• No results found

[Door de Bijbel: Uitzending 734: Prediker 5:7 t/m 6:12]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Door de Bijbel: Uitzending 734: Prediker 5:7 t/m 6:12]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Door de Bijbel: Uitzending 734: Prediker 5:7 t/m 6:12]

Prediker 5 vers 7: ‘Indien u onderdrukking van de arme en beroving van recht en gerechtigheid in het gewest ziet, wees dan over dat verschijnsel niet verbijsterd. Want een hooggeplaatste let op

een andere hooggeplaatste, en nog hoger geplaatsten letten op hén.’ Op- nieuw kaart Kohelet de thema’s onrecht en de onderdrukking aan, al eerder sprak hij zijn afkeer er over uit hij, hij ziet het overal om zich heen (Pred.3:16; 4:1-3).

Net als zijn hoorders, moeten ook wij daar niet verbaasd over zijn, want een be- stuurder heeft zelf weer een hogere ambtenaar boven zich die hem be-

schermt, en boven hen staat nog weer een hoger geplaatste. Doordat de verant- woordelijken elkaar de hand boven het hoofd houden, blijven corruptie en wet- schennis bestaan.

Prediker 5 vers 8: ’De opbrengst van het land is er voor ieder-

een. Ook een koning wordt gediend met de opbrengst van het veld.’ Maar als een land wel goed geregeerd wordt, dan is er een eerlijke verdeling en brengt het land genoeg op voor iedereen. Een koning die goed regeert, doet wel aan juiste wetshandhaving. Zodoende wordt ook de boer beschermt, want ook de ko- ning is voor het onderhoud van zijn gezin afhankelijk van wat het land opbrengt, en dus ook van de boer. Daarom zal een goede koning rechtvaardig regeren en iedereen in de opbrengst van het land laten delen, in plaats van als hoogstge- plaatste, hen die onder hem staan te onderdrukken. Bij alle bureaucratie is het een voordeel als er een stabiel punt van gezag is: een rechtvaardige koning. Zo’n een koning zoekt het welzijn van het land, hij buit niet uit, hij wil niet door oorlog zijn grondgebied vergroten, het is iemand die het beste voorheeft voor alle on- derdanen. Wij mogen denken aan de Heere Jezus. Hij is de Koning Die het wel- zijn van Zijn koninkrijk, en al Zijn onderdanen zoekt.

Prediker 5 vers 9: ‘Wie het geld liefheeft, wordt van geld nooit verzadigd, en wie de overvloed liefheeft, niet van inkomsten. Ook dat is vluchtig.’ In de

(2)

voorgaande verzen kwam naar voren dat we niet verbaasd moeten zijn dat de arme te maken heeft met verdrukking. Het roept de vraag op: Kan een mens dan toch maar beter rijk zijn? Daarom gaat Kohelet in op het streven naar rijkdom.

Daarbij bouwt hij verder op zijn eerdere waarnemingen over dit onderwerp (Pred.2:4-11,18-23; 4:4-6). Hij zegt dat iemand die van geld houdt, nooit genoeg heeft. Het probleem is hier niet de rijkdom op zich, want in de verzen 17 t/m 19 komt een positieve houding tegenover bezit naar voren, maar het gaat er om dat wanneer iemand op geld gericht is, hij of zij er nooit genoeg van krijgt, het is on- verzadigbaar (Pred.4:8). Zo’n levenshouding komt neer op de karakteristieke uit- drukking die we steeds weer tegenkomen in het Bijbelboek Prediker: het is het najagen van lucht en leegte, een mens kan erachteraan blijven jagen, maar krijgt er geen greep op (Pred.6:9). Voor de volledigheid wil ik aangeven dat het ge- bruikte woord ook kan vertaald worden door ‘absurd’, wat we ook in andere verta- lingen kunnen tegenkomen.

