• No results found

[Uitzending 791: Jesaja 34:1 t/m 35:10]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 791: Jesaja 34:1 t/m 35:10]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 791: Jesaja 34:1 t/m 35:10]

Jes.34 en 35 vormen de vaststelling van de overtuiging die in Jes.13 al werd geïntroduceerd, namelijk Gods soevereiniteit over de volken. Jes.34 en 35 horen ook bij elkaar, dat blijkt uit diverse inhoudelijke overeenkomsten. De toorn van de HERE veroorzaakt een woeste plaats, maar Zijn zegen verandert een woeste plaats in een vruchtbaar veld. Er zijn ook sterke verbanden tus- sen Jes.13 en 34, het is een aanwijzing dat deze hoofdstukken een eschato- logische introductie en conclusie zijn van Jes.13 t/m 35. Het vertrouwen op de volken wordt beschaamd, terwijl de HERE nieuw leven zal schenken op de plaats waar leegte en dood hebben geheerst. Inhoudelijk sluiten Jes.34 en 35 goed aan bij Jes.13 t/m 33. Net als in Jes.24 t/m 27 wordt het vertrouwen op de HERE afgezet tegen het vertrouwen op mensen, op volken.

Het oordeel over de volken wordt in Jes.34 duidelijk beschreven. Edom dient als voorbeeld zodat het beschreven oordeel als model voor de andere volken mag worden beschouwd. Als tegenbeeld wordt ook stilgestaan bij de woestijn, die niet wordt veroordeeld, maar verandert in een tuin. Daar waar leven ont- brak, doet God nieuw leven ontstaan.

Jes.34 en 35 bestaat uit drie onderdelen. In het eerste - Jes.34:1 t/m 4 - wordt Gods oordeel over de volken beschreven, aansluitend wordt dit oordeel - in Jes.34:5 t/m 17 - uitgewerkt met betrekking tot één van de volken, Edom. Als climax en als vooruitzicht op de verlossing klinkt daarna de belofte - in Jes.35 vers 1 t/m 10 - dat de woestijn een vruchtbare plaats zal worden, vol leven. De verlosten zullen zich in Sion verblijden. Jes.34 en 35 bevatten geen aanwijzin- gen voor een datering en hebben een eschatologische strekking: de HERE zal de volken oordelen en Sion bevrijden. Die boodschap is ook van belang in de tijd van de dreigende Assyriërs.

Jesaja 34 vers 1 t/m 4: Kom hier en luister, volken van de aarde, laat de hele wereld en alles wat erop leeft, Mijn woorden horen. Want de HERE is toornig tegen de volken. Hij keert Zijn toorn tegen hun legers. Hij zal hen volledig vernietigen en blootstellen aan een slachting. Hun doden zullen niet worden begraven en de stank van rottende lichamen zal het land vul-

(2)

In die tijd wordt de hemel als een boekrol opgerold. De sterren zullen als bladeren vallen, net als het verwelkte blad van de wijnstok en het dorre gebladerte van de vijgenboom.

De volken van de aarde worden opgeroepen om aandachtig te luisteren naar wat komt. Er zal een oordeel worden uitgesproken, dat is wel duidelijk (Jes.1 vers 2). Ook de aarde wordt aangesproken (vs.1). De woorden ‘de hele we- reld en alles wat erop leeft’ doen denken aan Ps.24:1, waar duidelijk wordt dat het om de bewoners van de aarde gaat. Iedereen moet komen en luiste- ren, deze boodschap is van het grootste belang.

De vermelding ‘want de HERE is toornig’ is gericht op de volken. De reden van de toorn wordt niet vermeld, maar met oog op het voorgaande - Jes.13 t/m 33 - kan worden aangenomen dat gebrek aan vertrouwen op de HERE de oorzaak is. De volken vertrouwen op hun leger, maar juist dat wekt de boos- heid van de HERE op. Met hun legers hadden zij Juda willen vernietigen, maar die voornemens worden nu bestraft.

