• No results found

[Uitzending 874: 2 Timotheüs 4:1 t/m 8]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 874: 2 Timotheüs 4:1 t/m 8]"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 874: 2 Timotheüs 4:1 t/m 8]

In de vorige uitzending eindigden we met 2 Timotheüs 3 vers 16 en 17 waarin Paulus tegen Timotheüs zegt, maar ook tegen ons: Alles in de Boeken is door God geïnspireerd en is nuttig om ons de waarheid te leren en ons te wijzen op wat er aan ons leven en geloof nog mankeert, het zet ons leven op orde en helpt ons in te zien wat juist en goed is. Zo maakt God ons klaar, opdat Hij ons voor elk goed werk kan gebruiken. Prachtig dat de HERE gewone mensen wil gebruiken in Zijn dienst. Toch hebben heel wat gelovigen het er moei- lijk mee. Zij vragen: Kan God mij wel gebruiken? Wat de HERE wil dat kan ik toch niet! Vaak hebben wij mensen ook allerlei uitvluchten om er onderuit te komen.

Het is een hele bemoediging dat de Bijbel er vol mee staat. Waarmee? Met argumenten van mensen die zichzelf niet geschikt achten om een taak voor de HERE uit te voeren, zij hadden allemaal problemen. Ik zal u er een paar noemen.

Abraham vond zichzelf te oud om nog kinderen te krijgen, hij en zijn vrouw ge- loofden God niet op Zijn Woord, hij zou stamvader worden van een groot volk, toch gebeurde het. Jakob voelde zich onzeker, hij had er een handje van om de dingen zelf te regelen en niet aan de HERE over te laten, toch gebruikte God hem. Lea was niet zo aantrekkelijk als Rachel, maar werd wel stammoeder van het volk Israël. Jozef werd geboren in een probleemgezin, geen ideale omstan- digheden, God gebruikte hem voor de uitvoering van Zijn plan. Mozes vond dat hij niet kon praten, de HERE kon beter iemand anders kiezen, maar Mozes moest toch naar de farao en werd leider van Israël. Gideon had het niet breed en Simson had emotionele problemen. Rachab was immoreel, maar kwam wel in het familiealbum van Jezus Christus terecht. David had een verhouding en verschil- lende gezinsproblemen, toch werd hij een man naar Gods hart. De grote profeet Elia wilde liever sterven, maar de HERE geeft hem nieuwe kracht voor zijn werk als profeet. Jeremia was een somber mens, had veel verdriet en pijn over zijn af- vallige volksgenoten, de HERE gebruikt hem als Zijn profeet. Jona had geen lief-

(2)

Naomi was weduwe en had haar man en twee kinderen verloren, toch gaf de HERE haar grote blijdschap in Ruth uit Moab. Johannes de Doper was op z’n zachts gezegd excentriek, maar hij was de wegbereider van Jezus Christus en de Samaritaanse vrouw had al een aantal mislukte huwelijken en relaties achter de rug, toch wordt zij gebruikt voor de mensen in de stad Sichar. Zacheüs was niet populair in Jericho, toch komt hij tot geloof in Jezus. Thomas twijfelde of Jezus wel was opgestaan en Petrus zei dat hij Jezus niet kende, toch mochten zij disci- pelen van Jezus zijn. Paulus had een zwakke gezondheid, maar verkondigde aan de halve wereld het evangelie. Timotheüs was jong en verlegen, maar werd één van de trouwste helpers van Paulus en voorganger in Efeze. Luisteraar, dat is toch een aardige lijst met ‘moeilijke gevallen’, toch heeft de HERE hen allen klaar gemaakt en toegerust voor het goede werk dat Hij voor hen in gedachten had. Hij gebruikte al deze gewone mensen met gebreken en fouten in Zijn dienst. Daar- mee worden de fouten en gebreken niet goedgepraat of weggepoetst, het laat de grootheid van de HERE zien, ook vandaag wil Hij kleine mensjes gebruiken in Zijn dienst. Daarom deze vraag: Wat is uw taak of goed werk waar de HERE u voor kan gebruiken? We hebben het toch gelezen in 2Tim.3 vers 17: Zo maakt God ons klaar, opdat Hij ons voor elk goed werk kan gebruiken.

