• No results found

[Door de Bijbel: Uitzending 885: Ezechiël 14:1 t/m 16:8]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Door de Bijbel: Uitzending 885: Ezechiël 14:1 t/m 16:8]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Door de Bijbel: Uitzending 885: Ezechiël 14:1 t/m 16:8]

Na de valse profeten en profetessen worden in Ezechiël 14 de leiders van Israël aangesproken, die wel bij hem komen om een woord van de HEERE te vragen, maar in hun hart vasthouden aan afgoden en allerlei goddeloosheid. Daarnaast moet Ezechiël elke profeet, die zich laat verleiden dingen te zeggen die hem po- pulair maken en niet van God komen, dreigen met straf van de oppermachtige HEERE. De opmerkelijke conclusie van de HEERE aan het slot van het hoofd- stuk is nu al mooi om te vermelden. Ezechiël, maar ook alle anderen, zullen moeten erkennen dat Gods oordeel verdiend was en dat de HEERE niet anders kon handelen dan Hij heeft gedaan. Bij al deze dingen is de lichtstraal van de rest en een klein overblijfsel, een teken van Gods genade en hoop.

Ezechiël 14 verzen 1 t/m 3: ‘Daarop kwamen er mannen uit de oudsten van Israël naar mij toe en gingen vóór mij zitten. Toen kwam het woord van de HEERE tot mij: Mensenkind, die mannen hebben hun stinkgo- den in hun hart doen opkomen en hebben het struikelblok van hun on- gerechtigheid vóór zich gezet. Zou Ik Mij dan werkelijk door hen laten raadplegen?’ Om hoofdstuk 14 goed te begrijpen, moeten we ons de vol- gende situatie realiseren. Op een dag komen er een aantal leiders van Israël bij Ezechiël. Ze willen via hem een woord van de HEERE vragen

(Ezech.8:1). Maar de HEERE kijkt dwars door hen heen en ziet hun hart. In hun hart ziet de HEERE dat deze leiders van Israël nog gehecht zijn aan de afgoden. In vorige uitzendingen hebben we er een aantal voorbeelden van gelezen. Baäl, Astarte, de zon en allerlei zogenaamde heilige dieren, werden als goden vereerd. Verschrikkelijk, maar laten wij maar niet te vlug het hoofd schudden en onszelf de vraag stellen: waar hebben wij ons hart aan ge- hecht? Aan geld, een prachtig huis, auto of iets anders? Zijn er dingen in ons hart die we belangrijker vinden dan de HEERE en Zijn dienst? Want daar gaat het over! En als we eerlijk zijn, moeten wij toegeven, dat het dan ook

(2)

over ons gaat. Door andere dingen boven de HEERE te stellen, begint de ontrouw, afval en uiteindelijk het dienen van afgoden.

Ezechiël 14 verzen 4 t/m 7: ‘Spreek daarom met hen, en zeg tegen hen:

Zo zegt de Heere HEERE: Iedere man uit het huis van Israël die zijn stinkgoden in zijn hart doet opkomen en het struikelblok van zijn onge- rechtigheid vóór zich zet en dan naar de profeet toe komt, Ik,

de HEERE, zal hem als hij komt met de veelheid van zijn stinkgoden, Zelf antwoord geven, om het huis van Israël in hun hart te grijpen, om- dat zij allemaal door hun stinkgoden van Mij vervreemd zijn. Zeg daar- om tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE: Bekeer u, keer u af van uw stinkgoden en keer uw gezichten af van al uw gruwelda- den. Voorzeker, iedere man uit het huis van Israël en uit de vreemde- lingen die in Israël verblijven, die zich van achter Mij afwendt, zijn stinkgoden doet opkomen in zijn hart en het struikelblok van zijn onge- rechtigheid vóór zich zet, en naar de profeet toe komt om Mij door hem te raadplegen – Ik ben de HEERE, door Mij zal hem antwoord gegeven worden.’ De HEERE veroordeelde de leiders van Israël vanwege het aan- bidden van afgoden, terwijl zij Hem ook nog om raad komen vragen. Aan de buitenkant leek het alsof zij God dienden. Maar zij waren niet oprecht. Zijn wij het wel? Ook wij moeten niet toelaten dat iets of iemand onze trouw of verbeelding zo opeist, dat het onze toewijding aan de HEERE verdringt of afzwakt. Israël luisterde naar de valse profeten, maar zag de aanwezigheid van profeten als Ezechiël als een verzekering tegen rampen en ellende. In geval van nood konden zij dan altijd nog Gods profeten om raad vragen.

