• No results found

[Uitzending 863: 1 Timotheüs 3:8 t/m 16]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 863: 1 Timotheüs 3:8 t/m 16]"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 863: 1 Timotheüs 3:8 t/m 16]

In de vorige uitzending lazen we de instructies van de apostel Paulus over de diakenen of helpers in de christelijke gemeente. 1 Timotheüs 3 vers 8: Mensen met dienende taken, helpers of diakenen, moeten net zo goed en evenwich- tig zijn als de voorgangers. Je moet op hen aankunnen. Zij mogen niet aan drank verslaafd zijn en ook geen oneerlijke winst willen maken. De diakenen worden in de brieven van Paulus alleen nog genoemd in Fil.1:1. Over hun specia- le werk wordt weinig gezegd. Hun taak lag voornamelijk op het gebied van de verzorging van de armen, maar zal ook in de tijd van Paulus wel breder zijn ge- weest. In Rom.12:7 wordt gezegd: Wie namens God moet spreken, doet dat naar het geloof dat hij daarvoor krijgt. Wie moet helpen, krijgt daar de kracht voor. Wie moet onderwijzen, krijgt de gaven om te onderwijzen.

Diakenen moeten net zo goed en evenwichtig zijn als de voorgangers. In andere vertalingen lezen we over diakenen dat zij niet met twee tongen moeten spreken, niet verzot op veel wijn en niet op winstbejag uit moeten zijn. Blijkbaar waren er verzoekingen en verleidingen waardoor het werk of de bediening van de diake- nen onder druk kwam te staan.

1 Timotheüs 3 vers:9 Zij moeten met een zuiver geweten vasthouden aan het geheim van het geloof. De woorden ‘het geheim van het geloof’ heeft niet de betekenis, dat het geloof iets geheimzinnig is of geheim moet blijven, maar heeft betrekking op Gods heilsplan, dat in zijn volheid pas met de komst van Christus openbaar is geworden. Paulus schreef aan de gelovigen van Kolosse: God heeft mij immers opgedragen de gemeente te dienen door haar alles over Zijn Woord te vertellen. Dat heeft God door de eeuwen heen verborgen gehou- den, maar nu bekendgemaakt aan hen die Hem liefhebben en voor Hem wil- len leven. Hij wilde dat zij zouden weten wat een rijk en prachtig geheim Hij voor alle volken heeft. Dit is het geheim: Dat Christus in u leeft. Hij is uw hoop op Gods heerlijkheid. Overal waar wij komen, vertellen wij de mensen

(2)

Wij willen graag ieder mens aan God voorstellen, volmaakt door wat Chris- tus voor hem gedaan heeft. Iets verderop in de brief schrijft hij: Ik wil graag dat u bemoedigd zult worden en door sterke liefde aan elkaar verbonden blijft.

En dat u de rijke ervaring zult hebben van het kennen van Christus. Want Gods geheim, dat Hij nu tenslotte heeft bekendgemaakt, is Christus Zelf.

Al de schatten van wijsheid en kennis zijn in Hem verborgen.

In het laatste hoofdstuk van Kolossenzen vraagt de apostel gebed voor zichzelf en de andere medewerkers in het Koninkrijk van God, Hij vraagt: Blijf altijd bid- den. Verslap daarin niet en toon de Here uw dankbaarheid. Vergeet niet daarbij ook voor ons te bidden. Vraag God of Hij het woord dat wij doorge- ven, duidelijk wil maken aan de mensen, zodat zij het geheim van Christus zullen begrijpen. Daarvoor zit ik nu immers ook in de gevangenis. Dan zal ik in staat zijn het duidelijk over te dragen, zoals ook mijn opdracht is (Kol.1:26 -28;2:2-3;4:3-4).

In vers 9 zal ‘het geheim van het geloof’ overeen komen met wat er in vers 16 over de hoofdwaarheden van het Evangelie wordt gezegd. Het gaat bij het ge- heim om de geloofsleer. De uitdrukking ‘zuiver geweten’ gebruik Paulus vaker in zijn brieven en getuigenis (1Tim.1:5,19; Hand.23:1; 2Tim.1:3). Het ‘zuiver gewe- ten’ heeft te maken met de daden van een christen, daarbij gaat het erom - bij al onze daden - te luisteren naar de stem van de Heilige Geest, die dikwijls werkt via het geweten. De apostel geeft er zelf een voorbeeld van met betrekking tot Israël, Hij schrijft in Romeinen 9 vers 1 t/m 3: Christus weet dat ik de waarheid spreek en de Heilige Geest bevestigt het in mijn geweten: er is iets dat mij veel verdriet doet en mij onophoudelijk kwelt, en wel de toestand van mijn eigen volk, de Israëlieten. Echt, ik zou zelf van Christus afgesneden willen zijn, als ik daarmee mijn broeders en zusters van de ondergang zou kunnen redden (Rom.9:1).

In 1Tim.3:9 schrijft de apostel dat de diakenen een zuiver inzicht moeten hebben in de geloofsleer en daarnaar moeten handelen vanuit een zuiver geweten.

(3)

1 Timotheüs 3 vers 10: Voordat zij (de diakenen) als helper worden aange- steld, moet eerst blijken of zij er wel geschikt voor zijn. Als er niets op hen valt aan te merken, mogen zij helpers worden. Vers 10 is verbonden met het vorige, net als de leiders of opzieners moeten ook de diakenen worden getoetst.

Bij het toetsen gaat het niet om een proeftijd, want de diakenen zullen pas na het toetsen als zodanig gaan optreden. Het gaat er bij het toetsen om, of de diakenen aan de hen gestelde voorwaarden voldoen (vs.8,9). Hetzelfde geldt voor de op- zieners. De woorden ‘als er niets op hen valt aan te merken’ slaat op het volle- dig beantwoorden aan de gestelde voorwaarden. Als zij aan de voorwaarden vol- doen ‘mogen zij helpers worden’, dat wil zeggen, in de zin van dienen, aandra- gen, helpen. De taak van een diaken is inderdaad om de leiders of opzieners te helpen. Dat doen ze door de leiders of opzieners een aantal praktische werk- zaamheden uit handen te nemen.

1 Timotheüs 3 vers 11: Op vrouwen mag ook niets zijn aan te merken. Zij mogen niet roddelen en het vertrouwen niet beschamen. Zij moeten in alles betrouwbaar zijn. In het voorgaande werd al duidelijk dat Paulus gewoon verder is gegaan met het geven van voorwaarden, nu in vers 11 gelden de voorwaarden voor vrouwen. In 1Tim.2 (vs.9-15) heeft Paulus al over vrouwen in de gemeente gesproken. Daarom gaat het in 1Tim.3 om een bijzondere categorie vrouwen. Er zijn twee gangbare opvattingen: of het gaat over de vrouwen van de toekomstige diakenen, of het gaat in 1Tim.3 om vrouwelijke diakenen.

Als het om de vrouwen van de diakenen zou gaan, is het vreemd dat Paulus geen voorwaarden heeft gegeven voor de vrouwen van de leiders of opzieners.

Omdat de ‘vrouwen’ enerzijds wel in de context van de diakenen worden be- sproken, maar toch ook als nieuwe categorie worden ingeleid, zullen we waar- schijnlijk moeten denken aan ‘dienaressen’.

(4)

Dat er in de eerste christelijke gemeenten vrouwelijke diakenen bestonden blijkt ook uit Rom.16 vers 1 en 2, waar Paulus schrijft: ik wil Phebe bij u aanbevelen.

Zij is een fijne zuster, die veel goed werk in de gemeente van Kenchreeën doet. Ontvang haar zoals het gelovigen past. Zij dient dezelfde Heer als u.

Help haar in alles waarbij zij uw hulp nodig heeft, want zij heeft al veel voor anderen gedaan en ook voor mij. In de Griekse tekst wordt gezegd dat Phebe een ‘diakonon’ van de gemeente is. Maar het is natuurlijk ook mogelijk dat de vrouwen van de diakenen speciaal worden genoemd, omdat de diakenen door- gaans jonger en meestal korter gehuwd waren dan de leiders en opzieners en de vrouwen van de diakenen ook minder bekend waren dan de vrouwen van de op- zieners. De eisen die aan de vrouwen worden gesteld, zijn vergelijkbaar met die voor opzieners en diakenen, zij het dat van hen niet wordt verwacht dat zij gezag kunnen uitoefenen of onderwijs kunnen geven. Zij mogen niet roddelen en het vertrouwen niet beschamen. Het ‘niet roddelen of kwaadspreken’ en ‘het vertrouwen niet beschamen’ wordt niet bij de mannen genoemd. Misschien had Paulus de ervaring, dat er door de vrouwen wel eens geroddeld werd (vgl.

5:13; Tit.2:3). Zowel voor opzieners, diakenen en diaconessen (vrouwen) geldt:

zij moeten in alles betrouwbaar zijn.

1 Timotheüs 3 vers 12: Een helper mag maar één vrouw hebben en moet zijn gezin goed kunnen leiden. In vers 12 komt Paulus weer terug op de mannelijke diakenen (vs.8-10). Van hen wordt verwacht, dat zij hun eigen vrouw trouw zijn (vs.2), dat zij gezag hebben over hun kinderen en goede leiding geven aan hun huis en gezin (vs.4). Deze voorwaarden sluiten natuurlijk niet uit dat ook onge- trouwden diaken kunnen zijn.

1 Timotheüs 3 vers 13: Helpers die het goed doen, krijgen respect van ande- ren en een vrijmoedig geloof in Christus Jezus.

(5)

De woorden ‘helpers die het goed doen’ geven aan, dat na een bepaalde peri- ode van goed diakenschap er langzaam respect bij andere gemeenteleden groeit. In 1 Timotheüs 5 vers 17 gaat het over oudsten of opzieners die hun werk goed doen. Daarvan zegt Paulus: Oudsten die hun werk goed doen, moeten dubbel beloond worden en dat geldt in het bijzonder voor de oudsten die hun tijd besteden aan het prediken en het onderwijzen. In 1Tim.5:17 wordt hetzelfde bedoeld als in vers 13. Het gaat om aanzien en respect. De gemeente- leden zullen na een goed ambtsperiode van een diaken steeds meer geneigd zijn respect voor de diaken te tonen en naar zijn woorden te luisteren. Een andere mogelijkheid is, dat iemand die zijn dienst als diaken goed heeft vervuld eventu- eel in aanmerking komt om als oudste of opziener aangesteld te worden.

Dat het bij deze dingen niet gaat om de beloning in de hemel, blijkt uit het ver- volg: zij krijgen een vrijmoedig geloof in Christus. Deze ‘vrijmoedigheid’

heeft betrekking op het verkondigen van het Evangelie (Hand.4:29; 1Thess.2:2).

Met de woorden ‘een vrijmoedig geloof in Christus’ wordt duidelijk, dat uit de geloofsrelatie met de Here Jezus de kracht voor deze vrijmoedigheid wordt ge- put.

1 Timotheüs 3 vers 14 en 15: Ik hoop binnenkort te komen. Maar voor het ge- val dat ik opgehouden word, schrijf ik je alvast, want ik wil dat je weet hoe het in de gemeente hoort toe te gaan, want de gemeente is het huisgezin van de levende God, ze is de pijler en het fundament van de waarheid.

In de Griekse tekst begint vers 14 met de woorden ‘deze dingen schrijf ik je in de verwachting spoedig bij je te komen’. De woorden geven aan dat Paulus het eerste deel van zijn brief met vers 14 afsluit. Paulus verwacht, dat hij op rede- lijk korte termijn terug zal keren naar Efeze, waar hij Timotheüs had achtergela- ten toen hijzelf naar Macedonië vertrok (1Tim.1:3). Deze situatie is eventueel te plaatsen binnen de 2 à 3 jaar durende periode dat Paulus in Efeze verbleef (Hand.19). Gedurende die tijd heeft Paulus één, maar mogelijk ook meer korte

(6)

De reis naar Korinthe ging als regel via Macedonië. In dit verband is het ook aan- nemelijk, dat in de toen nog zeer jonge gemeente van Efeze opzieners en diake- nen moesten worden aangesteld (1Tim.4:12). Meestal wordt aangenomen, dat Paulus na zijn eerste gevangenschap in Rome (Hand.28:30) weer is vrijgelaten en opnieuw Klein-Azië en Macedonië heeft bezocht.

Dat het een-en-ander niet duidelijk is vast te stellen met betrekking tot de date- ring van 1Timotheüs, komt omdat de eerste brief moeilijker te plaatsen is vanwe- ge de minder persoonlijke notities dan in de tweede brief aan Timotheüs en de brief aan Titus. Het enige duidelijke is 1Timotheüs 1 vers 3: Ik herinner je aan wat ik je heb opgedragen toen ik naar Macedonië vertrok: blijf in Efeze…' Het ligt voor de hand te letten op Hand.20:1, waar Paulus zich op reis begaf naar Macedonië. Paulus vertrok nl. vanuit Efeze na de opstand van de zilversmeden inzake de godin Artemis van de Efeziërs (Hand.19:21-40). De naam Alexander in 1Tim.1:20 doet ook aan die gebeurtenis denken. Het is aannemelijk, dat Pau- lus vanuit de omgeving van Troas de eerste brief aan Timotheüs schreef. Hij was naar Troas gegaan, vanwege de vele openingen voor zendingswerk (2Kor.2:12).

Ten tijde van het schrijven van de eerste brief hoopt Paulus naar Timotheüs toe te komen, dat hebben we net in 1 Timotheüs3:14 gelezen. Ze ontmoeten elkaar in Macedonië (2Kor.1:1), waar Timotheüs naast Paulus wordt genoemd. Daarom lijkt de herfst van het jaar 55 n.Chr. op grond het voorgaande de meest waar- schijnlijke datering.

Ik hoop binnenkort te komen. Maar voor het geval dat ik opgehouden word, schrijf ik je alvast. Paulus heeft wel de verwachting dat hij binnenkort naar Timotheüs kan afreizen, maar houdt toch rekening met een oponthoud, daarom schrijft hij hem alvast. Daar is alle reden toe, omdat de apostel hem graag van een aantal zaken op de hoogte wil brengen. Paulus wil dat Timotheüs weet hoe het in de gemeente hoort toe te gaan. Ook al zal Timotheüs wel ongeveer ge- weten hebben, wat voor voorwaarden aan opzieners en diakenen moeten worden gesteld, toch was er meer informatie en onderwijs nodig.

(7)

Bovendien was het de bedoeling, dat de brief (althans gedeeltelijk) in de gemeen- te werd voorgelezen, zodat iedereen op de hoogte was van deze voorschriften.

Dat was en is belangrijk omdat de christelijke gemeente het huisgezin is van de levende God.

In Hebreeën 3 vers 6 lezen we: Maar Christus, Gods trouwe Zoon, heeft het volledige beheer over het huis van God. En dat huis zijn wij, de christenen, als wij tenminste tot het einde toe volhouden en met blijdschap op de Here blijven vertrouwen. De woorden ‘huis van God’ hebben in 1Tim.3 wel meer de betekenis van ‘huisgezin’, mede in het licht van de voorbeelden in 1 Timotheüs 3 vers 4, 5 en 12. De instructies van Paulus zijn bedoeld voor het leven in het ver- band van de gemeente van Christus, waarbinnen ook sprake is van gezag en orde. De uitdrukking ‘de levende God’ komt uit het OT (Ps.42:3; 84:3), waar de nadruk ligt op de tegenstelling met de afgoden, die niet kunnen horen of zien en geen bemoeienis met mensen hebben. In Hebr.10:31 ligt de nadruk op de macht van HERE om te oordelen. In de ‘gemeente van de levende God’ moeten Gods kinderen zich de gedragen overeenkomstig de normen van de HERE, die alles ziet en beoordeelt.

De gemeente is niet alleen het huisgezin van de levende God, ze is de pijler en het fundament van de waarheid. In het NT wordt de gemeente vaak beschre- ven als gebouwd op een fundament bv. Jezus Christus (1Kor.3:11). Of op het fundament van ‘apostelen en profeten’. In Efeziërs 2 vers 19 t/m 22 lezen we:

Voor God bent u nu geen vreemdelingen of buitenlanders meer, nee, u hebt dezelfde rechten als Joodse christenen. U hoort nu ook bij het volk van God, bij Zijn gezin. U staat zo vast als een huis op de fundering van de apostelen en profeten en de belangrijkste steen, de hoeksteen, is Jezus Christus Zelf. Hij houdt het hele gebouw bijeen. Wij vormen samen met hem een heilige tempel voor God, een tempel die steeds groter wordt. Ook u wordt door de Geest in dit gebouw, in dit huis van God, ingevoegd (Openb.

21:14). In 1 Timotheüs 3 wordt de gemeente zelf ‘de pijler en het fundament

(8)

Het betekent dat bij de gemeente de verantwoordelijkheid berust om ‘de waar- heid’ - het Evangelie, het geheim van het geloof (vs.9) in de wereld uit te dragen en te verkondigen in woord en daad (levenswandel).

De kerk of de gemeente van Christus is ‘de pijler en het fundament van de waarheid’, de basis waarop de waarheid rust. Als de leiders of opzieners van de kerk niet voor de waarheid instaan, dan heeft de kerk geen basis waarop de waarheid van de HERE kan rusten.

1 Timotheüs 3 vers 16: Het valt niet te ontkennen dat de waarheid die God ons bekend heeft gemaakt, groot is: Christus kwam als mens naar de aarde, werd door de Geest rechtvaardig verklaard en door engelen gezien. Hij werd onder de volken bekendgemaakt, in de wereld aanvaard en weer in de heer- lijkheid van de hemel opgenomen. Met de beginwoorden van vers 16 wordt uitgedrukt, dat iedereen met het volgende zou moeten instemmen. Het geheime- nis van het geloof (vs.9), de waarheid die God ons bekend heeft gemaakt is eeuwen lang verborgen gebleven. Die waarheid is dat God door Jezus Christus de wereld met Zich zou verzoenen (Kol.1:26-27; 2:2). Deze boodschap wordt nu weergegeven in de vorm van een lied.

De zes korte versregels vertonen in het Grieks een duidelijk ritme en een prachtig rijm. Helaas komt het in onze vertaling niet zo duidelijk naar voren, maar de woordparen 'vlees en geest', 'engelen en heidenen', 'wereld en heerlijkheid' vormen steeds een tegenstelling. De eerste versregel beschrijft de menswording van Jezus Christus, de komst van Christus in het vlees (als mens op aarde).

'Rechtvaardig verklaard door de Geest' kan in het licht van Romeinen 1 (vs.3- 4) slaan op de opstanding uit de doden door de kracht van de Heilige Geest.

In 1 Petrus 3 vers 18 lezen we: Ook Christus heeft, als een onschuldige voor schuldigen, geleden voor onze zonden, voor eens en altijd, om ons bij God terug te brengen. Hij is lichamelijk gestorven, maar is weer levend gemaakt door de Geest.

(9)

De opstanding kan als bewijs gezien worden van de rechtvaardiging (rehabilita- tie) van Jezus Christus door God de Vader.

Met 'gezien door of verschenen aan de engelen' wordt - volgens sommigen Bijbeluitleggers - gedoeld op de 'boze machten in de hemelse gewesten' (Ef.1:21 ;2:2; 3:10; 6:12; Kol.2:15;Hebr.2:7,9) die verbijsterd waren, toen de Here Jezus uit de doden opstond en werd verheerlijkt. Maar de tegenstelling met 'vol- ken of heidenen' maakt het waarschijnlijker, dat deze 'engelen' de hemelse en- gelen zijn, die Christus welkom heetten bij Zijn hemelvaart. Daarna wordt de ver- kondiging van het Evangelie aan alle volken en het geloof, dat overal in de wereld op Jezus gevestigd wordt, bezongen. Tenslotte spreekt het 'weer opgenomen in de heerlijkheid van de hemel' niet alleen over de hemelvaart, maar bovenal over de heerlijkheid die Christus aan de rechterhand van God de Vader heeft ontvangen. Die heerlijkheid zag Stefanus in Handelingen 7 vers 55, waar we le- zen: Maar Stefanus schonk geen aandacht meer aan hen. Hij was vol van de Heilige Geest, keek omhoog en zag de schitterende heerlijkheid van God.

Ook zag hij Jezus aan de rechterhand van God. Ook in Efeziërs 1 vers 20 lezen we over de heerlijkheid van Christus: Door diezelfde grote kracht is Christus uit de dood teruggekomen om de belangrijkste plaats naast God in te nemen (Kol.3:1).

1 Timotheüs 3 vers 16 omschrijft waarschijnlijk één van de eerste geloofsbelijde- nissen van de christelijke kerk, de gemeente van Christus. Luisteraar, is het ook uw belijdenis? We vinden de woorden uit 1Tim.3:16 ook terug in de Apostoli- sche

Geloofsbelijdenis, ook wel de Twaalf Artikelen genoemd. Een geloofsbelijdenis die in veel kerken nog iedere zondag wordt gezongen of gelezen.

(10)

Ter afsluiting van deze uitzending lees ik de Apostolische Geloofsbelijdenis voor:

Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper van de hemel en de aarde.

En in Jezus Christus, zijn eniggeboren Zoon, onze Here; die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria; die geleden heeft onder Pontius Pila- tus, is gekruisigd, gestorven, en begraven, neergedaald in het rijk van de dood;

op de derde dag opgestaan uit de doden; opgevaren naar de hemel, en zit aan de rechterhand van God de Almachtige Vader; vandaar zal Hij komen om te oor- delen de levenden en de doden. Ik geloof in de Heilige Geest. Ik geloof een heili- ge, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen; vergeving van de zonden; opstanding van het vlees; en een eeuwig leven. Amen!

In de volgende uitzending lezen we verder in 1 Timotheüs.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In vers 18 brengt Jakobus naar voren, dat God ons heeft voortgebracht om ‘de eerste vruchten van Zijn nieuwe schepping’ te zijn.. Dit vormt met elkaar een

Hij laat zien dat het gezag van Jezus uitkomt in Zijn onderwijs en in Zijn macht over de boze geesten.. Jezus en Zijn metgezellen kwamen in

Koning Achaz en de Judeeërs kunnen gedacht hebben dat ze de juiste keuze maakten door op de koning van Assur te vertrouwen, maar de HERE voorzegt – door Jesaja – dat de

Paulus en Apollos hebben niet zelf besloten wat voor functie zij in Korinthe zouden willen bekleden, maar de HERE heeft hen naar Zijn plan gebruikt in de verkondiging van

In die woestijn beklaagden de Israëlieten zich tegenover Mozes en Aäron en zeiden: Waarom heeft de HERE ons niet gewoon in Egypte laten sterven.. Daar waren de vleespotten vol

2 Timotheüs 4 vers 1 en 2: Voor God en Jezus Christus – als Hij verschijnt om Zijn Koninkrijk te stichten, zal Hij over de levenden en doden oordelen – vraag ik je dringend het

Geheel in overeenstemming daarmee is één van de meest bekende teksten uit de Bijbel, uit Joh.3 vers 16: Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij Zijn enige Zoon

Daarbij is niet alleen gedacht aan de gebo- den die in de voorgaande verzen gegeven zijn, maar zoals vers 23 laat zien gaat het om alle geboden die de Israëlieten al ontvangen