Prediker 5 vers 10: ’Waar het goed vermeerdert, vermeerderen zij die het op- eten. Welk voordeel hebben dan de bezitters ervan, behalve dat hun

ogen ernaar kunnen kijken?’ Kohelet illustreer zijn stelling met een voorbeeld.

Maar er zijn veel mogelijkheden hoe men rijkdom zomaar kan kwijt zijn, bijvoor- beeld door diefstal, een verkeerde of ondoordachte investering of door profiteurs.

Ook al beschermt men rijkdom angstvallig, bijvoorbeeld veiligheidssloten, alarm- systemen, camera’s en ingehuurde veiligheidsmensen, men heeft nooit absolute garantie dat men het kan bewaren.

De spreuken worden onderbroken door een retorische vraag, wat is het voordeel van rijkdom, behalve dan toekijken hoe het geld door de vingers glipt? De vraag maakt duidelijk dat rijkdom beperkt is tot wat een mens met het oog kan zien.

Prediker 5 vers 11: ’De slaap van de arbeider is zoet, of hij nu weinig of veel te eten heeft, maar de overvloed van een rijke houdt hem uit de slaap.’ Het gaat in deze spreuk waarschijnlijk niet zozeer om het contrast tussen de ijver van de arbeider en de luiheid van de rijke, maar om de vraag hoe men omgaat met

(3)

wat men heeft. Ook dit vers maakt duidelijk dat het streven naar meer bezit een mens niet gelukkiger maakt. Een man die hard werkt, slaapt goed, of hij nu veel of weinig eet. Het is de weg van tevreden zijn met de opbrengst van je harde werken, of dat nu veel of weinig is.

De spreuken die we gelezen hebben, wijzen er steeds op dat toename van bezit gepaard gaat met toename van zorgen. In het leven van koning Kohelet is dat maar al te waar gebleken. Hij werd zeer rijk (Pred.2:9), maar het leidde tegelijker- tijd tot angst en vertwijfeling (Pred.2:12-23).

Ook in het NT wordt gewaarschuwd tegen de gerichtheid op steeds maar meer bezit. De Heere Jezus leert Zijn volgelingen dat het onmogelijk is tegelijkertijd God te dienen en je hart op het geld te zetten (Matth.6:24). Paulus waarschuwt dat geldzucht de wortel van alle kwaad is en dat dienaren van God zich daar ver van moeten houden (1 Tim.6:10-11). De apostel roept de rijken op hun vertrou- wen niet te stellen op iets onzekers als bezit, maar op de HEERE, die alles rijke- lijk geeft om van te genieten (1 Tim.6:17). In onze tijd wordt de westerse wereld beheerst door economische systemen, ze zijn gericht op het maken van zoveel mogelijk winst, en dat levert vaak gepieker en zorgen op, zodat de woorden van het Bijbelboek Prediker nog steeds actueel zijn. Ze zijn de moeite waarde om er over na te denken en ons leven er door te laten bepalen.

Prediker 5 verzen 12 t/m 16: ’Er is een ziekmakend kwaad dat ik zag onder de zon: rijkdom door zijn bezitters bewaard tot hun eigen kwaad. Vergaan ech- ter die rijkdommen door boosaardige praktijken, en verwekt hij een zoon, dan heeft die totaal niets in zijn hand. Zoals hij voortgekomen is uit de buik van zijn moeder, zal hij naakt terugkeren om te gaan zoals hij kwam. Hij zal van zijn zwoegen niets meenemen wat hij met zijn hand kan dragen. Daar- om is ook dit een ziekmakend kwaad: op geheel dezelfde wijze als hij ge- komen is, gaat hij heen. Welk voordeel heeft hij, dat hij zwoegt voor de wind? Al zijn dagen eet hij ook in duisternis. Veel verdriet had hij, boven-

(4)

dien had hij zijn ziekte en ergernis.’ De spreuken uit de voorgaande verzen worden vervolgens geïllustreerd en toegelicht met een serie observaties of situa- tiebeschrijvingen. De eerste is duidelijk negatief. De situatie die geschetst wordt, gaat om een concreet geval (Pred.4:7-8): een rijke verandert in een vrek, onge- twijfeld in de verwachting dat dit hem later zekerheid zou opleveren

