• No results found

[Uitzending 765: Jesaja 1:1 t/m 3]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 765: Jesaja 1:1 t/m 3]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 765: Jesaja 1:1 t/m 3]

Na de introductie op het Bijbelboek Jesaja - in de vorige uitzending - is nu het moment aangebroken om in Jesaja te gaan lezen. Bij de introductie is ook een indeling van het Bijbelboek gegeven in 3 hoofddelen A, B en C, deze hoofdde- len zijn samen onderverdeeld in 10 subdelen. Met Jes.1:1 zijn we aangeko- men bij hoofddeel A. Dit hoofddeel omvat Jes.1 t/m 39 en gaat over Jesaja en zijn tijdgenoten. In de eerste vijf hoofdstukken komt het gericht over Israël en de belofte van herstel aan de orde. Het eerste hoofdstuk van Jesaja vormt de inleiding op Jes.2 t/m 5, hoofdstukken die voorafgaan aan het visioen in Jes.6.

Tegelijk worden - in deze eerste hoofdstukken - de grote thema’s van het hele Bijbelboek Jesaja al aangestipt.

De situatie van zonde en rampspoed van Israël wordt vanuit Gods gezichts- punt beschreven. Daarbij klinkt steeds de uitnodiging tot bekering en de belof- te van herstel. De eerste vijf hoofdstukken gaan over: Jes.1 - zonde en erva- ring; Jes.2 t/m 4 - over zonde en verkiezing en Jes.5 over zonde en gena- de. Daarbij is Jes.1 ook een inleiding op het hele Bijbelboek. Het is mogelijk in een laat stadium gekozen als introductie, omdat het de lezers voor een duide- lijke keuze stelt - net als Psalm 1. Daarnaast ziet het inhoudelijk terug op een verdrukking, en zijn er ook opvallende overeenkomsten in woordgebruik en thema’s tussen Jes.1 en Jes.65 en 66.

Een paar voorbeelden: De stad Jeruzalem of Sion lijkt op Sodom en Gomor- ra - Jes.1:8 t/m 10. Door oordelen heen komt er heil: de volken zullen naar het vernieuwde Jeruzalem komen - Jes.2:1 t/m 5. Daarmee is Jes.1:1 t/m 2:5 het eerste deel van een openbare bekendmaking: de theocratie van de HERE met Jeruzalem of Sion als het godsdienstige en politieke centrum van de wereld, een ‘stad van gerechtigheid’ en ‘trouwe burcht’ - Jes.1:26.

Jes.2:6 t/m 5:29 is een verklaring van dit doel. De volgende 59 hoofdstukken schetsen het proces waar Jeruzalem doorheen moet voordat het zover is.

Jes.65 en 66 vormt dan het slot van de openbare bekendmaking en is een samenvatting op hoger niveau: de proclamatie en realiteit van de theocratie.

(2)

Jes.66:18 t/m 24 beschrijft de godsdienstige praktijk van de pelgrimage zodra Jeruzalem of Sion het centrum is geworden van de nieuwe hemel en de nieu- we aarde.

Voor de eerder genoemde verdrukking zijn globaal genomen drie mogelijk- heden: 1) de Syro-Eframitische oorlog van 734 t/m 732 v.Chr.; 2) de aanval van Sanherib op Jeruzalem in 701 v.Chr. en 3) een paar jaar later - als aan- genomen wordt dat Manasse mederegent werd van Hizkia en die allerlei af- goderij invoerde. Over de Syro-Eframitische oorlog is nog het volgende te zeggen: de Aramese koning Resin en Pekach, de koning van het Tienstam- menrijk, kiezen er voor om de macht van Assyrië te trotseren. De twee konin- gen zetten koning Achaz van Juda - het Tweestammenrijk - onder druk om deel te nemen aan hun verzet. Zijn weigering leidt tot de belegering van Jeru- zalem. Deze oorlog wordt meestal ‘de Syro-Eframitische oorlog’ genoemd, waarbij ‘Syrië’ de oude aanduiding van Aram is en het Tienstammenrijk ‘Efra- im’ wordt genoemd.

