en eeuwig. Amen (Openb.7:9-12). Zo zal de HERE voor altijd bij Zijn volk wonen.

Vandaag mogen wij weten dat de dag van de wederkomst van de Here Jezus Christus niet ver weg is. De Here komt er aan omgeven door talloze engelen en samen met alle heiligen uit Joden en niet-Joden om intrek te nemen in Zijn heilige tempel en vele volken zullen bij Zijn volk horen. Paulus schrijft over de wonderlijke samenvoeging van Joden en niet-Joden in de gemeente van Christus in Romeinen 11. In Romeinen 11:17 t/m 27 lezen we: Sommige tak- ken van de goede olijfboom zijn afgebroken. En u, niet-Joden, bent als wilde olijftakken op de goede olijfboom geënt. Nu u tussen de andere takken staat, krijgt u net als zij voedsel uit de wortel. Nu moet u vooral niet neerkijken op de takken die weggebroken zijn. Verbeeld u maar niets! U bent maar een tak en niet de wortel die alle takken draagt. U zult dan vragen: Maar die takken zijn toch weggebroken om plaats te maken voor ons? Ja, dat is wel zo. Maar vergeet niet dat zij werden weggebro- ken omdat zij niet geloofden. En u staat daar zolang u op Hem vertrouwt.

Verbeeld u maar niets. Heb liever ontzag voor God. Als God de oor-

(7)

spronkelijke takken van de boom niet heeft gespaard, zal Hij u zeker niet sparen. U ziet dus dat God niet alleen goed is, maar ook streng. Hij is streng voor wie Hem ongehoorzaam zijn, maar vriendelijk voor wie Hem blijven vertrouwen en gehoorzamen. Houd dit in gedachten, want anders zult u ook afgesneden worden. Aan de andere kant: als de Israëlieten tot geloof komen, zullen zij weer op de boom worden geënt. Ja, God kan dat!

Hij heeft u van de wilde olijfbomen afgekapt en op de goede geënt. Dat was tegen de natuur. Van nature was u takken van de wilde en niet van de goede olijfboom. Nu, wat zal God dan doen met de mensen die van nature takken van de goede boom zijn? Hij zal hen weer op hun eigen boom enten! Broeders en zusters, ik wil u het geheim van Gods plan met Israël vertellen, om te voorkomen dat u afgaat op uw eigen ideeën. Voor- lopig moet een deel van de Israëlieten niets van Jezus Christus hebben.

En dat duurt totdat de grote massa uit de andere volken in Gods konink- rijk is ingegaan. Dan zal heel Israël gered worden. Dat staat ook in de Boeken: De grote bevrijder zal uit Sion komen om het kwaad van Israël weg te doen. Dit is Mijn afspraak met hen: Ik zal hun zonden wegnemen.

Zacharia 2 vers 12: En Juda zal de erfenis van de HERE in het heilige land zijn, want God zal er nogmaals voor kiezen Jeruzalem te troosten en al- len die in haar wonen, te zegenen. Er gebeurt nog meer. Vers 12 zegt: Dat Juda Gods erfdeel is. Het behoort aan de HERE toe krachtens Gods bijzonde- re verbondsrechten. God handhaaft Zijn rechten en zegt: Israël is van Mij!

In Jesaja 43:1 zegt de HERE: Maar nu, Israël, zegt de HERE, die u heeft geschapen: Wees niet bang, want Ik heb u vrijgekocht, Ik heb u bij uw naam geroepen, u bent van Mij. En verderop in Jesaja 43:5 t/m 8, lezen we:

Wees niet bang, want Ik ben bij u. Ik zal u uit alle windstreken om Mij heen verzamelen. Ik zal Mijn zonen en dochters van de uithoeken van de aarde terugbrengen naar Israël. Allen die Mij hun God noemen, zullen komen, want Ik heb hen tot Mijn eer gemaakt, Ik heb hen geschapen.

Breng hen naar Mij terug, blind als zij zijn en doof voor Mijn roepen, ook al kunnen zij horen en zien. In Jes.43:16 t/m 21 vinden we opnieuw een dui- delijke belofte dat de HERE Zijn volk zal verlossen. De HERE, die in het verle- den zo krachtdadig en verlossend heeft ingegrepen, roept de Israëlieten op

(8)

niet langer stil te blijven staan bij het verleden (vs.18). Want, zie, Hij maakt iets nieuws, nu gaat het gebeuren (vs.19;Jes.42:9). In vers 21 zegt de HERE:

Ik heb Israël voor Mijzelf gemaakt en daarom zal dit volk Mij op een dag voor het oog van de hele wereld eren. In het NT wordt de verlossing die God schenkt in Jezus Christus beschreven onder verwijzing naar de exodus uit Egypte (Luc.9:31). De instelling van het avondmaal, dat verwijst naar de dood en opstanding van Christus, vindt plaats tijdens de Joodse Paasmaaltijd (Pascha). Paulus noemt in 1Kor.5 :7 Christus: ons Paaslam. Ook het verkon- digen van Gods lof vanwege zijn grote daden (vs.21) keert in het NT terug en wordt toegepast op de gelovigen, die door Christus geroepen zijn om vanuit de duisternis naar Zijn heerlijk licht te komen (1Petr.2:9) en Gods grote daden te verkondigen.

Zacharia zegt in vers 12: En Juda zal de erfenis van de HERE in het heilige land zijn, want God zal er nogmaals voor kiezen Jeruzalem te troosten en allen die in haar wonen, te zegenen. Daarmee is duidelijk geworden, dat de HERE in alles Zijn plannen uitvoert. Bij alles wat er gebeurt gaat het om Zijn Koninkrijk en in vers 13 wordt dit wijde perspectief besloten met de oproep, die wij ook bij andere profeten vinden (Hab.2:20; Zefanja 1:7): Wees stil voor de HERE, al wat leeft, want Hij gaat Zijn heilige woning verlaten.

Daarover meer in de volgende uitzending.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze boodschap komt overeen met de conclusies die eer- der in het Bijbelboek Prediker door Kohelet naar voren zijn gebracht; in Prediker 2 verzen 24 t/m 26 lazen we: ‘Is het [dan]

2 Petrus 2 vers 5: Hij spaarde ook de mensen niet die vlak voor de grote overstroming leefden, behalve Noach, die de mensen opriep voor God te gaan leven, en zijn zeven

Nebukadnezar de overwinning gaf op Jojakim; Daniël 1 vers 2: ‘En de Heere gaf Jojakim, de koning van Juda, in zijn hand, en een deel van de voor- werpen van het huis van God?.

We hebben in vers 1 gelezen dat God zegt: ‘Ga met uw familie aan boord van de ark’ En in vers 16 lezen we: ‘Toen sloot de HERE God de toegang tot de ark.’ God liet Noach niet

dienstbetrekkingen als overheidswerknemer recht heeft op een WAO-uitkering, wordt die uitkering voor de toepassing van de eerste volzin, toegerekend aan de dienstbetrekking ter

Jefta stelt niet zozeer het belang van het volk voorop en zelfs niet dat van zijn gezin, maar wordt in beslag genomen door zijn eigen belangen.. Binnen de context van het

In vers 23 geeft Paulus de reden voor de verandering van zijn reisplan en het niet doorgaan van zijn extra bezoek.. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt voor de Korinthiërs, het was

Het is daarbij niet voldoende, dat iets goed is in de ogen van de mensen, het moet ook aangenaam voor God zijn, d.w.z.. het moet voldoen aan