Mogelijk dat u of jij denkt, maar de HERE kan mij toch niet gebruiken, Hij kan be- ter iemand anders nemen. Over deze Iemand Anders las ik een prikkelend stukje wat ik u niet wil onthouden.

Tot ons grote verdriet is deze week één van onze meest gewaardeerde gemeen- teleden van ons heengegaan, hij heette: Iemand Anders. Door zijn overlijden is er een gat ontstaan dat zich moeilijk laat opvullen. Iemand Anders heeft jarenlang in ons midden geleefd, en in al die jaren heeft hij veel meer werk verzet dan je zou mogen verwachten. Als het over leiderschap ging, was deze geweldige persoon degene van wie men inspiratie en resultaten verwachtte. Dan werd er gezegd:

Iemand Anders kan wel met die groep werken. Bij elk karwei en bij elke studie en vergadering lag één naam bestorven op ieders lippen: Iemand Anders!

(3)

Laat Iemand Anders het doen, klonk het alom in de gemeente.

Het was ook algemeen bekend dat Iemand Anders één van de gulste gevers in de gemeente was. Bij financiële nood of gaten in de begroting van de kerk ging iedereen er altijd van uit dat Iemand Anders het gat wel zou dichten. Iemand An- ders was een prachtmens die soms bovenmenselijke trekken vertoonde. Maar op een gegeven moment hield het op. Om eerlijk te zijn, iedereen verwachtte teveel van Iemand Anders. Nu is Iemand Anders er niet meer! En wij? Wij vragen ons af wat we nu moeten. Iemand Anders heeft een schitterend voorbeeld nagelaten, maar wie gaat het navolgen? Wie neemt nu het werk op zich dat Iemand Anders altijd deed? En - dat komt er nog bij - we kunnen het niet meer van Iemand An- ders verwachten, want die is er niet meer. Luisteraar, zou dit stukje op uw kerk of gemeente toepasbaar zijn?

Paulus schrijft aan Timotheüs: Zo maakt God ons klaar, opdat Hij ons voor elk goed werk kan gebruiken. Luisteraar, voor welk goed werk gebruikt de HERE u of jou? We lezen verder in 2 Timotheüs 4.

2 Timotheüs 4 vers 1 en 2: Voor God en Jezus Christus – als Hij verschijnt om Zijn Koninkrijk te stichten, zal Hij over de levenden en doden oordelen – vraag ik je dringend het Woord van God door te geven als je daar de kans voor krijgt, of het gelegen komt of niet. Wijs de mensen in de gemeente te- recht en bestraf hen als het nodig is, moedig hen aan en onderwijs hun ge- duldig in het Woord van God. Net als in 1Tim.5:21 en 6:13 en14 bekrachtigt Paulus zijn opdracht aan Timotheüs met een beroep op het oordeel van God en Jezus Christus (2Tim.2:14). In Handelingen 10 vers 42 zegt de apostel Petrus:

Hij (Jezus Christus) heeft ons opdracht gegeven dit nieuws bekend te maken en de mensen te verzekeren dat Jezus door God is aangesteld om recht te spreken over de levenden en de doden.

(4)

In Handelingen 17 vers 31 zegt Paulus: Want Hij (God de Vader) heeft een dag vastgesteld waarop Hij rechtvaardig over de mensheid zal oordelen, door een man die Hij daartoe heeft aangewezen. Om iedereen te garanderen dat Hij Zijn Woord zal houden, heeft Hij die man uit de dood laten terugkomen.

