• No results found

[Door de Bijbel: Uitzending 0006: Genesis 1:2 t/m 25]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Door de Bijbel: Uitzending 0006: Genesis 1:2 t/m 25]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Door de Bijbel: Uitzending 0006: Genesis 1:2 t/m 25]

In de vorige uitzending zijn we uitgebreid ingegaan op het eerste vers van Ge- nesis 1, namelijk: In het begin schiep God de hemel en de aarde.

De hemel en de aarde werden door God gemaakt, maar hoe werden die ge- maakt? Ik wil met jullie een passage delen uit Psalm 33: 6-7, want daar staat er iets meer over vermeld :

‘Door het Woord van de HEERE is de hemel gemaakt, door de Geest van Zijn mond heel hun legermacht. Hij verzamelt het water van de zee als een dam, Hij sluit de diepe wateren op in schatkamers.’

Door het woord van de Heer! Zo zijn hemel en aarde ontstaan, door het spre- ken van God. Het spreken van God is heel krachtig, daar gaan we het samen ongetwijfeld nog dikwijls over hebben. Zo kan Hij bijvoorbeeld ook een relatie aangaan met de mens, door met de mens te praten. En dat is uiteindelijk wat de levende God wil. Hij wil een relatie aangaan met de mensen. Ook met jou en mij! Wil jij dat ook?

Het eerste vers van Genesis vertelt over het ontstaan van het heelal. Het tweede vers gaat verder over hoe de aarde zelf werd gemaakt. Het uitgangs- punt voor het vormgeven van deze aarde, staat in het begin van het tweede vers, de aarde was nog woest en leeg, Er is dus nog niets dat een leefbaar bestaan op aarde mogelijk maakt. Er heerst in de eerste plaats nog duisternis over de vloed, omdat het licht ontbreekt. Laten we het tweede vers eens le- zen: ‘De aarde nu was woest en leeg, en duisternis lag over de

watervloed; en de Geest van God zweefde boven het water.’

Wat zien we? Dat de Geest van God er wel is, zwevend over de wateren.

Dr.Mc.Gee zegt over de twee eerste verzen van Genesis het volgende: Hoe- wel – het inzicht over de schepping, dat ik nu ga vertellen – door velen in de afgelopen jaren is ontkend, geloof ik, dat er een grote ramp heeft plaats ge- vonden tussen de verzen 1 en 2. Zover ik het kan bezien is er grond voor deze opvatting, die ook wel de ‘restitutietheorie’ wordt genoemd. Welke argumenten zijn er voor deze gedachte? Het feit dat we in Genesis 1 regelmatig lezen:

‘God zag dat het goed was’, geeft grond aan de gedachte dat God alles goed

(2)

maakte en dat deze conclusie ook geldt voor het eerste vers. Als dat juist is, wat is dan de oorzaak voor de weergave in vers 2? ‘De aarde was nog woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed.’ Er moet iets met de aarde ge- beurd zijn! De landing op de maan heeft ons laten zien dat het maanland- schap een woest gebied is. Zoiets kunnen we ons ook voorstellen bij de weer- gave van vers 2: ‘De aarde was nog woest en leeg, en duisternis lag over de watervloed.’ Wat is daar de oorzaak van? Ik denk – zegt Dr.Mc.Gee – dat er een ramp in Gods heelal heeft plaats gevonden. En in het

bijzonder met betrekking tot de aarde. Want in dit vers, wordt de plaats waar mensen zullen leven, beschreven als zijnde “woest en leeg”. Andere Bijbel vertalingen gebruiken ook wel “Woest en ledig of doods”.

Leeg, ledig of doods, het betekent ook dat God er afwezig was!

En dat was echt niet hoe God de aarde gemaakt had, kijk maar wat er staat in Jesaja 45:18: “Want zo zegt de HEERE, Die de hemel geschapen heeft, die God Die de aarde geformeerd en haar gemaakt heeft. Hij heeft haar gegrondvest, Hij heeft haar niet geschapen opdat zij woest zou zijn, [maar] Hij heeft haar geformeerd opdat men erop zou wonen: Ik ben de HEERE, en niemand anders.”

Hier zegt God dat Hij de aarde niet als doods of als een leegte of een chaos heeft geschapen. God schiep de aarde als ‘goed’. Van Hem lezen wij in Ge- nesis 1: ‘God zag dat het goed was.’ Hij vormde de aarde om te worden be- woond. En God maakte van het woeste en lege een bewoonbare plaats voor de mens. De huidige inzichten van het heelal hebben – tot nog toe – laten zien dat wij mensen in een stelsel leven, waarin alleen de aarde bewoonbaar is voor menselijke wezens. Ik geloof – zegt Dr.Mc.Gee – dat Genesis ons vertelt dat de aarde woest en leeg was, onbewoonbaar, zoals de maan. En toen zweefde de Geest van God over de wateren. Ik geloof dat het hele heelal tot één grote woestenij was geworden. Dat het mooie en goede van God is ver- nietigd. Wat is er gebeurd?

We kunnen alleen veronderstellen dat er vóór de eerste mens – Adam – een wezen op aarde moet zijn geweest. Volgens Dr.Mc.Gee is het aannemelijk dat dit alles verbonden is met de val van Lucifer, de zoon van de dage raad. Of

(3)

denk – zegt Dr.Mc.Gee – dat dit allemaal achter het eerste vers van Genesis is gebeurd. Maar – de HERE God heeft ons geen verdere details gegeven. Er worden ons daarover – althans in het eerste hoofdstuk van Genesis – heel weinig aanwijzingen gegeven.

We gaan verder met het tweede gedeelte van vers 2: ‘en de Geest van God zweefde boven het water.’ Het woord ‘zweefde’ betekent broedde, zoals een eend broedt op haar kuikens. Hij broedde op de oppervlakte van de wateren.

De Heilige Geest begint hier aan Zijn bediening – zoals we Hem dat constant zullen zien doen. Hoewel de aarde nog leeg was en in duisternis gehuld, is Gods Geest, de bron van licht en leven, reeds aanwezig. Hij overziet alles vanuit de hoogte en zorgt onrechtstreeks voor de volgende scheppingsdaden.

Herinner je wat de Here Jezus in Joh. 3:5 zei: ‘Jezus antwoordde: Voor- waar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan.’ Dat is het werk van de Heilige Geest en het is erg belangrijk om dat te zien.

We gaan naar de volgende scheppingsdaden vanaf Genesis 1:3. In vers 1 hebben we de schepping van het heelal gezien. Daarna, in vers 2 het woeste en de leegheid van de aarde. Nu komen we bij de inrichting van de aarde in zes dagen, die wordt beschreven in de verzen 3 t/m 31. Er zijn verschillende dingen die – Dr.Mc.Gee – onder de aandacht wil brengen. In Exodus 20:11 le- zen we: “Want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gema- akt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die.” Er staat niets over

‘scheppen’ . Er staat ‘gemaakt’. God vormde alles uit de grondstoffen die er al waren. Hij schiep niet, maar herschiep. Hij werkte met de aarde die al be- stond. Uit materie die Hij tot bestaan had geroepen. God schiep het leven op aarde. Hij maakte de mens. Dat is belangrijk voor ons omdat wij bij de mens- heid horen. Dan is het Bijbelboek Genesis – ook vandaag – nog erg belangrijk voor ons.

(4)

Laten we nu lezen over de eerste scheppingsdag, in de verzen 3 t/m 5: ‘En God zei: Laat er licht zijn! En er was licht. En God zag het licht dat het goed was; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. En God noemde het licht dag en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de eerste dag.’

Hoelang zou een dag bij de schepping hebben geduurd? In de vorige uitzen- ding zijn we er kort op ingegaan. Het Hebreeuwse woord dat gebruikt werd voor dag = jom. En dat is de gewone betekenis van het woord dag, zoals het nu gebruikt wordt.

Hoelang zo’n dag exact geduurd heeft, kan men niet meer controleren. Wij weten niet of de tijdsduur van de draaiing van de aarde – ten tijde van de schepping – verschilde met die van vandaag. Maar, daarom mag je er niet zomaar van uitgaan dat de duur van zo’n dag dan wel gelijk moet zijn geweest aan die van een tijdperk. Evenmin kun je uit Genesis 1 opmaken dat het de beschrijving van een visioen is. Mozes zou dan in een visioen – dat totaal zes dagen heeft geduurd – hebben gezien hoe God de hemel en de aarde heeft geschapen. Dr.Mc.Gee zegt over dit punt: Dat moeten dagen van 24 uur zijn geweest – ik kan niet inzien dat het iets anders is geweest. Let op dat God zei:

“Laat er licht zijn”. Tien keer lezen we in dit hoofdstuk: ”Laat er…”.

Iemand noemde dit de bevelen van de schepping. “God zei, laat er …”. Het is de eerste keer dat wordt vermeld dat God sprak. Het zijn de eerste woorden van God die in de Bijbel zijn opgetekend.

We gaan naar de tweede dag, we lezen Genesis 1 verzen 6 t/m 8: ‘En God zei: Laat er een gewelf zijn in het midden van het water, en laat dat scheiding maken tussen water en water! En God maakte dat gewelf en maakte scheiding tussen het water dat onder het gewelf is, en het water dat boven het gewelf is. En het was zo.’

De watermassa’s moeten zich van elkaar scheiden. Wat betekent dat? God zegt daarmee dat er een uitspansel, een firmament of atmosfeer moet komen.

Deze atmosfeer maakt scheiding tussen twee waterniveaus. God scheidde de watermassa: en het water boven – dat krijgt de naam: ‘hemel’.

Dit is niet de hemel zoals wij meestal aangeven. In feite zijn er – in de Bijbel –

(5)

ons – ook hemel. En dat is wat er in dit vers bedoeld wordt. Daarnaast zijn er de sterren in de hemel, de tweede hemel. En God woont in de derde hemel.

De apostel Paulus gebruikt de term ‘derde hemel’ in 2 Korintiërs 12:2, daar zegt hij. “Ik ken [namelijk] een mens in Christus, veertien jaar is het geleden – of het in het lichaam [gebeurde], weet ik niet; of buiten het lichaam, ik weet het niet; God weet het – dat zo iemand tot in de derde hemel werd opgenomen.”

Met het gewelf dat hier in Genesis wordt beschreven, wordt uiteraard de eer- ste laag bedoeld, dat is de ruimte waar de wolken drijven en de vogels vlie- gen.

In sommige vertalingen wordt het Hebreeuwse woord voor ‘gewelf’ vertaald met ‘koepel’ of ‘stolp’. Maar dat wordt hier niet bedoeld. Daarmee zou dit vers een primitief wereldbeeld schetsen met een platte aarde die op een wereldzee drijft en daarboven een hemelkoepel. Maar in Genesis 1 wordt aangegeven dat het ‘gewelf’ ontstaat doordat God twee waterniveaus van elkaar scheidt.

Het Hebreeuwse woord voor ‘gewelf’ betekent letterlijk: dun gemaakt of uitge- strekt, en heeft betrekking op het luchtruim. De wateren onder het gewelf zijn niet alleen de zeeën, maar ook het water dat uit bronnen omhoog komt.

We komen bij de derde dag, we lezen eerst de verzen 9 en 10 van Genesis 1:

En God zei: Laat het water dat onder de hemel is, in één plaats samen- vloeien en laat het droge zichtbaar worden! En het was zo. En God noemde het droge aarde en het samengevloeide water noemde Hij zeeën; en God zag dat het goed was.

Eerst werd er een horizontale scheiding gemaakt tussen al het water; water boven en water beneden. En nu is het water gescheiden van het land, van de aarde. Vroeger – nog voor de zondvloed – zou heel de aarde bedekt geweest zijn met water. Wat er toen gebeurd is weten wij niet, het is louter speculatie.

Maar in Genesis 1 lezen we wat God erover zegt. Hij vertelt ons voldoende om Hem te geloven en dat is genoeg! God noemde het droge aarde. Wat wilde Hij daarmee bereiken? Het lijkt erop dat Hij daarmee een plaats heeft gemaakt waarop God de mens wil laten wonen. Wij mensen zijn geen waterschepsels.

Er zijn evolutionisten die beweren dat we uit de zee zijn gekomen en uit zee-

(6)

wier. Anderen zeggen dat we uit een ‘oersoep’ zijn komen. God zegt dat het anders is. De vraag hierbij is: Wie geloven wij? Laten we verder lezen over die derde dag, verzen 11 t/m 13:

En God zei: Laat de aarde groen doen opkomen, zaaddragend gewas, vruchtbomen, die naar hun soort vrucht dragen, waarin hun zaad is op de aarde! En het was zo. En de aarde bracht groen voort, zaaddragend gewas naar zijn soort en bomen die vrucht dragen waarin hun zaad is, naar hun soort. En God zag dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de derde dag.

In deze verzen vinden we geen directe, maar een indirecte schepping, name- lijk vanuit de aarde. Bij andere vertalingen staat er ook, planten en bomen

‘naar hun aard’. Deze aard of soort is door God gegeven, maar valt niet nood- zakelijk samen met onze wetenschappelijke begrippen. Het is ook niet be- doeld voor botanische classificatie. Waarschijnlijk wordt met de uitdrukking

‘naar hun soort’ de wijze van voortplanting bedoeld. Uit het zaad van een be- paalde boomsoort komt steeds weer dezelfde boomsoort voort.

Dr.Mc.Gee merkt nog bij dit vers op dat de mens voor de zondvloed vegetariër was. Mensen aten toen alleen maar fruit en planten. In het licht van Gen.4:4 wordt hier verschillend over gedacht. Hoewel pas in Gen.9:2 expliciet toe- stemming komt dat de mensen dieren mochten eten, zou het ook kunnen dat er, op grond van Genesis 4, al voor de zondvloed vlees werd gegeten. Er wer- den voor de zondvloed dieren gedood en dat zou ook de consumptie van die- ren kunnen ingehouden hebben. Maar we lezen in deze verzen enkel dat de ontwikkeling van het plantenleven startte op de derde dag.

Wij gaan verder met de vierde dag, verzen 14 t/m 16. De dag waarop zon, maan en sterren gemaakt werden.

En God zei: Laten er lichten zijn aan het hemelgewelf om scheiding te maken tussen de dag en de nacht; en laten zij zijn tot aanduiding van vaste tijden en van dagen en jaren! En laten zij tot lichten zijn aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde! En het was zo. En God maakte de twee grote lichten: het grote licht om de dag te beheersen en

(7)

Eén van de grote lichten, de zon, moet haar taak overdag uitvoeren: en ze doet dat heel goed. De maan heeft ’s nachts een grote invloed. Aan het slot van vers 16 is er een korte bijzin: en ook de sterren. We mogen echter wel niet denken dat ze onbelangrijk zijn, omdat ze schijnbaar terloops vermeld worden. Zoals John Wesley, de Britse grondlegger van het methodisme, zei:

“God schiep de hemelen en de aarde en Hij maakte geen half werk. God maakte ook de sterren.” De sterren zijn echter niet goddelijk, zoals o.a. bij de buurvolken van Israël werd geloofd. Waarschijnlijk wordt er daarom eerst van

‘grote lichten’ gesproken. We kunnen er gerust van uitgaan dat met ‘de grote lichten’, de zon en de maan bedoeld worden, maar die benamingen ontbreken in het Hebreeuws, er is alleen sprake van het grote en het kleine licht.

Zon, maan en sterren zijn er ineens, ze hebben geen oorsprong, dat is anders dan in de wordingsgeschriften bij de andere volken van die tijd. God wil er blijkbaar niet veel nadruk op leggen. Dit lezen we ook in Deutr.4:19, daar staat: ‘[Pas er ook voor op] dat u uw ogen niet opslaat naar de hemel, en de zon, de maan en de sterren ziet, heel het leger aan de hemel, en u laat verleiden om u voor hen neer te buigen en hen te dienen. De HEERE, uw God, heeft hen aan al de volken onder de hele hemel toebedeeld,’

We gaan naar de verzen 17 t/m 19 van Genesis 1, het vervolg van de vierde dag: En God plaatste ze aan het hemelgewelf om licht te geven op de aarde, om de dag en de nacht te beheersen en om scheiding te maken tussen het licht en de duisternis. En God zag dat het goed was. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vierde dag.

God maakt scheiding tussen dag en nacht. Is het u opgevallen dat dit herhaald wordt? Een herhaling in de Bijbel betekent meestal een benadrukking. Je kan het vergelijken met het uitroepingsteken in onze taal. God benadrukt dat er een verschil is tussen dag en nacht. In de natuur zijn de dieren die ’s nachts actief zijn, ook heel andere dan die over dag actief zijn. We lazen net ‘en God zag dat het goed was’, we mogen er dus vanuit gaan dat dit Gods bedoeling was van in het begin.

We gaan naar de vijfde dag, verzen 20 en 21: ‘En God zei: Laat het water wemelen van wemelende levende wezens; en laten er vogels boven de

(8)

aarde vliegen, langs het hemelgewelf! En God schiep de grote zeedieren en alle krioelende levende wezens waarvan het water wemelt, naar hun soort, en alle gevleugelde vogels naar hun soort. En God zag dat het goed was.’

Een enorme gebeurtenis! Het betekent ook, dat niet alle dieren zijn voortge- komen uit een eencellig diertje, maar dat God ieder soort levend wezen af- zonderlijk maakte. Daarna zijn er door aanpassingen en kruisingen allerlei va- riaties ontstaan, binnen de verschillende soorten. We lezen dat God spreekt over soorten levende wezens. Het woordje soorten is heel belangrijk! Soor- ten zijn niet onveranderlijk, er is variatie mogelijk binnen de soort. Maar dit moeten we niet opvatten zoals Darwin dat deed. Darwin kwam tot het idee dat elke soort ook afstamt van een andere – primitievere – vorm. Hij zag variatie binnen een bepaalde groep planten of dieren, wat micro-evolutie genoemd wordt en veronderstelde daarom een complete evolutie van het leven, ook wel macro-evolutie genoemd. Zo’n veronderstelling is erg voorbarig. Men heeft namelijk nooit enige macro-evolutie kunnen waarnemen. Integendeel. Er is wel variatie binnen een soort mogelijk, maar dat komt door de eigenschappen die al aanwezig zijn in het erfelijk materiaal, ook wel DNA genoemd. Het woord ‘soort’ betekent in de Bijbel meer dan de betekenis die Darwin er aan heeft gegeven. Bijvoorbeeld God schiep de paarden en daarvan is een grote verscheidenheid ontstaan maar het blijven paarden. En een duif wordt beslist geen kraai. De verschillende plant- en diergroepen zijn gescheiden door on- overkomelijke grenzen. God schiep een aantal groepen waarbinnen de plan- ten of dieren aan elkaar verwant zijn. Binnen zo’n groep is een enorme variatie mogelijk. God keek er met welgevallen naar.

God zag dat het goed was, wat niet verbazend is want als God iets doet dan is het volmaakt!

Genesis 1 verzen 22 en 23: En God zegende ze en zei: Wees vruchtbaar, word talrijk, en vervul het water van de zeeën; en laten de vogels talrijk worden op de aarde! Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de vijfde dag.

(9)

Dan komt de zesde dag, Genesis 1 verzen 24 en 25: En God zei: Laat de aarde levende wezens naar hun soort voortbrengen: vee, kruipende di- eren en wilde dieren van de aarde, naar zijn soort! En het was zo. En God maakte de wilde dieren van de aarde naar hun soort, het vee naar hun soort, en alle kruipende dieren van de aardbodem naar hun soort. En God zag dat het goed was.

Let nog een keer op de uitdrukkingen: ‘naar hun soorten’.

God heeft het plantenleven en het dierenleven onderscheiden van de mensen, want na al deze verzen zal Hij zeggen: ‘Laten Wij mensen maken die Ons beeld zijn, naar Onze gelijkenis.’ De mens die God toen heeft geschapen is voor ons van groot belang! Hij is onze verre overgrootvader geweest. Daarom is de hele menselijke familie met elkaar verwant.

Maar dat bespreek ik graag met jou in de volgende uitzending.

Bij de productie van het programma 'Door de Bijbel' is dankbaar gebruik gemaakt van de Studiebijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek. Meer informatie: www.studiebijbel.nl

Tenzij anders vermeld, komen De Bijbel passages, gebruikt bij de productie van het pro- gramma 'Door de Bijbel', met toestemming van uitgeverij Jongbloed, uit de Herziene Statenvertaling. Meer informatie: www.herzienestatenvertaling.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

in Judas 1 verzen 17 t/m 19 staat: ‘Maar u, geliefden, herinnert u zich de woorden die voorzegd zijn door de apostelen van onze Heere Jezus Christus, dat zij u gezegd hebben dat er

Zijn ooms legden de burgers van Sichem Abimelechs plan voor en deze kozen Abimelech, omdat zijn moeder uit Sichem kwam.. Zij gaven hem geld uit de tempel van de

Voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen.’ Satan denkt dat Job de HEERE zal vervloeken als hij alles kwijt raakt, omdat (volgens satan) zijn geloof alles te maken heeft

En als Mozes geen andere wens meer heeft - dan rustig tussen de kudde - naar zijn einde toe te leven, dan staat er opeens een struik in vuur en vlam.. Een stem openbaart hem de

2 Thessalonicenzen 1 vers 3: ‘Wij moeten God altijd voor u danken, broe- ders, zoals het behoort, omdat uw geloof buitengewoon sterk groeit en de liefde van ieder van u allen

2 Timotheüs 4 vers 1 en 2: Voor God en Jezus Christus – als Hij verschijnt om Zijn Koninkrijk te stichten, zal Hij over de levenden en doden oordelen – vraag ik je dringend het

Geheel in overeenstemming daarmee is één van de meest bekende teksten uit de Bijbel, uit Joh.3 vers 16: Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij Zijn enige Zoon

Op het eerste zicht kan het vreemd overkomen dat iemand moet verklaren dat men zowel donker en mooi kan zijn, maar het gaat hier niet om een natuurlijke donkerte maar om het