• No results found

[Uitzending 792: Jesaja 36:1 t/m 37:38]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 792: Jesaja 36:1 t/m 37:38]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 792: Jesaja 36:1 t/m 37:38]

De geschiedenis die in Jes.36 t/m 39 staat beschreven, komt vaak letterlijk overeen met 2 Kon.18 t/m 20, al zijn er ook passages die alleen in één van beide Bijbelboeken staan. Het danklied van Hizkia staat alleen in het Bijbel- boek Jesaja (Jes.38:9-20). In het Bijbelboek Jesaja ontbreekt de introductie van de regering van koning Hizkia (2Kon.18:1-12), alsook de geschiedenis van Lachis en het betalen van belasting aan de koning van Assyrië (2Kon.18:

14-16). In Jesaja ontbreekt ook de algemene informatie over Hizkia en zijn overlijden (2Kon.20:20-21). De informatie over de ‘vijgenkoek’ of de ‘plak ge- droogde vijgen’ en de ‘zonnewijzer’ (2Kon.20:7-10) staan iets anders in het Bijbelboek Jesaja (Jes.38:7-8,21-22; voor en na het danklied).

In het Bijbelboek Kronieken, waarin de regering van Hizkia ook wordt be- schreven, ligt de nadruk op de godsdienstige hervorming, het herstel van de tempel en de viering van het Pascha (2Kron.29-31), terwijl de belegering van Jeruzalem door Sanherib en het gezantschap uit Babel veel beknopter worden beschreven dan in de beide andere Bijbelboeken (2Kron.32). In alle drie de gevallen hangt de weergave af van de doelstellingen van de Bijbelboeken.

Koningen wil namelijk laten zien hoe vertrouwen op de HERE wordt gezegend en goddeloosheid gestraft. Wat in overeenstemming is met wat de HERE heeft gezegd in Deuteronomium (Deutr.28). Het onderhouden van Gods wet- ten brengt zegen, maar het overtreden van Zijn wetten zal oordeel brengen. In het Bijbelboek Koningen ligt de nadruk op het vertrouwen van Hizkia op de HERE en op de redding, maar ook op de gevreesde wegvoering naar Babel.

In het Bijbelboek Kronieken, een Bijbelboek wat geschreven is toen de bal- lingschap al achter de rug was, ligt de focus meer op de eredienst en op de trouw van God dan op de afval van het volk.

Recent Bijbelonderzoek maakt steeds duidelijker dat de geschiedenis van Hizkia een cruciale rol speelt in de compositie van het Bijbelboek Jesaja. In Jesaja staan twee passages waarin de relatie wordt weergegeven met een koning van het Tweestammenrijk Juda. Het gaat om de koningen Achaz (va-

(2)

Vanwege de overeenkomsten vallen de verschillen ook op: Achaz vertrouwt niet op de HERE, terwijl Hizkia dat wel doet. Voor de compositie van het Bij- belboek Jesaja is van belang dat Jesaja wel het latere oordeel door Assur aankondigt, maar ook vermeldt dat Assur weer ten onder zal gaan (Jes.10: 24- 27; 14:24-27). Hetzelfde verloop zien we bij Babel, eerst zal Babel Jeruzalem veroveren, maar daarna gaat Babel ten onder (Jes.43:14; 47:1; 48:14). De tweede geschiedenis, over Sanherib en Hizkia, wordt uitvoeriger weergegeven dan de eerste vanwege de grotere consequenties, zoals uit het vervolg van het Bijbelboek blijkt. De impliciete boodschap is: zoals de HERE uitkomst gaf bij de dreiging van de vijanden, zo zal Hij dat in de toekomst weer doen.

Dan zal er ook verlossing komen van de Babyloniërs.

Jesaja 36 vers 1: In het veertiende regeringsjaar van koning Hizkia trok koning Sanherib van Assur ten strijde tegen de ommuurde steden van Juda en veroverde ze. In vers 1 is sprake van het 14e jaar van koning Hizkia.

Uitleggers zijn er tegenwoordig vrij zeker van (op grond van Assyrische bron- nen) dat het daarbij om het jaar 701 v.Chr. gaat. In vers 1 worden ook ‘de steden van Juda’ genoemd. Het is interessant dat ook een oude bronzen in- scriptie uit Zuid-Arabië melding maakt van de steden van Juda. Dit bevestigt de ouderdom van de uitdrukking en geeft tegelijk aan dat er in die tijd uitge- breide handelscontacten waren. Koning Sanherib van Assur kwam als een vloedgolf op de steden van Juda af. Hij had elk volk en iedere stad die hij tegen kwam met zijn leger overwonnen.