Maar het om je heen hebben van ware boodschappers van God geeft geen hulp en brengt geen verzoening met de HEERE. Ieder mens is persoonlijk verantwoordelijk voor zijn eigen relatie met God, een mens kan niet leunen op het geloof van anderen.

(3)

Tegen iedere Israëliet en buitenlander die afgoden verkiest boven de HEE- RE en dan toch nog naar een profeet gaat om hulp en raad van God te vra- gen, zegt de HEERE in Ezechiël 14 verzen 8 t/m 11: ‘Ik zal Mijn aangezicht tegen die man zetten en zal hem tot een spreekwoordelijk teken stellen en hem uitroeien uit het midden van Mijn volk. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben. Wanneer een profeet zich laat misleiden en een woord spreekt, zal Ik, de HEERE, die profeet Zelf misleiden, Mijn hand tegen hem uitstrekken en hem wegvagen uit het midden van Mijn volk Israël.

Dan zullen zij hun ongerechtigheid dragen. Zoals de ongerechtigheid van de vrager, zo zal de ongerechtigheid van de profeet zijn, opdat het huis van Israël niet weer van achter Mij vandaan zal afdwalen en zij zich niet weer zullen verontreinigen met al hun overtredingen. Dan zullen zij Mij tot een volk zijn en Ík zal hun tot een God zijn, spreekt de Hee-

re HEERE.’

Ezechiël 14 verzen 12 t/m 20: ‘Het woord van de HEERE kwam tot mij:

Mensenkind, wanneer een land tegen Mij zondigt door trouwbreuk te plegen, dan zal Ik Mijn hand ertegen uitstrekken, het er aan brood laten ontbreken en hongersnood erin zenden, zodat Ik daar mens en dier uit- roei. Al zouden te midden ervan deze drie mannen zijn, Noach, Daniël en Job, dan zouden zij alleen door hun gerechtigheid hun eigen leven redden, spreekt de Heere HEERE. Als Ik wilde dieren door het land zou laten trekken, zodat die het van kinderen beroven en het een woestenij wordt, omdat niemand erdoorheen trekt vanwege de wilde dieren, als die drie mannen in het midden ervan waren, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zij zouden zelfs zonen en dochters niet kunnen red- den. Zíj zouden alleen zelf worden gered en het land zou een woestenij worden. Of als Ik het zwaard over dat land zou brengen en zeggen zou:

Zwaard, u moet door het land heen trekken, zodat Ik daaruit mens en dier uitroei, al zouden die drie mannen in het midden ervan zijn, zo

(4)

ters kunnen redden, maar alleen zíj zouden gered worden. Of als Ik de pest in dat land zou zenden en Mijn grimmigheid erover bloe-

dig uitstorten om daar mens en dier uit te roeien, en al zouden Noach, Daniël en Job in het midden ervan zijn, zo waar Ik leef, spreekt de Hee- re HEERE, geen zoon, geen dochter zouden zij kunnen redden, zíj zou- den door hun gerechtigheid alleen hun eigen leven redden.’ Noach, Da- niël en Job waren grote mannen uit de geschiedenis van het volk Israël. Zij stonden bekend om hun persoonlijke relatie met de HEERE en om hun wijs- heid en de keuzes die zij maakten (Gen.6:8,9;Daniël 2:47,48;Job 1). Daniël was gevangengenomen tijdens de eerste inval van de Babyloniërs, jaren voordat Ezechiël werd gevangengenomen. Ten tijde van Ezechiëls optreden had Daniël een hoge positie aan het hof van de koning.

