• No results found

[Uitzending 1009: Jakobus 5:1 t/m 6]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1009: Jakobus 5:1 t/m 6]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1009: Jakobus 5:1 t/m 6]

Jakobus 5 vers 1 t/m 6, vertoont duidelijk overeenkomst met het voorafgaande, met Jakobus 4 vers 13 t/m 17. Beide perikopen beginnen in de Griekse tekst met de aanspraak ‘welaan nu’. Ook de toon is hetzelfde, in beide gedeelten spreekt Jakobus degenen - tot wie hij zich richt - vermanend toe. De woorden doen sterk denken aan de OT profeten. Bovendien horen de aangesprokenen van beide Bij- belgedeelten tot de kring van de rijken onder zijn lezers. Dat hij de rijken niet aan- spreekt met ‘broeders en zusters’, vindt zijn oorzaak in hun onbroederlijk optre- den. Jakobus 5 vers 1: De rijke mensen onder u kunnen beter in huilen uit- barsten en jammeren over de ellende die hun te wachten staat. Jakobus roept de rijken met klem op ‘in huilen uit te barsten en te jammeren over de ellende die hun te wachten staat’. Jakobus gebruikt twee werkwoorden, die ook

door de profeten in het OT gebruikt worden als zij het oordeel aankondigen (Jes.

14:31;15:3;23:1,6,14;Jer.9:17vv.;Zach.11:2). Dat Jakobus juist ‘huilen’ en ‘jam- meren‘gebruikt, houdt verband met wat hij er verder op laat volgen. Hij kondigt de rijken aan, dat er een ontzettend onheil over hen zal komen als een gericht van God (vs.9). Het zal over hen komen in de vorm van ‘ellende’. Dan zullen zij hun rijkdom kwijtraken. En omdat dit voor de deur staat, is er voor hen alle reden om nu al te ‘huilen’ en te ‘jammeren’ (Luc.6:24).

In Jakobus 5 geeft de apostel onderwijs over de gevaren van rijkdom en de levenswandel van de gelovigen in het licht van de wederkomst van Christus en het komende eindgericht van de HERE. Wat betekent rijkdom bij het eindoordeel van God? Jakobus gaat in op de wijze waarop de rijkdom is verkregen en wat de rijken ermee hebben gedaan. Ook de handel en wandel van rijken zal de HERE beoordelen als de boeken worden geopend en ieder mens verantwoording moet afleggen van wat hij of zij in zijn of haar leven heeft gedaan of nagelaten (Openb.

20:11-15). De Romeinse wereld in de dagen van Jakobus leek helemaal niet op de wereld waarin wij leven. De manier van leven verschilde volkomen. In de tijd

(2)

Er was maar een kleine groep rijken en de meeste mensen waren arm. Ook de meeste christenen waren arm en buiten Israël waren het - zeker in de begintijd - meestal slaven. Zij hadden geen grote gebouwen of majestueuze kathedralen in de grote steden of op het platteland. De eerste kerken leken niet op een kathe- draal, maar - als er al een gebouw was - was het een sobere en eenvoudige ruimte. De christenen kwamen in de begintijd vaak op een openbare plaats bij een rivier samen, of in een woonhuis van één van de gemeenteleden. Daarom moeten we goed begrijpen dat Jakobus zich niet afzet tegen de rijken in het al- gemeen. Ook in de Bijbel wordt bezit en rijkdom niet veroordeeld. We lezen wel in 1 Timotheüs 6 vers 8 t/m 10: Als we ons kunnen voeden en kleden, moet ons dat genoeg zijn. Maar wie graag rijk wil worden, komt al gauw in verleiding en raakt verstrikt in de begeerte naar onnodige en verkeerde dingen, en gaat tenslotte verloren. Want de liefde voor het geld is de eerste stap naar allerlei andere zonden. Sommige mensen hebben zich daarvoor zelfs van God afgekeerd en zich veel ellende op de hals gehaald.