Jesaja 36 vers 2: Toen zond hij zijn persoonlijke vertegenwoordiger met een groot leger vanuit Lachis naar Jeruzalem om daar met koning Hizkia te onderhandelen. Hij sloeg zijn kamp op bij de waterleiding van de hoogstgelegen bron, langs de kant van de weg naar het bleekveld.

Uit 2 Kon.18 (vs.14-17) weten we dat koning Hizkia heeft geprobeerd de Assy- rische aanval af te kopen. Hij haalde het goud en zilver uit de tempel om aan de buitensporige eisen van Sanherib te voldoen. Maar het haalde niets uit, want nu stond het Assyrische leger toch voor de muren van Jeruzalem.

(3)

Sanherib kwam niet zelf, maar stuurde zijn persoonlijke vertegenwoordiger met een groot leger naar Jeruzalem. De stad wordt nu door een sterk leger bedreigd en is van de buitenwereld afgesloten.

Jesaja 36 vers 3: De hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Chilkia, Sebna, de secretaris van de koning en de kanselier Joach, de zoon van Asaf, verlieten de stad om met hem te onderhandelen over een wapenstil- stand. Hizkia stuurt een delegatie om met de persoonlijke vertegenwoordiger van Sanherib te onderhandelen.

Jesaja 36 vers 4 t/m 6: De Assyrische gezant droeg hun op terug te gaan en Hizkia de volgende boodschap over te brengen: ‘De machtige koning van Assur zegt dat het onverstandig van u is te denken dat de koning van Egypte u te hulp zal komen. Wat zijn de beloften van de farao waard?

Woorden zijn waardeloos als er kracht nodig is, maar toch vertrouwt u op hem voor hulp en bent u tegen mij in opstand gekomen! Egypte is een onbetrouwbare bondgenoot. Het is een scherpe stok die uw hand zal doorboren als u erop leunt. Ieder die zich tot dit land wendde om hulp, heeft dat ondervonden. Uit 2 Kon.18 weten we dat de Assyrische afgezant Hebreeuws heeft gesproken. Hij geeft aan dat Hizkia zich beter kan overge- ven, want van Egypte hoeft hij geen hulp te verwachten.

Jesaja 36 vers 7 t/m 10: Maar misschien zegt u: ‘Wij vertrouwen op de HERE, onze God!’ Maar is Hij niet degene die door uw koning werd bele- digd, toen die zijn tempels en altaren in de heuvels liet weghalen en ie- dereen in Juda alleen bij de altaren in Jeruzalem liet aanbidden? Mijn meester, de koning van Assur, wil een weddenschap met u sluiten! Wed- den dat uw hele leger nog geen 2000 man telt? Als dat wel zo is, dan zal hij het 2000 paarden geven om te berijden! Hoe denkt u met zo’n scha- mel legertje ook maar één aanval van het minst sterke onderdeel van het leger van mijn meester te kunnen afslaan? Want u zult geen hulp vanuit Egypte krijgen. En wat meer is, denkt u dat ik hierheen ben gekomen zonder dat de HERE mij daartoe opdracht heeft gegeven? Hij zei tegen

(4)

De Assyrische onderhandelaar raakt een gevoelige snaar als hij begint over vertrouwen op de HERE. Als een geslepen diplomaat maak hij gebruik van het feit, dat Hizkia, stellig tegen de zin van velen, de altaren op de heuvels heeft verwijderd en de heilige pilaren heeft afgebroken. Maar daarmee maakt de Assyrische onderhandelaar een grote fout. Hij dacht dat de verering bij de hei- dense altaren op de heuvels hetzelfde was als het aanbidden van de levende God, in de tempel in Jeruzalem. De Assyriër dacht dat Hizkia de HERE had beledigd en niet meer op Gods hulp hoefde te rekenen. Volgens hem staat God niet aan de kant van Israël, maar aan de kant van de Assyriërs.

Jesaja 36 vers 11: Toen zeiden Eljakim, Sebna en Joach tegen hem:

‘Spreekt u alstublieft Aramees, want wij verstaan dat goed. Spreek liever geen Hebreeuws, want anders verstaan de mensen op de muur het ook.’

De Assyrische onderhandelaar had zijn woorden naar de muren van Jeruza- lem geschreeuwd, zodat de soldaten op de muur het aan de mensen in Jeru- zalem zouden vertellen. Het verzoek om Aramees of Syrisch te spreken werd niet ingewilligd.