Waarschijnlijk leefde er onder de ballingen de hoop dat bij afval van de grote massa, de HEERE het volk ter wille van een klein overblijfsel zou sparen, denk aan de geschiedenis van Sodom en Gomorra (Gen.18:23-33). Maar nu was die verwachting een valse hoop, enkel persoonlijke keuzes waren belangrijk. Dat geldt ook voor ons, i.v.m. de wederkomst van Jezus.

Ezechiël 14 verzen 21 t/m 23: ‘Want zo zegt de Heere HEERE: Ook al zend Ik Mijn vier ergste oordelen – zwaard, honger, wilde dieren en pest – naar Jeruzalem om daar mens en dier uit te roeien, zie, dan zul- len er toch in overblijven die ontkomen, en die naar buiten gebracht zullen worden, zonen en dochters. Zie, zij zullen naar u uittrekken en u zult hun weg en hun daden zien. Dan zult u getroost worden over het onheil dat Ik over Jeruzalem gebracht heb, al wat Ik erover gebracht heb. Zo zullen zij u troost geven als u hun weg en hun daden zult zien.

Dan zult u weten dat Ik al wat Ik er gedaan heb, niet zonder reden ge- daan heb, spreekt de Heere HEERE.’ Er volgt een onverwachte omme- zwaai: er zullen overlevenden zijn. Alleen moeten we daarbij niet te snel jui- chen, want deze overlevenden moeten iets duidelijk maken. Zij moeten door hun goddeloze handel en wandel de eerder gedeporteerde ballingen laten

(5)

zien, dat de HEERE alle recht had Jeruzalem te vernietigen. Als de eerder gedeporteerde ballingen dat zien zal het hen troosten, zij zullen inzien dat het oordeel van de HEERE niet zonder reden over Israël en Juda was ge- komen.

We lezen verder in Ezech.15. Daarin wordt Jeruzalem vergeleken met een wijn- stok. Zoals het hout van een wijnstok, die geen vrucht draagt, alleen goed is als brandhout om vuur te maken, zo zal Jeruzalem overgegeven worden aan het vuur van Gods oordeel.

Ezechiël 15 verzen 1 t/m 3: ‘Het woord van de HEERE kwam tot mij:

Mensenkind, wat heeft het hout van de wijnstok vóór op elk ander ran- kendragend hout dat onder de bomen van het woud is? Kan er hout uit gehaald worden om er een gebruiksvoorwerp van te maken? Kan men er een pin uit halen om er welk voorwerp dan ook aan op te hangen?’

Wat hier gezegd wordt, komt hier op neer: je gaat niet naar de meubelzaak en vraagt naar Lodewijk de Veertiende stijl slaapkamermeubels gemaakt van wijnstokkenhout! De verkoper zou je verbaasd aanstaren en zeggen,

“We hebben niets dat van wijnstokkenhout is gemaakt. Het is voor zoiets he- lemaal niet geschikt. Het is bedoeld om vruchten te dragen.” Voor de rest, zegt God, als een wijnstok geen vruchten draagt, is het alleen nog goed voor brandhout. Het volk Israël bracht geen vruchten voort, ze werden geacht God te vertegenwoordigen en ze hadden daarin gefaald. Maar ook nu niet te vlug het hoofd schudden, want als je nu het grote privilege hebt ontvangen als een Christen, dan heb je een grote verantwoording. Heb je ooit nage- dacht over die arme ziel die je tegenkomt, die nooit het voorrecht gehad heeft om het Woord van God te horen? Wij die Zijn Woord hebben gehoord, hebben een grote verantwoording. God wil dat wij vandaag de dag vruchten voortbrengen.

