• No results found

[Uitzending 714: Filippenzen1:14 t/m 30]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 714: Filippenzen1:14 t/m 30]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 714: Filippenzen1:14 t/m 30]

In de vorige uitzending heeft de apostel Paulus aan de Filippenzen geschreven dat het lijden dat hem om Christus wil is overkomen, juist ertoe heeft bijgedragen dat het goede nieuws over Jezus Christus beter bekend werd. De apostel pro- beert de ongerustheid van de gelovigen uit Filippi, over wat hem is overkomen te stellen in het licht van de verkondiging van het evangelie. Door de publieke be- handeling van de zaak van de apostel is duidelijk geworden, dat Paulus geen gewone misdadiger was. We lezen in Efeziërs 3 vers 1 en 2: Ik zit omwille van Christus Jezus in de gevangenis, omdat ik zeg dat u, die geen Joden van geboorte bent, ook tot Gods huis behoort. U hebt ongetwijfeld gehoord dat God zo goed is geweest mij een speciale taak voor u te geven.

Filippenzen 1 vers 14: En door mijn gevangenschap lijken vele christenen hier hun vrees voor de boeien te hebben overwonnen. Op de een of andere manier heeft mijn geduld hen bemoedigd, met als gevolg dat zij steeds vrijmoediger spreken over Jezus Christus.

Zowel het getuigenis in de rechtszaal als de bemoediging die ‘vele christenen’

door het positieve verloop van het proces hebben ontvangen, dienen ter bevorde- ring van het Evangelie (vs.12). Zij hebben nieuwe moed gekregen om het Evan- gelie te verkondigen. Voor vele christenen staat in de Griekse grondtekst de meesten van de broeders. Daaruit blijkt dat met vele christenen niet de gelovi- gen in het algemeen worden bedoeld, maar de predikers in de verblijfplaats van de apostel Paulus (vs.15-18). Door de houding en het voorbeeld van Paulus heb- ben andere verkondigers van het evangelie meer vertrouwen in en op de Here gekregen. Hun vertrouwen rust op de Here, niet op zichzelf, de apostel of de om- standigheden. De wetenschap dat Paulus in gevangenschap zat om de verkondi- ging van het evangelie had - in eerste instantie - een verlammende werking op de verkondiging van het evangelie en kwam voort uit een gebrek aan vertrouwen op de Here.

(2)

Maar juist in de gevangenschap van Paulus en het goede verloop van de rechts- zaak was de kracht van Christus zichtbaar geworden, daardoor kregen de andere verkondigers van het evangelie meer vertrouwen. Het geduld van Paulus bemoe- digde hen en daardoor durfden zij met meer vrijmoedigheid te spreken over de Here Jezus Christus. Zo wordt het Evangelie aan allen bekendgemaakt en steeds vrijmoediger verkondigd. Wij weten ook dat ondanks dat Paulus niet zelf kon uitgaan om de blijde boodschap door te geven, hij in de gevangenis niet heeft stil gezeten. Hij schreef verschillende brieven vanuit de gevangenis aan de gelo- vigen in de verschillende steden en regio’s waar hij op zijn zendingsreizen was geweest. Bij de inleiding op de brief aan de Filippenzen hebben we al stilgestaan bij de gevangenisbrieven van de apostel Paulus.

Filippenzen 1 vers 15: Sommigen hier maken het goede nieuws over Jezus Christus bekend omdat zij jaloers zijn op de manier waarop God mij hier heeft gebruikt. Gelukkig zijn er ook anderen die het met de juiste motieven doen. Onder degenen die het Evangelie verkondigen, zijn er sommigen die dit doen omdat zij jaloers zijn op de manier waarop God mij hier heeft gebruikt.

Voor jaloers lezen we in de Griekse tekst ‘afgunst en twist’. Zij gunden Paulus zijn grote aantal bekeerlingen niet, zij wilden hem door het winnen van velen overtroeven (Fil.2:21; Kol.4:11). Deze mensen verkondigen wel de Christus (vs.16), maar hebben daarbij verkeerde motieven. De jaloersheid en twist of par- tijschappen (Matth.27:18; 1Kor.1:11) zijn gericht tegen de apostel Paulus. Terwijl ze het Evangelie verkondigen, distantiëren ze zich van de apostel (vs.16,17). An- deren daarentegen verkondigen de Christus met de juiste motieven - uit bewo- genheid en naasten liefde. Zij zijn ook de apostel welgezind en steunen hem.

Het is tragisch en verdrietig dat de apostel het in vers 15 verwoordde probleem moet benoemen. Helaas, komt het in alle tijden voor dat verkondigers van het evangelie zich niet gedragen overeenkomstig de richtlijnen en instructies van de Here God Zelf. Paulus houdt deze verkondigers een spiegel voor in 1Kor.4 vers 7: Wat maakt u beter dan een ander? U heeft toch niets van uzelf? Alles wat u hebt, hebt u gekregen. Waar beroemt u zich dan op?

(3)

Het zou niet mogen voorkomen dat gelovigen verkeerde motieven hebben om het evangelie uit te dragen, helaas gebeurt dat wel. Ik wil er vergeving voor vragen!

En wat doet u? Als u in aanraking bent gekomen met de praktijken van predikers die het woord doorgaven met onjuiste motieven, hoe bent u daar dan mee omge- gaan? Rekent u de HERE de wandaden van jaloerse predikers aan? Beoordeelt u de Here op grond van de steken die Zijn grondpersoneel heeft laten vallen?

Nee, dat praat niet goed wat er is gebeurd. De HERE zal van deze mensen zeker rekenschap vragen. Maar, Hij is ook in staat om de opgelopen averij te herstellen en te genezen. Breng het in gebed bij de HERE! Mogelijk zullen er littekens blij- ven, en zijn sommige fouten - menselijke gezien - niet meer te herstellen, maar onder de bescherming van de Here zullen deze dingen u er niet meer onder krij- gen. Jes.42 vers 3: Hij zal het geknakte riet niet breken, de kwijnende vlam zal Hij niet doven, Hij zal recht doen aan wie onrecht is gedaan. De tekst wordt door de Here Jezus geciteerd in Matth.12:20 en er wordt aan toegevoegd:

Hij zal het recht doen overwinnen. En de hoop van de hele wereld zal op Hem gevestigd zijn. Wie is Hij? Matth.12 vers 18 citeert uit Jesaja: Let op Mijn Knecht, die Ik heb gekozen. Dit is Mijn geliefde Zoon, Hij verheugt Mijn hart.

Ik zal Mijn Geest op Hem leggen en Hij zal rechtspreken over de volken.

De Enige tegen wie de HERE heeft gezegd: Dit is Mijn geliefde Zoon, Hij ver- heugt Mijn hart, is de Here Jezus Christus (Matth.3:17).

Vers 15 wordt nog verder uitgewerkt in de volgende verzen.

Filippenzen 1 vers 16 t/m 18 : Gelukkig zijn er ook anderen die het met de juiste motieven doen. Die doen het uit liefde. Zij weten dat ik door God ge- roepen ben om hier het geloof in Jezus Christus te verdedigen. Maar de eersten die ik noemde, spreken over Hem in de hoop mij jaloers te maken.

Zij hopen dat hun succes mijn gevangenschap zwaarder zal maken. Maar wat dan nog? Jezus Christus wordt hoe dan ook gepredikt, hetzij vanuit een onoprechte, hetzij vanuit een oprechte houding , en daar ben ik op zichzelf heel blij mee. En mijn blijdschap zal niet minder worden.

(4)

In een aantal oudere handschriften is de volgorde van vs.16 en 17 omgekeerd.

De predikers met onjuiste motieven verkondigen wel degelijk de Christus, zij staan niet op één lijn met de Joodse dwaalleraars van Fil.3:2 en de ‘vijanden van het kruis’ uit Fil.3 vers 18 en 19. Zij brengen geen ander evangelie dan Pau- lus, anders zou de apostel het zeker hebben genoemd (Gal.1:9). Niet hun bood- schap, maar hun motieven en hun houding tegenover Paulus doen hen schul- dig staan.

