• No results found

[Door de Bijbel: Uitzending 726: Filippenzen 4:8 t/m 13]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Door de Bijbel: Uitzending 726: Filippenzen 4:8 t/m 13]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Door de Bijbel: Uitzending 726: Filippenzen 4:8 t/m 13]

In de vorige uitzendingen hebben we stilgestaan bij het gebed. Paulus heeft de gelovigen bemoedigd door hen duidelijk te maken dat ze langs de weg van gelo- vig gebed met dankzegging hun bezorgdheid bij God mogen brengen. Dan zullen zij vrede van God ervaren. Het is een vrede die ons menselijk besef te boven gaat. Maar alleen in een geloofsverbondenheid met Christus worden de gevoe- lens en de gedachten van de gelovigen beschermd door de vrede van God tegen bezorgdheid, onrust en teleurstelling.

Filippenzen 4 vers 8: ‘Verder, broeders, al wat waar is, al wat eerbaar is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat welluidend is, als er enige deugd is en als er iets prijzenswaardigs is, bedenk dat.’ Als het hart dan bevrijd is van zorgen en de vrede van God er woont, dan kan men uitgaan naar wat positief is. Paulus stelt het als een opdracht. Het is de bedoeling dat men de opgesomde dingen bedenkt. Dat is het denkvermogen activeren en be- wust bezig zijn met de dingen die hij noemt. Dat betekent dat de gedachten hier ook mee vervuld zijn tijdens de dagelijkse activiteiten. Het bedenken van de din- gen die hier worden genoemd, gaat niet automatisch. Maar al kun je het soms moeilijk hebben, of kunnen tegenslagen je leven teisteren, toch is het belangrijk je met deze dingen bezig te houden. Laten we ze eens wat nader bekijken:

-Ten eerste, al wat waar is: op de eerste plaats komt dat als je dat bedenkt, de leugen geen kans krijgt.

-Ten tweede, al wat eerbaar is: dit te bedenken past bij wat we zijn: koningen en priesters.

-Ten derde, al wat rechtvaardig is, als men wil handelen volgens de regels van God, dan is men in alles eerlijk.

-Ten vierde, al wat rein is. God heeft aan Israël laten weten welke dieren ze mo- gen eten, maar het gebruikte Griekse woord heeft niet alleen betrekking op per- sonen of dieren, het wordt ook naast dit vers betrokken op de levenswandel (1Pet.3:2) of wijsheid (Jak.3:17). In Mattheüs 15 vers 11 staat: ‘Wat de mond in-

(2)

gaat, verontreinigt de mens niet; maar wat de mond uitkomt, dat verontrei- nigt de mens.’ Reinheid is het tegenovergestelde van zondige gedachten en overwegingen.

-Ten vijfde, al wat lieflijk is, dat wil zeggen bedenk alles wat waard is om lief te hebben. Dat is in de eerste plaats Jezus, want aan Hem is alles waard om lief te hebben. Maar we kunnen ook denken aan onze broeders en zusters of de kerk?

Zien we alleen de slechte dingen in hun leven, of ook de goede dingen?

-Als zesde roept Paulus op al wat welluidend is te bedenken. Dit is het doorgeven van dingen die goed zijn, tegenovergesteld aan geruchten, roddels of kwaad- sprekerij.

-Als zevende staat er ‘als er enige deugd is’. M.a.w. bedenk dat alles wat gedaan wordt uit liefde voor de Heere Jezus zin heeft, focus niet op al het nutteloze van het leven.

-Als achtste en laatste opdracht om te bedenken staat er ‘als er iets prijzens- waardigs is’ m.a.w. iets met enige lof. Het is van belang te bedenken waarvoor we God kunnen loven. Ondanks de moeiten van het leven, is er veel waarvoor we God kunnen danken.

Filippenzen 4 vers 8 wordt ook wel eens de kortste levensbeschrijving van de Heere Jezus Christus genoemd. Want Hij is wel degelijk waar, eerbaar, recht- vaardig, rein, lieflijk, en welluidend. Hij is deugdzaam en prijzenswaardigs, m.a.w.

Hij verdient alle lof. Jezus zegt zelf in Johannes 14 vers 6: ‘…Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij.’