En in Romeinen 2 vers 16 zegt dezelfde apostel: Dit is het goede nieuws dat ik breng: er komt een dag dat Christus Jezus in opdracht van God Zijn oordeel uit zal spreken over het verborgen leven van de mensen, over hun diepste gedachten. In 2 Korinthiërs 5 vers 10 en 11 lezen we dat dit ook voor christenen geldt. We lezen: Want wij (gelovigen) zullen allemaal eens voor Christus re- kenschap moeten afleggen. Dan wordt alles blootgelegd. Ieder van ons zal krijgen wat hem toekomt, voor wat hij in zijn aardse lichaam heeft gedaan, goed of kwaad. Omdat wij zo’n diep ontzag voor de Here hebben, doen wij ons best anderen voor Hem te winnen. God weet dat wij hierin oprecht zijn en ik hoop van harte dat dat ook voor u duidelijk is. Daarom heeft de verkon- diging van het Evangelie haast en mag door niets worden belemmerd. Daarom zegt Paulus tegen Timotheüs: ik vraag je dringend het Woord van God door te geven als je daar de kans voor krijgt, of het je gelegen komt of niet.

Als Christus terugkomt, zal Hij levenden en doden oordelen (Hand.10:42;17:31, 32; 1Petr.4:5). Degenen die vóór de komst van Christus gestorven zijn (de do- den), zullen door Hem worden opgewekt. Duidelijk is dat het bij de verschijning van Jezus Christus niet gaat om de eerste komst van Christus (Zijn geboorte;

2Tim.1:10), maar om Zijn terugkomst (vs.8). Bij Zijn komst zal ook Zijn koninkrijk (of koningschap) openbaar worden. Voor een gelovige geldt dat Christus aan het kruis voor hem of haar het oordeel heeft ondergaan. Daarom lezen we in Joh.3 vers 18 dat wie in Hem gelooft niet veroordeeld wordt. Uit een vergelijking van 1Kor.3:13 t/m 15 en 2Kor.5:10 blijkt dat het voor de rechterstoel van Christus - voor een gelovige - gaat om het ontvangen van loon.

(5)

Het gaat niet om verloren of gered zijn, maar om het ontvangen van loon: Ieder van ons zal krijgen wat hem toekomt, voor wat hij in zijn aardse lichaam heeft gedaan, goed of kwaad.

Bij het laatste oordeel in Openbaring 20 (vs.11-15) gaat het niet om uitdelen van loon, maar om de vraag of iemands naam in het levensboek van het Lam Jezus Christus staat, om de vraag of iemand behouden of verloren is. De HERE beoor- deelt mensen rechtvaardig en op grond van de feiten. Een mens gaat niet verlo- ren als hij of zij in de Here Jezus gelooft (Joh.3:16), maar een mens is

verloren omdat hij of zij niet heeft geloofd in de naam en het werk van Gods enige Zoon: Jezus Christus. Luisteraar, met het oog op het behoud van mensen is het dringend noodzakelijk om alle kansen om het Woord van God door te ge- ven te benutten. Help mee de grote opdracht van Christus uit te voeren!

2 Timotheüs 4 vers 3: Want er komt een tijd dat de mensen niet meer naar de waarheid willen luisteren, maar leraren zoeken die hun vertellen wat zij graag willen horen. Ook hier verwijzen de woorden ‘want er komt een tijd’ dui- delijk naar een situatie die zich in Gods heilsgeschiedenis voordoet (2Tim.3:1).

Paulus spreekt over de toekomst, maar wat hij noemt aan kenmerken is voor Ti- motheüs al actueel. In de tijd van Timotheüs wilden velen niet meer luisteren naar de gezonde en zuivere leer. De gezonde leer (2Tim.1:13) is het Evangelie, zoals dat door Paulus en de apostelen werd gepredikt, het Evangelie waarin Jezus Christus centraal staat en waardoor mensen worden gered. Daartegenover stond de verkondiging van de valse leraren (dwaalleraars), met als inspiratie de duivel (1Tim.4:1) en gedachten die onzuiver, verwrongen en verward zijn (2Tim.3:8).

