• No results found

[Door de Bijbel: Uitzending 553: Job 1:6 t/m 2:3]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Door de Bijbel: Uitzending 553: Job 1:6 t/m 2:3]"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Door de Bijbel: Uitzending 553: Job 1:6 t/m 2:3]

In de vorige uitzending hebben we gezien dat de eerste vijf verzen van het Bijbelboek Job het karakter en de levensomstandigheden van Job

beschrijven. Vers 1 begint met de mededeling dat in het land Uz een man woont met de naam Job. Hij wordt omschreven als oprecht en vroom. In verzen 2 en 3 wordt een omschrijving gegeven van de rijkdommen die Job heeft verworven. De beschrijving lijkt op die van de aartsvaders in Genesis (Gen.12:16; 26:14; 30:43). Ze wijzen op het feit dat Job een zeer rijk man is.

Met de beschrijving van de zeer rijke Job wordt ook een verband gelegd met zijn oprechtheid en vroomheid. Job wordt rijk gezegend. Bestudering van de Bijbel leert ons, dat vooral in het OT, de HEERE Zijn normen stelt die zegen met zich meebrengen, maar dat ongehoorzaamheid straf en vervloeking opleveren. De kern van deze zaak is in de hele Bijbel terug te vinden, maar het is ook waar dat de sterk aards gekleurde zegen en vloek in het NT een andere gedaante krijgt. In het NT is het lijden om Christus’ wil, en daarmee verdrukt worden door een vijand, een erezaak geworden (Matth.5:11). Wij moeten vandaag oppassen dat het lijden dat wij hier doormaken (Rom.8:18) niet uitsluitend negatief wordt gezien. De HEERE wil voor Zijn kinderen alles laten meewerken ten goede, voor hun bestwil, want Hij heeft een plan met hen (Rom.8:28). Omdat in het NT het leven na de dood een veel grotere plaats inneemt dan in het OT, komen veel zaken in een ander perspectief te staan.

Het NT verscherpt in zekere zin zegen en vloek. Want de goddelozen en ongelovigen zullen niet zichtbaar gestraft worden, ze zullen geen deel hebben aan het Koninkrijk van God (1Kor.6:9 en 10).

Nadat de schrijver heeft gesproken over Jobs rijkdom laat hij een concreet voorbeeld van Jobs fijngevoelige en vrome levenswandel zien (vs.4-5). Zijn zeven zonen hebben de gewoonte om de beurt een groot feest te geven. De zeven zonen van Job nodigden bij hun feesten steeds hun drie zusters uit. De mededelingen geven een beeld van een harmonische familie waar niemand is buitengesloten. Als het feest voorbij is ontbiedt Job zijn kinderen om hen te heiligen. Heiligen betekent hier: toewijden aan de HEERE. De kinderen zijn bij

(2)

deze plechtigheid aanwezig en Job handelt daarmee niet buiten hun

medeweten om. Deze heiliging is ter voorbereiding van de offerplechtigheid.

Job bracht voor ieder van hen een brandoffer. De reden waarom Job deze handelingen verricht, is dat zijn kinderen misschien hebben gezondigd en dat zij de HEERE in hun hart vaarwel hebben gezegd.

De uitleg past bij het vervolg, waarin aan Job door de drie vrienden de

mogelijkheid van verborgen zonden wordt voorgehouden. Voor het geval dat dit is gebeurd, brengt Job voor ieder van hen een brandoffer. Brandoffers hebben in Israël primair tot doel om de HEERE te verheerlijken, maar kunnen ook een verzoenende functie hebben (Lev.1:4). Er worden geen priesters vermeld.

Job offert zelf, als hoofd van het gezin (Gen.8:20; 22:2,13; 31:54; 46:1).

Er wordt ook vermeld dat dit een vaste gewoonte van hem is. Hij handelt als een patriarch die toeziet op de heiligheid van zijn gezin, een vader die er veel belang aan hecht dat de verhouding tussen zijn kinderen en de HEERE goed is.

Job 1 vers 6: ‘Het gebeurde op een dag, toen de zonen van God kwamen om hun opwachting te maken bij de HEERE, dat ook de satan in hun midden kwam.’ Onze volgende scène opent in de hemel, en wat voor scène is dat. Job, en ook niemand van de andere mensen in dit boek, wist dat dit plaats vond. Maar deze scène zal ons vandaag in staat stellen om sommige dingen die Gods volk overkomen, te begrijpen en te interpreteren. Ik zeg niet dat het de gehele verklaring is, maar het is een deel ervan.

Bij de uitleg van Genesis 6 hebben we gezien dat in het OT ‘zonen van God’

dikwijls hemelse wezens zijn. Het Hebreeuwse woord voor ‘zoon’ betekent vaak ‘nakomeling’ in de fysieke zin van het woord, maar het woord heeft soms ook een ruimere betekenis, bijvoorbeeld ‘behorend tot een groep’. De

uitdrukking ‘zonen of kinderen van God’ betekent dat deze schepselen (en dat kunnen mensen of engelen zijn) in relatie staan tot de HEERE.

We zullen hier moeten denken aan een vergadering in de hemel zoals we die

(3)

ook op andere plaatsen in de Bijbel tegenkomen, ik geef een paar voorbeelden:

-Psalm 82 vers 1: ‘…God staat in de vergadering van God, Hij oordeelt te midden van de goden:’

-Psalm 89 vers 7: ‘Want wie kan in de hemel met de HEERE gemeten worden? [Wie] is de HEERE gelijk onder de machtige vorsten?’

-1 Koningen 22 verzen 19 t/m 22: ‘Verder zei [Micha]: Daarom, hoor het woord van de HEERE: Ik zag de HEERE op Zijn troon zitten, en heel het hemelse leger stond bij Hem, aan Zijn rechter- en aan Zijn linkerzijde. En de HEERE zei: Wie zal Achab misleiden, zodat hij zal optrekken en bij Ramoth in Gilead zal vallen [in de strijd]? De een nu zei dit, en de ander zei dat. Toen trad er een geest naar voren en ging voor het aangezicht van de HEERE staan. Hij zei: Ik zal hem misleiden. En de HEERE zei tegen hem: Waarmee? Hij zei: Ik zal eropuit gaan en een leugengeest zijn in de mond van al zijn profeten. En Hij zei: U mag misleiden, en u zult er ook toe in staat zijn. Vertrek en doe het zo.’

De HEERE staat centraal, Hij zit op de troon in de hemelse troonzaal. Te midden van deze hemelse personen verschijnt ook de satan. Het kan verbazing wekken dat de belangrijkste tegenstander van de HEERE samen met de engelen voor de HEERE verschijnt. Toch is dat in overeenstemming met de Bijbelse getuigenis dat de HEERE soeverein is en dat ook satan niets kan doen buiten zijn toelating. Satan is blijkbaar in Job 1 nog niet uit de hemel verbannen.

Job 1 vers 7: ‘Toen zei de HEERE tegen de satan: Waar komt u vandaan?

En de satan antwoordde de HEERE en zei: Van het rondtrekken over de aarde en van het rondwandelen erover.’ De HEERE roept satan ter

verantwoording. Zijn antwoord verklapt iets van zijn leugenachtige aard. Hij is zogezegd gaan rondtrekken over de aarde, dat klinkt heel onschuldig. Maar hij is altijd uit op de vernietiging van de mens. Hij zwerft rond en zoekt wie hij kan verslinden. Petrus beschrijft het in 1 Petrus 5 vers 8 als volgt: ‘Wees nuchter [en] waakzaam; want uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een

(4)

brullende leeuw, op zoek naar wie hij zou kunnen verslinden.’ Wij worden met deze woorden gewaarschuwd voor de grote tegenstander.

Job 1 verzen 8 t/m 10: ‘De HEERE zei tegen de satan: Hebt u ook acht geslagen op Mijn dienaar Job? Want er is niemand op de aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad. Toen antwoordde de satan de HEERE en zei: Is het zonder reden dat Job God vreest? Hebt Ú niet voor hem en voor zijn huis en alles wat hij heeft, een beschutting gemaakt? Het werk van zijn handen hebt U gezegend en zijn vee breidt zich steeds verder uit in het land.’ Kennelijk heeft Satan geprobeerd om bij Job erdoor te komen en ontdekte dat hij niet tot hem door kon dringen omdat er een beschutting om hem heen stond. Ik geloof dat er vandaag rond elke gelovige een beschutting staat, en ik denk niet dat satan je kan raken tenzij God het toestaat.

Job 1 vers 11: ‘Maar steek toch Uw hand uit en tref alles wat hij heeft.

Voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen.’ Satan denkt dat Job de HEERE zal vervloeken als hij alles kwijt raakt, omdat (volgens satan) zijn geloof alles te maken heeft met eigen belang. Satan beschuldigt Job van allerlei bijbedoelingen. Job gelooft alleen omdat de HEERE hem voorspoed heeft gegeven, en hij rijk is geworden. Als zijn rijkdom hem wordt afgenomen, dan zullen de zaken er heel anders uit zien.

Job 1 vers 12: ‘De HEERE zei tegen de satan: Zie, alles wat hij heeft, is in uw hand; alleen naar hemzelf mag u uw hand niet uitsteken. En

de satan ging weg van het aangezicht van de HEERE.’ De HEERE geeft de satan toestemming om Job te treffen in alles wat hij bezit. Er is wel een

voorbehoud: raak hem met geen vinger aan. Dit houdt dit in dat Job niet mag gedood en (nog niet) ziek gemaakt mag worden. Ik vind dit een heel moeilijk stuk; het voelt vreemd aan en moeilijk te associëren met ons beeld van een liefdevolle God. Waarom laat God dat toe? Waarom laat God sowieso lijden toe? We hebben daar niet steeds het antwoord op, soms wel, soms wil God ons iets leren, maar heel dikwijls niet. Het meeste verdriet en pijn valt mijns

(5)

inziens te verklaren in het feit dat we in een gevallen wereld leven, die tijdelijk in handen is van de duivel. Maar het verhaal van Job zal ons leren dat indien we voldoende kennis van God hebben, we geen antwoord nodig hebben, wacht maar tot het einde.

Job 1 verzen 13 t/m 15: ‘Er was nu een dag, toen zijn zonen en zijn dochters aten en wijn dronken in het huis van hun broer,

de eerstgeborene, dat er een bode bij Job kwam en zei: De runderen waren aan het ploegen en de ezelinnen naast hen aan het weiden. Toen deden Sabeeërs een inval en namen ze mee, en ze sloegen de knechten met de scherpte van het zwaard; en ík ben maar als enige ontkomen om het u te vertellen.’ Nu volgt de eerste aanval van de duivel, en wat zien we?

Hij valt niet zelf aan, nee, hij gebruikt een volk, de Sabeeërs! De duivel valt heel zelden aan in eigen persoon, hij zal anderen gebruiken, hij zal anderen tegen ons opzetten, hij zal roddel laten rondgaan, hij zal ervoor zorgen dat mensen elkaar verkeerd begrijpen. Trouwens ook in de hof van Eden

gebruikte hij de gedaante van een slang. Zijn tactiek werkt al eeuwen, hij heeft dus ook geen reden om die aan te passen.

Job 1 vers 16: ‘Terwijl deze nog sprak, kwam er een ander en zei: Het vuur van God viel neer uit de hemel en ontbrandde tegen de schapen en de knechten, en verteerde ze; en ík ben maar als enige ontkomen om het u te vertellen.’ De ontkomen knecht spreekt over ‘het vuur van God uit de hemel’. Hij weet net evenmin als Job dat de satan erachter zit. De satan is de overste van de macht van de lucht en heeft toestemming van God gekregen om dit vuur tegen Job te gebruiken.

Job 1 verzen 17 t/m 19: ‘Terwijl deze nog sprak, kwam er weer een ander en zei: De Chaldeeën stelden drie groepen op en pleegden een overval op de kamelen en namen ze mee, en sloegen de knechten met de

scherpte van het zwaard; en ík ben maar als enige ontkomen om het u te vertellen. Terwijl deze nog sprak, kwam er nog weer een ander en zei: Uw zonen en uw dochters waren aan het eten en wijn drinken in het huis van

(6)

hun broer, de eerstgeborene. En zie, een hevige stormwind kwam van over de woestijn en trof de vier hoeken van het huis, en het viel boven op de jonge mensen, zodat zij stierven; en ík ben maar als enige ontkomen om het u te vertellen.’ De verzen over de vier boodschappers bevatten een ongekende dramatiek: in zeer korte tijd komen ze bij Job om de rampen mee te delen. Plotseling raakt Job al zijn bezittingen en al zijn kinderen kwijt. Hoe zal hij reageren?

Job 1 verzen 20 t/m 22: ‘Toen stond Job op en scheurde zijn bovenkleed, schoor zijn hoofd, viel op de aarde en boog zich neer. En hij zei: Naakt ben ik uit de buik van mijn moeder gekomen en naakt zal ik daarheen terugkeren. De HEERE heeft gegeven en de HEERE heeft genomen; de Naam van de HEERE zij geloofd! In dit alles zondigde Job niet en schreef hij God niets ongerijmds toe.’ Job verklaart hiermee dat alles wat hij op aarde heeft bezeten uit Gods hand afkomstig is en dat hij daarom ook het verlies van bezittingen en zelfs van zijn kinderen wil aanvaarden. Hij

beschouwt zijn bezit niet als een vanzelfsprekendheid, maar als iets dat hem uit Gods genadige hand toekomt.

Door ook bij verlies de HEERE te loven laat Job zien dat zijn vroomheid niet rust op welvaart, maar op een oprecht vertrouwen op de HEERE. In het slotvers wordt vermeld dat Job in al deze moeilijke omstandigheden niet zondigt en dat hij de HEERE niets verwijt. Job weet niet wat er in de hemel is gebeurd en schrijft de rampen toe aan de HEERE. Maar de rampen zijn niet door de HEERE veroorzaakt, ze vinden plaats onder Zijn toelating.

Job 1 gaat in op een probleem waarmee gelovigen van alle tijden en plaatsen te maken hebben, de vraag waarom God het kwade en het lijden toelaat. In het vervolg van het boek Job komen veel aspecten van dit probleem naar voren. Waarom laat de HEERE een strijd tussen Hem en de satan over het hoofd van Job uitvechten? Een gemakkelijk antwoord is daarop niet te geven.

Blijkbaar wil de HEERE de aantijging van de satan niet onweersproken laten.

Verder is het voor de HEERE van belang dat mensen Hem vrijwillig liefhebben en dienen. Dat blijkt al in Genesis 2, waar Adam en Eva een

keuzemogelijkheid krijgen. Dat blijkt ook in de evangeliën waar Jezus mensen

(7)

uitnodigt om Hem te volgen, maar hen niet dwingt (bv. Matth.11:28-30). In de laatste verzen van Job 1 belijdt Job dat de HEERE soeverein is, daarom mag Hij deze dingen doen. Het is een erkenning die in het verloop van Jobs

lijdensweg herhaaldelijk onder zware druk zal komen te staan.

Job 2 verzen 1 t/m 3: ‘Opnieuw was er een dag, toen de zonen van God kwamen om hun opwachting te maken bij de HEERE, dat ook de satan in hun midden kwam om zijn opwachting te maken bij de HEERE. Toen zei de HEERE tegen de satan: Waar komt u vandaan? En de satan antwoordde de HEERE en zei: Van het rondtrekken over de aarde en van het rondwandelen erover. De HEERE zei tegen de satan:

Hebt u ook acht geslagen op Mijn dienaar Job? Want er is niemand op de aarde zoals hij, een vroom en oprecht man, hij is godvrezend en keert zich af van het kwaad. Hij houdt nog steeds vast aan zijn vroomheid, hoewel u Mij tegen hem opgezet hebt om hem zonder reden te

verslinden.’ Nadat Job al zijn bezittingen is kwijtgeraakt en zijn kinderen zijn omgekomen, richt de aandacht in Job 2 zich opnieuw op de hemel, maar daarover meer in de volgende uitzending.

Bij de productie van het programma 'Door de Bijbel' is dankbaar gebruik gemaakt van de Studiebijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek. Meer informatie: www.studiebijbel.nl Tenzij anders vermeld, komen De Bijbelpassages, gebruikt bij de productie van het programma 'Door de Bijbel', met toestemming van uitgeverij Jongbloed, uit de Herziene Statenvertaling. Meer informatie: www.herzienestatenvertaling.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

in Judas 1 verzen 17 t/m 19 staat: ‘Maar u, geliefden, herinnert u zich de woorden die voorzegd zijn door de apostelen van onze Heere Jezus Christus, dat zij u gezegd hebben dat er

Zie, Hij staat achter onze muur, kijkend door de vensters, speurend door de spijlen.’ Deze verzen geven een dynami- sche beschrijving van de bruid, dat haar geliefde komt..

Ezechiël 37 verzen 15 t/m 17: ‘Het woord van de HEERE kwam tot mij: En u, mensenkind, neem een stuk hout voor uzelf en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de Israëlieten,

2 Thessalonicenzen 1 vers 3: ‘Wij moeten God altijd voor u danken, broe- ders, zoals het behoort, omdat uw geloof buitengewoon sterk groeit en de liefde van ieder van u allen

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

Op het eerste zicht kan het vreemd overkomen dat iemand moet verklaren dat men zowel donker en mooi kan zijn, maar het gaat hier niet om een natuurlijke donkerte maar om het

Voorzeker, iedere man uit het huis van Israël en uit de vreemde- lingen die in Israël verblijven, die zich van achter Mij afwendt, zijn stinkgoden doet opkomen in zijn hart en

Als een mens er voor kiest om het offer van Christus niet te aanvaarden, dan is hij of zij zelf verantwoordelijk voor de consequenties en moet Gods oordeel over zijn of haar