Het probleem ligt niet direct bij het geld, maar zit in het hart van de rijke. Jakobus veroordeelt de gelovige gemeenteleden niet omdat zij rijk zijn, maar omdat zij verkeerd met hun rijkdom omgaan. Daarbij gaat het bij Jakobus ook over de ma- nier waarop zij hun geld hadden verkregen en wat zij ermee hebben gedaan. Ook in het onderwijs van Jezus komen we aanwijzingen tegen over geld en bezit.

In Lukas 16 vers 19 t/m 31 lezen we het verhaal van een rijke man en de arme Lazarus. De gelijkenis ging over de manier waarop de rijke man zijn geld be- steedde. Hij besteedde het om er goed van te leven. Het is opvallend dat de ar- me Lazarus als bedelaar bij de poort van zijn grote villa werd neergelegd. Er staat niet bij wie dat gedaan heeft. Het lichaam van Lazarus zat onder de zweren en hij moest zijn honger stillen met wat bij de rijke man van de tafel afviel. Bovendien vertelt Lucas ons dat Lazarus er zo erg aan toe was dat de honden zijn zweren kwamen likken. En dat terwijl de rijke man overdadig van zijn geld leefde en een luxe leven leidde.

(3)

Daarom werd de rijke man op de één of andere manier verantwoordelijk gehou- den voor de toestand van de arme Lazarus die bij de poort van zijn dure huis was gelegd. Dit moeten we wel constateren als we letten op hun eindbestemming, na hun overlijden. Lazarus werd door de engelen bij Abraham in de hemel gebracht en de rijke man ging naar het dodenrijk, waar men van God gescheiden is. De HERE had beide mannen geoordeeld en hun eindbestemming aangewezen.

Ook in Lukas 12:16 t/m 21 vertelt Jezus een gelijkenis over een rijke man die heel veel vruchtbaar land had. De opbrengst was zo groot dat die niet in de schu- ren paste. De man bouwde toen grotere voorraadschuren – tenminste dat was hij van plan. Maar God zei tegen hem: Dwaas! Vannacht zult u sterven. En wie krijgt nu alles wat u achterlaat? De Here zegt in Lucas 12 vers 21: Zo gaat het met iemand die altijd maar meer wil hebben, maar in Gods ogen een ar- moedzaaier is. Gods Woord laat duidelijk zien dat plannen maken zonder de HERE ijdelheid is en een valstrik om zelf ten onder te gaan. Immers, het zijn ster- ke benen die de weelde kunnen dragen. De Here Jezus zegt duidelijk in Johan- nes 15 vers 5: Want zonder Mij kunnen jullie niets doen. Luisteraar, wij doen er goed aan - ook op het gebied van geld en bezit - Hem te geloven op Zijn Woord.

Er is nog een derde gelijkenis over rijkdom die Jezus vertelde. Het is de gelijkenis van de onrechtvaardige rentmeester of beheerder in dienst van een rijke. We vin- den de geschiedenis in Lukas 16:1 t/m 9. Op een zekere dag werd hij er van beschuldigd dat hij de bezittingen van de rijke man verkwistte. Hij wordt ontslagen en komt daarna op het idee om vrienden te worden met de mensen die bij zijn heer in de schuld stonden. Hij liet de mensen bij zich komen en ver- minderde hun schuld. Honderd vaten olie werden vijftig vaten olie. Honderd zakken tarwe werden tachtig zakken tarwe. In vers 8 en 9 lezen we dan: De heer moest vol bewondering toegeven dat die sluwe beheerder zijn eigen zaken heel goed had behartigd.

(4)

En de Here Jezus zegt daarna: Ja, de mensen van deze wereld zijn in hun omgang met de medemensen vaak veel handiger dan de mensen die bij God horen. U moet verstandig met geld omgaan. Maak er vrienden mee. Als u het eens moet achterlaten en in Gods eeuwige woning komt, zal Hij u lief- devol opnemen.