Volgens 2Kron.28 (vs.5-8) geeft de HERE Achaz in de macht van de koning van Aram. De koning van Aram of Syrië neemt veel Judeeërs gevangen en voert hen weg in ballingschap naar Damascus. Pekach van Israël doodt 120.000 Judese strijders en neemt 200.000 Judese vrouwen en kinderen als krijgsgevangenen mee. Achaz is bang voor de aanval van Resin en Pekach (Jes.7:2), en koopt Assyrische hulp met het tempelgoud (2Kon.16:7-9). Tiglat- Pileser III komt met zijn leger, doodt koning Resin van Aram, verslaat Pekach van Israël, plundert het gebied en neemt de bevolking mee in ballingschap (ca. 733 v.Chr.). Tevens stelt hij Hosea als koning aan (2Kon.15:29-30). De cultische ontaarding die in het noorden aan de gang is (2Kon.16:3-4), wordt door Achaz voortgezet. Hij plaatst een kopie van een altaar uit Damascus in de tempel te Jeruzalem (2Kon.16:10-18 en 2Kron.28:23). De profeet Jesaja waarschuwt ernstig tegen het vertrouwen op Assyrië en kondigt de nederlaag van de Syro-Eframitische coalitie aan (Jes.7-8).

Jes.1 kan als introductie geplaatst zijn voor Jes.2 t/m 12, een nieuw gedeelte

(3)

Jesaja 1 is als volgt opgebouwd: In vers 1 vinden we het opschrift. In de ver- zen 2 t/m 9 een analyse van de geestelijke toestand van Israël. In de verzen 10 t/m 20 lezen we de boodschap dat de HERE bekering verlangt en geen of- fers of een uiterlijke godsdienst waar het hart niet bij is. In Jes.1:21 t/m 31 le- zen we ten slotte Gods antwoord op de huidige toestand van het volk.

Jesaja 1 vers 1: Dit zijn de boodschappen die Jesaja, de zoon van Amos, kreeg in visioenen tijdens de regeringsperioden van de Judese koningen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia. In deze boodschappen liet God Jesaja zien wat er zou gebeuren met Juda en Jeruzalem.

In de Hebreeuwse tekst lezen in Jes.1 vers 1: Het gezicht of visioen van Jesa- ja, de zoon van Amos, dat hij zag over Juda en Jeruzalem in de dagen van Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia, koningen van Juda.

De hebreeuwse woorden voor ‘gezicht’ en ‘zien’ zijn verwant. Het kan het beste worden vertaald met ‘visioen’. De HERE liet Jesaja de boodschap visio- nair zien.

Op grond van de namen van de genoemde koningen trad Jesaja in de jaren 750 t/m 690 v.Chr. op, gelijktijdig met Hosea (Hos.1:1). Koning Uzzia wordt opnieuw in Jes.6:1 en 7:1 vermeld. Het lijkt erop dat Jes.2 t/m 6 op zijn rege- ringsperiode betrekking heeft. Vanwege het inleidende karakter en de verbin- dingen met allerlei delen van het Bijbelboek Jesaja kan Jes.1 in een andere tijd zijn ontstaan. Achaz functioneert in Jes.7:1 t/m 14:28, zodat die hoofd- stukken vermoedelijk met zijn regeringstijd verbonden kunnen worden. Bij de andere hoofdstukken kunnen we alleen vragen: Zijn Jes.14 t/m 39 of 14 t/m 66 in de tijd van Hizkia ontstaan? Hizkia wordt vooral genoemd in Jes.36 t/m 39.

Net als de andere profetische Bijbelboeken opent het Bijbelboek Jesaja met de aanduiding van de naam van de profeet, de tijd van zijn optreden, het on- derwerp van zijn profetieën en een verwijzing naar de openbaring die hij ont- ving van HERE. Ook al ontbreekt het noemen van de naam van de HERE in het opschrift, uit Jes.1:2,10,18 en 24 blijkt wel degelijk dat het gaat om Gods openbaring en niet om een verwoording van Jesaja’s eigen inzichten.

(4)

Een kenmerk dat Jesaja deelt met Obadja is dat de Bijbelboeken die hun naam dragen worden aangeduid als ‘gezicht of visioen’ en niet beginnen met de standaardformule ‘het woord van de HERE dat kwam tot’.