Hun prediking is gericht op hun eigen partij en op hun eigen eer, omdat ze uit zelfzucht en eigenbelang het woord spreken (Fil.2:3; Jak.3:14). Daarmee wordt hun optreden onzuiver en onheilig. Ze verkeren in een foutieve veronderstelling, want zij hopen Paulus jaloers te maken, zij hopen door hun optreden de gevan- genschap van Paulus zwaarder te maken. Daarbij kunnen we denken aan teleur- stelling en jaloezie. De predikers met onjuiste motieven meenden door hun suc- ces Paulus jaloers te maken.

In vers 16 lezen we dat de gezindheid van de predikers die met de juiste motie- ven het goede nieuws over Jezus Christus bekend maken ‘liefde’. Deze liefde slaat zowel op de liefde tot God, als op de liefde die zij voor de apostel Paulus hebben. Zij weten waarom hij gevangen zit, namelijk tot ‘verdediging van het geloof in Jezus Christus’ (vs.7). Paulus ziet zijn gevangenschap en rechtszaak niet als een toeval of tegenslag, maar als een opdracht van de HERE. Paulus schrijft ‘ik ben door God geroepen‘, dat wijst op een goddelijke aanstelling voor deze opdracht (Luc.2:34; 1Thess.3:3). Paulus moest als dienstknecht van God voor de rechtbank getuigenis afleggen van het Evangelie (Hand.23:11; 27:24).

Omdat de verkondigers met de juiste motieven dit ‘weten’ en zich niet voor Pau- lus schamen, is hun prediking ‘uit liefde’.

Het begin van vers 18 ‘maar wat dan nog?‘ is een uitroep van Paulus en bete- kent zoveel als: wat betekent dit nu? Het wijst terug op de motivatie van de ver- schillende predikers (vs.16,17).

(5)

De woorden ‘hoe dan ook‘ gebruikt Paulus om zijn uiteenzetting af te sluiten en tot een slotsom te komen (1Kor.11:11; Ef.5:33; Fil.3:16). In ieder geval wordt Christus verkondigd en daar gaat het de apostel om. Of de prediking plaatsvindt met onzuivere motieven (een bijoogmerk), namelijk: mensen te winnen voor een eigen groep of vanuit een oprechte houding. De verkondiging van beide groe- pen predikers kan Paulus verheugen, omdat Christus wordt verkondigd. Het vanuit een oprechte of onoprechte houding

heeft geen betrekking op de inhoud van hun boodschap, maar op hun motivatie.

De apostel laat zich de blijdschap niet afnemen, ook al erkennen sommigen zijn bediening niet. Het gaat hem namelijk niet om zichzelf of om zijn eer, maar alleen om Jezus Christus.

Filippenzen 1 vers 19: Want ik weet dat, als u voor mij bidt en de Geest van Jezus Christus mij helpt, dit alles mijn redding alleen maar ten goede zal komen. Vers 19 begint met want ik weet, het geeft de reden aan van de blijd- schap van Paulus. Het is een blijdschap die hij ook in de toekomst zal blijven houden, zoals hij in vs.18b schrijft. Paulus schrijft dat zijn lijden niet zal uitlopen op een ondergang maar op verlossing, dit alles zal mijn redding alleen maar ten goede komen. Waarom? Omdat de HERE Zijn dienstknecht niet zal verlaten, maar uitredden. Gelijksoortige woorden lezen we in Ps.25 vers 3: Niemand die in God gelooft en op Hem vertrouwt, zal in Hem teleurgesteld worden (Job.

13:16; Ps.37:5). Paulus beseft terdege, dat hij de gebeden van de gelovigen (Hand.12:5; 2Kor.1:11; Ef.6:19) en de hulp van de Heilige Geest (Matth.10:20) nodig heeft, alleen dan zal hij een vrijmoedig getuige van Christus kunnen zijn.