In Hebreeën 7 verzen 26 t/m 28 lezen we over de Heere Jezus: ‘Want zo’n Ho- gepriester hadden wij nodig: heilig, onschuldig, onbesmet, afgescheiden van de zondaars en boven de hemelen [verheven]. Hij heeft het niet nodig, zoals de hogepriesters, elke dag eerst voor zijn eigen zonden slachtoffers te brengen [en] pas daarna [voor die] van het volk. Want dat heeft Hij voor eens en altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde. Want de wet stelt mensen, die met zwakheid behept zijn, aan als hogepriester. Maar het woord van de

(3)

volmaakt is.’ Christus is Degene die alle lof en eer waard is, nogmaals, Hij is al- les wat in Filippenzen 4 vers 8 opgesomd staat. Wij mensen zijn en worden ver- ontreinigd door de zonde in ons hart en de wereld. Een mens moet gered en ge- heiligd worden. Een mens moet zijn of haar gedachten laten opschonen en vullen met dingen die van de HEERE zijn en niet van deze wereld. Een kort zelfonder- zoek kan vaak de ogen openen. In 2 Korinthe 3 vers 18 staat: ‘Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aan- schouwen, worden van gedaante veranderd [naar] hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals [dit] door de Geest van de Heere [bewerkt wordt].’ Weerspiegelen wij de Heere Jezus? Het is niet voor niets dat mensen in de Bijbel vaak worden vergeleken met schapen die geen herder hebben. Wij mensen zijn zo kwetsbaar en vaak snel te verleiden, dan laten we ons meevoe- ren door allerlei wind van leer. Vanuit onszelf zijn we vaak niet in staat om waar- heid en leugen van elkaar te onderscheiden. Maar als we ons hart en leven vul- len met het Woord van God, dan is dat ook een bescherming voor ons hart en le- ven.

In Psalm 119 verzen 9 t/m 20 staat: ‘Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver? Als hij [dat] bewaart overeenkomstig Uw woord. Ik zoek U met heel mijn hart, laat mij van Uw geboden niet afdwalen. Ik heb Uw belofte in mijn hart opgeborgen, opdat ik tegen U niet zondig. Geloofd zij U, HEERE, leer mij Uw verordeningen. Ik heb met mijn lippen verteld al de bepalingen van Uw mond. In de weg van Uw getuigenissen verblijd ik mij meer dan in alle bezit. Ik overdenk Uw bevelen en heb oog voor Uw paden. Ik verblijd mij in Uw verordeningen, Uw woord vergeet ik niet. Wees goed voor Uw dienaar, [dan] zal ik leven en Uw woord in acht nemen. Ontsluit mijn ogen en laat mij aanschouwen de wonderen van Uw wet. Ik ben een vreemdeling op de aar- de, verberg Uw geboden niet voor mij. Mijn ziel wordt verteerd van verlan- gen naar Uw bepalingen, te allen tijde.’ Deze woorden zijn niet alleen van toe- passing op het leven van de dichter van Psalm 119 maar ook op jouw en mijn le- ven. Is ons hart vol met de woorden van de HEERE?

(4)

Veel problemen met kinderen worden vaak veroorzaakt doordat kinderen niet voldoende naar de adviezen en raad van hun ouders of opvoeders luisteren. In geestelijk opzicht komt hetzelfde voor. Veel problemen van christenen komen voort uit het feit dat zij slecht naar hun hemelse Vader luisteren of zelfs niet we- ten wat hun hemelse Vader in Zijn Woord over bepaalde zaken heeft gezegd.

Bidden tot God is voor veel mensen niet de eerste hulp, maar de allerlaatste. Als alles mislukt is, als er nergens meer een strohalm is waar een mens zich aan kan vastgrijpen, pas dan wil een mens misschien nog wel tot God bidden.

Filippenzen 4 vers 9: ‘Wat u ook geleerd en ontvangen en gehoord en in mij gezien hebt, doe dat; en de God van de vrede zal met u zijn.’ Het praktisch handelen van de gelovigen in Filippi moet bepaald worden door datgene wat Pau- lus hen geleerd en voorgeleefd heeft. De gelovigen van Filippi waren leerlingen van de Heere Jezus geworden en Paulus had hen geleerd te doen wat de Heere Zelf bevolen had (Matth.28:19). Concreet gaat het om de inhoud van het Evange- lie en de ethische consequenties daarvan. Het gevolg van een juiste gerichtheid (vs.8) en een handelwijze naar dit voorbeeld is, dat de God van de vrede met hen zal zijn. Meestal wordt met een dergelijke zegenbede een brief afgesloten. Dat is ook hier min of meer het geval, omdat het vervolg een persoonlijk dankwoord voor de ontvangen ondersteuning is.

Filippenzen 4 vers 10: ‘En ik ben zeer verblijd geweest in de Heere dat uw denken aan mij eindelijk weer opgebloeid is; u hebt ook wel steeds aan mij gedacht, maar u hebt de gelegenheid niet gehad om het te tonen.’ Nadat Paulus zijn brief heeft afgesloten met vermaningen en met een zegenbede, be- dankt hij de Filippenzen voor de ontvangen hulp. Opnieuw spreekt de apostel over blijdschap (Fil.1:4,18; 2:2,17; 3:1; 4:4). Paulus heeft zich over de ontvangen financiële ondersteuning verheugd. Hij was erg blij en dankbaar dat de Filippen- zen hem hadden geholpen. Maar hij vermeldt erbij dat zijn blijdschap in de Heere was. Dat geeft aan dat hij de liefde van de Heere heeft ervaren in de hulp, die hij

(5)

heeft gedankt (Fil.1:3-5). Opmerkelijk is wel, dat Paulus niet het geld zelf be- noemt maar benadrukt dat zijn blijdschap het meest veroorzaakt wordt door de liefdevolle gezindheid van de Filippenzen.