Obadja begint met ‘Gezicht of visioen van Obadja’. Nahum opent met: ‘Profe- tie of Godsspraak over Ninevé. Die God aan Nahum uit Elkos heeft gegeven’.

De schrijver van 2 Kronieken kent het Bijbelboek Jesaja onder de titel ‘de vi- sioenen van de profeet Jesaja’ (2Kron.32:32), waarschijnlijk omdat de pro- feet ook een ‘ziener’ kan worden genoemd, iemand voor wie de onzichtbare werkelijkheid zichtbaar wordt (1Sam.9:9;Amos 7:12). Een duidelijke relatie tussen profetie en gezicht blijkt uit Ezech.12 vers 27: ‘Zijn visioenen of ge- zichten gaan over de verre toekomst. Zij zullen nog lang niet in vervulling gaan!’.

Wie was Jesaja, de zoon van Amos? De informatie over hem komt behalve uit het Bijbelboek Jesaja (o.a. Jes.36-39) ook nog uit 2Kon.18 t/m 20 en 2Kron.32 - met name vers 20. Gezien het verschil in schrijfwijze van de naam Amos - in de Hebreeuwse tekst eindigt de naam Amos op een ‘z’, wat we ook terugvin- den in de Statenvertaling (Amoz) - kan met de naam Amos niet de profeet van het Bijbelboek Amos zijn bedoeld. Joodse overleveringen suggereren dat Amos de broer was van koning Amasja, de vader van Uzzia - ook wel Azarja genoemd -, waaruit zou blijken dat Jesaja van koninklijken bloede zou zijn.

Het zou kunnen, maar voor deze veronderstelling is geen bewijs. Als Jesaja tot het koningshuis behoorde of wanneer zijn vader in het paleis werkte, is de toegang tot het paleis en tot de paleisarchieven (2Kron.26:22; 32:32) gemak- kelijker te begrijpen.

Jesaja was getrouwd en had minstens twee kinderen. De Hebreeuwse tekst van Jes.8:3 vermeldt dat zijn vrouw profetes is. In Jes.7:3 wordt zijn zoon Sear-Jasub genoemd - zijn naam betekent: een rest zal terugkeren, en in Jes.8:3 wordt zijn zoon Maher-Sjalal-Chasj-Baz genoemd - zijn naam bete- kent: Snelle roof, Vlugge buit. Als er in het Bijbelboek Jesaja een plaats van zijn optreden wordt vermeld, gaat het steeds om Jeruzalem.

De naam Jesaja betekent: ‘de HERE redt’, wat heel toepasselijk is gezien de

(5)

In het Bijbelboek Jesaja wordt duidelijk dat de HERE redt van de Syro-

Eframitische coalitie (Jes.7:1-14), van Assur (Jes.17:10; 11:10-12:3), van Ba- bel (Jes.45:17; 48:14, 20; 49:25-26) en van zonde (Jes.53).

Het gegeven dat Jesaja in het opschrift vermeld wordt als ontvanger van de openbaringen of visioenen (herhaald in Jes.2:1 en 13:1) en er verder in het Bijbelboek geen andere auteur of ontvanger wordt genoemd, wijst op de inten- tie dat het Bijbelboek als eenheid is bedoeld, afkomstig van één auteur. Over de verschillen van inzicht over het auteurschap van het Bijbelboek Jesaja hebben we gesproken in de introductie op het Bijbelboek Jesaja.

De opmerking dat het gezicht betrekking heeft op Juda en Jeruzalem kan te- genstrijdig lijken met de vaststelling dat talrijke passages in het Bijbelboek handelen over het noordelijke Tienstammenrijk Israël, alsook over andere vol- ken en landen. We lezen in Jes.7, 9 en 11 over het Tienstammenrijk, aange- duid als Efraïm. In Jes.7, 10 en 14 over Assyrië of Assur. In Jes.13, 14 en 21 over de Chaldeeën of Babyloniërs en in Jes.19, 20 en 30 over Egypte.

Toch is de opmerking dat het visioen betrekking heeft op Juda en Jeruzalem niet tegenstrijdig omdat de vermelding van anderen steeds gebeurt in hun re- latie tot Juda en Jeruzalem. Het is ook in overeenstemming met de beloften aan Abraham en Ex.19 waar Israël - door de HERE - uit alle volken wordt ge- kozen als Zijn eigendom tussen alle andere volken, want de hele aarde is Mijn bezit, zegt de HERE. U zult een koninkrijk van priesters van God en een heilig volk zijn (Ex.19:5,6). Om een paar voorbeelden van deze relaties te noemen: Aram of Syrië en het Tienstammenrijk Israël (het noordelijke rijk) worden vermeld als de koninkrijken die tegen Jeruzalem strijden (Jes.7:1-2).

De profetieën over de ondergang van machtige koninkrijken als dat van de Chaldeeën of Babyloniërs zijn vooral bedoeld om Juda op de HERE te laten vertrouwen in plaats van op bondgenoten.

In Jes.1:2 t/m 9 wordt de aanklacht tegen Israël verwoord. Israël heeft de HERE verlaten met als gevolg rampen, onheil en verdrukking. In de verzen 2 en 3 wordt de ontrouw van het volk verwoord, daarna wordt in de verzen 4 t/m 9 de aanklacht verder uitgewerkt.

(6)

Jesaja 1 vers 2: Luister, hemel en aarde, naar wat de HERE zegt: De kin- deren die Ik heb opgevoed en voor wie Ik zo lang en liefdevol heb ge- zorgd, hebben zich van Mij afgekeerd.

De HERE begint Zijn aanklacht met het aanroepen van de hemel en de aarde als getuigen. We komen deze woorden ook in andere Bijbelboeken tegen bv.

in Deuteronomium (Deutr.4:26; 30:19; 31:28). In Deutr.17 (vs.6) en 19 (vs.15) lezen we: Veroordeel niemand op grond van de uitspraak van slechts één getuige. Er moeten minstens twee of drie getuigen zijn. Met andere woor- den op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak vaststaan. Bij het voltrekken van een straf zullen eerst de getuigen zich tegen de veroordeelde keren (Deutr.17:7). Hemel en aarde kunnen de uitvoerders zijn van Gods oor- deel (Jes.1:7.30), bijvoorbeeld door droogte.

Als in de internationale politiek een vazal het verdrag schond, kon de soeve- reine vorst een aanklacht zenden. Bij opgravingen zijn er verschillende voor- beelden van gevonden. Een voorbeeld daarvan is een brief die de koning van Aleppo, schreef aan een andere koning, een vazal. Na de aanhef beschuldigt de koning zijn vazal:‘Moge (de god) Sjamasj het oordeel vellen! Ik ben voor u als een vader en een broer, maar u, u bent voor mij een boosdoener en een vijand! Waartoe hebben al mijn weldaden gediend, die ik ten gunste van u ge- daan heb?’ Daarna worden in de brief de bewezen weldaden aan de vazal genoemd. De schrijnende ondankbaarheid van de vazal wordt door het noe- men van concrete misdrijven aangetoond, waarna de brief besluit met een laatste waarschuwing.

Er zijn verschillende voorbeelden van dergelijke brieven gevonden. Dit verge- lijkingsmateriaal toont dat de aanklacht van een soeverein een eigen literaire vorm had. Daarin zijn meestal de volgende vijf elementen te ontdekken:

1. Een inleiding om het onderwerp ter sprake te brengen; soms worden hemel en aarde als getuigen opgeroepen. 2. Een ondervraging waarin de eerste be- schuldiging al vervat ligt. 3. Een aanklacht met nauwkeurige vermelding van de begane overtredingen. 4. Een verwijzing naar de voorgeschiedenis van het verbond met het verschil in houding tussen de soeverein en de vazal. 5. Een veroordeling of een waarschuwing.

