• No results found

[Uitzending 995: Intro & Jakobus 1:1 t/m 3]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 995: Intro & Jakobus 1:1 t/m 3]"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 995: Intro & Jakobus 1:1 t/m 3]

De brief van Jakobus is gericht aan Joodse christenen om praktische adviezen te geven voor de christelijke levenswandel. Met Jakobus wordt mogelijk een broer van Jezus bedoeld. Het geschrift - dat wel de vorm van een brief heeft, maar niet echt een brief is - bevat veel korte, kernachtige uitspraken, die doen denken aan de uitspraken van de Here Jezus in de Bergrede. De onderwerpen die Jakobus bespreekt, laten iets zien van de moeilijkheden waarmee de christelijke gemeente te maken had: trots, discriminatie, hebzucht, losbandigheid, huichelarij, werelds- gezindheid en kwaadsprekerij. Jakobus probeert deze zonden aan te pakken door te laten zien dat geloof zonder goede daden dood is (Jak.2:26). Daarmee bedoelt hij dat het belijden van het geloof op zich niet voldoende is. Echt geloof komt tot uiting in een goed leven, net zoals een goede boom goede vruchten voortbrengt en geen distels. Jakobus wijst op het belang van de christelijke levenswandel, zowel als bewijs voor de echtheid van het geloof als om de wereld te tonen dat het goede nieuws mensenlevens verandert.

Geloof zonder werken kan geen geloof worden genoemd. Geloof zonder werken is dood, en een dood geloof is erger dan helemaal geen geloof. Het geloof moet werkzaam zijn, het moet vruchtbaar zijn, het moet zichtbaar zijn. Geloven met de mond is niet genoeg en geloven met het verstand is onvoldoende. Het geloof moet aanwezig zijn, maar dat niet alleen. Het moet tot daden aanzetten. Overal in zijn brief aan Joodse gelovigen verbindt Jakobus het ware geloof aan de levens- praktijk van elke dag door te benadrukken dat een echt geloof zich moet manifes- teren in werken van het geloof, een leven zoals de HERE dat wil.

Het geloof doorstaat beproevingen. Beproevingen komen en gaan, maar een groot geloof zal ze niet uit de weg gaan en zo volharding uitwerken. Het geloof onderkent verzoekingen en zal niet toestaan dat we toegeven aan onze begeerte en tot zonde vervallen. Het geloof is gehoorzaam aan Gods Woord. Het zal niet alleen maar horen en niet doen.

(2)

Geloof brengt daders voort. Het geloof koestert geen vooroordelen. Volgens Ja- kobus kunnen geloof en aanzien des persoons niet samengaan. Het geloof komt tot uitdrukking in werken. Het is meer dan

alleen woorden, het is meer dan kennis, het uit zich in gehoorzaamheid en het reageert zonder terughoudendheid op Gods beloften. Het geloof bedwingt de tong. Dit kleine, maar uitermate machtige deel van het lichaam moet onder con- trole worden gehouden. Geloof is daartoe in staat. Het geloof handelt verstandig.

Het geeft ons het vermogen hemelse wijsheid te kiezen en aardse wijsheid te toetsen of te mijden. Het geloof bewerkt scheiding van de wereld en onderwer- ping aan God. Het verschaft een gelovige in Christus het vermogen de duivel te weerstaan en nederig tot de HERE te naderen. Tenslotte wacht geloof geduldig op de wederkomst van de Here Jezus Christus. Het klagen wordt door alle moeite en beproevingen heen onderdrukt.

Aan de naam Jakobus in Jak.1:1 is het vroege opschrift 'De brief van Jakobus', ontleend. Jakobus is de Griekse vorm van de Hebreeuwse naam Jakob, in de eerste eeuw na Christus een onder Joden veel voorkomende naam.

