• No results found

[Uitzending 1000: Jakobus 1:19 t/m 22]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1000: Jakobus 1:19 t/m 22]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1000: Jakobus 1:19 t/m 22]

De vorige uitzending zijn we geëindigd met Jakobus 1 vers 19 waar we lazen:

Beste vrienden, onthoudt dit goed: wees snel met luisteren, maar traag met spreken, en word niet snel kwaad… Met het ‘horen’ of ‘luisteren’ doelt Jako- bus op het geduldig luisteren naar anderen. Vandaar ook - direct daarna - zijn op- roep om langzaam of traag te zijn met spreken (Spr.13:3; 15:1; 29:20; Pred.7:9).

Vooral het te vlug tekeer gaan tegen anderen - het langzaam tot toorn zijn - zal dan worden vermeden. Deze dingen kunnen er volgens Jakobus positief toe bij- dragen, dat mensen ook snel en op de juiste manier zullen luisteren naar Gods Woord (vs.21).

Met vers 19 begint Jakobus aan een nieuw onderdeel. Er volgen nu een aantal praktische aanwijzingen die – als eerste – belangrijk zijn voor de lezers van de brief, maar ook voor alle andere gelovigen. De woorden ‘onthoudt dit goed’ on- derstrepen deze gedachte. Jakobus schrijft dat we niet alleen hoorders van het Woord moeten zijn, maar ook daders. Deze laatsten begrijpen, waarom het gaat.

Aan de hand van voorbeelden maakt Jakobus duidelijk, dat wie zich ernstig ver- diept in Gods Woord, de daad bij het Woord zal voegen. Dat is niet hetzelfde als de bekende slogan ‘geen woorden maar daden’. Nee, Jakobus wil duidelijk ma- ken: dat een mens niet alleen moet luisteren naar het Evangelie, maar er ook naar moet handelen (vs.22).

Als gelovigen te veel praten en te weinig luisteren, zorgen zij er zelf voor dat an- deren denken dat gelovigen hun ideeën belangrijker vinden dan te luisteren naar wat anderen bezighoudt. Jakobus geeft het wijze advies de gang van zaken om te draaien. Hebben anderen – na een ontmoeting met ons als gelovigen – het gevoel dat wij echt naar hen hebben geluisterd en met hen begaan zijn? Of is dat wat we hebben gezegd als een lawine over hen heen gekomen en is bij hen de indruk ontstaan dat, wat wij wilden doorgeven, belangrijker was dan zijzelf?

Voordat het Evangelie echt ingang vindt moet er vaak eerst puin worden geruimd.

Mensen hebben vaak al heel wat meegemaakt, bijvoorbeeld: onrechtvaardigheid,

(2)

de argumenten anders te gaan denken. Maar het is de Heilige Geest, God Zelf, die hen overtuigt. Bij deze dingen is juist de leiding van de Heilige Geest belang- rijk. De Here heeft belooft dat Hij Zijn kinderen de woorden in de mond zal geven als Hij hen roept om Zijn getuigen te zijn. Daarbij mag ons gebed zijn: HERE wat wilt u dat ik zal zeggen, wat wilt U dat ik doen zal? Jakobus schrijft: wees snel met luisteren, maar traag met spreken, en word niet snel kwaad. Waarom zou een gelovig mens kwaad worden? Mogelijk omdat het niet lukt een discussie te winnen? Of als iemand je belachelijk maakt of buitenspel zet? Maar met een zelfzuchtige boosheid is nog nooit iemand geholpen. Wij mogen in liefde het Woord van de HERE doorgeven. In Jesaja 55 vers 11 zegt de HERE over Zijn Woord: Ik stuur het uit en het levert altijd vrucht op. Het doet alles wat Ik wil en bereikt datgene waarvoor Ik het wegstuur.

In Hebreeën 4 vers 12 lezen we: Want het Woord van God is levend en vol kracht. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard, het dringt zo diep door dat het alles in ons van elkaar lossnijdt, zelfs onze diepste gedachten en verlangens. Daardoor wordt duidelijk wie wij werkelijk zijn.

