• No results found

[Uitzending 753: Introductie & Kolossenzen 1:1 en 2]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 753: Introductie & Kolossenzen 1:1 en 2]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 753: Introductie & Kolossenzen 1:1 en 2]

Als er gezegd kan worden dat de brief aan de Efeziërs een beschrijving geeft van 'de gemeente van Christus', dan moet aan de brief aan de Kolossenzen zeker het opschrift 'de Christus van de gemeente' worden gegeven. Efeziërs concen- treert zich op de gemeente van Christus, als het lichaam van Christus en Kolos- senzen op Christus, het Hoofd van Zijn gemeente. Net als Efeziërs valt de brief aan de Kolossenzen in twee delen uiteen. De eerste twee hoofdstukken vormen een leerstellig gedeelte en de hoofdstukken 3 en 4 een praktisch gedeelte. De bedoeling van Paulus is om aan te tonen dat Christus de soevereine is - de eer- ste en de belangrijkste in alles - en het leven van een christen behoort een weer- spiegeling te zijn van deze prioriteit. Omdat gelovigen zijn geworteld in Hem, le- vend gemaakt met Hem, verborgen en volmaakt in Hem, is het voor hen vol- komen onbestaanbaar een leven te leiden zonder Hem. Bekleed met Zijn liefde, met Zijn vrede die regeert in hun hart, zijn zij toegerust om Christus op elk terrein van hun leven te verheerlijken. Deze brief werd - vanwege Kol.1:2 - bekend als de brief 'aan de Kolossenzen' of zoals we in Het Boek lezen: Aan de broeders en zusters in Kolosse. Maar, Paulus wilde dat de brief ook werd

voorgelezen in de naburige christengemeente van Laodicea (Kol.4:16).

Naast de zeer goede Bijbelse bewijzen bestaan er ook heel oude, steeds terug- kerende externe verklaringen dat Paulus de auteur is van de brief aan de Kolos- senzen. In de brief wordt niet alleen vermeld dat hij door Paulus is geschreven (Kol.1:1, 23; 4:18), maar ook de persoonlijke details en de nauwe parallellen met

de brief aan de Efeziërs en aan Filemon versterken deze gedachte.

Toch is de echtheid van de brief aan de Kolossenzen aangevochten op grond van woordgebruik en gedachtegang. In de vier hoofdstukken van deze brief wor- den 25 Griekse woorden gebruikt die niet voorkomen in de andere brieven van Paulus. Maar naar onze mening hoeft dat niet te betekenen dat Paulus daarom de brief niet heeft geschreven.

(2)

We weten dat de apostel Paulus - een voormalige Farizeeër en een man met een brede belangstelling - beschikte over een uitgebreide woordenschat. Vooral de achtergrond en het onderwerp van zijn brief, alsook de verwijzingen naar de dwaalleer in Kolosse, verklaren het gebruik van de bijzondere Griekse woorden.

Tegenstanders van het auteurschap van Paulus met betrekking tot de brief aan de Kolossenzen hebben, uit een vergelijking van de verheven christologie in Ko- lossenzen met de latere opvatting van Johannes dat Christus de Logos is (Kol.1:15-23 en Joh.1:1-18), de conclusie getrokken dat dit begrip nog niet be- stond in de tijd van Paulus. Maar is geen enkele reden om aan te nemen dat de apostel Paulus niet bekend was met het werk van Christus als Schepper, vooral niet met het oog op wat we lezen in Fil.2:5 t/m 11. Het is eveneens een misvatting dat de dwaalleer die weerlegd wordt in Kol.2, verband houdt met een volledig ontwikkelde vorm van gnostiek die pas in de tweede eeuw na Christus ontstond.

De parallellen zijn alleen een aanwijzing dat Paulus een vroege vorm van gnos- tiek behandelde.

Kolosse was een vrij onbelangrijke stad, en lag ongeveer 160 kilometer ten oos- ten van Efeze, in het gebied van de zeven gemeenten uit Openbaring 1 t/m 3.

Gelegen in het vruchtbare Lycusdal bij een bergpas aan de weg van Efeze naar het oosten, was Kolosse eens een dichtbevolkt handelscentrum, beroemd om zijn glanzende, zwarte wol. In de tijd van Paulus was het voorbijgestreefd door de buursteden Laodicea en Hiërapolis (Kol.4:13) en raakte Kolosse in verval. Afge- zien van deze brief, oefende Kolosse nauwelijks enige invloed uit op de vroege kerkgeschiedenis. Uit Kol.1:4 t/m 8 en 2:1 blijkt dat Epafras de christengemeente heeft gesticht en dat Paulus de gemeente te Kolosse nog nooit had bezocht. Op zijn derde zendingsreis wijdde Paulus meer dan 3 jaar aan de verspreiding van het Evangelie in Asia met Efeze als centrum (Hand.19:10; 20:31), waarschijnlijk is Epafras in deze periode tot geloof in de Here Jezus Christus gekomen. Hij bracht het Evangelie naar de steden in het Lycusdal en bezocht jaren later Paulus in de gevangenis (Kol.4:12,13; Filemon.23).

(3)

Uit verschillende gegevens is op te maken dat de brieven aan de Efeziërs, Kolos- senzen en Filemon ongeveer tegelijkertijd en onder dezelfde omstandigheden werden geschreven, mede gezien de genoemde personen en de elkaar overlap- pende thema's (Kol.4:9-17 en Filemon 2,10,23,24). Hoewel sommigen hebben beweerd dat de brief aan de Kolossenzen in Caesarea of Efeze is geschreven, wijst het meeste bewijsmateriaal erop dat Paulus zijn vier gevangenisbrieven schreef toen hij gevangen zat in Rome. De brief aan de Kolossenzen schreef Paulus in 60 of 61 na Christus. en hij gaf de brief mee aan Tychikus en de tot ge- loof gekomen slaaf Onesimus (Kol.4:7-9; Ef.6:21; Filemon10-12).

Het bezoek van Epafras en zijn verslag van de omstandigheden in Kolosse vormden de directe aanleiding voor deze brief. Hoewel de Kolossenzen er nog niet voor waren gezwicht (Kol.2:1-5), bedreigde een binnengedrongen valse leer de christengemeente in Kolosse, die grotendeels uit niet-Joden (heidenen) was voortgekomen (Kol.1:21,27; 2:13). De aard van deze dwaalleer kan alleen wor- den afgeleid uit de terloopse verwijzingen van de apostel in zijn weerlegging er- van in Kol.2:8 t/m 23. Het was blijkbaar een religieus systeem dat een combinatie was van Griekse wijsbegeerte (Kol.2:4,8-14), Joods wetticisme (Kol.2:11-17) en Oosterse mystiek (Kol.2:18-23). Het hield een lage waardering voor het lichaam in (Kol.2:20-23) en waarschijnlijk voor de natuur in zijn totaliteit. Besnijdenis, voedselvoorschriften en rituele gebruiken maakten deel uit van dit systeem, waarvan ascese, aanbidding van engelen als tussenpersonen en mystieke erva- ringen deel uitmaakten, als een benaderingswijze van de geestelijke wereld. Elke poging om Christus in zo'n systeem te passen, zou een ondermijning zijn van Zijn persoon en verlossingswerk.

De brief aan de Kolossenzen is een uniek en christologisch Bijbelboek. Dat wil zeggen dat het is toegespitst op Christus die alle macht heeft - Hij is de hoogste heerser en autoriteit over elke andere macht - Kol.2:10. En ik Kolossenzen 1 vers 16 en 17 lezen we: In Christus is alles in de hemelen en op aarde ge- schapen, al het zichtbare en onzichtbare. Koningen en wereldheersers, re- geringen en andere autoriteiten, alles is in Christus gemaakt tot zijn eer. Hij was er al voordat er iets bestond en alles wat bestaat, is er dankzij Hem.

(4)

Hij is de grondlegger van het verzoeningswerk - Kolossenzen 1 vers 20 t/m 22:

Door Zijn Zoon heeft God een altijddurende vrede gesticht tussen Zichzelf en alles wat in de hemelen en op aarde is. Doordat Christus Zich aan het kruis heeft opgeofferd en Zijn bloed heeft gegeven, is er verzoening met God. Dat geldt ook voor u, die vroeger zo ver van God verwijderd was. U leefde als vijand van Hem, zoals bleek uit de slechte dingen die u dacht en deed. Maar nu heeft God Zich met u verzoend, door de dood aan het kruis van Zijn aardse lichaam. Zo heeft Christus u heilig en zuiver gemaakt en in de dichte nabijheid van God gebracht. Soortgelijke woorden lezen we in Ko- lossenzen 2 vers 13 t/m 15: U was dood door uw ongehoorzaamheid aan God en de macht van de zonde leefde nog in u. Maar nu heeft Hij u samen met Christus levend gemaakt en al uw overtredingen vergeven. Hij heeft ons strafblad dat tegen ons getuigde, verscheurd, de lijst met regels waaraan we ons niet hebben gehouden. Dat bewijs heeft Hij vernietigd door het aan het kruis te slaan. Op die manier heeft God Zich ontdaan van alle heersers en machten. Hij heeft hen in het openbaar te kijk gezet en daarmee laten zien dat zij door het kruis van Christus overwonnen en verslagen zijn. Chris- tus is het fundament voor de hoop van de gelovige (Kol.1:5,23,27), de krachtbron voor het nieuwe leven van de christen (Kol.1:11,29), de Verlosser en Verzoener van de gelovige (Kol1:14, 20-22; 2:11-15). In de persoon van Christus is de onzichtbare God zichtbaar geworden. Hij is als eerstgeborene verheven bo- ven de hele schepping (Kol.1:15). Want God had besloten met Zijn hele we- zen in Zijn Zoon te wonen (Kol.1:19). Want in Hem woont het hele wezen van God in een lichamelijke gestalte (Kol.2:9). Christus is de Schepper en Onder- houder van alle dingen (Kol.1:16,17), het Hoofd van de christelijke gemeente (Kol.1:18), Hij is het begin van alles en ging ons als eerste voor in de op- standing uit de dood. In Kol.3:1 en 2 wordt aangevuld: Nu u met Christus bent opgestaan uit de dood, moet u zich bezighouden met hemelse zaken. Want Christus zit daar nu op de allerhoogste plaats aan de rechterhand van God.

Richt daarom uw gedachten op de dingen van de hemel en niet op die van de aarde.

(5)

Al de schatten van wijsheid en kennis zijn in Hem verborgen (Kol.2:3). In Christus bent u dus volmaakt, want Hij is de hoogste heerser en autoriteit over elke macht (Kol.2:10). Eens wanneer Christus, die ons leven is, zicht- baar voor iedereen zal terugkomen, zal blijken dat ook u deel hebt aan Zijn glorierijke macht (Kol.3:4).

Een steeds terugkerend thema in de Kolossenzenbrief is de soevereiniteit en het voldoende zijn (Zijn genoegzaamheid) van Christus in alle dingen. Een gelovige is alleen volmaakt in Hem en komt niets tekort, want 'in Hem woont het hele wezen van God in een lichamelijke gestalte (Kol.2:9). Al de schatten van wijsheid en kennis zijn in Hem verborgen (Kol.2:3). Verschillende beschou- wingen, mystieke ervaringen of rituele voorschriften zijn overbodig, want alleen het geloof in Christus is voldoende. Het hoofddoel van Paulus is het weerleggen van een dreigende dwaalleer die Christus devalueert. Deze valse leer wordt be- streden door een positieve weergave van de werkelijke eigenschappen en kwali-

teiten van Christus. Een juist beeld van Christus is het tegengif voor ketterij.

Paulus schrijft de brief aan de Kolossenzen ook om hen aan te sporen dat zij de- ze waarheid met heel hun hart geloven en er standvastig in blijven (Kol.1 vers 23), zodat ze zullen groeien en vruchtdragen. Dan zult u tot eer van de Here leven en doen wat Hij graag wil. Hoe beter u God leert kennen, hoe vruchtbaarder uw leven zal zijn (Kol.1:10). Een strikte gehoorzaamheid aan het ware Evangelie zal de gelovigen in Kolosse standvastig en weerbaar maken tegen vijandige invloeden.

Kolossenzen 2:9 en 10 en 3:1 en 2 zijn sleutelverzen. In Kol.2 lezen we: Want in Hem woont het hele wezen van God in een lichamelijke gestalte. In Christus bent u dus volmaakt, want Hij is de hoogste heerser en autoriteit over elke andere macht (vs.9,10). In Kol. 3:1 en 2 lezen we: Nu u met Christus bent op- gestaan uit de dood, moet u zich bezighouden met hemelse zaken. Want Christus zit daar nu op de allerhoogste plaats aan de rechterhand van God.

Richt daarom uw gedachten op de dingen van de hemel en niet op die van de aarde.

(6)

Kolossenzen 3 mogen we wel zien als een sleutelhoofdstuk omdat hoofdstuk 3 de drie thema's van Kolossenzen verbindt en hun onderlinge samenhang toont.

Omdat de gelovige is opgewekt met Christus (Kol.3:1-4), moet hij de oude mens afleggen en de nieuwe aandoen (Kol.3:5-17), wat zal leiden tot heiligheid in alle verhoudingen (Kol.3:18-25). Als we Kolossenzen in vogelvlucht weergeven dan

kunnen we het volgende zeggen.

Kolossenzen is een Bijbelboek waarin Christus het meest centraal staat. Paulus benadrukt de soevereiniteit van de persoon van Christus en de volmaaktheid van Zijn verlossing. Paulus neemt maatregelen om een groeiende ketterij te bestrijden die een bedreiging vormt voor de gemeente van Kolosse. Deze dwaalleer is een poging om Christus te devalueren door verheven beschouwingen, rituelen, mys- tiek en ascese. Maar Christus is de Here van de schepping en het Hoofd van Zijn lichaam - de christelijke gemeente. Hij voorziet volledig in elke geestelijke en

praktische behoefte van een gelovige.

In de tweede helft van de brief werkt Paulus de toepassing van deze principes in het dagelijks leven uit. De leerstellingen in Kol.1 en 2 moeten vruchten voortbren- gen in de praktijk van het dagelijks leven - Kol.3 en 4. De twee hoofdonderwerpen zijn: In Kol.1 en 2: de heerschappij van Christus en in Kol.3 en 4: de onderwer- ping aan Christus.

De hoofdstukken 1 en 2 over de heerschappij van Christus zijn als volgt inge- deeld: Paulus' groet - in Kol.1:1 en 2. Daarna volgt een ongewoon lange dank- zegging - in Kol.1:3 t/m 8- en - in Kol.1:9 t/m 14 - een gebed voor de gelovigen in Kolosse. Paulus vraagt zich met zorg af of de Kolossenzen wel komen tot een dieper inzicht in de persoon en de macht van Christus. Zelfs in Kol.1:13 begint Paulus al met het ontwikkelen van zijn hoofdthema - de soevereiniteit van Chris- tus -, maar de krachtigste uiteenzetting is te vinden in Kol.1:15-23. Christus is soeverein, zowel in de schepping (Kol.1:15-18) als in de verzoening (Kol.1:19- 23). In deze majestueuze passage wordt een positieve uiteenzetting gegeven over Christus, het is de meest effectieve weerlegging van de valse leer die in Kol.2 aan de kaak wordt gesteld.

(7)

Paulus beschrijft zijn eigen Evangeliebediening, de verkondiging van het gehei- menis van het evangelie aan de niet-Joden (de heidenen). Dit is het geheim: dat Christus in u leeft. Hij is uw hoop op Gods heerlijkheid (Kol.1:27) en hij ver- zekert zijn lezers dat, hoewel hij hen niet persoonlijk ontmoet heeft, hij er sterk naar verlangt dat ze diep geworteld zullen raken in Christus alleen, die soeverein is in de gemeente (Kol.1:24-2:3). Dit is vooral belangrijk met het oog op valse le- raren die hen zouden misleiden met bedrieglijke mooie woorden (Kol.2:4-7), ij- dele ideeën en verleidelijk gepraat (Kol.2:8-10), wettische Joodse rituelen (Kol.2:11-17), ongepaste mystiek zoals zelfvernedering of verering van engelen (Kol.2:18,19) en zinloze ascese (Kol.2:20-23). Telkens stelt Paulus de dwaling tegenover de waarheid over Christus.

In Kol.3 en 4 gaat het dan praktisch verder onder het thema: Onderwerping aan Christus. De eenheid van de gelovige met Christus in Zijn dood, opstanding en verheerlijking is het fundament waarop het aardse leven van een gelovige ge- bouwd moet zijn (Kol.3:1-4). Omdat een gelovige gestorven is met Christus, moet hij of zij zichzelf zien als dood voor de zonden en alle aardse zonden wegdoen (Kol.3:5-11). Op grond van de opstanding met Christus moet een gelovige zich- zelf zien als levend voor Christus. Kol.3 vers 10: Maar nu bent u een nieuwe mens, die nog steeds groeit en God beter leert kennen. Zo zult u meer en meer gaan lijken op God, die u gemaakt heeft. Een gelovige moet zich kleden met de nieuwe eigenschappen die worden ingegeven door christelijke liefde (Kol.3:12-17). Door de overgang van het innerlijk leven (Kol.3:1-17) naar het uiterlijk leven (Kol.3:18-4:6) geeft Paulus de verandering aan die het geloof in Christus teweeg moet brengen in de verhoudingen binnen het gezin en daarbui- ten. De brief aan de Kolossenzen besluit met een mededeling over Tychikus en Onesimus, die de brief hebben meegenomen, met groeten en instructies en een kort afscheidswoord (Kol.4:7-18).

Na deze introductie gaan we nu beginnen met het lezen van de brief en de uitleg.

Kolossenzen 1 vers 1: Van: Paulus, door God aangesteld als apostel van

Christus Jezus, en van onze broeder Timotheüs.

(8)

Paulus is de naam die de apostel gebruikte in een Grieks-Romeinse omgeving (Hand.13:9); onder Joden noemde hij zich Saulus, afgeleid van een Hebreeuws woord, dat ‘gevraagd’, ‘gebeden’, ‘geleend’ of ‘afgestaan’ betekent (1Sam.1:27- 28). Timotheüs was één van Paulus’ meest geliefde medearbeiders (Hand.16;

1Kor.4:17; Fil.2:19-23). Zijn naam wordt verder in de brief niet meer genoemd en met uitzondering van een aantal verzen in Kol.1 en 4 waar de apostel het woord- je ‘wij’ gebruikt (Kol.1:3,4,9,28; 4:3) spreekt Paulus in de brief alleen namens zichzelf door het woordje ‘ik’ te gebruiken.

Aan het begin van de brief maakt Paulus duidelijk, dat zijn autoriteit en volmacht om te vermanen ligt in het feit dat hij een apostel - een gezondene, een verte- genwoordiger en afgezant van Jezus Christus is. Hij is door God aangesteld. In Handelingen 9 hebben we gelezen wat de Here tegen Ananias zei toen hij protes- teerde om naar de net bekeerde Saulus te gaan. Handelingen 9 vers 15: Maar de Here zei tegen hem: Toch moet u gaan, Ananias! Ik heb besloten die man te gebruiken. Ik heb hem uitgekozen om Mij bekend te maken aan andere vol- ken en hun koningen en ook aan het volk van Israël. Ik zal hem duidelijk maken hoeveel leed hij voor Mij moet doorstaan (zie ook Gal.1:1,15-16).

Paulus stelt dit zo duidelijk, omdat hij zelf de Kolossenzen waarschijnlijk nooit had bezocht (Kol.2:1). Maar hij wist zich toch genoodzaakt en geroepen de gemeente

te waarschuwen voor de dwaalleringen die haar bedreigden.

Kolossenzen 1 vers 2: Aan: de broeders en zusters in Kolosse, die trouw en in geloof Christus volgen. Wij wensen u de genade en vrede toe van God,

onze Vader.

Paulus begint de brief met de in zijn tijd gebruikelijke openingsformulering. Eerst werd de afzender genoemd en daarna de geadresseerden. Vervolgens werd daarna de groeten gedaan. We komen de aanhef ook al tegen in het OT, bv. in Dan.4:1; en in het NT, bv. in Hand.15:23. In plaats van het gewone ‘gegroet’ (wat letterlijk ‘zich verheugen’ betekent) gebruikt Paulus het woord ‘genade’ (betekent:

Gods gunst), een woord van dezelfde stam, maar met een veel diepere beteke- nis. Naar oosters gebruik wordt de vredegroet toegevoegd.

(9)

‘Vrede’ is de Griekse weergave van het Hebreeuwse woord ‘sjaloom’ (Rechters 19:20), dat niet alleen afwezigheid van oorlog inhoudt, maar een algehele toe- stand van welzijn en geluk. Samen vormen deze woorden een diepe inhoudsrijke zegenbede. In de Griekse grondtekst staat voor de vertaling ‘Aan: de broeders en zusters in Kolosse’, ‘Aan de in Kolosse zijnde heilige en gelovige broe- ders in Christus’. Het Griekse woord kan als ‘heiligen’ (zelfstandig naamwoord), maar ook als ‘heilige’ (bijvoeglijk naamwoord) worden opgevat, zodat het hoort bij ‘broeders’. Gezien de overeenkomst met de aanhef van andere brieven van Paulus (aan de Romeinen, Korinthiërs, Efeziërs en Filippenzen) lijkt het eerste waarschijnlijker. ‘Heiligen’ zijn mensen, die apart gezet zijn, aan de HERE ge- wijd. Dat heeft tot gevolg dat zij overeenkomstig deze aparte, ‘heilige’ status moeten leven. In 1Petrus 1 vers 16 geeft de apostel Petrus aan dat de HERE dat Zelf heeft gezegd: Wees heilig, want Ik ben heilig (Lev.11:44,45;19:2;20:7).

Paulus stelt de gelovigen te Kolosse hun positie ‘in Christus’ voor ogen, zodat hij hen ook op grond van die status kan vermanen en bemoedigen.

Kolossenzen 1 vers 3: Altijd als wij voor u bidden, danken wij God, die de Vader is van onze Here Jezus Christus.

Paulus begint zijn brieven aan de gemeenten gewoonlijk met een dankgebed, voordat hij ingaat op punten waarin de gemeente verbetering nodig heeft (uitzon- dering de brief aan de Galaten). De redenen voor het ‘dankzeggen’ worden in vers 4 en 5 genoemd, terwijl in de verzen 9 t/m 14 op het bidden wordt inge- gaan. ‘Altijd’ of ‘voortdurend’ kan betrekking hebben op het dankzeggen, maar ook op het bidden. De uitdrukking ‘Altijd als wij voor u bidden, danken wij God’

komt regelmatig voor aan het begin van de brieven van de apostel Paulus (1Kor.;

1Tes.; 2Tes.). De uitdrukking ‘God, die de Vader is van onze Here Jezus Chris- tus’ vinden we ook in 2Kor.1:3; 11:31; Ef.1:3 en 1Petr.1:3. Met deze woorden wordt benadrukt, dat God Dezelfde is als de Vader van onze Here Jezus Chris- tus.

In de volgende uitzending lezen we verder in Kol.1.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In zekere zin zijn Christus’ verdrukkingen niet compleet totdat ze zijn ervaren door Zijn Kerk, overeenkomstig Zijn wil, voor Zijn heerlijkheid. Moge dit ons helpen onze

Wij buigen ons voor zijn heerschappij, verheffen voor Hem onze stem. Als Hij verschijnt, aanschouwen wij Hem en roepen uit: Hoe groot

Dan vallen vanzelf alle vragen weg, behalve de vraag voor het aangezicht van zijn heiligheid: ‘Hoe krijg ik een genadige God?’ Pas dan komen we op het veld van

Opnieuw sprak de HERE tegen Mozes en droeg hem het volgende op: Zeg Aäron en zijn zonen dat zij zorgvuldig moeten zijn en Mijn heilige naam niet mogen schenden door de heilige

Zij die zijn verlost door het bloed van Christus moeten nu heilig leven, want zij leven voor de aanbidding van God.. Hebreeën 13 : 20 en 21 zegt het zó: Ik bid dat de God van

Omdat wat ik heb geïnvesteerd in een persoonlijke gemeenschap met God, is deze relatie van veel grotere waarde voor mij dan voor iemand, die alleen maar

IN LEVEN PREDIKANT BIJ DE NEDERLANDSCH-GEREFORMEERDE GEMEENTE TE ELBERFELD.. JEZUS DOOR MARIA GEZALFD. HET LAATSTE AVONDMAAL. Leerrede over Matthéüs 26:14 vv. DE GEVANGENNEMING

‘Alles was klaar: de begrafenis geregeld en de afscheidsbrieven