In het tweede gedeelte van vers 10 lazen we: ‘u hebt ook wel steeds aan mij gedacht, maar u hebt de gelegenheid niet gehad om het te tonen.’ De hulp van de Filippenzen was een daad in geloof en uit liefde. Paulus had die hulp lan- ge tijd moeten missen, maar nu had de apostel de ondersteuning weer ontvan- gen. De Filippenzen waren echt begaan met de apostel. Paulus constateert zelf dat de Filippenzen al een hele tijd bezorgd geweest waren, maar toen niet in staat om iets voor hem te doen, mogelijk vanwege hun armoede (2 Kor.8:1-3) of vanwege de grote afstand tussen Filippi en de plaats waar Paulus gevangen zat.

De Filippenzen hebben, al de tijd dat Paulus niets van hen hoorde, wel met liefde aan Paulus gedacht en voor hem gebeden, maar zij hadden in die tijd geen gele- genheid om hun liefde concreet en zichtbaar te geven.

Twee jaar lang had de kerk in Filippi het contact met Paulus verloren. Zij wisten niet waar hij zich bevond nadat hij was gearresteerd in Jeruzalem. Daarna had- den zij gehoord dat hij was overgebracht naar een gevangenis buiten Jeruzalem.

Mogelijk hebben zij zich ook verontschuldigd dat zij toen geen contact met hem hadden opgenomen, omdat zij niet wisten waar Paulus was; gedurende die tijd konden zij de apostel ook niet ondersteunen.

Filippenzen 4 vers 11: ‘Niet dat ik dit zeg vanwege gebrek, want ik heb ge- leerd tevreden te zijn in de omstandigheden waarin ik verkeer.’ Paulus ver- heugde zich niet in de eerste plaats, omdat de Filippenzen in zijn tekort hadden voorzien, maar omdat hij in de Filippenzen de juiste gezindheid van liefde en me- deverantwoordelijkheid ontdekte en zag. Met een zeer benadrukt ‘ik heb ge- leerd’ maakt Paulus duidelijk, dat het bij zijn blijdschap niet om hem persoonlijk gaat, maar om de uiting van het geloof van de Filippenzen. Hijzelf heeft geleerd in alle omstandigheden zijn vertrouwen op Christus te stellen. Aan welke gebeurte- nissen de apostel hier concreet denkt wordt niet gezegd. Misschien denkt hij aan

(6)

een openbaring van de Heere bij zijn bekering (Hand.9:16) maar het kan ook gaan om andere gebeurtenissen die hij heeft moeten meemaken als verkondiger van het evangelie; in 2 Korinthe 11 verzen 23 t/m 28 noemt hij er een paar op, daar staat: ‘… ik [sta] boven [hen]; in ingespannen arbeid veel vaker, in sla- gen bovenmate, in gevangenissen veel vaker, vaak in doods[gevaar]. Van de Joden heb ik vijfmaal de veertig min één [zweepslagen] ontvangen.

Driemaal ben ik met de roede gegeseld, eenmaal ben ik gestenigd, driemaal heb ik schipbreuk geleden, een [heel] etmaal heb ik in volle zee doorge- bracht. Op reis [was ik] vaak in gevaar door rivieren, in gevaar door rovers, in gevaar van de kant van volksgenoten, in gevaar van de kant van heide- nen, in gevaar in de stad, in gevaar in de woestijn, in gevaar op zee, in ge- vaar onder valse broeders, in inspanning en moeite, vaak in nachten zonder slaap, in honger en dorst, vaak in vasten, in koude en naaktheid. Afgezien van wat van buitenaf komt, overvalt mij dagelijks de zorg voor alle gemeen- ten.’

Terug naar Filippenzen 4 vers 11, Paulus drukt uit dat hij tevreden is met wat hij heeft. Daar wordt een mens stil van. Hebben wij al geleerd onder alle omstandig- heden tevreden te zijn met wat we hebben, of het nu veel of weinig is? Paulus maakt duidelijk, dat hij onafhankelijk is van de omstandigheden, juist omdat hij zich afhankelijk weet van Christus (vs.13). Maar Paulus gaat nog verder…

Filippenzen 4 vers 12: ‘En ik weet wat het is vernederd te worden, ik weet ook wat het is overvloed te hebben; in elk opzicht en in alles ben ik inge- wijd, zowel in verzadigd te zijn als in honger te lijden, zowel in overvloed te hebben als in gebrek te lijden.’ We hebben het daarjuist gelezen, uit eigen er- varing heeft Paulus leren kennen wat het is om vernederd te worden en gebrek te lijden, maar hij weet ook wat het is om overvloed te hebben. Bij dit laatste moeten we niet alleen denken aan geestelijk overvloed, maar ook aan materiële. Wan- neer de apostel Paulus overvloed heeft gekend, weten wij niet. Misschien waren

(7)

studeren. We kunnen ook denken aan Handelingen 16, waar Paulus een tijdje in Filippi logeerde, bij Lydia, de zakenvrouw uit Thyatira (Hand.16:15).