Jesaja 36 vers 12 t/m 20: Maar hij antwoordde: ‘Mijn meester wil dat ieder- een in Jeruzalem dit hoort en niet alleen u. Hij wil dat zij weten dat, als u zich niet overgeeft, de stad zal worden belegerd, totdat iedereen zo hon- gerig en dorstig is, dat hij zijn eigen uitwerpselen eet en zijn urine drinkt.

Toen schreeuwde hij in het Hebreeuws naar de Judeeërs die op de muur stonden te luisteren: ‘luister naar de woorden van de machtige koning van Assur: Laat u niet door Hizkia om de tuin leiden, hij kan niets doen om u te redden. Laat u niet door hem bepraten als hij zegt dat u op de HERE moet vertrouwen, omdat die wel zal verhinderen dat de koning van Assur overwint. Luister niet naar Hizkia, want de koning van Assur doet u een aantrekkelijk voorstel: geef mij een geschenk als teken van uw overgave, open de poorten en kom naar buiten. Ik zal ervoor zorgen dat u uw eigen woning met tuin zult behouden en uit uw eigen waterput drinkt, totdat ik u in ballingschap zal wegvoeren naar een land dat heel veel op dit land lijkt, een land met goede korenoogsten en wijnoogsten,

(5)

de HERE u van mijn legers zal verlossen. Heeft een god van een ander volk ooit gezegevierd over de legers van de koning van Assur? Herinnert u zich wat met Hamat en Arpad gebeurde? Hebben hun goden hen ge- red? En Sefarwaïm en Samaria? Waar zijn hun goden nu? Heeft ooit een van de goden van al die landen zijn volk uit mijn macht gered? Niet één!

En denkt u nu echt dat die God van u Jeruzalem uit mijn macht kan ver- lossen?’ Arrogant schept de Assyrische onderhandelaar op over het leger van Assur: Heeft een god van een ander volk ooit gezegevierd over de legers van de koning van Assur? Denken ze nu echt dat hun God Jeruza- lem uit de macht van de koning van Assur kan verlossen?

Jesaja 36 vers 21 en 22: Maar de mensen bewaarden het stilzwijgen en gaven geen antwoord, want Hizkia had hun gezegd niet te reageren.

Toen keerden de hofmaarschalk Eljakim, de zoon van Chilkia, Sebna, de secretaris van de koning, en de kanselier Joach, de zoon van Asaf, terug naar Hizkia. Zij hadden hun kleren gescheurd als teken van hun wan- hoop en vertelden Hizkia wat er was gebeurd.

De onderhandelaars van Hizkia gaan terug naar Jeruzalem, ze hebben een sombere boodschap te rapporteren. Als ze terugkomen bij Hizkia hebben de onderhandelaars hun kleren gescheurd, als teken van wanhoop en de nood van de stad.

Jesaja 37 vers 1: Toen koning Hizkia de uitslag van het overleg te horen kreeg, scheurde hij zijn kleren als teken van verdriet en trok een boete- kleed aan. Hij ging naar de tempel om te bidden.

De reactie van Hizkia laat zien dat hij is aangeslagen. Hij gaat de uiterlijke te- kenen dragen van een innerlijk verdriet en trekt een boetekleed aan als teken van verootmoediging. In zijn uiterste nood keert Hizkia zich tot de HERE en gaat naar de tempel om te bidden.

Jesaja 37 vers 2: Tegelijkertijd stuurde hij zijn hofmaarschalk Eljakim en zijn secretaris Sebna met de oudere priesters, allen gehuld in rouwge- waden naar de profeet Jesaja, de zoon van Amos.

(6)

Naast verootmoediging en gebed heeft Hizkia ook behoefte aan de voorbede van de profeet Jesaja. Hizkia stuurt - in vers 2 – twee van zijn onderhan- delaars naar Jesaja. Hij wil een woord van de HERE horen.

Jesaja 37 vers 3 en 4: Zij brachten hem de volgende boodschap van Hiz- kia: ‘Wij worden vandaag in het nauw gedreven, afgestraft en vernederd.

Er heerst een spanning als voor de geboorte van een kind. Maar mis- schien heeft de HERE, uw God, de lasterende woorden van de afgezant van de koning van Assur gehoord, toen hij de levende God bespotte.

God zal dat niet ongestraft laten. Hij zal hem zeker ter verantwoording roepen. Bid daarom voor ons die zijn overgebleven!’

De boodschap die aan Jesaja wordt overgebracht beschrijft eerst de penibele situatie. Het feit dat de boodschappers het woord ‘afgestraft’ gebruiken geeft aan dat er ook erkenning van zonde is. Hizkia’s politiek om Egypte om hulp te vragen was verkeerd. Schuchter en voorzichtig vragen de gezanten Jesaja of de HERE misschien de spottende taal van de Assyrische afgezant heeft ge- hoord. De enige hoop van Hizkia is, dat de HERE zal horen.

Jesaja 37 vers 5 en 6: Die boodschap brachten zij aan Jesaja over. En Jesaja gaf als antwoord: ‘Vertel koning Hizkia dat de HERE zegt: ‘Laat u niet van de wijs brengen door de woorden van de dienaar van de koning van Assur, noch door zijn godslastering. Want de koning zal een bericht uit Assur ontvangen, waaruit blijkt dat zijn aanwezigheid daar dringend gewenst is. Hij zal terugkeren naar zijn eigen land, waar Ik hem zal laten doden. Meer dan Hizkia durfde te vragen wordt hem nu gegeven. Het valt op dat het voor Jesaja niet nodig is, eerst een tijd van gebed te hebben. De pro- feet heeft al een antwoord van de HERE ontvangen: de HERE laat de koning van Assur terechtstellen in zijn eigen land.

In Jesaja 37:8 t/m 13 lezen we dat de Assyrische afgezant teruggaat naar zijn meester die in Lachis was gebleven. Maar de koning van Assur had Lachis in- tussen verlaten om Libna te belegeren. Hij verwacht stellig dat zijn meester bevel zal geven om Jeruzalem aan te vallen. Maar er komt een kink in de kabel. De Assyrische koning hoort dat koning Tirhaka van Ethiopië op het punt

(7)

Daardoor heeft hij geen tijd om Jeruzalem aan te vallen. Hij stuurt een brief naar Hizkia met als belangrijkste inhoud (vs.10): Laat die God op wie u ver- trouwt, u niet misleiden met de belofte dat de koning van Assur Jeruza- lem niet zal innemen! De teneur van de brief is dat Assyrië de goden van de andere volken en steden ook heeft overwonnen, hun goden konden hen niet redden, dat zal de God van Israël ook niet kunnen. Want de koning van Assur komt terug met zijn grote en machtige leger. De boodschap van de brief was nog een poging om Hizkia’s vertrouwen op Gods redding aan het wankelen te brengen.

Jesaja 37 vers 14 t/m 17: Onmiddellijk nadat koning Hizkia deze brief had gelezen, ging hij ermee naar de tempel en spreidde hem uit voor de HERE en bad met de woorden: ‘Och HERE van de hemelse legers, God van Israël, die troont boven de cherubs, U alleen bent de God van alle koninkrijken op aarde. U alleen maakte de hemel en de aarde. Luister als ik smeek, kijk naar mij als ik bid. Kijk naar deze brief van koning Sanhe- rib, want hij heeft de levende God bespot.

In de verzen 14 t/m 20 lezen we over het gebed, dat Hizkia heeft gebeden na- dat hij de brief had ontvangen en gelezen. Hizkia spreekt een gebed uit in de tempel, waar hij de brief voor het aangezicht van de HERE neerlegde. Het ge- bed beweegt zich om de gedachte: dat duidelijk mag blijken, dat de HERE al- leen God is in tegenstelling tot de afgoden.

In 2 Kronieken 32 lezen we meer over de bespotting van de HERE door San- herib. In 2 Kron.32:17 t/m 20 lezen we: Koning Sanherib… stuurde ook brieven waarin hij de HERE, de God van Israël, belachelijk maakte. ‘De goden van alle andere volken slaagden er niet in hun volken uit mijn handen te redden en ook de God van Jechizkia (Hizkia) zal dat niet luk- ken. De boodschappers die de brieven brachten, riepen in het He- breeuws dreigementen tegen de mensen op de stadsmuren, in een po- ging hun moreel te ondermijnen. Zij praatten over de God van Jeruzalem alsof Hij een van de heidense goden was, een door mensen gemaakte

(8)

De HERE is niet te vergelijken met de afgoden. Geen enkele Israëliet geloofde dat God een plaatselijke godheid was die in de tempel van Jeruzalem woon- de. Koning Salomo bidt in 1Kon.8 vers 27: Is het echt wel mogelijk dat U op aarde zou willen wonen? Zelfs de hoogste hemelen kunnen U niet bevat- ten, laat staan deze tempel die ik heb gebouwd. Elke Israëliet erkende dat de HERE de God van de hemelse legers was, de Schepper van hemel en aarde. Hizkia pleit voor het aangezicht van de levende God of Hij Zijn volk wil verlossen van de dreigende Assyriërs.

Jesaja 37 vers 18 t/m 20: Het is waar, HERE, dat de koningen van Assur al deze volken hebben vernietigd, zoals in deze brief staat. Zij wierpen hun goden in het vuur, want het waren geen goden, maar slechts beelden die mensen hadden gemaakt van hout en steen. Natuurlijk konden de Assy- riërs dergelijke goden vernietigen. Maar HERE, onze God, red ons toch van zijn macht. Dan zullen alle koninkrijken op aarde weten dat U God bent, U alleen. Hizkia raakt de kern van de zaak. De goden van de volken die Assur had vernietigd, waren geen goden. Elke vergelijking van de HERE met deze goden gaat mank. Hizkia bidt om verlossing door de HERE, daarbij gaat het hem uitsluitend om de eer van God.

In het vervolg - in Jes.37:21 t/m 29 spreekt de profeet Jesaja een gedicht uit, waarin hij zegt, dat de veroveringen van Assyrië alleen het uitvloeisel zijn van het raadsbesluit van de HERE. Omdat de Assyrische koning daarmee niet re- kent, zou heel zijn razen tegen de HERE op niets uitlopen.

Jesaja 37 vers 29: Ik weet hoe u tegen Mij tekeerging. Vanwege uw uitda- gende woorden heb Ik een haak in uw neus en een bit in uw mond ge- legd waarmee Ik u naar uw eigen land zal laten terugkeren. U zult via de- zelfde weg teruggaan als u hier kwam. Op deze woorden volgt - in de ver- zen 30 t/m 35 - een concrete profetie over de aanstaande bevrijding van Jeru- zalem. De HERE geeft door de profetie van Jesaja een bemoediging en kracht aan de benauwde koning Hizkia. De HERE zegt in Jesaja 37 vers 35: Ik zal deze stad beschermen, haar redden ter wille van Mijn naam en die van Mijn dienaar David. De belofte aan David moet worden vervuld, wat de HE-

(9)

Jesaja 37 vers 36 t/m 38: Die nacht ging de Engel van de HERE naar het kamp van de Assyriërs en doodde 185.000 soldaten. Toen de overleven- den de volgende morgen wakker werden, zagen zij overal om zich heen lijken liggen. Toen keerde koning Sanherib van Assur naar zijn eigen land, naar zijn woonplaats Ninevé terug. Op een dag, toen hij bad in de tempel van zijn god Nisroch, doodden zijn zonen Adrammelech en Sareser hem met hun zwaarden. Zij ontkwamen naar het land Ararat en de zoon van Sanherib, Esarhaddon, volgde hem als koning op.

Sanherib werd gedwongen tot een overhaaste aftocht, doordat in zijn leger de pest uitbrak. De HERE kwam Zijn volk te hulp. We lezen ook dat Sanherib later (mogelijk 20 jaar later) door een sluipmoord op een gewelddadige manier aan zijn einde is gekomen (2Kon.19:35-37).

Niemand kan ongestraft de God van Israël beledigen en minachten. Daarbij mogen ook wij bedenken, dat de HERE niet uit is op de ondergang van de zondaar maar op zijn of haar redding (Jer.29:11-14)!

In de volgende uitzending lezen we Jes.38 en 39.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het streven om door middel van de gaven van de Heilige Geest de gemeente te dienen, betekent voor degene die in klanktaal spreekt, dat hij of zij zich ook moet uitstrekken naar

In die woestijn beklaagden de Israëlieten zich tegenover Mozes en Aäron en zeiden: Waarom heeft de HERE ons niet gewoon in Egypte laten sterven.. Daar waren de vleespotten vol

En bij alle vragen die daarbij ook onbeantwoord zullen blijven, is het einddoel niet onduidelijk: de heilige Stad, een nieuw Jeruzalem, waar geen apart huis van de HERE meer

Dat deze dingen wel moeten gebeuren, betekent dat ook deze de gebeurte- nissen niet buiten de HERE God omgaan, maar een plaats hebben in Zijn plan.. De HERE heeft het verloop van

Maar, wanneer duidelijk wordt dat de motieven niet zijn ingegeven uit ongeloof en dat ook de strijders uit Ruben en Gad zullen meevechten om het beloofde land in bezit te nemen,

Na de introductie op het Bijbelboek Jesaja - in de vorige uitzending - is nu het moment aangebroken om in Jesaja te gaan lezen. Bij de introductie is ook een indeling van

Want Ik zal de hemelen door elkaar schudden in Mijn vreselijke toorn en de aarde zal van haar plaats worden gebracht. De legers van Babel zullen vluchten totdat zij uitgeput

De daar aangegeven weelde, trots en het gevoel van veiligheid van Tyrus kan historisch niet worden terug- gelezen in de profetie van Jesaja, maar geeft wel een indruk wat er aan de