(Spr.10:15;18:11). Maar door een ongeluk gaat al zijn rijkdom verloren. Er is niets meer om aan de zoon na te laten, omdat het bezit verloren is gegaan. Zo iemand sterft net zo arm als hij op de wereld gekomen is. Hij heeft alles voor niets ge- daan en laat niets na. Wat heeft al die moeite opgeleverd? Het antwoord op de retorische vraag is duidelijk: in de bedoelde situatie is er geen meerwaarde. Het was een triest bestaan, vol verdriet, ziekte en ergernis. De woorden herinneren aan de typering van de dwaas, die zijn weg in het duister zoekt (Pred.2:13-14), maar verwijzen in deze context tegelijkertijd naar de dood, die als het ware zijn schaduw al vooruitwerpt.

Het voorbeeld dat Kohelet geeft, is vergelijkbaar met de gelijkenis die de Heere Jezus vertelde over de rijke man, die al zijn bezit opsloeg voor de toekomst en erop gericht was telkens meer te krijgen. Maar de Heere noemde hem dwaas.

Prediker 5 verzen 17 t/m 19: ’Zie, wat ik gezien heb: een goede zaak die voor- treffelijk is, namelijk te eten en te drinken en het goede te genieten bij al zijn zwoegen waarmee hij zwoegt onder de zon tijdens het getal van zijn le- vensdagen, die God hem gegeven heeft, want dat is zijn deel. Ook elke mens aan wie God rijkdom en bezittingen geeft en toestaat om daarvan te eten en zijn deel ervan te nemen om zich in zijn zwoegen te verblijden, dat is een gave van God. Ja, hij zal niet veel meer denken aan zijn levensdagen, want God verhoort hem in de blijdschap van zijn hart.’ Tegenover het grote kwaad dat Kohelet heeft gezien, ziet hij ook wat goed is voor een mens. Hij

neemt waar dat het goed en mooi is voor een mens dat hij eet, drinkt en geniet bij al het harde werken dat hij doet in de korte tijd die God hem laat leven. De HEE- RE geeft de mens namelijk rijkdom, gezondheid en de vrijheid om er van te ge- nieten. Kohelet benadrukt dat al deze dingen een geschenk van God zijn

(5)

(Pred.3:13). Iemand die zo naar zijn bezit kijkt en dankbaar geniet van wat de HEERE hem heeft gegeven, wordt niet geplaagd door veel gepieker tijdens zijn levensdagen, want de HEERE geeft hem vreugde in zijn hart. Met alles wat ge- noemd is, wijst Kohelet hier een weg waarop een mens op positieve manier met bezit kan omgaan. Het is goed de opbrengst van het harde werken te gebruiken en ervan te genieten. Deze boodschap komt overeen met de conclusies die eer- der in het Bijbelboek Prediker door Kohelet naar voren zijn gebracht; in Prediker 2 verzen 24 t/m 26 lazen we: ‘Is het [dan] niet goed voor de mens dat hij eet en drinkt en zichzelf in zijn zwoegen het goede laat genieten? Ook dit heb ik gezien: het komt uit de hand van God. Wie eet en wie geniet er immers meer van dan ikzelf? Want Hij geeft wijsheid, kennis en blijdschap aan de mens die goed is voor Zijn aangezicht. Aan de zondaar echter geeft Hij de bezig- heid om te verzamelen en te vergaren, om het te geven aan wie goed is voor Gods aangezicht. Ook dat is vluchtig en najagen van wind.’