Was het nu pure willekeur van de beheerder, dat hij in het éne geval de schuld halveerde, terwijl hij in tweede geval een veel kleinere schuld kwijt schold? Ik denk van niet, integendeel we raken met de achtergrond ervan aan de kern van de gelijkenis. De rentmeester of beheerder had olie en tarwe als leningen ver- strekt. Als iemand aan een ander geld of goederen leende, deed zich altijd weer het probleem van de rente voor. Aan de ene kant verbood de wet van Mozes duidelijk het nemen van rente. Daar kon geen misverstand over bestaan. Aan de andere kant weten we uit Joodse bronnen van die tijd, dat het toch heel gebruike- lijk was om wel rente te vragen, zeker als het ging om leningen die verstrekt wer- den voor productiedoeleinden. Rente vragen mocht dus niet van de HERE, maar gebeurde wel op grote schaal. Hoe probeerden de rijke Israëlieten nu de praktijk van het vragen van rente op één noemer te krijgen met het verbod om rente te vragen?

Er was natuurlijk geen sprake van, dat een bedrag aan rente zwart op wit op een schuldbekentenis werd vermeld. Dat zou een overtreding van de wet van Mozes zijn. De Israëlieten loste de moeilijkheid zo op, dat op de schuldbekentenis een bedrag als schuld werd vermeld dat in werkelijkheid het bedrag van de schuld was vermeerderd met het bedrag van de overeengekomen rente. Om een voor- beeld te geven: Als iemand aan een ander een bedrag van €100,- voor een jaar leende en een rente op jaarbasis van 10% was overeengekomen, dan werd op de schuldbekentenis een bedrag van €110,- als schuld vermeld. In werkelijkheid bestond dit bedrag dus uit €100,- schuld en €10,- rente. Zo werd over de rente niet gesproken, terwijl die rente ondertussen wel berekend werd.

(5)

Voor de vorm kwam men zo niet in strijd met de wet van Mozes, terwijl in werke- lijkheid de wet van Mozes aan de kant werd gezet. Uit gegevens uit de tijd van het NT blijkt, dat op deze wijze ook rente berekend werd bij leningen van olie en van tarwe. Omdat het allemaal onderhands gebeurde en er niets van op papier kwam, kon er zo zelfs rente worden berekend die niets anders was dan een woe- kerrente. Olie was een heel onzeker product. Er kon gemakkelijk mee geknoeid worden. Daarom was het bij lening van olie gebruikelijk om 100% rente te vragen.

Bij tarwe was de onzekerheidsfactor iets minder groot. Daarom was het bij lenin- gen van tarwe gebruikelijk om 25% rente vragen.

Met deze uitleg wordt ook duidelijk waarom de beheerder of rentmeester een schuldbekentenis van honderd vaten olie liet terugbrengen tot vijftig vaten olie en die van honderd zakken tarwe naar tachtig zakken tarwe. Daarbij was geen wille- keur in het spel. Daarbij was de gebruikelijke - wel te verstaan: verboden - rente- berekening in het spel. Toen de beheerder of rentmeester de schuldbekentenis liet terugbrengen naar respectievelijke honderd vaten olie en 80 zakken tarwe, liet hij alleen de onwettige rente te vallen. Wat de beheerder deed, was terugke- ren tot wat de wet van Mozes voorschreef. Hij deed het uit onzuivere motieven, al blijft dat in de gelijkenis verder buiten beschouwing, maar hij deed het dan toch maar. En daar valt in de gelijkenis alle nadruk op. Daarom prees de rijke man zijn ontslagen beheerder en zei, dat hij met overleg had gehandeld. In het licht van de wet van Mozes kon de rijke man niets tegen de handelwijze van de beheerder in- brengen. Die handelwijze was geheel in overeenstemming met de wet van Mo- zes. Wie met wijsheid handelt, is iemand die Gods Woord gehoorzaamt. Daarom is de gelijkenis ook een vraag naar hoe wij mensen ons geld verdienen. Uit de woorden van de Here Jezus en ook de woorden van Jakobus blijkt dat de HERE ons mensen niet alleen verantwoordelijk houdt hoe wij ons bezit en rijkdom ver- dienen, maar ook hoe wij het besteden en wat wij ermee doen.

