• No results found

[Uitzending 308: Rechters 8:1 t/m 10:2]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 308: Rechters 8:1 t/m 10:2]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 308: Rechters 8:1 t/m 10:2]

In deze uitzending gaan we verder met de gebeurtenissen na de opmerkelijke overwinning op de Midjanieten, die de HERE aan Gideon en Israël had gegeven.

Aan het slot van Rechters 7 hebben we gelezen dat Gideon wil voorkomen dat de Midjanieten over de Jordaan zullen wegvluchten. Daarom stuurt hij in allerijl boden naar Efraïm met het verzoek de doorwaadbare plaatsen in de Jordaan te bezetten om te voorkomen dat de Midjanieten zullen ontsnappen. Efraïm, die deze strategie al eerder met succes heeft toegepast, geeft gehoor aan Gideons verzoek. Zij nemen twee belangrijke Midjanitische koningen gevangen (Oreb en Zeëb) en doden hen. Als Gideon de Jordaan is overgetrokken en de mannen van Efraïm ontmoet, beklagen zij zich bij Gideon

Rechters 8 vers 1 t/m 3: Waarom hebt u ons niet geroepen toen u tegen de Midjanieten ging vechten? Zij maakten hem hevige verwijten. Maar Gideon antwoordde: God heeft u toch de koningen Oreb en Zeëb van Midjan

gevangen laten nemen? Vergeleken daarbij heb ik praktisch niets gedaan.

Wat u deed aan het einde van de strijd is veel belangrijker dan wat wij aan het begin hebben gedaan. Toen kalmeerden zij.

Door Gideons benadering bedaart de boosheid van de strijders van Efraïm en is de dreiging van een conflict weggenomen. Gideon heeft door zijn respectvolle en zichzelf wegcijferende optreden een burgeroorlog weten te voorkomen en toont zich daarmee in deze confrontatie een wijs leider.

Rechters 8 vers 4:

Gideon en zijn 300 mannen bereiken de Jordaan en staken die over.

Ondanks de vermoeidheid van zijn 300 strijders (die al de hele nacht in touw zijn geweest) staken zij de achtervolging niet. Gideon en zijn mannen jagen de vluchtende vijand ook in het Overjordaanse achterna. Bij Sukkot aangekomen, vraagt Gideon de inwoners van Sukkot om voedsel voor zijn vermoeide

manschappen. Zijn vraag is niet alleen een vraag om hulp, impliciet vraagt hij de inwoners van Sukkot zijn kant te kiezen. Een positieve reactie van hun kant is ook een erkenning van zijn leiderschap.

(2)

In de verzen 5 t/m 21 geeft Gideon aan wat het doel van de achtervolging is: hij wil afrekenen met de Midjanitische koningen Zebach en Salmunna. Maar de leiders van Sukkot weigeren Gideon te helpen. Gideon laat dit niet over zijn kant gaan en waarschuwt hen: wanneer de HERE Zebach en Salmunna in zijn macht geeft, zal hij terugkomen en hen geselen met doorns en distels uit de woestijn.

Dan komt Gideon bij de plaats Penuël, waar Gideon dezelfde vraag stelt. In Gen.32:30 vinden we voor Penuël de schrijfwijze Pniël. Net als Sukkot lag Penuël in het stamgebied van Gad. Maar, ook de burgers van Penuël weigeren hem voedsel te geven voor zijn mannen. Daarom zegt hij tegen hen: Wanneer de strijd voorbij is, kom ik terug en zal ik deze toren met de grond gelijk maken.

De weigering van Sukkot en Penuël om Gideon te helpen, komt als een verrassing. Toen de Geest van de HERE over Gideon kwam, gaven andere stammen direct gehoor aan zijn oproep en ook Efraïm schoot meteen te hulp. Is de weigering van Sukkot en Penuël een teken van de HERE? Jaagt Gideon eigen motieven na? Ondanks het feit dat Gideon de naam van de HERE in de mond neemt, doen zijn harde woorden, het laatste vermoeden. De burgers van

Sukkot en Penuël waren ook Israëlieten en wel uit de stam van Gad.

Ondertussen zijn Zebach en Salmunna aangekomen bij Karkor, met een overblijf- sel van het leger, 15.000 man. De overige 120.000 soldaten zijn gesneuveld toen er in het legerkamp bij de heuvel Moré paniek uitbrak. Karkor lag 160 km ten oosten van de Dode Zee. De plaats ligt redelijk dicht bij het gebied waar de Midjanieten leefden. Gideon jaagt hen achterna over de karavaanroute, langs de oostkant van Nobach en Jogbeha. De karavaanroute loopt van Damascus, via Ramoth-Gilead en Rabba naar Noord Arabië.

Zebach en Salmunna wanen zich veilig in Karkor. Maar Gideon overrompelt de Midjanieten met een verrassingsaanval en weet hen opnieuw te verslaan. Een nieuwe vluchtpoging van de Midjanitische koningen mag niet baten. Nu zijn

missie voltooid is, keert Gideon terug uit de strijd.

Op de terugweg neemt hij een jongeman uit Sukkot gevangen. Gideon onder-

(3)

Dat Gideon zo tot in detail uitzoekt wie de stad besturen, geeft aan dat hij alles in het werk wil stellen om te voorkomen dat een van de oudsten zijn wraak ontloopt.

In Sukkot aangekomen maakt hij zijn eerder geuite dreigement waar.

Ook ten aanzien van Penuël voert Gideon zijn dreigement uit. Hij maakt de toren van de stad met de grond gelijk en gaat zelfs nog verder dan hij had

aangekondigd door alle mannen van de stad te doden. Het heeft iets weg van

‘met de ban slaan’, wat met goddeloze steden moest gebeuren (Deut.13).

Van Gideons eerdere aarzelingen is niets meer over. Hij heeft zich ontpopt tot een krachtig leider, zelfs zo krachtig dat zijn optreden tirannieke trekken krijgt.

De man die nog geen dag eerder de Israëlieten heeft verlost van de vijandelijke overheersing, schrikt er nu niet voor terug om zijn volksgenoten te martelen en onder hen een bloedbad aan te richten.

Dan richt Gideon zich tot Zebach en Salmunna. Hij vraagt hun naar een (niet eerder genoemde) situatie waarbij zij indertijd op de berg Tabor enkele mannen hebben gedood. De koningen antwoorden dat de gedode mannen het voorkomen van prinsen hadden, zoals Gideon dat zelf ook heeft. Hun vleiende woorden mogen niet baten. De gedode mannen blijken Gideons volle broers te zijn.

Gideon doodde Zebach en Salmunna. Zo worden Gideons tot nu toe verborgen motieven openbaar. De koningen worden niet terechtgesteld vanwege hun jarenlange, harde onderdrukking van de Israëlieten, maar omdat ze Gideons broers hebben gedood. Gideon was uit op bloedwraak.

Gideon roept zijn oudste zoon Jeter, zijn erfgenaam, bij zich. Jeter krijgt de opdracht de bloedwraak te voltrekken. Jong en onervaren als hij is, durft de jongen niet. In zijn angst lijkt hij op de Gideon van vroeger. De koningen dagen Gideon uit zelf de executie te voltrekken door te zeggen: Doet u het zelf, we worden liever door een man gedood! Gideon kan de suggestie van lafheid niet over zijn kant laten gaan. Hij staat op en doodt de Midjanitische koningen. De gouden maantjes waarmee hun kamelen getooid zijn, neemt hij voor zichzelf als oorlogsbuit (vs.21).

(4)

Deze vermelding, past bij de nadruk op Gideons persoonlijke motieven die in de vorige verzen naar voren kwamen. Rechters 8 vers 22:

De Israëlieten zeiden tegen Gideon: U moet onze leider worden! U en uw nageslacht moeten over ons regeren, want u hebt ons verlost uit de overheersing van de Midjanieten.

In dit vers vinden we de eerste aanduiding dat de Israëlieten een koning willen hebben die over hen regeert. De HERE had hen vroeger gezegd dat Hij dat niet wilde, Hij was hun Koning. Gideon wijst het aanbod van de hand met als

argument dat de heerschappij over Israël alleen aan de HERE toekomt:

De HERE is uw Leidsman! (vs.23)

Later zullen we zien dat Israël opnieuw om een koning vraagt. Dan zegt de HERE tegen de profeet Samuël (die de laatste van de rechters was) dat hij een koning voor het volk moet gaan zalven. Israël had de HERE als hun Koning verworpen.

Luisteraar, ik zou de geschiedenis van Gideon graag met vers 23 willen afsluiten maar dat kan niet, omdat de Bijbel aan het slot van Rechters 8 nog een aantal andere dingen over Gideon vertelt. Het is prachtig dat hij zegt: De HERE is uw Leidsman! Maar, in de verzen 24 t/m 32 lezen we een aantal dingen die voor mensen een valkuil zijn. In vers 24 vraagt Gideon van alle strijders één gouden ring. Daarmee vraagt Gideon wel de privileges van een koning voor zichzelf.

Zonder aarzelen geven de Israëlieten gehoor aan zijn verzoek. Het totaal gewicht van de gouden ringen bedroeg ruim 18 kg Van de oorringen maakt Gideon een efod, en hij plaatst deze in zijn woonplaats Ofra. Een ‘efod’ staat elders in de Bijbel voor een nauwsluitend kleed waaraan het borstschild van de hogepriester is bevestigd. Dezelfde Gideon die eerder op last van de HERE korte metten maakte met de Kanaänitische goden, introduceert nu een vorm van verering van de HERE naar Kanaänitisch voorbeeld en overtreedt daarmee het tweede gebod.

Gideons handelwijze herinnert aan die van Aäron, toen Mozes op de berg Sinaï verbleef. Ook Aäron vroeg het volk hun gouden oorringen te geven (Ex.32) en smolt er een godenbeeld van.

(5)

De vermelding dat de Midjanieten definitief verslagen zijn en dat het land 40 jaar rust heeft, is de standaard afsluiting waarmee ook de andere richterverhalen worden afgesloten. Daarbij valt op dat in vergelijking met de andere richters of rechters de vermelding dat Gideon Israël richtte, ontbreekt. Het onderstreept het dubbele van, en de wisselingen in, het leiderschap van Gideon.

Rechters 8 vers 29 t/m 31:

Gideon ging naar huis terug en kreeg in de loop van de tijd 70 zonen. Hij had veel vrouwen en ook een bijvrouw, die in Sichem woonde, zij schonk hem een zoon, die de naam Abimelech kreeg.

Gideon neemt een grote harem, zoals koningen in zijn dagen die hadden, en bij zijn vrouwen verwekt hij vele zonen. Een van zijn bijvrouwen woont in het nabij- gelegen Sichem, een Kanaänitische stad. Bij deze bijvrouw krijgt hij een zoon die hij Abimelech noemt, dat betekent: ‘mijn vader is koning’. Gideon voldoet niet aan de maatstaven die de HERE aan een koning stelt.

Niet alleen stelt Deut.17 dat de Here de koning moet kiezen, terwijl het hier de

‘mannen van Israël’ zijn die hun keuze bepalen, maar ook wijkt Gideon in zijn gedrag af van hoe een koning moet zijn. De ideale koning vraagt juist niet om veel zilver en goud en heeft juist niet veel vrouwen. Dat in elk geval een van die vrouwen afkomstig is uit de Kanaänieten gaat regelrecht in tegen Gods geboden.

Gideon sterft in hoge ouderdom en wordt begraven in het graf van zijn familie in Ofra. Na Gideons dood vervallen de Israëlieten opnieuw in afgoderij. Zo vergeten zij de HERE die een verbond met hen heeft gesloten en die hen uit de macht van de vijand heeft verlost. Ook denken zij niet meer aan het goede dat Gideon de Israëlieten heeft gebracht (vs.33 t/m 35).

Rechters 9 vers 1 t/m 4:

Op een dag ging Gideons zoon Abimelech op bezoek bij zijn ooms van moederskant in Sichem. Wilt u met de burgers van Sichem gaan praten, vroeg hij hun, en hun vragen wat zij beter vinden: dat ze door alle 70 zonen van Gideon zullen worden geregeerd of slechts door één man, d.w.z. door mij, iemand van uw eigen vlees en bloed!

(6)

Zijn ooms legden de burgers van Sichem Abimelechs plan voor en deze kozen Abimelech, omdat zijn moeder uit Sichem kwam. Zij gaven hem geld uit de tempel van de afgod Baäl-Berit. Dat gebruikte hij om een stel

leeglopers en avonturiers te huren die met hem meegingen.

Het hoofdstuk over Abimelech neemt binnen het tweede hoofddeel van het Bijbelboek Rechters een aparte plaats in. Het is het enige hoofdstuk dat niet de opbouw van de ‘grote’ verhalen over de rechters of richters volgt en waarin een leider van Israël niet optreedt als richter. Het koningschap van Abimelech is een dieptepunt. In niets onderscheidt Abimelech zich meer van een Kanaänitische vorst. Het is dan ook opvallend dat de naam van de HERE in Rechters 9 niet wordt genoemd. De gebeurtenissen in dit hoofdstuk beperken zich tot de directe omgeving van Sichem. Als Jerubbaäl (Gideon) is gestorven, gaat Abimelech naar Sichem, naar de familie van zijn moeder. De eerste 4 verzen die we hebben gelezen maken duidelijk wat hij daar gaat doen. De notabelen van Sichem zien Abimelech als een van hun broeders en staan welwillend tegenover zijn verzoek, Abimelech wordt hun koning. Voor de Israëlieten zou Abimelech vanwege zijn deels Kanaänitische afkomst nooit voor die rol in aanmerking zijn gekomen.

Om Abimelech in staat te stellen de macht voor zich op te eisen, geven zij hem geld uit de tempel van Baäl-Berit, waarmee hij een huurlegertje kan betalen Daarmee trekt hij naar Ofra, waar hij zijn broers in koelen bloede vermoord.

Alleen de jongste broer Jotam weet zich op tijd te verbergen en zo het bloedbad te ontvluchten. Rechters 9 vers 6:

Alle inwoners van Sichem en Bet-Millo kwamen toen naar de eik bij het monument in Sichem en maakten Abimelech koning.

Maar Abimelech presenteert zich als een tiran die zich niet stoort aan God en ook geen rekening houdt met Gods wetten.

Wanneer Jotam hoort dat zijn broer Abimelech koning is geworden in Sichem, beklimt hij de top van de berg Gerizim, aan de zuidkant van Sichem. Op veilige afstand, maar toch hoorbaar, spreekt hij de inwoners van Sichem toe. Als u wilt dat God u zegent, luister dan naar mij.

(7)

Dan vertelt Jotam een fabel (de fabel is te lezen in vers 8 t/m 15). Een fabel is een verhaal met een moraal, waarin voorwerpen, planten of dieren sprekend en handelend worden ingevoerd.

Als u de fabel hebt gelezen dan zult u ontdekken dat de edele bomen een zoektocht naar een koning op zichzelf niet afwijzen. Maar, zij hebben wel wat beters te doen dan zich met het koningschap bezig te houden.

Rechters 9 vers 14: Tenslotte wendden alle bomen zich tot de doornstruik. U moet onze koning zijn! riepen ze. En?

Ja hoor, de doornstruik jaagt het koningschap zozeer na dat hij, de kans grijpt.

Als hij koning is wil hij ook van geen wijken meer weten en neemt onmiddellijk de trekken van een tiran aan.

De toelichting van Jotam (in de verzen 16 t/m 20) bevestigt deze boodschap, de inwoners van Sichem hebben de verkeerde persoon als koning uitgeroepen.

Daarnaast maakt Jotam ook duidelijk dat Abimelech niet de enige is die schuld heeft aan het bloedbad in Ofra. Onomwonden beschuldigt hij de burgers van Sichem van de moord op zijn broers. Dat zij niet zelf het zwaard hebben gehanteerd, ontslaat hen niet van hun verantwoordelijkheid. Zij hebben

Abimelech aangemoedigd en hem van de nodige middelen voorzien. Daarom kleeft het bloed ook aan hún handen.

Rechters 9 vers 21: Toen vluchtte Jotam naar Beër, waar hij uit angst voor zijn halfbroer Abimelech bleef wonen.

Jotam beseft heel goed dat hij met zijn toespraak definitief zijn doodvonnis heeft getekend. Hij vlucht naar Beër, buiten het machtsgebied van Abimelech. De ligging van Beër (wat ‘bron’ betekent) staat niet vast.

Rechters 9 vers 22 en 23:

Nadat Abimelech 3 jaar over Israël had geregeerd, stuurde God een boze geest die moeilijkheden veroorzaakte tussen Abimelech en de burgers van

Sichem, waardoor zij hem ontrouw werden.

De HERE zendt een boze geest, die vijandschap zaait tussen de bestuurders van Sichem en Abimelech, om de dood van de zonen van Gideon te vergelden.

(8)

De koelbloedige slachting die Abimelech met steun van Sichem had aangericht, is een hemeltergend onrecht, dat niet ongestraft blijft. De moorden hebben het land verontreinigd (Num.35). De HERE Zelf is Degene die het geschonden recht zal herstellen.

De inwoners van Sichem verschuilen zich in hinderlagen op de bergtoppen rondom de stad en overvallen en plunderen voorbijgangers. Een koning wordt verantwoordelijk gehouden voor de rust en veiligheid in zijn gebied. Met hun handelwijze brengen de burgers van Sichem Abimelech dan ook ernstig in verlegenheid. Nog voordat Abimelech reageert op de plunderingen, zijn er

nieuwe ontwikkelingen. Gaäl, de zoon van Ebed, trekt met ‘zijn broeders’ Sichem binnen. De komst van Gaäl wordt gevierd met een uitbundig feest in de tempel.

Tijdens het feestmaal keren de leiders van Sichem zich openlijk tegen Abimelech.

Gaäl speelt hier handig op in en daagt Abimelech openlijk uit. Vers 29: Maak mij uw koning en u zult eens zien wat er met Abimelech gebeurt! Ik zou tegen Abimelech zeggen: Versterk uw leger en val maar aan! Abimelechs

zaakgelastigde Zebul hoort wat er in de tempel heeft plaatsgevonden en is woedend. In het geheim stuurt hij een koerier naar Abimelech, om hem van de opstand op de hoogte te stellen. Hij adviseert Abimelech nog diezelfde nacht met zijn legers buiten de stad een hinderlaag te leggen. Als hij dan bij zonsopgang de stad aanvalt, zal hij in het open veld de opstand kunnen neerslaan en met Gaäl kunnen afrekenen. En zo gebeurde het.

Rechters 9 vers 40: Gaäl werd verslagen en er vielen veel doden. In de volgende verzen is te lezen dat niet alleen Gaäl werd verslagen maar ook de burgers van de stad Sichem. Na een hele dag te hebben gevochten kon Abimelech eindelijk de stad innemen. Vers 45: Toen doodde hij de hele

bevolking en maakte de stad met de grond gelijk. Zij strooiden overal zout.

Rechters 9 vers 46: De burgers van het nabijgelegen Sichem-Toren hoorden wat er was gebeurd en zochten hun toevlucht in de kelders van de tempel van de afgod Berit. In het vervolg komen ze op een verschrikkelijke manier aan hun einde. Ongeveer duizend mannen en vrouwen, worden door Abimelech

(9)

Daarna trekt Abimelech ook op tegen de stad Tebes. Heeft Tebes het voorbeeld van Sichem gevolgd door in opstand te komen tegen Abimelech? Abimelech slaat een beleg om de stad en neemt Tebes in. Als hij de stad binnendringt, vluchten de inwoners naar de sterke verdedigingstoren die in het midden van de stad staat (vs.51).

Maar, Abimelech is van plan de gebruikte tactiek bij de tempel van Berit ook hier toe te passen en wil de houten poort van de toren in brand steken. Op dat

moment gooit een vrouw een molensteen van de toren naar beneden, boven op Abimelechs hoofd. Zijn hele schedel werd verbrijzeld (vs.53). Hij vroeg zijn wapendrager hem te doden opdat niemand kon zeggen dat hij door een vrouw was gedood. Rechters 9 vers 56 en 57:

Zo strafte God zowel Abimelech als de burgers van Sichem voor de moord op Gideons 70 zonen. Zo werd ook de vervloeking van Gideons zoon Jotam werkelijkheid.

Het naschrift onderstreept dat de HERE de mens ter verantwoording roept voor het onrecht dat hij heeft gedaan of waaraan hij zijn steun heeft verleend. De HERE laat onrecht niet onbestraft. Ook in het NT komt naar voren dat uiteindelijk ieder mens voor de HERE rekenschap moet afleggen over zijn daden. Een aansporing om ernst te maken met onze persoonlijke levenswandel.

De boodschap dat de HERE het onrecht vergeldt, biedt hoop aan hen die lijden onder onrecht en geweld. Zij mogen troost putten uit de wetenschap dat God het opneemt voor de slachtoffers van geweld en onderdrukking.

Rechters 10 vers 1 en 2:

Nadat Abimelech was gestorven werd Tola (de zoon van Pua en de

kleinzoon van Dodo) Israëls volgende richter. Hij was 23 jaar rechter over Israël. Wat heeft Tola gedaan? Richten is niet in de eerste plaats rechtspreken maar eerder besturen. Na de bloedige regering van Abimelech heeft Tola 23 jaar rust mogen brengen. Verdere details worden niet meegedeeld.

In de volgende uitzending lezen we verder vanaf Rechters 10:3 over Jaïr.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2 Petrus 2 vers 1: Maar zoals er vroeger mensen waren die niet echt namens God spraken, zo zullen er ook onder u mensen komen die dingen leren die niet waar zijn.. Op een heel

Nu is de HERE Zijn belofte nagekomen, ik ben mijn vader opgevolgd als koning van Israël en nu is deze tempel gebouwd voor de HERE, de God van Israël. In de volgende verzen volgt

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

2 Timotheüs 4 vers 1 en 2: Voor God en Jezus Christus – als Hij verschijnt om Zijn Koninkrijk te stichten, zal Hij over de levenden en doden oordelen – vraag ik je dringend het

Geheel in overeenstemming daarmee is één van de meest bekende teksten uit de Bijbel, uit Joh.3 vers 16: Want God heeft zoveel liefde voor de wereld dat Hij Zijn enige Zoon

Paulus roept op in Filippenzen 2 vers 5 en 6: Blijf erop toezien dat uw innerlij- ke houding moet zijn zoals die van Christus Jezus, die, hoewel Hij de ge- stalte van God had, Zich

Hoewel Israël bij de uittocht uit Egypte een soort doop onder- ging (toen ze dwars door de Rode Zee heen liepen; vs.2) en een soort maal- tijd des Heren ontvingen (een

Maar de HERE zei tegen de profeet Semaja: Ga naar koning Rechabeam van Juda, de zoon van Salomo, en naar het volk van Juda en Benjamin en zeg hun: De HERE zegt: vecht niet tegen