Mocht zijn proces uitlopen op een veroordeling, dan weet Paulus, dat, zoals hij Christus heeft beleden voor de mensen, de Here hem eeuwige redding zal geven (Matth.10:32). Het gebed van de gemeente voor Paulus zal behalve een gebed om vrijlating vooral een gebed zijn om de bijstand van de Heilige Geest tijdens het proces (Hand.4:29-31). De Heilige Geest wordt ‘de Geest van Jezus Chris- tus’ genoemd, omdat de Here Jezus door de Heilige Geest in de gelovigen werkt (Joh.14:26; 15:26; 16:13-15).

(6)

Filippenzen 1 vers 20 en 21: Ik heb de vurige verwachting en vaste hoop dat ik niets zal doen waarvoor ik mij zal moeten schamen, maar dat ik net als al- tijd openlijk voor Christus zal uitkomen. Zijn grootheid zal ook in mij zicht- baar worden, of ik nu in leven blijf of sterf. Voor mij is het leven Christus Zelf en het sterven pure winst. De overtuiging van Paulus over zijn uiteindelijke redding (vs.19) is in overeenstemming met de vaste hoop van de apostel.

Het wordt aangevuld met een stellige verwachting (Rom.8:24; Hebr.11:1). Paulus heeft de vurige verwachting en vaste hoop, dat hij zich tijdens zijn proces in geen enkel opzicht zal schamen voor Christus (Rom.1:16; 2Tim.1:8). Vrijmoedig- heid of openlijk uitkomen voor Christus is niet alleen een houding, maar ook een recht en een gelegenheid om in het openbaar over Hem te spreken. Deze vrij- moedigheid wordt geschonken door de Heilige Geest (Hand.4:31). Paulus heeft Christus grootgemaakt door het Evangelie te verkondigen, waarin Jezus Christus centraal staat. Of ik nu in leven blijf of sterf. Voor mij is het leven Christus Zelf en het sterven pure winst. Als Paulus wordt vrijgesproken zal hij Christus ook verder met woord en daad verkondigen. Als hij sterft en zijn leven voor Chris- tus moet geven, sterft hij als martelaar. Het martelaarschap wordt in het NT ge- zien als een speciale manier om de HERE te verheerlijken (Fil.2:17; Joh.21:19;

2Tim.4:6). Deze laatste consequentie van zijn apostelschap heeft Paulus ten vol- le beseft en hij was bereid zijn leven te geven, ook al vertrouwde hij erop spoedig vrij te komen om de Filippenzen te kunnen bezoeken (Fil.2:24-26). Voor wie in Christus gelooft is het sterven geen verlies, maar vooruitgang en pure winst.

Het doel waarvoor Paulus zou willen leven en sterven is, dat Christus verheerlijkt wordt (vs.20; 2Kor.4:7-15). In vers 21legt hij verder uit wat het leven en het ster- ven voor hem persoonlijk betekent en inhoudt. Met de woorden voor mij geeft Paulus deze woorden het karakter van een persoonlijke geloofsbelijdenis. ‘Voor mij is het leven Christus’ zegt aan de ene kant, dat Paulus zijn leven al lang aan Christus heeft weggegeven (Gal.2:20), anderzijds, dat het leven van Paulus helemaal door het werk van ‘Christus Zelf’ is gevuld.

(7)

Paulus spreekt in vers 21 niet in de eerste plaats over de winst die er ligt in het

‘zijn met Christus’ (vs.23), maar over de winst van het martelaarschap. Van dit martelaarschap zou een geweldig getuigenis uitgaan, dat is de belangrijkste winst. Vervolgens betekent het sterven ook ‘zijn met Christus’ en uitrusten na een uiterst zware opdracht.

Filippenzen 1 vers 22: Toch weet ik niet wat ik kiezen moet. Aan de ene kant wil ik graag in dit lichaam blijven en hier nog veel goeds kunnen doen.

Vers 22 wijst op een bepaalde emotie. In dit lichaam blijven betekent niet een leven in zonde (zoals in Rom.7:5; 8:12,13), maar gewoon het leven in een sterfe- lijk lichaam. Op aarde verder leven houdt voor Paulus in: doorgaan met een vruchtbaar leven, vruchtdragen. Vrucht is hier een aanduiding voor alle werk- zaamheden in de verkondiging van het Evangelie.