In de woorden ‘wat zij graag willen horen’ vinden we de motivatie voor het na- lopen van de dwaalleraars. Deze valse leraren traden niet op tegen de vleselijke begeerten, misschien ook niet tegen seksuele onreinheid (2Tim.3:6; Openb.2:

14,20). Integendeel, zij kwamen tegemoet aan de gevoelens, behoeften en be- geerten van de mensen.

(6)

De slotwoorden van vers 3 zeggen letterlijk, dat ‘het oor jeukt’, dat wil zeggen dat de mensen voortdurend behoefte hebben om iets godsdienstigs te horen om deze ‘jeuk’ te bevredigen (2Tim.3:7). Daartoe hebben zij aan één godsdienstle- raar (Timotheüs) niet genoeg.

Het is voor mensen in het algemeen moeilijk om correctie en terechtwijzing te aanvaarden en te accepteren dat zij moeten veranderen. Maar hoezeer de waar- heid ook pijn doet, we moeten bereid zijn er gehoor aan te geven, zodat we de HERE beter kunnen gehoorzamen en dienen.

2 Timotheüs 4 vers 4: Zij zullen niet naar de waarheid luisteren, maar hun eigen dwaze ideeën volgen. Door het oor van de waarheid af te keren en niet meer te luisteren naar de prediking van het Evangelie, keren mensen ook zichzelf van de waarheid af. We vinden daarvan een voorbeeld in Hebreeën 10 vers 25 t/m 29: Wij moeten ook niet uit onze samenkomsten wegblijven. Sommigen maken daar een gewoonte van, maar dat is niet goed. Wij moeten elkaar bemoedigen en waarschuwen, vooral nu wij zien dat het niet lang meer zal duren, voor de Here Jezus terugkomt. Wij hebben de waarheid leren kennen en weten dat Jezus Christus voor onze zonden gestorven is. Maar als wij willens en wetens blijven zondigen, is er geen offer meer over om onze zonden weg te doen. Het enige wat ons dan te wachten staat, is een vrese- lijk oordeel, want God zal al Zijn tegenstanders in een laaiend vuur verbran- den. Vroeger werd iemand die zich niets van de wet van Mozes aantrok, zonder medelijden gedood als twee of drie mensen tegen hem getuigden.

Wel, hoeveel zwaarder zal dan de straf zijn voor mensen die de Zoon van God hebben vertrapt. Die voorbijgingen aan de heiligheid van Zijn bloed, waarmee Gods verbond is bezegeld en waardoor zij voor God waren afge- zonderd, en die de Heilige Geest die hun genade heeft gegeven, hebben beledigd.

(7)

Paulus schrijft: Zij zullen niet naar de waarheid luisteren, maar hun eigen dwaze ideeën volgen. Voor de woorden ‘eigen dwaze ideeën’ staat in het Grieks ‘mythen of verhalen’. Daarbij gaat het eigenlijk om het ‘gesproken woord’ in neutrale zin, maar het wordt al in het klassieke Grieks gebruikt voor een ‘verdicht of verzonnen verhaal’. Het lidwoord bij ‘mythen of verhalen’

geeft aan dat het om bepaalde verhalen gaat. Deze mythen behandelen het ont- staan van de kosmos en de engelen en maken deel uit van de leer van de gnos- tiek. Aanhangers van deze leer probeerden met behulp van de engelen de terug- keer van de menselijke ziel naar God te bereiken. Niet Jezus Christus, maar de engelen en de overige geestelijke machten en overheden stonden bij deze aan- hangers van de gnostiek in het centrum van de belangstelling (Kol.2:18,19).

2 Timotheüs 4 vers 5: Blijf kalm en wees niet bang om voor de Here te lijden.

Breng anderen tot Jezus Christus. Laat niets na van wat je moet doen.