Filippenzen 4 vers 13: ‘Alle dingen kan ik aan door Christus, Die mij kracht geeft.’ Christus is Degene, die door Zijn Heilige Geest Paulus kracht geeft om al- le omstandigheden aan te kunnen. Ik merk wel dat dit vers dikwijls verkeerd ge- bruikt wordt, alsof gelovigen alles aankunnen, maar zonder Christus kan een ge- lovige niets. De kracht waardoor Paulus alles aan kan, is het gevolg van een voortdurende relatie met Christus, een voortdurende gemeenschap met Hem. Hij leeft in het bewustzijn dat hij zonder Jezus helemaal niets kan doen. In Joh.15 vers 5 staat: ‘Ik ben de Wijnstok, u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.’

In Jezus is er kracht om tot Zijn eer te leven zonder dat de omstandigheden daarop een negatieve invloed hebben. Sterker nog, elke omstandigheid is een gelegenheid om daarin te laten zien waartoe Jezus in staat is, als men in ge- meenschap met Hem leeft. Dan wordt ons leven een getuigenis van Zijn kracht.

Juist in moeilijke omstandigheden kunnen we dat laten zien. Ons vertrouwen in Hem uitspreken zegt veel meer wanneer we echt in de problemen zit, dan op momenten dat er geen vuiltje aan de lucht is.

Mocht jij nog niet bij alles de kracht van de Heere ervaren, ga dan na op welke terreinen van je leven Hij nog niet de volle zeggenschap heeft. Dat kan zijn over bepaalde hobby’s, je uiterlijk, je intelligentie, je job, je vrienden, je vakantie, je uit- gaan en nog meer. Heb je alles al aan Hem gegeven? Als je het doet, zal je mer- ken dat de kracht van de Heere je leven gaat vullen, los van de omstandigheden.

Bij de productie van het programma 'Door de Bijbel' is dankbaar gebruik ge- maakt van de StudieBijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek. De Stu-

(8)

dieBijbel Online werd gebruikt voor research en wordt ook met toestemming regelmatig geciteerd. Meer informatie vindt u op www.studiebijbel.nl. Wij ra- den een abonnement op de StudieBijbel app aan, als u nog dieper op de Bij- bel wilt ingaan.

Tenzij anders vermeld, komen De Bijbelpassages, gebruikt bij de productie van het programma 'Door de Bijbel', met toestemming van uitgeverij Jong- bloed, uit de Herziene Statenvertaling. Meer informatie:

www.herzienestatenvertaling.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nog een aantal aanwijzingen voor het bidden vinden we in 1Timotheüs 2 verzen 1 t/m 6, daar staat: ‘Ik roep er dan vóór alles toe op dat smekingen, gebeden, voorbeden

We lezen in Hebreeën 10 vers 10: Door te doen wat God van Hem vroeg en eens en voor altijd voor ons te sterven, heeft Christus onze zonden vergeven en ons gereinigd.. Hoe de

De woorden ‘deze heeft van het Woord Gods getuigd en van het getuigenis van Jezus Christus betekent in vers 2 niet het getuigenis aangaande Jezus Christus, maar het getuigenis

En bij alle vragen die daarbij ook onbeantwoord zullen blijven, is het einddoel niet onduidelijk: de heilige Stad, een nieuw Jeruzalem, waar geen apart huis van de HERE meer

2 Timotheüs 4 vers 1 en 2: Voor God en Jezus Christus – als Hij verschijnt om Zijn Koninkrijk te stichten, zal Hij over de levenden en doden oordelen – vraag ik je dringend het

Hoeveel bedenktijd Esther nodig heeft voor haar reactie wordt niet meegedeeld, maar opnieuw moet Hatach optreden als tussenpersoon tussen Esther en haar neef Mordechai.. We lezen

Paulus roept op in Filippenzen 2 vers 5 en 6: Blijf erop toezien dat uw innerlij- ke houding moet zijn zoals die van Christus Jezus, die, hoewel Hij de ge- stalte van God had, Zich

Filippenzen 1 vers 20: ‘overeenkomstig mijn reikhalzend verlangen en hoop dat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal worden, maar dat in alle vrij- moedigheid, zoals altijd,