Bij het doorgeven van Gods Woord zullen we de woorden uit 1 Korinthiërs 2 goed in gedachten moeten houden. We lezen in 1 Korinthiërs 2 vers 12 t/m 16: En wij hebben niet de geest van de wereld ontvangen, maar de Geest van God om zo te weten wat God ons in genade gegeven heeft. Daarover spreken wij dan ook niet met menselijke welsprekendheid, maar met woorden die de Geest ons ingeeft. Wij gebruiken dus de woorden van de Geest om de ge- dachten van de Geest over te brengen. Maar iemand die niet gelovig is, de natuurlijke mens, heeft geen oog voor wat de Geest van God doet. Voor hem is dat allemaal onzin. Hij begrijpt er niets van, omdat het alleen geeste- lijk te doorzien is. Met de geestelijke mens is het anders. Die kan alles door- zien, maar kan zelf op zijn beurt niet door de natuurlijke mensen doorzien worden. Bovendien staat er in de Boeken: Wie kent de gedachten van de HERE? Wie zou Hem raad kunnen geven? Wij hebben de gedachten van

(3)

Christus. Als een gelovige zich door de Heilige Geest laat leiden dan is hij of zij instaat om te doen wat Jakobus schrijft: wees snel met luisteren, maar traag met spreken, en word niet snel kwaad. Natuurlijk mogen wij ook in woorden een getuige van Christus zijn, maar laten we voorzichtig zijn met hoe we de din- gen zeggen. Ga niet opgewonden in discussie over geestelijke zaken en word niet snel kwaad. Een persoonlijk getuigenis over Christus kan door onbeheerst gedrag nadelig worden beïnvloed.

Jakobus 1 vers 20: …want kwaadheid veroorzaakt alleen maar dingen die tegen Gods wil ingaan. Voor de vermaning van Jakobus met betrekking tot het snel kwaad worden uit het slot van het vorige vers (vs.19c) geeft Jakobus in vers 20 een nadere motivering (d.m.v. het woordje: want). Waarom moet een mens volgens Jakobus langzaam zijn tot toorn? Omdat hij anders geen ‘gerechtigheid Gods bewerkt’. Met andere woorden: Want de woede van een mens brengt niets voort dat in Gods ogen rechtvaardig is, want kwaadheid veroorzaakt alleen maar dingen die tegen Gods wil ingaan. Het woord ‘rechtvaardig’ zul- len we in dit verband moeten verstaan als gerechtigheid, die voor God geldt. Wie snel kwaad wordt, die bewerkt geen dingen die naar Gods wil zijn.

In Psalm 15 stelt David de vraag: Wie mag in Uw huis wonen, HERE? Wie mag bij U zijn op Uw heilige berg? Het antwoord is: Wie eerlijk en oprecht door het leven gaat en altijd de waarheid spreekt. Wie niet kwaadspreekt, zijn naaste geen kwaad doet en voorkomt dat een ander wordt belasterd. Dege- ne die alles wat zonde is, afwijst en respect heeft voor wie God zoeken en ontzag voor Hem hebben. Als zo iemand in zijn eigen nadeel een belofte heeft gedaan, zal hij die toch nakomen. Hij zal zijn geld niet misbruiken voor woekerpraktijken en zich niet laten omkopen ten koste van onschuldigen.

Wie zo door het leven gaat, kan op Gods bescherming rekenen.

Bij deze dingen maakt de HERE geen onderscheid tussen mensen. Dat was ook de ontdekking van de apostel Petrus. Wij lezen over hem in Handelingen 10 vers

(4)

scheid maakt tussen mensen. Hij aanvaardt ieder die ontzag voor Hem heeft en die doet wat Hij wil, ongeacht tot welk volk die persoon behoort.

En in Hebreeën 11 vers 33 lezen we over mensen die op God vertrouwden: Om- dat zij op God vertrouwden, hebben zij koninkrijken onderworpen en recht- vaardig geregeerd en kregen zij wat God hun had beloofd.

Iemand die kwaad wordt gaat namelijk in tegen het gebod van de naastenliefde, een gebod dat Jakobus erg ter harte gaat. Een dergelijke handelwijze verstoort het leven binnen een samenleving, een samenleving zoals de HERE dat graag wil hebben. Mogelijk denkt Jakobus hierbij concreet aan het ‘ruziemaken en vechten’, waarover hij in Jak.4:1 begint.

Overigens wordt er in het NT vaker gewaarschuwd tegen ‘snel kwaad worden’

of ‘toorn’. De Here Jezus zegt in de Bergrede, in Mattheüs 5 vers 21 t/m 26: U hebt gehoord dat tegen onze voorouders gezegd is: U mag niemand dood- slaan en wie iemand doodslaat, zal veroordeeld worden. Maar Ik zeg zelfs:

iedereen die kwaad is op een ander, zal veroordeeld worden. En wie een ander uitscheldt, moet zich voor de rechtbank verantwoorden, ja, die zal voor het hellevuur komen te staan. Stel dat u in de tempel voor het altaar staat om God een offer te brengen. Als u zich daar dan herinnert dat iemand iets tegen u heeft, moet u het offer naast het altaar laten liggen. Ga eerst naar die ander toe, maak het met hem in orde en breng daarna pas uw offer aan God. Zorg ervoor dat u het op tijd eens wordt met uw tegenpartij. Want als hij u voor de rechter sleept, wordt u misschien wel in de gevangenis ge- gooid. En daar komt u pas weer uit als u de laatste cent betaald hebt.

Over de praktische levenswandel lezen we ook een aantal raadgevingen van de apostel Paulus. In Romeinen 12:12 t/m 21 lezen we : Wees blij, want God gaat iets geweldigs voor u doen. Geef niet op als u het erg moeilijk krijgt en houd nooit op met bidden. Help de gelovigen die tegenslag hebben en doe altijd uw best om gastvrij te zijn. Wens de mensen die u vervolgen alle goeds toe. U moet hun niets kwaads toewensen. Wees blij met wie blij zijn

(5)

en wees verdrietig met wie verdrietig zijn. U moet één van hart en ziel zijn.

Wees niet hoogmoedig, maar doe uw best nederig te zijn. Doe niet of u de wijsheid in pacht hebt. Als iemand u kwaad doet, zet het hem dan niet be- taald. Doe liever iets goeds voor alle mensen. Probeer, voor zover het van u afhangt, met

iedereen in vrede te leven. Neem nooit wraak, vrienden! Laat dat maar aan God over, want Hij heeft gezegd: Mij komt de wraak toe, Ik bepaal de straf voor alle zonden. Maar u moet doen zoals het in Spreuken staat: Als uw vijand honger heeft, geef hem te eten. En als hij dorst heeft, geef hem te drinken. Zo stapelt u gloeiende kolen op zijn hoofd. Dan zal hij misschien een andere houding aannemen. Laat het kwade u niet overwinnen, maar overwin het door het goede te doen.

Aan de gelovigen te Efeze schrijft Paulus in Efeziërs 4 vers 26: Als u kwaad bent, laat dan geen wrok in uw hart opkomen, want dan zondigt u. Zorg ervoor dat u uw boosheid voor het einde van de dag weer kwijt bent. En in vers 31 en 32 schrijft de apostel: Doe alle wrok, woede en haat uit uw leven weg. Vloek niet, maak geen ruzie en beledig elkaar niet. Vermijd alles wat slecht is. Wees in plaats daarvan vriendelijk en liefdevol voor elkaar. Ver- geef elkaar, zoals God uw zonden heeft vergeven om wat Christus voor u deed (lees ook: Ef.6:4). Aan de gelovigen in de stad Kolosse schrijft Paulus dat er bij gelovigen geen sprake meer mag zijn van bitterheid, woede en boosaardig- heid, van roddel en vuile taal. Lieg niet tegen elkaar, dat hoorde bij uw oude le- ven, waarmee u hebt afgerekend (Kol.3:8, 9). Over leiders in de gemeente zegt Paulus in Titus 1 vers 7: leiders moeten een zuiver leven leiden. Zij mogen niet trots of driftig zijn, zij mogen niet aan drank verslaafd zijn en ook niet gewelddadig of hebzuchtig zijn.

Jakobus 1 vers 21: Wees zachtmoedig en reken voorgoed af met alles in uw

(6)

voor het geweldige nieuws dat in ons geplant is, want daardoor kan onze ziel gered worden. Tussen vers 21 en 20 bestaat een oorzakelijk verband.

Daarom, omdat kwaadheid alleen maar dingen veroorzaakt die tegen Gods wil ingaan, moet een gelovige zachtmoedig en dankbaar zijn. Daarmee is de ge- loofsuitspraak uit vs.20 de grond voor de leefregel die Jakobus in vers 21 geeft (voor een dergelijke samenhang, lees ook Rom.12:1; Ef.4:17; Kol.3:5). Met zijn dubbele oproep – ‘wees zachtmoedig’ en ‘wees dankbaar’ – grijpt Jakobus terug op het eerste onderwijs. Met het voorgoed afrekenen ‘met alles in uw leven wat vuil is of wat maar de schijn heeft slecht te zijn’ wordt bijvoorbeeld bedoeld wat we lezen in Rom.13:12b en 13: Doe voortaan alleen maar wat ge- zien mag worden. Leef zuiver, zoals het hoort. Doe niet mee aan allerlei uit- spattingen, waarbij eten, drank en seks centraal staan. Maak geen ruzie en wees niet jaloers. In de Griekse tekst wordt het ‘voorgoed afrekenen’ vergele- ken met het afleggen van vuile kleren, zoals we lezen in Efeziërs 4 vers 22 en 23:

u moet uw oude menselijke natuur uittrekken als oude kleren, uw vroegere manier van leven die te gronde gaat aan bedrieglijke begeerte. Ook Petrus roept op tot een nieuwe levenswandel in 1 Petrus 2 vers 1: Bevrijd u van alle gevoelens van haat en bedrog. Het moet afgelopen zijn met schijnheilig- heid, jaloezie en roddel! Drie elementen waren kenmerkend voor het eerste on- derwijs van de apostelen, namelijk: alle vuilheid afleggen, slechtheid weg te doen en te waken voor boosheid. Deze begrippen hebben betrekking op het heidense verleden, dat de gelovigen sinds hun doop achter zich hebben gelaten, maar dat zich in hun leven toch telkens weer laat gelden.

Wat het tweede deel van de vermaning in vers 21 betreft, roept Jakobus zijn le- zers op om het in hen geplante geweldige nieuws, dat is het Evangelie, in al zijn consequenties aan te nemen en ter harte te nemen. Tijdens of na het onderwijs van de apostelen is het in de gelovigen geplant. Sindsdien heeft het in hun leven wortel geschoten (Matth.13:19). Of het bij hen ook vrucht draagt, hangt er mede van af hoe zij het aannemen. In een andere vertaling lezen we in vers 21b: Leg dus af alle vuilheid en alle uitwas van boosheid en neemt met zachtmoedig-

(7)

heid het in u geplante woord aan, dat uw zielen kan behouden. Met ‘zacht- moedigheid aannemen’ wil zeggen zonder dat een mens zich er boos tegen verzet. ‘Zachtmoedigheid’ staat dan tegenover ‘snel kwaad worden’ (vs.20). In Jakobus 3 vers 13 lezen we in dit verband de woorden: Wie van u is wijs en verstandig? Dat kan alleen maar blijken uit iemands goede daden en liefde- volle wijsheid. Met ‘het geweldige nieuws dat in ons geplant is’ bedoelt Jako- bus hetzelfde als ‘de waarheid’ uit vs.18. Er is voor de lezers aan wie Jakobus schrijft te meer reden dat Woord ter harte te nemen, omdat het reddende kracht heeft. Het kan hen redden uit het gericht van de HERE. Het woordje ‘ziel’ staat in vers 21 voor het leven of de persoon zelf.

Jakobus 1 vers 22: Maar naar dat nieuws moet u niet alleen luisteren, u moet er ook naar handelen. Misleid uzelf niet. Willen de lezers aan wie Jakobus schrijft laten zien dat zij het in hen geplante Woord ook werkelijk ter harte nemen, dan zullen zij er daders van moeten zijn. U moet er ook naar handelen. In vers 22 roept Jakobus hen daartoe ook met klem op. Dat voor Jakobus het aannemen van het Evangelie en het er naar handelen niet als vanzelf samenvallen, laat hij uitkomen in de woorden ‘u moet er ook naar handelen’.

Eigenlijk zijn er voor Jakobus twee fasen: 1) het horen en het gelovig aannemen van het Evangelie en 2) het omzetten ervan in daden of er naar handelen. Met het eerste, het horen van het Woord, zijn de lezers er niet, zij moeten het verder ook in praktijk brengen. Met deze woorden grijpt Jakobus al vooruit op wat hij in vs.25 gaat zeggen. We lezen er: Maar als u zich blijft verdiepen in Gods wet die vrijheid brengt, en u die niet alleen goed onthoudt maar er ook naar leeft, dan zal God u zegenen in alles wat u doet. In Jakobus 2 vers 8 schrijft Jakobus: Het is goed om te doen wat de HERE van u vraagt: Heb uw naaste net zo lief als uzelf. De woorden staan voor het hele Woord van God, inclusief het Evangelie, alsook het ernaar handelen.

(8)

Here Jezus. Daarin wijst de Here Zijn volgelingen er steeds weer op, dat zij met horen alleen niet kunnen volstaan. Een paar voorbeelden. In Mattheüs 5 vers 17 t/m 20 lezen we: Denk niet dat Ik ben gekomen om de wetten van Mozes en de woorden van de profeten af te schaffen. Ik ben juist gekomen om er de volle betekenis aan te geven. Ik zeg u met nadruk: tot het moment waarop hemel en aarde vergaan, blijft iedere letter, ieder leesteken van de wet van kracht, totdat alles gebeurd zal zijn. Wie zelfs maar het kleinste gebod af- schaft en anderen leert dat ook te doen, zal de kleinste zijn in het Koninkrijk van de hemelen. Maar wie zich aan Gods wetten houdt en anderen leert dat ook te doen, zal in dat Koninkrijk in hoog aanzien staan. Want Ik waarschuw u. Als u zich niet méér houdt aan Gods wetten dan de Bijbelgeleerden en de Farizeeën, komt u het Koninkrijk van de hemelen zeker niet binnen. In Mat- theüs 7 vers 21 vult de Heiland dit nog aan met de woorden: Niet alle mensen die Here tegen Mij zeggen, komen in het hemelse Koninkrijk. Want daar komt u

alleen als u doet wat Mijn hemelse Vader wil. En in Mattheüs 7 vers 26: Maar wie hoort wat Ik zeg en zich er niets van aantrekt, is dom. Hij lijkt op een man die zijn huis op zand bouwt. Dat wil zeggen zonder fundering. Vers 27:

Als dat huis te lijden krijgt van regen, overstroming en storm, stort het met veel lawaai in. In Lucas 11 vers 28 zegt de Here Jezus dat de gelukkigste men- sen zijn: Alle mensen die de woorden van God horen en zich eraan houden.

In Johannes 9, de geschiedenis van de blinde man, zegt de man tegen de Jood- se leiders: Hij heeft nog wel mijn ogen genezen! Wij weten allemaal dat God niet naar zondaars luistert. Maar als iemand eerbied voor Hem heeft en doet wat Hij wil, luistert God wel (Joh.9:31). En in Johannes 15 vers 14 zegt Jezus tegen Zijn volgelingen: Jullie zijn Mijn vrienden als jullie doen wat Ik zeg.

Jakobus sluit bij dit onderwijs aan en schrijft: Maar naar dat nieuws moet u niet alleen luisteren, u moet er ook naar handelen. Misleid uzelf niet. Wie toch van mening is, dat hij zich tot het horen kan beperken, die misleidt zichzelf. Zo

(9)

iemand maakt zichzelf op het punt van het ware geloof en toewijding maar wat wijs. Gelovigen behoren leesbare brieven van Christus te zijn! Paulus schrijft in 2 Korinthiërs 3 vers 2 en 3: De enige brief die wij hebben, bent uzelf, een brief die in ons hart gegrift is. Door de verandering in uw leven kan iedereen zien dat wij een goed werk onder u hebben gedaan. Men kan zien dat u een brief van Christus bent, die door ons geschreven is, niet een brief met pen en inkt geschreven of in steen gebeiteld, maar een brief die door de Heilige Geest in harten van mensen gegrift is.

Luisteraar, de mensen om u heen lezen mogelijk de Bijbel niet, maar ze zien u en als u de Here Jezus kent als uw persoonlijke Borg en Zaligmaker – dan bent u ook een brief van Christus. Wat lezen de mensen om u heen in ‘uw’ brief?

Dit was het 1000ste programma van ‘De Bijbel door’, alle eer alleen voor de HERE: Soli Deo Gloria!

In de volgende uitzending lezen we verder in Jakobus 1.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Jakobus waarschuwt zijn lezers om niet in verleiding te komen door hun eigen begeerte.. Je kunt de indruk hebben dat het allemaal voorspoedig gaat en dat je geniet van al het goede

Maar, wanneer duidelijk wordt dat de motieven niet zijn ingegeven uit ongeloof en dat ook de strijders uit Ruben en Gad zullen meevechten om het beloofde land in bezit te nemen,

Het moet nu niet dienen als een voorbeeld, maar als een vergelijking waarmee Jakobus zijn lezers de nutte- loosheid van een geloof zonder werken wil laten zien.. Zoals iemand in de

Jesaja 60 vers 1: ‘Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijk- heid van de HEERE gaat over u op.’ Het Licht is nu gekomen waarvan Ma- leachi had gesproken; in Maleachi

Na de introductie op het Bijbelboek Jesaja - in de vorige uitzending - is nu het moment aangebroken om in Jesaja te gaan lezen. Bij de introductie is ook een indeling van

Want Ik zal de hemelen door elkaar schudden in Mijn vreselijke toorn en de aarde zal van haar plaats worden gebracht. De legers van Babel zullen vluchten totdat zij uitgeput

In vers 18 brengt Jakobus naar voren, dat God ons heeft voortgebracht om ‘de eerste vruchten van Zijn nieuwe schepping’ te zijn.. Dit vormt met elkaar een

Hoewel Israël bij de uittocht uit Egypte een soort doop onder- ging (toen ze dwars door de Rode Zee heen liepen; vs.2) en een soort maal- tijd des Heren ontvingen (een