Prediker 6 verzen 1 en 2: ‘Er is een kwaad dat ik gezien heb onder de zon, en het komt veel voor onder de mensen: een man, aan wie God rijkdom, bezit- tingen en eer geeft, heeft voor zichzelf geen gebrek aan al wat hij verlangt, maar God staat hem niet toe iets ervan te gebruiken. Iemand anders, een onbekende, verbruikt het. Dat is vluchtig. Een bittere kwelling is dat.’ Deze situatie staat lijnrecht tegenover de omgang met bezit en rijkdom waar we het net over hadden. In beide gevallen is de HEERE de gever, maar waar de HEERE in het eerste geval de mens de vrijheid geeft om er van te genieten, iets wat Kohelet eerder als een algemeen principe gaf, wordt hem dat hier door de HEERE ont- houden. Het onderstreept dat de realiteit van het leven weerbarstiger en ingewik- kelder is dan in de algemene principes tot uitdrukking komt. Kohelet zegt niet hoe de HEERE deze rijke mensen de vrijheid heeft onthouden om van hun bezit te genieten, ook niet waarom de HEERE dat heeft gedaan, hij constateert alleen.

Kohelet verwoordt zijn waarneming, maar hij is geen koele buitenstaander, hij wordt persoonlijk geraakt door wat hij ziet.

(6)

Prediker 6 verzen 3 t/m 6: ‘Als iemand honderd kinderen verwekt en vele ja- ren leeft, zodat de dagen van zijn jaren vele zijn, maar hij zichzelf niet ver- zadigt met het goede, en er zelfs geen graf voor hem is, dan is, zeg ik, een misgeboorte beter af dan hij. Want die komt tevergeefs ter wereld, gaat heen in duisternis en zijn naam wordt in de duisternis bedekt. Ook heeft hij de zon niet gezien of gekend: hij heeft meer rust dan die man. Ja, al leefde hij tweemaal duizend jaar, maar hij had het goede niet gezien – gaan zij niet allen naar een en dezelfde plaats?’ Kohelet verwoordt een vierde situatie. Het is als het ware het spiegelbeeld van de eerste situatie in Prediker 5:12 t/m 16. In beide gevallen gaat het om mensen die rijk zijn, maar daar niet van genieten om- dat zij onverzadigbaar zijn. Zij zijn niet tevreden met hun rijkdom, maar willen steeds meer (Pred.5:9). Het gaat over iemand die 100 kinderen verwekt en een zeer lang leven heeft, zaken die in het OT gezien worden als teken van de zegen van de HEERE (Gen.25:8; Job 42:17; Ps.127:4) en als het loon dat de wijsheid brengt (Spr.3:2; Pred.17:6). Maar de beschreven persoon geniet niet van wat hij heeft gekregen. Hij raakt niet verzadigd met het goede, hij zoekt naar nog meer of nog beter. Vergeleken met zo’n mens, zegt Kohelet, is zelfs een misgeboorte nog beter af. Normaal gesproken wordt het lot van een misgeboorte als iets vreselijks gezien (Job 3:16; Ps.58:9), het geeft aan hoe beklagenswaardig de beschreven mens is. Het is opnieuw een trieste situatie die hier wordt beschreven. Indirect wordt de eerdere conclusie bevestigd, dat het voor een mens goed is te genieten van wat de HEERE heeft gegeven (Pred.5:17-19). Alleen zo wordt een mens ge- lukkig in de tijd dat hij of zij op aarde leeft.

Prediker 6 verzen 7 t/m 9: ‘Al het zwoegen van de mens is voor zijn mond en toch wordt de begeerte niet vervuld. Wat heeft immers de wijze vóór op de dwaas? Wat baat het de arme dat hij weet met de levenden om te gaan? Be- ter is het zien van de ogen dan het gaan in de weg van de begeerte. Ook dat is vluchtig en najagen van wind.’ Aan het einde van dit gedeelte over rijkdom en bezit, vat Kohelet zijn bevindingen samen. Hij stelt vast dat al het moeizaam zwoegen van de mens zijn mond wel vult, maar dat hijzelf er niet door wordt ver-