Jesaja beschrijft het oordeel alsof het al heeft plaatsgevonden, zo zeker is hij dat het zal gebeuren. De woorden ‘volledig vernietigen en een slachting‘ wij- zen op een totale vernietiging (vs.2). De verwoording wijst op een heilige oor- log, waarin alles wat onder de ban valt, de HERE toebehoort. Zo wordt duide- lijk dat de HERE het alleenrecht op de volken heeft.

In vers 3 wordt de schande van de vernietiging nog groter doordat de lijken niet worden begraven, maar onbedekt blijven liggen en vergaan. Het onbegra- ven laten liggen van lichamen wijst op een grove schande en is onwaardig (Deutr.28:26; 2Sam.21:10vv. en Ezech.32:5vv.). Voortdurend stijgt de stank van ontbinding omhoog. Zo eindigen zij die zich boven anderen verheffen.

In het oordeel rekent de HERE niet alleen af met de volken, maar ook met hun goden. De sterren representeerden tegelijk de afgoden van de volken rondom Israël (Jes.14:12-15). Zij zullen worden vernederd en zijn machteloos (vs.4).

Het oprollen van de hemelen als een boekrol is een unieke zegswijze in de Bijbel (Openb.6 :14). Het oprollen van de boekrol markeert het einde van een lezing en daarmee de afsluiting van een handeling of een periode.

(3)

Jesaja 34 vers 5: In de hemel wordt het zwaard van de HERE scherp ge- maakt. Kijk, nu daalt het op Edom neer, het volk dat ik heb vervloekt.

De algemene beschrijving wordt concreet in het voorbeeld van Edom. In Jes.34 staat Edom model voor al de andere volken die vanaf Jes.13 werden genoemd. Edom is bij uitstek geschikt om als model te dienen (ook in Jes.63), omdat het van oudsher het tegenbeeld is van Israël. Zo kan worden gesteld dat er twee wegen zijn, die van Edom, of die van Israël. De weg van weer- stand tegen God, of van gehoorzaamheid aan de HERE.Van het begin tot het einde van het OT blijkt Edom (of Esau) het tegenbeeld van Israël (Jacob) (Gen.25:23 en Mal.1:2-3). In de vroege geschiedenis van het volk bleek dit door de weigering van Edom om Israël door het land te laten trekken (Num.20:

14-21). Later wordt de antipathie des te meer door de hulp die Edom geeft aan de Babyloniërs bij de verwoesting van Jeruzalem (Ezech.35:1-15; Obadja 1:11-14). Het zwaard van de HERE wordt scherp gemaakt verwijst naar de toorn van God. Het zwaard wacht op actie in het gericht tegen Edom.

Jesaja 34 vers 6: Het zwaard van de HERE is bevlekt met bloed en druipt van vet, alsof het gebruikt is voor het slachten van lammeren en geiten voor de offerdienst. Want de HERE zal een grote slachting aanrichten in Edom.Het zwaard vertoont duidelijk de tekenen van de slachting. Het is vol bloed en druipt van vet. Bloed en vet zijn verwijzingen naar de offerdieren die werden geslacht om de zonde te verzoenen. Zonde vereist een offer en heeft de dood tot gevolg, als het niet de dood van een offerdier is, dan is het de dood van de zondaar. De verwijzing naar offerdieren is hier symbolisch. Het offer dat wordt gebracht, betreft niet de dieren, maar de inwoners van Edom.

Zij zijn voor de HERE, zoals het bloed en vet van de offerdieren alleen voor de HERE waren bestemd (Lev.3:16-17; 7:23-27).

Jesaja 34 vers 7 en 8: Hun leger zal het onderspit delven, alsof het ging om wilde stieren en buffels. Het land zal worden doordrenkt met het bloed en de aarde zal glimmen van vet. Want het is de dag van de wraak, het jaar van vergelding voor wat Edom Israël heeft aangedaan.