(6)

Ezechiël 15 verzen 4 t/m 8: ‘Zie, het wordt als brandstof aan het vuur overgegeven, het vuur verteert de beide uiteinden ervan en het midden ervan is zwartgeblakerd. Zou het voor een gebruiksvoorwerp geschikt zijn? Zie, toen het gaaf was, kon er geen gebruiksvoorwerp van ge- maakt worden. Hoeveel te minder nu het vuur het verteerd heeft, zodat het zwartgeblakerd is. Zal er dan nog een gebruiksvoorwerp van ge- maakt kunnen worden? Daarom, zo zegt de Heere HEERE: Zoals het hout van de wijnstok onder het hout van het woud is – dat geef Ik als brandstof over aan het vuur – zo zal Ik de inwoners van Jeruzalem overgeven. Want Ik zal Mijn aangezicht tegen hen keren. Als zij aan het ene vuur ontsnappen, zal het andere vuur hen verteren. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben, wanneer Ik Mijn aangezicht tegen hen keer.

Ik zal van het land een woestenij maken, omdat zij trouwbreuk ge- pleegd hebben, spreekt de Heere HEERE.’ Israël is niet slechts hier on- trouw geweest, hun hele geschiedenis is er één van ontrouw en bedrog.

Maar ik kan niet genoeg benadrukken dat wij daar niet moeten op neerkij- ken, maar er lessen uit trekken. Wij zijn ook ontrouw als onze belangstelling naar wereldse dingen uitgaat. Dan beantwoorden wij niet aan ons doel. Wij zijn niet in deze wereld om naar onze eigen wensen en normen te leven. In Johannes 15 vers 16 zegt Jezus: ‘Niet u hebt Mij uitverkoren, maar Ik heb u uitverkoren, en Ik heb u ertoe bestemd dat u zou heengaan en vrucht dragen, en [dat] uw vrucht zou blijven, opdat wat u ook maar van de Vader vraagt in Mijn Naam, Hij u dat geeft.’

We lezen verder in Ezechiël 16, het is een hoofdstuk dat in de synagoge niet voorgelezen mag worden. De inhoud maakt duidelijk waarom niet.

Ezechiël 16 verzen 1 t/m 3: ‘Het woord van de HEERE kwam tot mij:

Mensenkind, laat Jeruzalem zijn gruweldaden weten, en zeg: Zo zegt de Heere HEERE tegen Jeruzalem: Uw oorsprong en uw geboorte zijn uit het land van de Kanaänieten. Uw vader was die Amoriet en uw moeder

(7)

een Hethitische.’ Hier wordt niet gesproken over de oorsprong van de natie Israël; er wordt niet gesproken over Abraham en Sara. Het gaat hier over de oorsprong van de stad Jeruzalem. De geschiedenis van Jeruzalem vertelt dat het een Amorieten stad was. Jeruzalem was ook een stad van de Hethieten. De Hethieten waren een grote natie en eens hadden ze de con- trole over dat land. Dit is de achtergrond van Jeruzalem en het is niet iets om over op te scheppen.

Ezechiël 16 verzen 4 t/m 8: ‘Wat uw geboorte betreft, op de dag dat u geboren werd, werd uw navelstreng niet afgesneden, werd u niet met water schoongewassen, werd u ook al niet met zout ingewreven, en al helemaal niet in doeken gewikkeld. Geen oog zag naar u om, om een van die dingen uit medelijden bij u te doen. U werd weggeworpen op het open veld uit afschuw voor uw leven op de dag dat u geboren werd.

Toen Ik voorbij u kwam, zag Ik u trappelend in uw bloed en Ik zei tegen u in uw bloed: Leef! Ja, Ik zei tegen u in uw bloed: Leef! Ik heb u even overvloedig gemaakt als het gewas op het veld. U groeide op, u werd groot en u kwam tot grote schoonheid. Uw borsten werden stevig, uw haar groeide, maar u was naakt en bloot. Toen Ik voorbij u kwam, zag Ik u, en zie, uw tijd was de tijd van de liefde. Zo spreidde Ik Mijn vleugel over u uit en bedekte uw naaktheid. Daarop zwoer Ik u een eed en ging een verbond met u aan, spreekt de Heere HEERE, en zo werd u van Mij.’ God heeft Jeruzalem als het ware geadopteerd, tot Zijn kind gemaakt!