(6)

In dit verband is het goed om de woorden van de apostel Paulus aan zijn mede- werker Timotheüs nog een keer te lezen. In 1 Timotheüs 6:17 t/m 19 staat: Zeg tegen de rijken dat zij niet trots mogen zijn en niet moeten vertrouwen op hun rijkdom, die slechts een twijfelachtige zekerheid geeft, maar dat zij moeten vertrouwen op de levende God, die ons van alles geeft om ervan te genieten. Zeg hun dat zij hun rijkdom moeten gebruiken om er goed mee te doen.

Zij moeten rijk zijn in goede werken en met een blij hart geven aan mensen die gebrek lijden, zij moeten altijd klaarstaan om alles wat God hun heeft gegeven met anderen te delen. Door dat te doen, zullen zij voor zichzelf een echte schat voor de toekomst verzekeren, om daarmee het ware leven te verwerven! Het is niet voor niets dat Jakobus aan de gelovigen moet schrijven:

De rijke mensen onder u kunnen beter in huilen uitbarsten en jammeren over de ellende die hun te wachten staat. Het is helemaal niet gemakkelijk om in een zondige wereld rijk te zijn, en dat is ook vandaag nog steeds actueel.

Jakobus 5 vers 2: Uw rijkdom is weggerot en uw mooie kleren zijn door de mot aangevreten. Bij wat Jakobus in vers 2en 3a naar voren brengt, zullen we niet moeten denken aan een beschrijving van de naderende ellende die over de rijken zal komen (vs.1). Nee, we moeten de woorden begrijpen vanuit het tweede deel van vers 3: ‘Die roest zal tegen u getuigen tegenover God en u zult er- door worden verteerd als door vuur (vs.3b). Het gaat bij de woorden ‘wegge- rot’ en ‘aangevreten‘om een aanduiding van de huidige toestand, die op de dag van het gericht tegen de rijken zal getuigen. Jakobus spreekt de rijken in vers 2 aan op het ten hemel schreiende sociale onrecht, waaraan zij zich tot nog toe schuldig hebben gemaakt. Met al hun rijkdom hadden zij vele armen kunnen hel- pen. Maar in plaats daarvan hebben zij al hun schatten ergens opgeslagen, waar ze ongebruikt zijn blijven liggen. Met als gevolg dat al hun rijkdom is ‘weggerot’

en ‘aangevreten’.

(7)

Bij het begrip ‘rijkdom’ in vers 2 zullen we dan ook niet alleen aan graan en le- vensmiddelen moeten denken, maar ook aan kleren en andere bezittingen. Met hun overtollige kledingstukken hadden de rijken vele medemensen zonder kle- ding kunnen helpen. Maar zij hebben hun mooie kleren door de mot laten opeten (Jes.50:9; 51:8; Matth.6:19). En zo zeggen de woorden ‘weggerot’ en ‘aange- vreten’ ook veel over de rijken zelf.

Jakobus 5 vers 3: Uw zilver en goud zijn door roest aangetast. Die roest zal tegen u getuigen tegenover God en u zult erdoor worden verteerd als door vuur. U blijft rijkdom verzamelen, terwijl de dag van het grote oordeel nabij is. In vers 2 wierp Jakobus de rijken voor de voeten dat hun rijkdom is weggerot en hun mooie kleren door de mot zijn aangevreten. In vers 3 voegt Jakobus er nog aan toe dat hetzelfde met hun goud en zilver is gebeurd: Uw zilver en goud zijn door roest aangetast. In plaats van degenen die bij hen in loondienst zijn daarvan op tijd uit te betalen (vs.4), hebben zij al dat goud en zilver enkel voor zichzelf opgehoopt. Het gevolg is nu dat het is gaan roesten. Op deze sprekende manier wil Jakobus de rijken laten zien, dat zij ook in dat opzicht zwaar onrecht hebben begaan. Bij het komende gericht van de HERE zal hen dat duur komen te staan. Die roest - een personificatie! - zal dan tegen hen getuigen. Hetzelfde geldt met betrekking tot het verrot zijn van hun rijkdom en het door de mot aan- gevreten zijn van hun mooie kleding. Dat alles zal hen dan aanklagen (Job 16:8).

En dat niet alleen: die roest zal hen verteren als door vuur. Met andere woor- den: het zal zich dan tegen hen keren. Dat Jakobus in dit verband het beeld van een verterend vuur gebruikt, ligt voor de hand. In de oordeelsprediking van de OT profeten komen we het geregeld tegen (Jes.10:16; 30:27; 66:24; Ezech.15:7;

Amos 5:6). We vinden de oordeelsprediking ook in het NT (o.a. Marcus 9:48).

Aan het slot van vers 3 voegt Jakobus er dan nog aan toe: U blijft rijkdom ver- zamelen, terwijl de dag van het grote oordeel nabij is. De nadruk ligt bij deze woorden op de tijdsaanduiding: terwijl de dag van het grote oordeel nabij is. .

(8)

Bij al het verzamelen van schatten op aarde hebben zij er niet bij stil gestaan, dat

‘het einde van de tijd’ intussen met Pinksteren al is aangebroken (Hand.2:17a;

2Tim.3:1; Hebr.1:2; 1Joh.2:18). ‘De dag van het grote oordeel is nabij’ en dan zullen al die schatten hun niets meer baten. Daarmee begint Jakobus aan een onderwerp, waarop hij in de verzen 7 t/m 11 nader zal ingaan.

Jakobus 5 vers 4: Luister naar het geschreeuw van de landarbeiders die u niet hebt gegeven wat zij verdienden. De Oppermachtige HERE heeft hun geschreeuw ook gehoord. Zoals Jakobus dat in zijn brief vaker doet, begint hij in vers 4 met het woordje ‘luister’ of ‘zie’, om de aandacht van zijn lezers extra te bepalen bij wat hij in vers 4 gaat zeggen. Om te beginnen brengt hij de landeige- naren en grootgrondbezitters onder de aandacht. Zij hebben hun landarbeiders uitgebuit door hun het loon niet te geven wat zij verdienden. Daarmee hebben zij hun zwaar onrecht aangedaan (Job31:39; Mal.3:5). De regels die de HERE had gegeven voor het uitbetalen van zulke dagloners hebben zij met voeten ge- treden (Lev.19:13; Deutr.24:14-15; Matth.20:1-16). Het geschreeuw van de landarbeiders is door de HERE gehoord. En omdat de HERE dat onrecht niet duldt, zal Hij het hun zeker ‘vergelden’. Jakobus noemt God hier ‘de Opper- machtige HERE’ of de ‘HERE Zebaoth’ (Jes.5:9) of de ‘HERE van de hemelse legers’ (in het NT alleen in Rom.9:29). De hemelse legers zijn de legers van engelen die de HERE bij het voltrekken van het gericht ten dienste staan.

Jakobus 5 vers 5: U hebt op aarde veel plezier gehad. U hebt in grote weelde geleefd en uzelf vetgemest, zoals een dier wordt vetgemest voor de slacht.

In vers 5 gaat Jakobus met zijn aanklacht aan het adres van die rijke grootgrond- bezitters door. De woorden die hij in vers 5 gebruikt, laten in dat opzicht niets aan duidelijkheid te wensen over: ‘veel plezier hebben’, ‘in grote weelde leven’ en

‘vetmesten’. Al de schatten die zij verzameld hebben (vs.3) en al het loon dat zij niet hebben uitbetaald (vs.4), hebben zij uitsluitend voor eigen genoegens ge- bruikt, en dat elke dag opnieuw (Luc.16:19). Op dat laatste wijzen de woorden

(9)

Het betekent zoveel als: zo lang zij op aarde leefden hebben zij veel plezier gehad. Met de tweede regel van vers 5 verwijt Jakobus de rijken, dat zij met hun weelderig leven rustig doorgaan, ook nu de dag van het grote oordeel voor de deur staat (vs.9). Het ontbreekt de rijke gelovigen ten enenmale aan waakzaam- heid.

Jakobus 5 vers 6: U hebt goede mensen die zich niet tegen u konden verde- digen, veroordeeld en gedood. De aanklacht van Jakobus blijkt uit drie punten te bestaan. Om te beginnen verwijt Jakobus de rijke grootgrondbezitters dat zij hun arbeiders beroven (vs.4). Dan werpt hij hun voor de voeten dat zij veel te weelderig leven (vs.5). Dan maakt Jakobus hun in vers 6 duidelijk dat zij ‘de rechtvaardigen’ of ‘goede mensen’ verdrukken. En dat, terwijl die van hun kant

geen weerstand konden bieden. Dat maakt het onrecht, dat zij hen aandoen, des te groter. Hoe ernstig het is, laat Jakobus uitkomen in twee woorden die hij ge- bruikt: ‘veroordelen’ en ‘doden of vermoorden’. Het ‘vermoorden’ houdt ver- band met het eerste verwijt van Jakobus. Door de arbeiders van hun loon te be- roven (vs.4), ontnemen zij hen en hun gezinnen de nodige middelen van bestaan en zo draaien zij die mensen de nek om. Jakobus grijpt ook hier terug op het OT (Ps.10:8-10; 37:14,32; Spr.1:11; Jes.3:14; 57:1; Amos 2:6; 5:12). Immers, in het OT lezen we dat de rechtvaardige zich niet verzet, omdat hij bij de HERE zijn redding vindt (Ps.37:39,40).

In de volgende uitzending lezen we verder in Jakobus 5.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘Zachtmoedigheid’ staat dan tegenover ‘snel kwaad worden’ (vs.20). In Jakobus 3 vers 13 lezen we in dit verband de woorden: Wie van u is wijs en verstandig? Dat kan alleen

In addition it is shown T that the validity of the JacobsÈOonk relation for the temperature dependence of bulk modulus implies that the product of isothermal bulk modulus (B and

Jakobus waarschuwt zijn lezers om niet in verleiding te komen door hun eigen begeerte.. Je kunt de indruk hebben dat het allemaal voorspoedig gaat en dat je geniet van al het goede

De HERE zei tegen Mozes: ‘Zeg tegen het volk Israël dat als een ge- trouwde vrouw overspel pleegt, maar er geen bewijs van dat overspel is, omdat er geen getuige van bestaat, en

Overal in zijn brief aan Joodse gelovigen verbindt Jakobus het ware geloof aan de levens- praktijk van elke dag door te benadrukken dat een echt geloof zich moet manifes- teren

In dit proefschrift heb ik bewezen dat dit vermoeden equivalent is met een ogen- schijnlijk zwakkere uitspraak, namelijk dat de periodiek cyclische homologie van de groepsalgebra

Bespreek met de kinderen, dat het rode hart staat voor liefde en het zwarte hart voor haat en boosheid.. Wat vraagt Jezus

Het moet nu niet dienen als een voorbeeld, maar als een vergelijking waarmee Jakobus zijn lezers de nutte- loosheid van een geloof zonder werken wil laten zien.. Zoals iemand in de