Edom kan het oordeel niet ontlopen. Opnieuw wordt in vers 7 de omvang van

(4)

bloed en de aarde zal glimmen van vet. Hoe walgelijk dit beeld ook moge zijn, het betreft een rechtvaardig oordeel. Het is de dag van wraak van de HERE, die het gevolg is van het onrecht dat Israël werd aangedaan. Er zal al- tijd een dag, een jaar of een periode zijn, waarop de HERE gaat ingrijpen.

Hem komt de wraak toe (zie Deutr.32:35). Bij Zijn wraak moet niet aan een ongecontroleerde emotionele afrekening worden gedacht, maar aan het her- stellen van het recht, dat werd veracht (vs.8).

Jesaja 34 vers 9 t/m 11: De rivieren van Edom zullen gevuld zijn met bran- dende pek en de grond zal met vuur zijn bedekt. Deze berechting van Edom zal nooit eindigen. De rook zal blijven opstijgen. Het land zal van generatie op generatie verlaten blijven liggen, nooit zal zich daar meer iemand vestigen. De pelikanen en roerdompen, uilen en raven zullen er voortaan leven. Want God zal de verwoesting breed uitmeten en de leeg- heid van het land vaststellen. Hij zal Zijn edelen op de proef stellen en vaststellen dat niemand van hen het koningschap waard is.

Het taalgebruik doet denken aan de geschiedenis van Sodom en Gomorra (Gen.19:24-28; Deutr.29:23, vgl. Jer.49:18). Het oordeel is net als toen defini- tief en volledig. De vijand van Israël wordt volledig verwoest.

De verlatenheid van het gebied wordt onderstreept doordat het een woon- plaats wordt van allerlei dieren. De exacte identificatie van deze dieren is pro- blematisch. In ieder geval gaat de HERE zorgvuldig te werk. De woorden ‘me- ten’ en ‘vaststellen’ bevestigen dat (vs.11). Hiermee geeft Jesaja de omvang van het oordeel aan. Het land is volkomen ongeschikt voor iedere vorm van menselijk leven.

Jesaja 34 vers 12 t/m 17: Het zal Niemandsland worden genoemd en de vorsten van dat land zullen verdwenen zijn. Dorens zullen de paleizen overwoekeren en in de burchten zullen netels en distels groeien. Alleen jakhalzen en struisvogels zullen zich daar nog op hun gemak voelen. Er zullen wolven en hyena’s zijn. Hun gehuil zal klinken in de stilte van de nacht. De nachtmonsters zullen daar elkaars schreeuw beantwoorden en de boze geesten zullen daar komen rusten. De pijlslang zal haar eieren leggen, ze uitbroeden en haar jongen koesteren. Gieren zullen er komen,

(5)

in paren. Zoek het op in het Boek van de HERE en ontdek alles wat Hij zal gaan doen, Hij zal geen enkel detail vergeten, want de HERE heeft het gezegd en Zijn Geest zal zorgen dat het allemaal zo gebeurt. Hij heeft het land verkend en verdeeld onder die wezens, zij zullen het voor altijd be- zitten, van generatie op generatie. De grammatica van vers 12 is vreemd en de exacte betekenis onhelder. Hoe het ook zij, het land is verlaten, edelen en vorsten zijn er niet meer en er kan ook niemand tot koning worden uitgeroe- pen. In aansluiting daarop wordt duidelijk gemaakt dat de paleizen en burch- ten overwoekerd worden door onkruid en bewoond door wilde dieren. Hyena’s en wilde honden gaan er rond, en de ‘nachtmonsters‘ beantwoorden elkaars schreeuw. De aanduiding ‘nachtmonsters‘ is dubbelzinnig, maar met het Hebreeuwse woord kan geen gewoon dier zijn bedoeld, het is een vrouwelijke demon, die in de nacht rondwaart. De verlatenheid is zo groot dat alleen de machten van de duisternis er rust kunnen vinden (vs.14). Er nestelen zich dieren en roofvogels (vs.15).

De boodschap van Jesaja mag dan ongelofelijk klinken, bij wijze van conclusie wordt in vers 16 benadrukt dat het zal worden zoals is beschreven. De nadruk ligt daarbij niet op de gesproken boodschap, maar op het geschreven woord.

Het Boek dat wordt genoemd, is niet te identificeren. Mogelijk verwijst het naar een andere passage - misschien Jes.13 (vs.21-22) - of naar een hemels boek (vgl.Ps.40:8; 139:16; Mal.3:16; Dan.7:10; Openb.20:12). Ook is het mogelijk dat deze verzen een aansporing vormen voor latere lezers en dat zij uitgeno- digd worden de gebeurtenissen met de tekst uit Jesaja te vergelijken. Geen van deze opties kan met overtuigende argumenten worden onderbouwd en daarom kan er ook sprake zijn van een literair instrument om de zekerheid van de gebeurtenissen te accentueren. In ieder geval werd de tekst door de HERE gesproken, Zijn Geest zal zorgen dat het allemaal zo gebeurt.

Zoals het beloofde land eens door het lot onder de verschillende stammen werd verdeeld (zie Num.26:55-56; Joz.18:4-6), wordt Edom aan de wilde die- ren toebedeeld. Deze verdeling gebeurt nauwkeurig en heeft een permanente waarde: die wezens, zij zullen het voor altijd bezitten, van generatie op generatie. Eens zal de HERE rechtspreken en de volken – hier gesymboli-

(6)

daan en zich het beloofde land hebben toegeëigend. Voor Juda klinkt er hoop in deze woorden. Terwijl de verwoesting van de volken volledig en definitief zal zijn, wijst het volgende hoofdstuk, Jes.35, op Gods genade.

Jesaja 35 vers 1: Zelfs de wildernis en de woestijn zullen in die dagen blij zijn, de woestijn zal een zee van bloemen zijn.Jesaja heeft in hoofdstuk 34 uitgebreid beschreven hoe het machtige Edom tot een woestenij en een woonplaats van onreine dieren zou worden. In Jes.35 beschrijft de profeet, met het grootst mogelijke verschil, dat de woeste en verlaten plaatsen zullen bloeien als bloemen (vgl. het contrast in Jes.10-11). De woestijn wordt niet nader gespecificeerd en het is onmogelijk te achterhalen welke plaats is be- doeld en om welke bloem het gaat. Misschien is dat juist de intentie, zodat de- ze woorden gaan over ieder gebied dat als gevolg van oorlogsgeweld tot een woestenij is geworden. In contrast met de dreigende toon van Jes.34, klinkt hier als eerste werkwoord ‘verblijden of blij zijn’. De vreugde staat centraal in Jes.35 (zie vs.10) en heeft alles te maken met het volk dat pas in de verzen 9 en 10 wordt vermeld als ‘verlosten’ en ‘vrijgekochten van de HERE’.

Jesaja 35 vers 2: Er zal een overvloed van bloemen, gezang en vreugde zijn! De woestijnen zullen net zo groen worden als de bergen van de Libanon. Lieflijk als de bergweiden van de berg Karmel en de grasvlak- ten van Saron, want de HERE zal daar Zijn glorie uitspreiden, de majes- teit van onze God.In vers 2 wordt de bloei en vreugde herhaald. De woestijn is niet meer te herkennen, want de heerlijkheid van de Libanon, de Karmel en Saron worden er gevonden. De Libanon was beroemd vanwege de enorme ceders en rijke vegetatie, ook de Karmel en Saron zijn symbolisch voor over- vloed. Deze overvloed wordt herkend als glorie en majesteit van de HERE.

Toen de volken hun eigen roem en eer zochten, bleek dat zij daarmee het oordeel van de HERE over zichzelf afriepen (Jes.34:5-17), terwijl de heerlijk- heid van de HERE zelfs de meest onherbergzame plaatsen tot bloei kan laten komen. En - er komt een dag dat het volk van de HERE, dat zal zien! Ook

Paulus verwijst - in Rom.8:22 - naar dat grote moment: dan zal heel Gods schepping zich verheugen! Luisteraar, zult u daar bij zijn?