Het ‘kalm of nuchter zijn’ wordt herhaaldelijk in het NT aangeprezen in de bete- kenis van ‘vrij zijn van overdrijving, verwarring en opgewondenheid of geestvervoering’, daarbij gaat het niet om een afwijzing van blijdschap en geestvervoering (2Kor.5:13). Na de oproep om kalm te blijven roept Paulus Timo- theüs opnieuw op om het lijden als consequentie van de verkondiging van het Evangelie te aanvaarden (2Tim.1:8; 2:3). In de Griekse tekst wordt de gebieden- de wijs gebruikt voor het woord ‘lijden’ (lijd!), daaruit blijkt, dat de prediking van het evangelie vrijwel direct vervolging ten gevolge zal hebben (2Tim.3:12).

De woorden ‘breng anderen tot Jezus Christus’ wordt in de Griekse tekst

weergegeven met ‘doe het werk van een evangelist’. Van de bediening van een evangelist vinden we in het NT geen duidelijke taakomschrijving. Ze wordt naast de bedieningen van apostel, profeet, herder en leraar in Ef.4:11 genoemd als gave van God aan de gemeente van Christus. Verder wordt alleen Filippus (Hand.21:8) evangelist genoemd. Zijn bediening blijkt te bestaan uit de verkondi- ging van het Evangelie - wat gepaard gaat met tekenen en wonderen - en het

(8)

Kennelijk gingen de bevoegd-heden van een evangelist iets minder ver dan die van een apostel (Hand.8:14).

‘Laat niets na van wat je moet doen’ betekent: vervul je dienende taak voor de Here en aan de gemeente in het algemeen.

2 Timotheüs 4 vers 6: Ik zeg dit omdat mijn tijd bijna voorbij is. Ik zal voor God geofferd worden en binnenkort sterven. In vers 6 geeft Paulus de reden voor de opdracht in vers 5, hij zegt: Ik zeg dit omdat mijn tijd bijna voorbij is.

Met andere woorden: ik zal spoedig veroordeeld worden en sterven. De woorden betekenen dat de apostel Paulus een deel van zijn taken overdraagt aan Timotheüs. Met de woorden ‘ik zal voor God geofferd worden’ wordt de dood van Paulus bedoeld. Paulus gebruikt dezelfde beeldspraak ook in Fil.2:17.

Het offeren van dieren in het OT ging meestal gepaard met een bijbehorend plengoffer, het uitgieten van wijn of water voor de Here

(bv. Ex.29:40,41; Num.28:7vv.). Zoals het zich volkomen overgeven aan de Here van een gelovige kan worden gezien als een offer (Rom.12:1; 1Petr.2:5), zo ziet Paulus zijn sterven omwille van de verkondiging van het Evangelie als een bijbe- horend plengoffer voor de HERE. Paulus zal sterven op Gods tijd (2Petr.1:14), hij weet de precieze tijd niet, maar het is ‘binnenkort’.

2 Timotheüs 4 vers 7: Ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop tot het einde gelopen, het geloof behouden. Vanuit het beeld van de wedloop (2Tim.2:

5; 1Kor.9:24; 1Tim.6:12) moeten we ‘strijd’ vertalen met ‘wedstrijd’. De beteke- nis is bij benadering: ik heb de wedstrijd tot een goed einde gebracht.

‘Ik heb… het geloof behouden’ klinkt in het Nederlands te zwak, alsof Paulus het verlies van het geloof als een reële mogelijkheid zou hebben gezien. Het Griekse woord voor ‘behouden’ betekent ook ‘bewaren’, ‘bewaken’ of ‘in acht nemen’. Dan kunnen we bij ‘behouden’ ook denken aan ‘het geloof vasthou- den’ en ‘het vasthouden van de betrouwbare leer’. De apostel Paulus ziet zijn leven en opdracht als voltooid.

(9)

2 Timotheüs 4 vers 8: In de hemel wacht mij een krans, die de Here, de recht- vaardige rechter, mij op de grote dag van Zijn terugkeer zal geven. En niet alleen aan mij, maar ook aan alle mensen die vol verwachting naar Zijn terugkeer uitkijken. Hoewel er bij een gewone sportwedstrijd niet meer dan één winnaar is, zullen bij ‘de goede strijd’ (vs.7) alle gelovigen een krans ontvangen.

In de Griekse tekst wordt ‘een krans’, ‘de krans van de gerechtigheid’ ge- noemd. Vanuit het Grieks zijn er dan twee vertaalmogelijkheden voor ‘de krans van de gerechtigheid’, namelijk: ‘de krans die bestaat uit gerechtigheid’ of ‘de krans die volgt op rechtvaardigheid’. In het eerste geval is de krans de vol- maakte gerechtigheid, die de gelovigen zullen ontvangen op de dag van de we- derkomst van Christus (Gal.5:5). Net zoals ‘de kroon van het leven’ uit Jak.1 (vs.12) en Openb.2 (vs.10) en ‘de krans van de heerlijkheid’ in 1Petr.5 (vs.4;

NBG), zo is ook ‘de krans van de gerechtigheid’ de volmaakte gerechtigheid.

Maar in het tweede geval is deze krans de beloning die volgt op een leven van rechtvaardigheid, d.w.z. een leven met Christus. Want de volkomen rechtvaar- digheid wordt niet pas bij de wederkomst, van Christus, maar direct bij het ster- ven aan de gelovigen geschonken (Hebr.12: 23). Maar de beloning, het verheer- lijkte leven, het kindschap Gods (Rom.8:19vv), ontvangen de gelovigen op de dag van Christus’ verschijning (2Tim.4:1), de dag van Zijn wederkomst

(1Kor.15:51vv.; Kol.3:4;2Thess.1:10). De Here Jezus Zelf treedt dan ook op als rechtvaardige Rechter voor alle gelovigen (2Kor.5:10; Jak.5 :9). Een van de ken- merken van de gelovigen is, dat zij vol verwachting uitzien naar die dag van Christus’ wederkomst (Fil.3:20; Tit.2:13).

Paulus weet dat hij de wedloop tot het einde heeft gelopen. In Hebreeën 12:1b en 2 lezen we: Wij moeten de wedstrijd voltooien die voor ons ligt, zonder op te geven. Daarbij moeten wij blijven kijken naar Jezus, die ons de weg wijst.

Hij is het doel van ons geloof.

(10)

Hij kon Zich aan het kruis laten slaan en de schande negeren, omdat Hij wist welke blijdschap Hem te wachten stond En nu zit Hij aan de rechterzij- de van de troon van God.

Luisteraar, laten wij blijven kijken naar Jezus, die ons de weg wijst!

In de volgende uitzending lezen we 2Tim.4:6 t/m 22.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Paulus gebruikt het beeld van een soldaat verder om Timotheüs duidelijk te maken dat zijn inzet voor Christus volledig moet zijn.. In dit geval moet hij zich niet bekommeren om

[r]

2 Petrus 2 vers 1: Maar zoals er vroeger mensen waren die niet echt namens God spraken, zo zullen er ook onder u mensen komen die dingen leren die niet waar zijn.. Op een heel

Jozua 1 vers 10 en 11: Toen gaf Jozua de leiders van Israël opdracht het volk te zeggen dat het zich klaar moest maken voor de overtocht over de Jordaan!. Binnen drie dagen zullen

De eisen die aan de vrouwen worden gesteld, zijn vergelijkbaar met die voor opzieners en diakenen, zij het dat van hen niet wordt verwacht dat zij gezag kunnen uitoefenen of

Met de woorden maar kan zelf op zijn beurt niet door de natuurlijke mensen worden doorzien worden, bedoelt Paulus dat geen enkel natuurlijk mens in staat is om een geestelijk mens

De woorden ‘deze heeft van het Woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus betekent in vers 2 niet het getuigenis aangaande Jezus Christus, maar het getuigenis

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de