(7)

De aanklacht is dat de HERE kinderen heeft opgevoed, maar dat zij afvallig zijn geworden (Jes.1:2-3). 2. De ondervraging in Jes.1:5, 11 en 12. 3. De aanklacht dat Israël de HERE heeft verlaten (Jes.1:4,13,16-17,21-23). 4. De voorgeschiedenis (Jes.1:2,9) en 5. De veroordeling en waarschuwing in Jesa- ja 1 vers 19 en 20: Laat Mij u helpen en gehoorzaam Mij, dan zal het land u volop te eten geven! Maar als u Mij de rug blijft toekeren en weigert naar Mij te luisteren, zullen uw vijanden u doden. Ik, de HERE, heb gesp- roken.

Het is niet moeilijk om in Jes.5 het lied van de wijngaard, dezelfde elementen op te merken. Als voorbeeld noem ik het tweede element: de ondervraging. In Jesaja 5:4 lezen we: Wat had Ik (de HERE) nog meer kunnen doen? Waar- om gaf Mijn wijngaard Mij wilde druiven in plaats van zoete?

Dergelijke aanklachten veronderstellen het verbond, waarin rechten en plich- ten zijn geregeld en die bepalend zijn voor zegen en vloek. In zijn prediking houdt Jesaja zich niet aan het vaste patroon van een rechtszaak (Hos.4:1 en Micha 6:1), maar gebruikt hij de elementen ervan in een persoonlijke waar- schuwing. De woorden: Luister, hemel en aarde, naar wat de HERE zegt zijn dan ook geen woorden die de toon hebben van een rechtszaak, maar van een persoonlijke verzuchting. Gods volk gedraagt zich immers tegendraads en tegennatuurlijk. De HERE verwoordt door Jesaja wat natuurlijke ouders ook kunnen meemaken met hun kinderen. De HERE heeft kinderen grootgebracht en opgevoed, maar ze zijn tegen Hem in opstand gekomen.

De HERE wijst hier niet alleen op de bestaande verbondsrelatie, maar ook op de nog intiemere band tussen ouder en kind (Hos.11:1; Ezech.16; Ex.4:22- 23; Deutr.14:1;32:6,18,20). Andere vertalingen hebben voor het woord ‘afge- keerd’, ‘tegen God overtreden’ (SV) en ‘afvallig worden van God’ (NBG).

Jesaja 1 vers 3: Het rund en de ezel kennen hun eigenaar en zijn dank- baar als hij hun eten geeft, maar bij Mijn volk Israël is daar geen sprake van. Zij zien niet in dat Ik voor hen zorg.

Zelfs dieren als een rund en een ezel die minder intelligent zijn dan een mens, weten wie hun baas of eigenaar is en wie hun eten geeft, en ze gedragen zich daar ook naar.

(8)

Rund en ezel gaan door voor domme dieren (Spr.7:22; 26:3) en dat is in onze Nederlandse taal ook zo - met de woorden rund en ezel wordt meestal niet de intelligentie van een mens geprezen.

Zelfs dieren kennen hun eigenaar en zijn dankbaar als zij eten krijgen, maar van Israël moet gezegd worden: bij Mijn volk Israël is daar geen sprake van. Zij zien niet in dat Ik voor hen zorg. Voor alle duidelijkheid moeten we nog even ingaan op de vraag: Wat wordt er met ‘Israël’ bedoeld? Gezien de achterliggende verbondsrelatie en de ouder - kind relatie van de HERE met Zijn volk, moeten we hier niet denken aan het noordelijke rijk, maar aan het hele volk van God zoals het oorspronkelijk was bedoeld. In de Hebreeuwse tekst van Jes.1:4 en Jes.1:8 wordt ook afwisselend Israël en Sion gebruikt.

Israël ziet niet dat de HERE voor hen zorgt.

Hetzelfde lezen we in Jes.6 vers 9, Jesaja moet tegen het volk van God zeg- gen: Hoewel u Mijn woorden herhaaldelijk hoort, zult u ze niet begrijpen.

Ook al kijkt u oplettend toe als Ik Mijn werk volbreng, dan nog zult u niet weten wat het te betekenen heeft. En in Jesaja 27 vers 11: Mijn volk is als de dode takken van een boom die worden afgebroken en onder etenspot- ten worden opgestookt. Deze mensen vormen een onverstandige natie, een dom volk, want zij keren zich van God af.

Welke rampen er ook gebeuren (Jes.1:4-9), het volk leert er niets van en her- kent de waarschuwingen van de HERE niet. Jes.30 (vs.1-5) en 31 (vs.1-3) beschrijven de houding van het volk, zij zoeken hun hulp niet bij de HERE maar bij Egypte.

In Jes.1:3 worden dieren voorbeelden voor Israël, uitgerekend die dieren die in Lucas 2 ook bij de geboorte van Jezus aanwezig waren. Terwijl mensen geen interesse hebben, tonen rund en ezel inzicht in Gods handelen.

Het is ook opvallend dat de HERE in Jes.1:3 geen concrete zonden noemt, maar de kern van het probleem belicht, namelijk de opstand van het volk tegen Hem. De kinderen die Ik heb opgevoed en voor wie Ik zo lang en liefdevol heb gezorgd, hebben zich van Mij afgekeerd.Uit die zondige ba- sishouding komen alle concrete zonden voort. Het is dan ook diep tragisch dat het volk zich, tegen beter weten in, lossnijdt van de HERE die de levensbron

(9)

En, luisteraar, de klacht van de HERE geldt vandaag niet alleen voor Zijn volk Israël, maar voor veel mensen. Zij mogen, iedere dag weer, Gods goedheid en genade ervaren. Overdenken wij ons leven dan moeten wij volmondig toe- geven dat de HERE al zo lang en liefdevol voor ons heeft gezorgd. Ook voor die mensen die hem in de loop van hun leven de rug toe hebben gekeerd. Stel dat de HERE het u of jou zou vragen: Wat had Ik (de HERE) nog meer kun- nen doen? Waarom gaven wij Hem wilde druiven in plaats van zoete? Waar- om leefden wij niet tot eer van Zijn naam? Waarom laten wij als Zijn schepping Hem maar roepen en doen velen alsof de HERE er niet is?

Luisteraar, ik kan u het geloof in de HERE niet geven, maar ik lees wel in Galaten 6 vers 7 t/m 9: Maak uzelf niets wijs: God laat niet met Zich spot- ten. Wat iemand zaait, zal hij ook oogsten. Wie naar de oude menselijke natuur leeft, kan alleen maar dood en verderf verwachten. Maar wie door de Heilige geest leeft, zal ervaren dat de Geest eeuwig leven geeft. Laten wij nooit ophouden met goed doen, want na verloop van tijd zullen wij de zegen ervan oogsten, als wij tenminste niet opgeven.

Alles wacht op de grote dag van de Messias, de Here Jezus Christus.

Luisteraar bent u klaar voor die dag?

In de volgende uitzending lezen we Jes.1:4 t/m18.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jesaja 56 vers 6 en 7: Ja, allen die zich bij het volk van God voegen hoe- wel zij behoren tot een ander volk, Hem dienen en Zijn naam liefhebben, Zijn dienaars zijn en de sabbat

Want Ik zal de hemelen door elkaar schudden in Mijn vreselijke toorn en de aarde zal van haar plaats worden gebracht. De legers van Babel zullen vluchten totdat zij uitgeput

Niet alleen omdat wij volwassenen zo begrepen dat ‘scheuren ’voor onze kinderen meer te maken heeft met vol gas en hard door de bocht gaan dan met openscheuren, maar toch ook

31 januari zijn er vier mensen die ook heil zien in de weg die Jezus voorleefde om zich in te zetten deze wereld een klein beetje beter te maken: zij nemen een taak op zich in onze

Jesaja 37 vers 14 t/m 17: Onmiddellijk nadat koning Hizkia deze brief had gelezen, ging hij ermee naar de tempel en spreidde hem uit voor de HERE en bad met de woorden: ‘Och

En als Mozes geen andere wens meer heeft - dan rustig tussen de kudde - naar zijn einde toe te leven, dan staat er opeens een struik in vuur en vlam.. Een stem openbaart hem de

Geheel in overeenstemming daarmee is één van de meest bekende teksten uit de Bijbel, uit Joh.3 vers 16: Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij Zijn enige Zoon

14 God is barmhartig met deze ongelovige koning Achaz, welke niet wil luisteren naar de profeet Jesaja.. Dit teken ligt in