Ik denk dat de toepassing op onze eigen levens heel duidelijk is: ook jij en ik werden in zonde geboren. Waar moeten we mee pronken? We waren dood in onze overtredingen en zonde. Wat deed God voor Jeruzalem? God zei tegen haar, ‘Leef’ (vers 6). Tegen ons heeft Hij gezegd dat we opnieuw ge- boren moeten worden (Joh. 3:7). Hij heeft een verbond gesloten zodat als je op Christus vertrouwt, Hij je zal redden.

(8)

Wat is er met de stad Jeruzalem gebeurd? God zegt dat toen ze opgroeide, een mooie jongedame, speelde ze voor hoer. Ze wendde zich tot afgoden en keerde Hem de rug toe. God zij de Christen genade, die zichzelf verkoopt aan de wereld. Ja, Ezau verkocht zichzelf voor een appel en een ei, maar veel Christenen verkopen zichzelf ook niet duur tegenwoordig. We merken dat we zo makkelijk steeds weer afwijken van God en van de gemeenschap met Hem.

In de verzen 9 t/m 14 wordt opnieuw de liefde en zorg van de HEERE voor Zijn volk beschreven. Maar, daarover meer in de volgende uitzending.

Bij de productie van het programma 'Door de Bijbel' is dankbaar gebruik gemaakt van de StudieBijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek. De StudieBijbel Online werd gebruikt voor research en wordt ook met toestemming regelmatig geciteerd.

Meer informatie vindt u op www.studiebijbel.nl. Wij raden een abonnement op de StudieBijbel app aan, als u nog dieper op de Bijbel wilt ingaan.

Tenzij anders vermeld, komen De Bijbelpassages, gebruikt bij de productie van het programma 'Door de Bijbel', met toestemming van uitgeverij Jongbloed, uit de Her- ziene Statenvertaling. Meer informatie: www.herzienestatenvertaling.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ezechiël 27 vers 32 t/m 36: Dit is het klaaglied dat zij zingen: Welke stad ter wereld kon zich meten met Tyrus, de prachtige stad, midden in de zee?. Uw koopwaar ging uit over de

in Judas 1 verzen 17 t/m 19 staat: ‘Maar u, geliefden, herinnert u zich de woorden die voorzegd zijn door de apostelen van onze Heere Jezus Christus, dat zij u gezegd hebben dat er

Ezechiël 18 verzen 5 t/m 9: ‘Wanneer nu iemand een rechtvaardige is en recht en gerechtigheid doet – hij eet geen offermaaltijden op de bergen, slaat zijn ogen niet op naar

Ezechiël 37 verzen 15 t/m 17: ‘Het woord van de HEERE kwam tot mij: En u, mensenkind, neem een stuk hout voor uzelf en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de Israëlieten,

Filippenzen 4 vers 10: ‘En ik ben zeer verblijd geweest in de Heere dat uw denken aan mij eindelijk weer opgebloeid is; u hebt ook wel steeds aan mij gedacht, maar u hebt

Filippenzen 1 vers 20: ‘overeenkomstig mijn reikhalzend verlangen en hoop dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal worden, maar dat in alle vrij- moedigheid, zoals altijd,

De eisen die aan de vrouwen worden gesteld, zijn vergelijkbaar met die voor opzieners en diakenen, zij het dat van hen niet wordt verwacht dat zij gezag kunnen uitoefenen of

Voetiaanse en Coccejaanse visies op de Joden gedurende de zeventiende en achttiende eeuw PDF Visie van Hendricus Groenewegen op de bekering van het Joodse volk, Overgenomen uit: