• No results found

[Door de Bijbel: Uitzending 735: Prediker 7:1 t/m 8:17]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Door de Bijbel: Uitzending 735: Prediker 7:1 t/m 8:17]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Door de Bijbel: Uitzending 735: Prediker 7:1 t/m 8:17]

De vorige uitzending zijn we geëindigd met een aantal vragen: ‘Wie kan zeggen hoe iemand zijn tijd het beste kan gebruiken in de weinige dagen van zijn vluchtige leven? Wie weet wat voor de toekomst het beste is, als hij dan al dood is? Want wie kan in de toekomst kijken?’ (Het Boek) Prediker 7 en 8 sluiten daarbij aan met een verzameling spreuken. De uitspraken die we zullen lezen, vertonen naar vorm en inhoud overeenkomsten met de uitspraken in het Bijbelboek Spreuken.

Prediker 7 verzen 1 t/m 4: ‘Een goede naam is beter dan goede olie en de dag van de dood is beter dan de dag dat iemand geboren wordt. Het is beter naar een klaaghuis te gaan dan naar een huis te gaan waar een feest- maal gehouden wordt. Dat is immers het einde van ieder mens, en de le- vende moet het ter harte nemen. Verdriet is beter dan lachen, want bij een treurig gezicht gaat het goed met het hart. Het hart van wijzen is in een klaaghuis, maar het hart van dwazen in een huis van blijdschap.’ Deze woorden uit vers 4 grijpen terug op vers 2; dat maakt deze verzen tot één geheel.

Het gedeelte opent met een prachtige woordspeling, die zegt dat een mens beter een goede reputatie kan hebben dan goede olie. Goede olie mogen we vergelij- ken met parfum vandaag, want dure of geurende olie was in die tijd parfum en werd o.a. voor de zalving van gasten gebruikt of nadat men zich had gewassen.

Iemands reputatie is dus van hogere waarde dan zaken die geassocieerd worden met een feestelijke gebeurtenis, geluk en voorspoed.

Vermoedelijk wordt met het tweede gedeelte bedoeld dat pas aan het einde van iemands leven duidelijk wordt of de goede reputatie standhoudt. In het oude Na- bije Oosten ging het rouwen gepaard met gezamenlijk eten en drinken (Jer.16:5- 8), het werd als vertroostend ervaren. De confrontatie met de dood brengt ons er- toe over het leven na te denken. Een begrafenis laat mensen nadenken over hun

(2)

eigen leven. Soms kan men meer leren van de dag van iemands dood dan van de dag van zijn geboorte.

Maar vergeet niet, Kohelet spreekt deze waarneming uit onder de zon, hij kijkt naar het leven op aarde zonder rekening te houden met wat erna komt. Want of de dag van iemands dood beter is dan die van zijn geboorte, is alleen waar als Christus er bij betrokken wordt. Voor wie Christus niet kent, is het een diep tries- tige dag.

Met het genoemde verdriet, dat beter is dan lachen, kunnen we gezien de context denken aan het feit dat feestelijke gelegenheden niet echt geschikt zijn om stil te staan bij de ernst van het leven; vaak voert de uitbundigheid er de boventoon.

Een feest bij de geboorte of andere feestmaaltijden zijn zeker niet verkeerd, maar ze maken ons niet ernstig. Maar bij droevige gebeurtenissen is men meer ge- neigd te denken aan de betekenis van het leven. Een dwaas ontwijkt daarom de sfeer van verdriet. Hij maakt zich alleen maar zorgen over de vraag hoe hij zoveel mogelijk kan genieten. Een wijs mens leeft en denkt in de realiteit en de werke- lijkheid van het leven, daar hoort de dood ook bij. Een wijze laat zich in zijn keu- zes leiden door het besef dat het leven op aarde maar kort duurt, een dwaas zoekt alleen plezier.

Prediker 7 verzen 5 en 6: ‘Het is beter te luisteren naar de bestraffing van een wijze dan dat iemand luistert naar het lied van dwazen. Want als het knette- ren van de dorens onder de kookpot, zo is het lachen van de dwaas. Ook dat is vluchtig.’ Opnieuw wordt in deze verzen het blijkbaar minder aangename aanbevolen boven dat waaraan een mens op het eerste gezicht de voorkeur geeft. Maar het is beter te luisteren naar de bestraffing van een wijze, hoe pijnlijk die ook kan zijn, dan naar een compliment van een dwaas (Spr.13:1; 15:31-32).

Een compliment van een dwaas is even snel verdwenen als dorens die knetteren onder een kookpot. Het verbranden van dorens in het vuur maakt veel lawaai, geeft weinig warmte en is snel voorbij. Vandaar de vergelijking met het compli-

(3)

ment van een dwaas.

Prediker 7 vers 7: ‘Voorzeker, onderdrukking zou een wijze waanzinnig ma- ken, en geschenken bederven het hart.’ De altijd aanwezige sluimerende be- geerte naar meer kan ook een wijze in een bepaalde situatie overrompelen en hem tot een dwaas maken. Hij kan zich tot omkoping laten verleiden. Ook elders in de Bijbel wordt gewaarschuwd tegen het aannemen van steekpenningen (Ex.

23:8; Spr.15:27). Zelfs wijzen zijn voor die verleiding blijkbaar niet immuun.

Prediker 7 verzen 8 en 9: ‘Het einde van een zaak is beter dan zijn begin. Be- ter een geduldige geest dan een hoogmoedige geest. Wees niet te snel ge- ergerd in uw geest, want ergernis rust in de boezem van dwazen.’ Hier komt aan de orde dat de waarde van een zaak of handeling pas na afloop duidelijk wordt, daarom is het beter om iets waarmee je begint ook af te maken. Daarna volgt: Geduld is beter dan trots. Geduldig en bezonnen afwachten toont meer verstand dan haastig genomen besluiten of handelingen. Hoogmoed komt sowie- so voor de val en getuigt niet van wijsheid.

Een mens doet er goed aan zichzelf te beheersen en niet in boosheid of ergernis tegen verdriet of moeite tekeer te gaan, want dat hoort bij het domein van de dwazen.

Prediker 7 vers 10: ‘Zeg niet: Hoe komt het dat de dagen van vroeger beter waren dan deze? Want niet uit wijsheid zou u dat vragen.’ Omdat het einde van een zaak beter is dan het begin, is het ook zinloos terug te kijken op het ver- leden als ‘die goeie oude tijd’ en je af te vragen waarom het toen beter was, zoals sommigen van Kohelet’s hoorders kennelijk deden. Zo’n vraag getuigt niet van wijsheid, juist omdat de confrontatie met moeiten en verdriet wijsheid uitwerkt.

Bovendien heeft de HEERE de tijden vastgesteld, zowel de goede als de kwade dagen (vs.14) en het past een wijs mens niet Gods besluiten in twijfel te trekken (Pred.6:10).

(4)

Prediker 7 verzen 11 t/m 14: ‘Wijsheid is goed met een erfelijk bezit: een voordeel voor hen die de zon zien. Immers, wijsheid biedt schaduw

en geld biedt schaduw. Het voordeel van kennis is echter dat wijsheid haar bezitters het leven geeft. Bezie het werk van God, want wie kan rechtmaken wat Hij krom gemaakt heeft? Geniet op de dag van voorspoed van het goe- de, maar bedenk op de dag van tegenspoed dat God zowel de ene als de andere gemaakt heeft, zodat de mens niet kan doorgronden iets wat na hem zijn zal.’ Deze verzen benoemen de wijsheid als een goede zaak in het leven.

Het is zoiets als een erfenis, het brengt voordeel voor hen die er ten volle van ge- nieten. Met zowel wijsheid als geld, is veel te bereiken. Maar de meerwaarde van wijsheid is dat die in staat stelt in leven te blijven. Geld heeft geen invloed op ie- mands levensduur, een wijze levenswandel wel (Spr.1:32-33). De verzen 13 en 14 hebben niet meer de vorm van een spreuk, maar een soort conclusie in pro- zavorm. Met een retorische vraag maakt Kohelet duidelijk dat geen mens van uit zichzelf in staat is de dingen die God krom heeft gemaakt, recht te buigen. De mens heeft slechts te accepteren wat op zijn weg komt (Pred.6:10). Als het goede en voorspoedige dagen zijn, geniet er dan van! Maar aanvaard ook de kwade of moeilijke dagen, want zowel de goede als de kwade dagen zijn door de HEERE gemaakt.

In de brief aan de Filippenzen gaat de apostel Paulus nog een stap verder. Hij zat op het moment van schrijven gevangen en hield er rekening mee dat hij ter dood gebracht zou worden (Fil.1:20-26), bovendien werd hij bijna met de dood van één van zijn medewerkers geconfronteerd (Fil.2:27), toch is er geen brief waarin hij zijn hoorders zo sterk oproept niet alleen standvastig te zijn in de Heere (Fil.4:1), maar zich ook te allen tijde, ongeacht de omstandigheden, in Hem te verblijden (Fil.3:1; 4:4). Zo’n levenshouding is alleen mogelijk dankzij Christus, die daartoe de kracht geeft (2 Kor.12:9-10; Fil.4:12-13).

(5)

In het volgende gedeelte maakt Kohelet duidelijk dat echte wijsheid voor een mens onbereikbaar is.

Prediker 7 vers 15: ’Dit alles heb ik gezien in mijn vluchtige dagen: er is een rechtvaardige die omkomt in zijn rechtvaardigheid, en er is een goddeloze die bij al zijn slechtheid zijn dagen verlengt.’ Deze waarneming staat haaks op het uitgangspunt in onderwijzende wijsheidsteksten, namelijk dat wijzen lang le- ven, terwijl dwazen of goddelozen omkomen (Spr.10:27). Op zichzelf ontkent Ko- helet dit uitgangspunt niet, maar zijn observatie maakt duidelijk dat dit principe in de realiteit van het leven niet altijd opgaat. Ook elders in het OT vinden we de worsteling met de praktijk van het leven, die niet altijd beantwoordt aan het uit- gangspunt dat een leven in wijsheid en gehoorzaamheid door God wordt beloond (bv. Job 21; Ps.73; Jer.12:1-4).

Prediker 7 verzen 16 t/m 18: ’Wees niet al te rechtvaardig en acht uzelf niet bovenmate wijs. Waarom zou u uzelf verwoesten? Wees niet al te godde- loos en wees niet al te dwaas. Waarom zou u sterven vóór uw tijd? Het is goed dat u aan het ene vasthoudt en daarbij uw hand niet van het andere af- trekt. Immers wie God vreest, ontkomt aan dit alles.’ Ook hier gaat het om de conclusie van het nuchtere denken van de mens in deze wereld. Vanuit dat ge- zichtspunt is het slim om je niet overdreven rechtvaardig voor te doen, want dan krijgen mensen alleen maar een hekel aan jou en is het je eigen schuld als je alle plezier in het leven verliest. Anderzijds wordt er ook gewaarschuwd zichzelf niet te verlagen tot het niveau van de wereld. Het advies is een waarschuwing om niet in uitersten te vervallen. Wie dit goede advies opvolgt, ontkomt aan dit alles, m.a.w. we worden er alleen voor bewaard om in uitersten te vervallen, als we God vrezen. Dat wil zeggen dat we leven in eerbied en ontzag voor Hem.