(7)

vuld, zijn diepere verlangens blijven onbevredigd. In de voorgaande gedeelten heeft Kohelet duidelijk gemaakt dat rijkdom en geluk niet altijd samengaan (Pred.5:9-11,12-16;6:1-6). Hier blijkt dat het tegendeel evenmin het geval is: de wijze of de arme kan evengoed een verkeerde levensinstelling hebben als de rij- ke. De raad die Kohelet meegeeft, is te genieten van wat men heeft en daarmee tevreden te zijn. In het NT leert Jezus Zijn discipelen dat zij niet gericht moeten zijn op het verzamelen van schatten op aarde, die zijn vergankelijk

(Matth.6:19,25). Wat wel goed is voor een mens lezen we in het vervolg.

Prediker 6 verzen 10 t/m 12: ‘Wat iemand ook is, zijn naam is al genoemd. Het is bekend dat hij een mens is. Hij kan niet in het geding treden tegen Hem Die sterker is dan hij. Immers, hoe meer woorden er zijn, hoe meer vluch- tigheid. Wat baat het de mens dan nog? Want wie weet wat goed is voor de mens in dit leven, tijdens het getal van de dagen van zijn vluchtige leven, die hij als een schaduw doorbrengt? Wie zal de mens bekendmaken wat er na hem zal zijn onder de zon?’ In deze verzen doet Kohelet, na eerdere vrij concrete waarnemingen en gevolgtrekkingen, als het ware een stap terug om van een wat grotere afstand naar het leven te kijken. De vragen die in deze verzen worden gesteld, en de thema’s die worden ingeleid, zullen in de volgende hoofd- stukken op allerlei manieren terugkeren en beantwoord worden.

Bij de productie van het programma 'Door de Bijbel' is dankbaar gebruik ge- maakt van de StudieBijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek. De Stu- dieBijbel Online werd gebruikt voor research en wordt ook met toestemming regelmatig geciteerd. Meer informatie vindt u op www.studiebijbel.nl. Wij ra- den een abonnement op de StudieBijbel app aan, als u nog dieper op de Bij- bel wilt ingaan.

Tenzij anders vermeld, komen De Bijbelpassages, gebruikt bij de productie van het programma 'Door de Bijbel', met toestemming van uitgeverij Jong-

(8)

bloed, uit de Herziene Statenvertaling. Meer informatie:

www.herzienestatenvertaling.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op het eerste zicht kan het vreemd overkomen dat iemand moet verklaren dat men zowel donker en mooi kan zijn, maar het gaat hier niet om een natuurlijke donkerte maar om het

We hebben in vers 1 gelezen dat God zegt: ‘Ga met uw familie aan boord van de ark’ En in vers 16 lezen we: ‘Toen sloot de HERE God de toegang tot de ark.’ God liet Noach niet

in Judas 1 verzen 17 t/m 19 staat: ‘Maar u, geliefden, herinnert u zich de woorden die voorzegd zijn door de apostelen van onze Heere Jezus Christus, dat zij u gezegd hebben dat er

Voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen.’ Satan denkt dat Job de HEERE zal vervloeken als hij alles kwijt raakt, omdat (volgens satan) zijn geloof alles te maken heeft

Het dier wordt niet beschreven naar zijn uiterlijk, maar alleen zijn kenmerken worden genoemd.. Het dier heeft beestachtige eigenschappen, zoals ze perfect passen bij een persoon

Zie, Hij staat achter onze muur, kijkend door de vensters, speurend door de spijlen.’ Deze verzen geven een dynami- sche beschrijving van de bruid, dat haar geliefde komt..

Het is daarbij niet voldoende, dat iets goed is in de ogen van de mensen, het moet ook aangenaam voor God zijn, d.w.z.. het moet voldoen aan

Maar toen zij dat niet meer kon, in de laatste fase van haar leven, was haar gezin er voor haar in trouwe zorg.. Voor Riet was het lied ‘De Heer is mijn Herder’ haar steun in