Paulus kan natuurlijk niet ‘kiezen’, want er wordt in een proces over hem beslist, uiteindelijk is het de HERE, die de bestemming van Paulus in handen heeft en bepaalt wat gaat gebeuren. Waar Paulus zelf de voorkeur aan geeft, maakt hij niet bekend.

Filippenzen 1 vers 23 en 24: Maar aan de andere kant zou ik graag deze we- reld verlaten om bij Christus te zijn, want dat is toch verreweg het beste.

Het is duidelijk dat er van twee kanten aan mij getrokken wordt. Maar omdat u eigenlijk niet zonder mij kunt, reken ik erop dat ik nog wel enige tijd in deze wereld zal blijven.

Paulus geeft aan, dat er van twee kanten aan hem wordt getrokken. Bij de woor- den twee kanten gaat het om de beide in vs.21 genoemde mogelijkheden: leven of sterven. Ook al zegt Paulus zijn persoonlijke voorkeur niet (vs.22), in vers 23 blijkt dat hij wel een persoonlijk ‘verlangen’ heeft, maar dat verlangen is geheel ondergeschikt aan Gods wil. Alle aandacht is gericht op de volledige verlossing om voor altijd bij Christus te zijn. Het sterven wordt in de Griekse tekst weergege- ven als het ‘losmaken’ van de touwen van een tent (2Kor.5:1-4).

(8)

Meestal spreekt Paulus over een lichamelijke opstanding van de doden bij de wederkomst van Christus (1Kor.15:52;1Thess.4:15,16). In vers 23 wordt duidelijk, dat de doden die in het geloof gestorven zijn, voordat het zover is, toch ‘met Christus’ zijn. Met andere woorden de gemeenschap met Christus wordt door de dood niet verbroken of onderbroken (Openb.6:9-11). Paulus zelf zou het allerliefst

‘heengaan’ om ‘met Christus te zijn’ (2Kor.5:8). Maar de apostel maakt zijn per- soonlijk verlangen ondergeschikt aan dat wat de HERE ‘noodzakelijker’ vindt. De reden van dit ‘noodzakelijker’ is: omdat u eigenlijk niet zonder mij kunt, waar- mee Paulus niet alleen de Filippenzen op het oog heeft, maar alle gelovigen, waarvoor hij een bediening heeft. In Fil.3 zal duidelijk worden dat één van de mo- tieven de bestrijding van de dwaalleer is. Paulus schrijft in Fil.1 vers 25 en 26:

Daarom zal ik mijn werk onder u voortzetten en u helpen te groeien in uw geloof en blijdschap. Dan zult u, als ik eenmaal weer bij u ben, uitbundig Christus Jezus kunnen prijzen voor wat Hij door mij voor u heeft gedaan.

In de overtuiging dat God het noodzakelijker vindt, dat hij in leven blijft terwille van de gelovigen, ‘weet’ Paulus nu ook, dat het proces positief zal aflopen. De geestelijke groei en de blijdschap van de Filippenzen moet zich nog verder ont- wikkelen opdat zij uitbundig Christus Jezus kunnen prijzen voor wat Hij door mij voor u heeft gedaan.

Filippenzen 1 vers 27: Maar let erop dat u zich altijd in overeenstemming met de goede boodschap van Christus gedraagt. Laat ik altijd goede berichten over u mogen horen, of ik u nu terugzie of niet. Wees één van hart en ziel en zet u volledig in voor het geloof en het goede nieuws.

Filippi was een Romeinse kolonie in Macedonië (Hand.16:12) en de burgers van de stad zagen zich dan ook als burgers van de keizerstad Rome. Naar buiten toe wilden de bewoners van Filippi zich dan ook presenteren met een bepaalde waardigheid. Met de gedachte dat de gelovigen deel uitmaken van een burger- schap in de hemel (Fil.3:20), roept Paulus hen dan ook op zich waardig en pas- send bij ‘de goede boodschap van Christus’ te gedragen. Deze waardigheid uit zich enerzijds in levensheiliging, anderzijds in eenheid (Fil.2:2; 4:2).

(9)

Paulus noemt in vers 27 twee aspecten van die eenheid, nl. één zijn van hart en ziel en volledige inzet voor het geloof en het goede nieuws.

Filippenzen 1 vers 28 en 29: En laat u daarbij in geen enkel opzicht schrik aanjagen door uw tegenstanders. Dat zal hun dan duidelijk maken dat zij verloren gaan, maar voor u zal het een duidelijk teken zijn van God dat Hij u heeft verlost. Want het is uw voorrecht niet alleen op Christus te mogen ver- trouwen, maar ook voor Hem te mogen lijden. Het eerste gedeelte van dit vers hoort nog bij het vorige. De Filippenzen moeten eensgezind standhouden en strijden en niet in paniek raken, als de tegenstanders hen vervolgen.

Blijkens vs.30 gaat het bij 'de tegenstanders' niet om Joodse dwaalleraars, die de gemeente vervolgen (Fil.3:2vv), maar om heidense stadsgenoten.

In Fil.2:15 noemt Paulus deze heidense bevolking van Filippi een ontwricht en verdorven geslacht. Het eensgezind en onverschrokken vasthouden aan het ge- loof onder de vervolging is een 'bewijs' of 'teken' zowel voor de verdrukkers als voor de verdrukte gelovigen. We vinden hetzelfde thema uitgewerkt in 2

Thess.1:4 t/m 7. Gelovigen mogen weten dat hun volharding 'van Godswege' be- kroond zal worden met de eeuwige 'redding', het eeuwige leven.

Filippenzen 1 vers 30: U hebt dezelfde strijd als ik. U weet hoe ik voor Chris- tus heb geleden, en zoals u hoort, ben ik op het ogenblik weer in een ver- schrikkelijke strijd gewikkeld.

De Filippenzen hebben ‘dezelfde strijd’ te verduren als destijds Paulus, toen hij nog in hun midden was (Hand.16:11-40). Zij waren er toen getuige van, hoe Pau- lus in gevangenschap belediging en mishandeling onderging. Nu zullen ze via Epafroditus, die de brief overbrengt (Fil.2:25), horen over de gevangenschap van Paulus. Zoals u hoort heeft geen betrekking op het moment waarop Paulus de brief schrijft, maar op het moment waarop de brief wordt voorgelezen. Het gaat dan ook bij strijd niet om conflicten met Joodse dwaalleraars, maar om vervol- gingen waaraan de overheid meewerkte.

In de volgende uitzending lezen we: Fil.2:1 t/m 6.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

En bij alle vragen die daarbij ook onbeantwoord zullen blijven, is het einddoel niet onduidelijk: de heilige Stad, een nieuw Jeruzalem, waar geen apart huis van de HERE meer

Daarbij is niet alleen gedacht aan de gebo- den die in de voorgaande verzen gegeven zijn, maar zoals vers 23 laat zien gaat het om alle geboden die de Israëlieten al ontvangen

Het streven om door middel van de gaven van de Heilige Geest de gemeente te dienen, betekent voor degene die in klanktaal spreekt, dat hij of zij zich ook moet uitstrekken naar

Hij zegt tegen Salomo: Als Mijn volk zich vernedert en bidt, Mij weer zoekt en breekt met zijn zondige praktijken, dan zal Ik vanuit de hemel luisteren, zijn zonden vergeven en

Als de prediking over Christus nu inhoudt dat Hij lichamelijk uit de doden is opgestaan, een prediking die door alle gelovigen is aanvaard en voor waar is aangenomen, waarop

In Galaten 4 vers 4 en 5 lezen we: Maar toen de juiste tijd gekomen was, de tijd die God daarvoor had bepaald, stuurde God Zijn Zoon, Die als mens uit een Joodse moeder werd

God heeft ons niet tot losbandigheid geroepen, maar tot een leven dat Hem is toegewijd (1 Thess.4:4 t/m 7). En in Efeziërs 4:17 t/m 19: Ik zeg u dit met nadruk en ik spreek namens de

Mozes en de andere Israëlieten zongen toen dit lied voor de HERE: Ik wil een lied voor de HERE zingen, want Hij heeft een machtige overwinning behaald.. De ruiters en de paarden