Prediker 7 verzen 19 t/m 22: ’De wijsheid maakt de wijze sterker dan tien machthebbers die in de stad zijn. Voorzeker, er is geen

(6)

uw hart niet op alle woorden die men spreekt, opdat u niet hoort dat uw knecht u vervloekt. Want uw hart heeft ook vele keren erkend dat ook u an- deren hebt vervloekt.’ Deze spreuken maken duidelijk dat er geen mens is die voor 100% en altijd wijs is. Zelfs rechtvaardigen (en wijzen) ontkomen niet aan de realiteit van de zonde. Deze algemene vaststelling wordt gevolgd door een vrij willekeurige illustratie van de algemeenheid van de zonde. De boodschap hiervan is dat een mens niet gericht moet zijn op de onvolmaaktheid van de ander, maar dat hij in het bewustzijn van zijn eigen onvolmaaktheid geduld moet hebben met de ander. Geen mens kan op eigen rechtvaardigheid vertrouwen en iedereen heeft vergeving en verlossing door Jezus Christus nodig (Rom.3:10; 20-26).

Prediker 7 verzen 23 t/m 25: ’Dit alles heb ik met wijsheid beproefd. Ik zei: Ik wil wijs worden, maar de wijsheid bleef ver bij mij vandaan. Veraf is dat wat gebeurd is. Het zit heel diep: wie kan het terugvinden? Ik kwam ertoe, ook met mijn hart, om te kennen en na te speuren, wijsheid te zoeken en tot een slotsom te komen, om in te zien dat goddeloosheid dwaas en dwaasheid onverstand is.’ Kohelet blikt terug op zijn zoektocht. Hij heeft zijn best gedaan alles met wijsheid te onderzoeken. Hij had zich voorgenomen wijs te worden, maar komt tot de conclusie dat ondanks zijn zoeken, de wijsheid te ver weg ligt en moeilijk te vinden is. Wie kan het vinden? Het antwoord op deze reto- rische vraag is duidelijk: niemand is daartoe in staat. Als het op het daadwerkelijk doorgronden van het leven aankomt en wat er in de wereld gebeurt, dan moeten zelfs de wijzen verstek laten gaan. Alleen de HEERE overziet en doorgrondt deze dingen (Job 28:23-28; Spr.30:1-4).

Prediker 7 verzen 26 t/m 28: ’Ik vond iets wat bitterder is dan de dood: de vrouw die een vangnet is. Haar hart is een sleepnet, haar handen zijn boei- en. Wie goed is voor het aangezicht van God, zal aan haar ontkomen, maar een zondaar wordt door haar gevangen. Zie, dit heb ik gevonden, zegt Pre- diker, het ene bij het andere, om tot een slotsom te komen, die ik

nog altijd zoek, maar niet heb gevonden. Eén man onder duizend heb ik ge-

(7)

vonden. Een vrouw onder die allen heb ik echter niet gevonden.’ Dit heeft niets te maken met een visie op mannen of vrouwen in het algemeen, maar de woorden staan in het licht van de zoektocht naar wijsheid. Kohelet hoopte Vrou- we Wijsheid te vinden, maar hij heeft haar niet gevonden. De mensheid heeft met allerlei bedenkingen bedorven wat de HEERE aanvankelijk goed heeft gemaakt (Gen.6:5). Inhoudelijk sluit dit aan bij de beginhoofdstukken van Genesis, waar de schepping goed wordt genoemd en de zonde in de wereld te wijten is aan de on- gehoorzaamheid van de mens (Gen.1-3).

Prediker 7 vers 29: ’Alleen, zie, dit heb ik gevonden: dat God de mens op- recht gemaakt heeft, maar zij hebben vele uitvluchten gezocht.’ De schuld van de algemene verdorvenheid ligt niet bij God, maar bij de mens. De mens zoekt al sinds Adam en Eva uitvluchten voor zijn zonde.

In Prediker 8 worden we geconfronteerd met het onvermogen van een mens om het eigen bestaan te regelen en te beheersen. De wijze zal dat inzien en zich be- scheiden opstellen. De verzen spreken voor zich, ik lees er enkele uit voor.

Prediker 8 verzen 1 t/m 8: ’Wie is als de wijze en wie weet de verklaring van de dingen? De wijsheid van de mens verlicht zijn gezicht, zodat de stuurs- heid van zijn gezicht wordt veranderd. Ik zeg: Houd u aan het bevel van de koning, en wel vanwege de eed aan God. Haast u niet bij hem vandaan te gaan. Houd niet vast aan een kwade zaak, want hij doet alles wat hem be- haagt, omdat het woord van de koning zeggenschap heeft. Wie zal tegen hem zeggen: Wat doet u? Wie het gebod in acht neemt, ondervindt geen kwaad. Het hart van de wijze kent tijd en gelegenheid. Want voor elk voor- nemen is er een tijd en gelegenheid, ja, het kwaad van de mens is overvloe- dig over hem. Want hij weet niet wat er gebeuren zal. Wie zal hem immers bekendmaken wanneer het gebeuren zal?

(8)

Er is geen mens die macht heeft over de geest, om de geest in te houden.

Hij heeft geen zeggenschap over de dag van de dood, er is geen vrijstelling in deze strijd en de goddeloosheid laat de bedrijvers ervan niet ontkomen.’

Prediker 8 verzen 11 t/m 13: ’Omdat het vonnis over een slechte daad niet snel geveld wordt, daarom blijft het hart van de mensenkinderen in hen ver- vuld van kwaaddoen. Hoewel een zondaar honderdmaal kwaaddoet, ver- lengt God zijn dagen. Toch weet ik dat het goed zal gaan met hen die God vrezen, die voor Zijn aangezicht vrezen. Maar de goddeloze zal het niet goed gaan en hij zal zijn dagen niet verlengen. Hij zal zijn als een schaduw, want hij vreest niet voor Gods aangezicht.’

Bij de productie van het programma 'Door de Bijbel' is dankbaar gebruik ge- maakt van de StudieBijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek. De Stu- dieBijbel Online werd gebruikt voor research en wordt ook met toestemming regelmatig geciteerd. Meer informatie vindt u op www.studiebijbel.nl. Wij ra- den een abonnement op de StudieBijbel app aan, als u nog dieper op de Bij- bel wilt ingaan.

Tenzij anders vermeld, komen De Bijbelpassages, gebruikt bij de productie van het programma 'Door de Bijbel', met toestemming van uitgeverij Jong- bloed, uit de Herziene Statenvertaling. Meer informatie:

www.herzienestatenvertaling.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op het eerste zicht kan het vreemd overkomen dat iemand moet verklaren dat men zowel donker en mooi kan zijn, maar het gaat hier niet om een natuurlijke donkerte maar om het

Jesaja 60 vers 1: ‘Sta op, word verlicht, want uw licht komt en de heerlijk- heid van de HEERE gaat over u op.’ Het Licht is nu gekomen waarvan Ma- leachi had gesproken; in Maleachi

Voorzeker, iedere man uit het huis van Israël en uit de vreemde- lingen die in Israël verblijven, die zich van achter Mij afwendt, zijn stinkgoden doet opkomen in zijn hart en

in Judas 1 verzen 17 t/m 19 staat: ‘Maar u, geliefden, herinnert u zich de woorden die voorzegd zijn door de apostelen van onze Heere Jezus Christus, dat zij u gezegd hebben dat er

Er zijn voor de mens in deze wereld nog zoveel nieuwe dingen te ontdekken en er zijn nog zoveel nieuwe dingen te zien, maar tevreden zijn we nooit.. Denken we aan het heelal,

We gaan naar de tweede dag, we lezen Genesis 1 verzen 6 t/m 8: ‘En God zei: Laat er een gewelf zijn in het midden van het water, en laat dat scheiding maken tussen water en water..

Iets dergelijks kunnen wij dan zien bij proteïnes e.d.: cellen, die dus geen zelfstandige levende wezens zijn, zich ook niet voeden door het opnemen van andere levende wezens, maar

Een groot deel van de gemeenten kent een hondenbelasting (zie kaart 43). Het is niet bekend voor hoeveel honden hondenbelasting wordt betaald. Daarom is de