Er worden in het NT vier mannen Jakobus genoemd. De eerste is Jakobus, de vader van Judas - niet te verwarren met Judas Iskariot, die Jezus verraadde. De- ze Jakobus wordt tweemaal in de Bijbel genoemd (Luc.6:16; Hand.1:13) als de vader van één van de twaalf leerlingen van Jezus, maar is verder volledig onbe- kend. De tweede Jakobus is de zoon van Alfeüs (Matth.10:3; Marc.3:18; Luc.6:

15; Hand.1:13), op een andere plaats in de Bijbel ‘de jonge Jakobus’ genoemd (Marc.15:40). Ook hij was één van de twaalf leerlingen. Afgezien van het feit dat hij vermeld wordt als één van de leerlingen van Jezus, is deze Jakobus volslagen onbekend, en het is twijfelachtig of hij de gezaghebbende figuur is achter deze brief. Er zijn pogingen ondernomen om deze Jakobus te vereenzelvigen met ‘de broer van onze Here’ in Gal.1:19, maar die opvatting is moeilijk verenigbaar met de evangeliën.

(3)

De derde Jakobus die we in de Bijbel vinden is Jakobus, de zoon van Zebedeüs en de broer van Johannes (Matth.4:21;10:2;17:1; Marc.3:17;10:35; Luc.9:54;

Hand.1:13), Hij was als discipel één van de intieme vrienden van Jezus, maar zijn martelaarschap omstreeks het jaar 44 na Chr. (Hand.12:2) maakt het zeer on- waarschijnlijk dat hij deze brief heeft geschreven. De vierde Jakobus in de Bijbel is Jakobus, de broer van onze Here (Matth.13:55; Marc.6:3; Gal.1:19). Hij was één van de steunpilaren in de gemeente van Jeruzalem (Hand.12:17;15:13- 21; 21:18; Gal.2:9,12). De Bijbelse en oudkerkelijke gegevens doen ook ons er- kennen dat Jakobus, de broer van onze Here Jezus de schrijver is van de brief.

Er zijn verschillende duidelijke parallellen tussen het taalgebruik in de brief opge- steld onder zijn leiding in Hand.15 (vs.23-29) en de brief van Jakobus (bv. het ongebruikelijke Griekse woord voor 'groeten', vinden we alleen in Hand.15:23;

23:26; en Jak.1:1).

Het Joodse karakter van deze brief met zijn nadruk op de Wet, plus de duidelijke invloed van de Bergrede (bv. Jak.4:11,12; 5:12), vullen aan wat we weten over Jakobus 'de Rechtvaardige' uit de Bijbel en de vroegchristelijke traditie.

Er is wel beweerd dat het Grieks in de brief van Jakobus te verfijnd is voor een Galileeër zoals Jakobus, maar die bewering gaat uit van het feit dat hij niet de ge- legenheid of de aanleg heeft gehad vaardig te worden in het koinè Grieks - het Grieks in de omgangstaal. Als vooraanstaand kerkelijk leider zou het tot zijn voordeel hebben gestrekt vloeiend de voertaal van het Romeinse Rijk te beheer- sen. Om verschillende redenen verklaren sommigen dat Jakobus een stiefbroer van Jezus was uit een vorig huwelijk van Jozef, of dat de 'broeders' van Jezus genoemd in Matth.13 (vs.55) en Marc.6 (vs.3) in feite Zijn neven waren. Maar de meest voor de hand liggende verklaring van de gegevens in de evangeliën is dat Jakobus de halfbroer van Jezus was, een nakomeling van Jozef en Maria na de geboorte van Jezus (Matth.1:24,25). Jakobus accepteerde blijkbaar de aanspra- ken van Jezus dat Hij de Messias is, pas nadat de Here Jezus na Zijn opstanding aan hem was verschenen (1Kor.15:7).

(4)

Hij en zijn broers bevonden zich onder de gelovigen die op de Pinksterdag wacht- ten op de komst van de Heilige Geest (Hand.1:13,14). Het duurde niet lang of hij werd een erkend leider van de christengemeente in Jeruzalem

(Hand.12:17;Gal.2:9,12), en hij was ook een hoofdpersoon en sleutelfiguur tijdens de vergadering te Jeruzalem in Hand.15. Zelfs na de derde zendingsreis van Paulus bleef Jakobus de wet van Mozes in acht nemen als een getuigenis voor de andere Joden (Hand.21:18-25). De vroege traditie legt de nadruk op zijn Joodse vroomheid en op zijn inzet anderen te overtuigen dat Jezus de Messias is. Hij stierf een gewelddadige marteldood, niet lang voor de val van Jeruzalem.

De beknoptheid en de geringe nadruk op de christelijke leer verhinderde dat de brief van Jakobus breed in de christelijke gemeenten werd gelezen. Tegen de tijd dat de brief in alle christengemeenten bekend werd, heerste er onzekerheid over de identiteit van de Jakobus in Jak.1:1. De groeiende erkenning dat deze brief door ‘de broer van onze Here’ was geschreven, leidde tot zijn aanvaarding in de canon van NT en de Bijbel.

De brief van Jakobus is gericht aan 'de twaalf stammen die over de hele we- reld verstrooid zijn' (Jak.1:1), en uit verzen zoals Jak.1:19 en Jak.2:1 en 7 blijkt dat deze groet wordt overgebracht aan Joodse christenen buiten Israël. Hun plaats van samenkomst wordt een 'synagoge' genoemd in de Griekse tekst van Jak.2:2, en de hele brief weerspiegelt de Joodse denkwijze en Joodse uit- drukkingen (bv. Jak.2:19,21; 4:11,12; 5:4,12). Er zijn geen toespelingen op slavernij of afgoderij, en dat sluit ook aan bij een oorspronkelijk Joodse lezers- kring. Er kwamen op de Joodse gelovigen veel problemen af die hun geloof op de proef stelden, en Jakobus was er bezorgd over dat ze zouden bezwijken door ongeduld, bitterheid, materialisme, verdeeldheid en geestelijke apathie.

Als inwoner van Jeruzalem en leider van de gemeente had Jakobus ongetwijfeld veel contact met Joodse christenen uit een aantal Romeinse provincies. Daarom voelde hij zich verantwoordelijk hen te vermanen en te bemoedigen in hun ge-

(5)

Volgens de Joodse historicus Flavius Josephus stierf Jakobus in het jaar 62 na Chr. de marteldood (Hegesippus, geciteerd door Eusebius, stelde zijn sterfjaar vast op 66 na Chr.). Zij die hem houden voor de schrijver van deze brief hebben een datering voorgesteld die varieert van 45 na Chr. tot het einde van zijn leven.

Maar er zijn verscheidene factoren die er op wijzen dat de brief van Jakobus het oudste geschrift van het NT zou kunnen zijn (ca.46-49 na Chr.). Ik wil u vijf argu- menten noemen. 1 - Er wordt niets vermeld over christenen uit de niet-Joden (heidenen) of hun verhouding tot Joodse christenen, zoals te verwachten zou zijn in een latere brief. 2 - Afgezien van de verwijzing naar de persoon van Christus is er in de brief van Jakobus nauwelijks sprake van een kenmerkende theologie, zodat gedacht moet worden aan een vroege datering, in een periode waarin het christelijke geloof nog gezien werd als een onderdeel van het messiaanse Jo- dendom. 3 - De toespelingen op het onderwijs van Christus vertonen qua woord- gebruik zo weinig overeenkomst met de eerste drie (synoptische) evangeliën, dat de brief van Jakobus waarschijnlijk vóór de evangeliën is geschreven. 4 - Jako- bus gebruikt het Griekse woord ‘synagogen’ - vergadering - (in Jak.2:2) naast 'gemeente' en uit zijn brief blijkt een zeer eenvoudige organisatie van oudsten en leiders van de gemeenten (leraars; Jak.3:1; 5:14), naar het voorbeeld van de vroege synagoge. 5 - Jakobus noemt niet de zaken die aan de orde waren in de vergadering te Jeruzalem uit Hand.15 (in het jaar 49 na Chr.).

Als we vragen op welke wijze Jakobus in zijn brief Jezus Christus beschrijft dan ontdekken we het volgende: In Jak.1 (vs.1) en 2 (vs.1) schrijft Jakobus over de 'Here Jezus Christus' en in Jak.5 (vs.7, 8) over zijn uitzien naar de 'terugkomst van de Here'. In vergelijking met ander NT schrijvers zegt Jakobus weinig over Jezus Christus en toch is zijn betoog doortrokken van zinspelingen op het onder- wijs van de Heiland.

(6)

Vooral de Bergrede neemt in het denken van Jakobus een belangrijke plaats in - er zijn ongeveer vijftien indirecte verwijzingen naar Griekse grondtekst van de Bergrede (bv. Jak.1:2 en Matth.5:10-12; Jak.1:4 en Matth.

5:48; Jak.2:13 en Matth.6:14,15; Jak.4:11 en Matth.7:1,2; Jak.5:2 en Matth.6:19).

De brief van Jakobus schildert Jezus als de Christus, in de context van het vroe- ge Jodendom.

Kijken we naar sleutelwoorden, sleutelteksten en sleutelhoofdstuk dan vinden we als sleutelwoord: een werkzaam geloof. Door de hele brief heen werkt Jakobus het thema uit van de kenmerken van het ware geloof. Op een doeltreffende wijze gebruikt hij deze kenmerken als toetsen, waarnaar zijn lezers de kwaliteit van hun verhouding tot Christus kunnen beoordelen. De strekking daarvan is niet leerstel- lig of ter verdediging van het christelijke geloof (apologetisch), maar praktisch.

Jakobus is er op uit de gelovigen uit te dagen de kwaliteit van hun dagelijks leven te onderzoeken door te letten op hun houding en hun daden. Een oprecht geloof zal belangrijke veranderingen aanbrengen in iemands gedrag en karakter, en het uitblijven van deze veranderingen is een symptoom van een dood geloof.

Als sleutelverzen zijn te noemen Jakobus 1:19 t/m 22 en 2:14 t/m 17.

In Jakobus 1:19 t/m 22 lezen we: Beste vrienden, onthoud dit goed: wees snel met luisteren, maar traag met spreken, en word niet snel kwaad, want

kwaadheid veroorzaakt alleen maar dingen die tegen Gods wil ingaan. Wees zachtmoedig en reken voorgoed af met alles in uw leven wat vuil is of wat maar de schijn heeft slecht te zijn. Wees dankbaar voor het geweldige nieuws dat in ons geplant is, want daardoor kan onze ziel gered worden.

Maar naar dat nieuws moet u niet alleen luisteren, u moet er ook naar han- delen. Misleid uzelf niet.

(7)

En in het tweede gedeelte, in Jakobus 2 vers 14 t/m 17 lezen we: Broeders en zusters, wat voor zin heeft het te zeggen dat u christen bent als dat niet blijkt uit wat u voor anderen doet? Kunt u door zo’n geloof gered worden?

Als uw vriend niet genoeg te eten krijgt en bijna geen kleren heeft en u zegt tegen hem: Het beste ermee, hoor! Vat geen kou en zorg dat je niet verhon- gert, is dat toch zinloos als u hem niet geeft wat hij nodig heeft? Het is wel duidelijk dat geloof alleen niets te betekenen heeft. U moet het ook laten blijken uit wat u doet. Geloof dat niet uit daden blijkt, is geen geloof, het is dood en zinloos.

Het eerste hoofdstuk in de brief van Jakobus is het sleutelhoofdstuk. Een van de moeilijkste terreinen van het christenleven is dat van de verleidingen en moeilijk- heden. Jakobus laat de juiste reactie op beide zien: houd moeilijkheden en ver- leidingen voor enkel vreugde en besef dat God nooit de neiging heeft iets slechts te doen. Hij brengt niemand in verleiding. De HERE is niet de bron van verleidingen.

Ter afsluiting van de algemene inleiding geef ik een overzicht van de inhoud van de brief. Jakobus is het Spreukenboek van het NT omdat het geschreven is in de beknopte stijl van de wijsheidsliteratuur. Het is duidelijk dat Jakobus sterk beïn- vloed werd door de wijsheidsliteratuur uit het OT en door de Bergrede uit het NT.

Maar de vurige prediking van Jakobus tegen onrechtvaardigheid en sociaal on- recht heeft hem ook de naam van 'de Amos van het NT' bezorgd.

Vanwege de vele onderwerpen in de brief is het moeilijk een samenvatting te ge- ven. De voorstellen die uitleggers geven variëren van een aantal losse onderwer- pen tot een strak, samenhangend schema. Wij kiezen voor een indeling in drieën.

Het eerste gedeelte - Jakobus 1:1 t/m 18 - handelt over de beproeving van het geloof. Het tweede - en grootste gedeelte - Jakobus 1:19 t/m 5:6 - handelt over de kenmerken van het geloof. Het derde gedeelte - Jakobus 5:7 t/m 20 - gaat over de overwinning van het geloof.

(8)

Het eerste deel - de beproeving van het geloof - behandelt de kenmerken van een waarachtig geloof met betrekking tot moeilijkheden en verleidingen. Na een korte groet (één vers) aan de over de hele wereld verspreide Joodse christenen (Jak.1:1) introduceert Jakobus direct zijn eerste onderwerp: geloofsbeproevin- gen van buitenaf (Jak.1:2-12). Deze beproevingen hebben een doorwerkende volharding tot doel en een besef afhankelijk van de HERE te zijn. Tot Hem gaat een gelovige voor wijsheid en toerusting. Innerlijke verzoekingen (Jak.1:13-18) komen niet van God, Hij geeft ons alles wat goed en volmaakt is' (Jak.1: 17).

Deze verleidingen tot het kwaad moeten in een vroeg stadium worden bedwon- gen, want anders kunnen ze rampzalige gevolgen hebben.

Het tweede deel - de kenmerken van het geloof - behandelt een juiste reactie op beproevingen. Zo’n reactie vereist, dat men snel moet zijn 'met luisteren, maar traag met spreken’ en niet snel kwaad moet worden (Jak.1:19). Deze woorden zijn een globale samenvatting van de rest van de brief. Snel zijn met luisteren sluit een gehoorzame reactie op Gods Woord in (Jak.1:19-27). Echt luis- teren houdt meer in dan horen wat er wordt gezegd. Het Woord van God moet worden aangenomen en toegepast. Na het noemen van dit principe (Jak.1:21,22) werkt Jakobus dit verder uit aan de hand van een voorbeeld (Jak.1:23-25) en een toepassing (Jak.1:26,27). Een oprecht geloof moet een vooringenomenheid ten opzichte van de rijken veranderen in een liefde voor zowel armen als rijken (Jak.2 :1 -13). Een oprecht geloof moet ook leiden tot daden (Jak.2:14-26). In Rom. 4 gebruikt Paulus het voorbeeld van Abraham om aan te tonen dat de rechtvaar- digheid uit het geloof is, niet uit de werken. Maar Jakobus beweert dat Abraham werd gerechtvaardigd uit de werken, de dingen die hij deed (Jak.2:21). Ondanks de duidelijke tegenstelling zijn Rom.4 en Jak.2 in werkelijkheid twee zijden van dezelfde medaille. In het tekstverband schrijft Paulus over de rechtvaardiging voor God, terwijl Jakobus spreekt over het bewijs van de rechtvaardiging voor mensen. Een geloof dat geen veranderingen brengt, is geen zaligmakend geloof.

(9)

Door over te stappen van werken of daden naar woorden toont Jakobus hoe een levend geloof de tong in bedwang houdt ('traag met spreken', Jak.1:19). De tong is klein, maar heeft macht net zoveel goeds als kwaads te veroorzaken. Alleen Gods kracht, aangewend door een werkzaam geloof, kan de tong in toom houden (Jak.3:1-12). Net als de tong op een slechte en goede manier gebruikt kan wor- den zo zijn er ook duivelse en goddelijke openbaringen van wijsheid (Jak.3:13- 18). Jakobus zet zeven kenmerken van menselijke wijsheid tegenover zeven kenmerken van goddelijke wijsheid.

De sterke aantrekkingskracht van wereldgelijkvormigheid (Jak.4:1-12) en rijkdom (Jak.4:13-5:6) scheppen conflicten die schadelijk zijn voor de groei van het ge- loof. De wereld staat vijandig tegenover God, en het najagen van wereldse ge- noegens veroorzaakt hebzucht, afgunst, strijd en verwaandheid (Jak.4:1-6). Het enige alternatief voor de gelovige is onderwerping aan God vanuit een nederig en berouwvol hart. Dat zal ook verandering brengen in de houding tot andere men- sen (Jak.4:7-12). Deze geest van onderwerping en nederigheid moet een rol spe- len bij alle pogingen om winst te maken (Jak.4:13-17), vooral omdat rijkdom kan leiden tot trots, onrechtvaardigheid en egoïsme (Jak.5:1-6).

In het derde deel - de overwinning van het geloof - moedigt Jakobus zijn lezers aan het lijden van de tegenwoordige wereld geduldig te dragen met het oog op de toekomst, in het perspectief van de wederkomst van Christus (Jak.5:7-12). Gelo- vigen kunnen wel onderdrukt worden door de rijken of gebukt gaan onder de om- standigheden, maar naar het voorbeeld van Job kunnen zij er zeker van zijn dat God in Zijn bemoeienis met hen genade op het oog heeft.

Jakobus besluit zijn brief met een aantal praktische woorden over gebed en ge- nezing van gelovigen (Jak.5:13-20). De gebeden van rechtvaardige mannen (bv.

de oudsten van de plaatselijke christengemeenten) hebben een krachtige uitwer- king bij genezing en herstel van gelovigen. Als zonde niet wordt aangepakt, kan ze ziekte en zelfs de dood veroorzaken.

(10)

We gaan nu lezen in Jakobus 1 vers 1 t/m 3: Van: Jakobus, een dienaar van God en van de Here Jezus Christus. Aan: de Joodse christenen uit de twaalf stammen die over de hele wereld verstrooid zijn. Beste broeders en zusters, is uw leven vol moeilijkheden en verleidingen? Wees dan maar blij, want als uw geloof die beproeving doorstaat, kan uw geduld groeien. Naar de ge- woonte in die dagen, begint de schrijver met het noemen van zijn naam: Jakobus ( bv. 1Petr.1:1; 2Petr.1:1; Judas 1:1). Hij introduceert zichzelf met de woorden:

dienaar van God en van de Here Jezus Christus’. Voor de woorden ‘dienaar van God’ staat in het Grieks: ‘slaaf van God’, daarmee grijpt Jakobus terug op het OT. Daarin worden allerlei belangrijke personen ook ‘slaaf of knecht van God’ genoemd, zoals o.a. Mozes (2Kon.18:12; Ps.105:26) en David (2Sam.7:

5; Ps.89:4,21). De aanduiding ‘dienaar van de Here Jezus Christus’ komen we in de aanhef van nog een paar brieven tegen (Rom.1:1; 2Petr.1:1; Jud.1:1). Het is opmerkelijk, dat Jakobus zich niet aandient als apostel, een verschil met Paulus en Petrus (Rom.1:1; 1Petr.1:1). Jakobus richt zich tot ‘de Joodse christenen uit de twaalf stammen die over de hele wereld verstrooid zijn’.

In de volgende uitzending lezen we verder in Jakobus 1.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De eerste zegt tegen de ander: “Denk je dat er buiten de baarmoeder leven is.” “Nee, natuurlijk niet” zegt de tweede baby, “Onze navelstrang is helemaal niet lang genoeg,

Na de introductie op het Bijbelboek Jesaja - in de vorige uitzending - is nu het moment aangebroken om in Jesaja te gaan lezen. Bij de introductie is ook een indeling van

‘Zachtmoedigheid’ staat dan tegenover ‘snel kwaad worden’ (vs.20). In Jakobus 3 vers 13 lezen we in dit verband de woorden: Wie van u is wijs en verstandig? Dat kan alleen

Paulus en Apollos hebben niet zelf besloten wat voor functie zij in Korinthe zouden willen bekleden, maar de HERE heeft hen naar Zijn plan gebruikt in de verkondiging van

Met de ogen van het geloof hebben de mensen die in de verhalen van het Oude Testament aan het woord zijn, heel eigen maar betrouwbare en ware dingen gezien.. Zou

2 Thessalonicenzen 1 vers 3: ‘Wij moeten God altijd voor u danken, broe- ders, zoals het behoort, omdat uw geloof buitengewoon sterk groeit en de liefde van ieder van u allen

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

Daarbij is niet alleen gedacht aan de gebo- den die in de voorgaande verzen gegeven zijn, maar zoals vers 23 laat zien gaat het om alle geboden die de Israëlieten al ontvangen