(7)

Jesaja 35 vers 3 en 4: Versterk de verslapte handen en geef kracht aan knikkende knieën. Bemoedig de angstigen. Zeg hun: ‘Wees sterk, wees niet bang, want uw God komt om wraak te nemen op uw vijanden. Hij komt om u te redden.’Met twee korte zinnen roept Jesaja op tot actie. De slappe handen en knikkende knieën vormen een beeld van zwakte, hulpe- loosheid en angst. De angst mag plaats maken voor moed op basis van de beloften van de HERE. De handen, die werkeloos langs het lichaam hingen, moeten weer worden gebruikt, de knieën, die knikten van angst, moeten weer kracht ontvangen om te volharden (vs.3). Waarschijnlijk waren de handen en de knieën slap geworden omdat Juda het vertrouwen op Gods ingrijpen was kwijtgeraakt. De beloften van verlossing waren nog niet in vervulling gegaan.

Daarom klinkt het voor ieder, die ontmoedigd is geraakt: ‘Wees sterk, wees niet bang!’ Aansluitend klinkt de bevestiging dat de HERE zeker zal komen, om te vergelden en te redden (vs.4). Want vergelding voor de vijanden bete- kent verlossing voor Juda.

Jesaja 35 vers 5 t/m 7: En wanneer Hij komt, zal Hij de ogen van de blin- den openen en de oren van de doven laten horen. De verlamde zal op- springen als een hert en wie niet kon praten zal jubelen en zingen! In de wildernis zullen bronnen opwellen en in de woestijn zullen rivieren gaan stromen. Het gloeiende zand zal veranderen in een meer, het dorstige land in waterbronnen. Waar de woestijnjakhalzen leven, zal gras en riet groeien! En er zal een hoofdweg door dat verlaten land lopen die Heilige Weg zal worden genoemd. Iemand met een boos hart mag die weg niet betreden. God zal daar met u gaan, zelfs de onnozele kan die weg onmo- gelijk mislopen.De komende verlossing wordt in twee beelden gevat. Ener- zijds wordt er van lichamelijke genezing gesproken - in vers.5 en 6 -, ander- zijds van water en nieuw leven op dorre plaatsen - in vers 6 en 7. Blinden zul- len zien, doven zullen horen (vs.5). Een belofte die doet denken aan de nega- tieve opdracht die Jesaja had gekregen (Jes.6:10), en ook aan de woorden van oordeel (Jes.28: 7;29:9-10;42:18;43:8;56:10) en verlossing (Jes.29:18;

30:20-21; 32:3-4).

(8)

In Jes.35 wordt vooral aan een geestelijk herstel gedacht, niet alleen aan lichamelijke genezing. De geweldige verandering door de verlossing wordt verder omschreven met de beelden dat de verlamde zal opspringen als een hert en dat wie niet kon praten zal jubelen en zingen. Er zal leven zijn op plaatsen waar de levenskracht eerder ontbrak. Wat doods was, wordt optimaal gebruikt. Hetzelfde geldt voor de dorre woestijn. Daar waar nauwelijks leven kon zijn, zal het water nieuw leven brengen (vs.6). De woestijn verandert in een vruchtbaar gebied met gras en riet (vs.7). Door het werk van de HERE wordt wat onvruchtbaar is, tot leven gewekt.

Er zal een gebaande weg zijn voor de verlosten en heiligen. Dat is geen smal pad, dat met moeite kan worden gevonden, maar een brede, goed begaanba- re weg, die de heiligen in veiligheid door de woestijn leidt. Op andere

plaatsten in Jesaja wordt de gebaande weg in verband gebracht met de terug- keer uit de ballingschap (Jes.11:16; 62:10). Ondanks het feit dat Jesaja reke- ning houdt met de komst van andere volken naar Sion (Jes.2:2-4; 19:23), moeten we in Jes.35 denken aan Israëlieten. Zij die onrein of een boos hart hebben worden op deze weg niet gevonden, alleen zij die verlost zijn en ge- richt op de HERE.

Jesaja 35 vers 9 en 10: Langs die weg zullen geen leeuwen op de loer lig- gen noch andere roofdieren, alleen de verlosten zullen erop wandelen.

Zo zullen al de vrijgekochten van de HERE naar Sion huiswaarts kunnen gaan, liederen van eeuwige vreugde zingend. In de stad zullen zorgen en verdriet tot het verleden behoren, alleen vreugde en blijdschap zullen daar heersen. Terwijl Edom het terrein van wilde dieren wordt (Jes.34), blijft de Heilige Weg door de woestijn vrij van gevaarlijke dieren. Juist in het water- rijke en vruchtbare gebied zouden de leeuwen en verscheurende dieren op zoek zijn naar prooi, maar ze worden er niet gevonden. Op deze beschermde weg wandelen de ‘verlosten’. Het woord ‘verlosten’ wijst op de persoonlijke relatie die zij hebben met de HERE. Hij is hun Losser, zoals een losser het op zou nemen voor een familielid, zo neemt de HERE het op voor Zijn volk (vs.9).

Maar de verlossing is niet alleen gerelateerd aan de vijanden, het is ook een geestelijke verlossing.

(9)

De HERE handelt als Losser niet verplicht, maar vrijwillig, Hij heeft Zijn volk vrijgekocht (Jes.1:27), zij zullen vol vreugde in Sion terugkeren. De vreugde is eeuwig en vervangt het verdriet en gezucht.

Daarmee sluiten de laatste verzen van Jes.35 aan bij Jes.33. Sion wordt een veilige woonplaats en geen inwoner zal meer zeggen dat hij ziek is, want het volk dat daar woont, heeft vergeving ontvangen (Jes.33:20-24; Openb.21:4-5).

Als Johannes de Doper met grote levensvragen in de gevangenis zit, verwijst de Here Jezus in Zijn reactie naar blinden die ziende worden, doven die gaan horen en verlamden die gaan lopen (Matth.11:5; Luc.7:22). Zijn lijden, sterven en opstanding biedt de basis voor de verlossing en het vrijgekocht worden van de zonden, zonder dat wij het hebben verdiend (Jes.53; Rom.3:24;

Ef.1:7; Kol.1:13-14).

In de volgende uitzending lezen we Jes.36 en 37.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jesaja 37 vers 14 t/m 17: Onmiddellijk nadat koning Hizkia deze brief had gelezen, ging hij ermee naar de tempel en spreidde hem uit voor de HERE en bad met de woorden: ‘Och

Jesaja 56 vers 6 en 7: Ja, allen die zich bij het volk van God voegen hoe- wel zij behoren tot een ander volk, Hem dienen en Zijn naam liefhebben, Zijn dienaars zijn en de sabbat

Na de introductie op het Bijbelboek Jesaja - in de vorige uitzending - is nu het moment aangebroken om in Jesaja te gaan lezen. Bij de introductie is ook een indeling van

Want Ik zal de hemelen door elkaar schudden in Mijn vreselijke toorn en de aarde zal van haar plaats worden gebracht. De legers van Babel zullen vluchten totdat zij uitgeput

Bij de woorden: Want uit het noorden zal een volk haar aan- vallen met zo’n vernietigende kracht dat er nooit meer iemand zal wonen, kan in eerste instantie gedacht worden aan de

Hoewel Israël bij de uittocht uit Egypte een soort doop onder- ging (toen ze dwars door de Rode Zee heen liepen; vs.2) en een soort maal- tijd des Heren ontvingen (een

En de Bijbel zegt: Niet alleen neemt Hij de straf voor onze zonden op Zich maar Hij werd tot zonde zelf gemaakt.. De Bijbel zegt: Hij die zonder zonden was, die nooit zondigde,

Als de prediking over Christus nu inhoudt dat Hij lichamelijk uit de doden is opgestaan, een prediking die door alle gelovigen is aanvaard en voor waar is aangenomen, waarop