• No results found

Uitzending 467: 2 Kronieken 10:1 t/m 12:10]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Uitzending 467: 2 Kronieken 10:1 t/m 12:10]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uitzending 467: 2 Kronieken 10:1 t/m 12:10]

Het vierde en laatste hoofddeel van Kronieken beschrijft de periode van te- ruggang onder de koningen van het Tweestammenrijk Juda, van Rechabeam tot en met Sedekia. De koningen van het Tienstammenrijk ontbreken.

Omdat Kronieken met name verslag doet van de gebeurtenissen in het Twee- stammenrijk, is het materiaal dat betrekking heeft op het ‘verdeelde rijk’ in Kronieken opmerkelijk korter dan dat in Koningen (respectievelijk 27 en 36 hoofdstukken). Ongeveer de helft van het tekstmateriaal is uniek voor Kronie- ken.

In zijn verslag heeft de schrijver van Kronieken het hele gedeelte uit Koningen met betrekking tot de regering van Rechabeam overgenomen, uitgezonderd 1Kon.14:21 t/m 24, waarin de goddeloze staat waarin Juda verkeert tijdens de regering van Rechabeam wordt beschreven. In 2Kron.11 voegt de schrijver materiaal toe over de militaire versterkingen van Rechabeam, de immigratie van de noordelijke stammen en de koninklijke familie. Het verslag in 2Kron.12 over de invasie van Sisak is veel uitgebreider dan dat in Koningen. Het beeld dat Kronieken geeft van Rechabeams regering is opvallend anders. Terwijl er in Koningen niets goeds over Rechabeam staat, wordt de koning in Kronieken geschetst als een krachtig militair leider. De geschiedenis van de scheuring van het rijk wordt vermeld in 1Kon.12 en 2Kron.10 en 11. Hoewel de versla- gen bijna woordelijk overeenkomen, zijn er enkele wijzigingen aangebracht door de Kroniekenschrijver.

2 Kronieken 10 vers 1 t/m 4:

Het volk Israël kwam naar Sichem om Rechabeams kroning bij te wonen.

Intussen stuurden vrienden van Jerobeam, de zoon van Nebat, deze in Egypte het bericht dat koning Salomo was overleden.

Jerobeam verbleef in Egypte, waarheen hij was gevlucht voor koning Sa- lomo. Hij keerde nu zo snel mogelijk terug en woonde de kroning bij om het volk aan te voeren bij de eisen die het aan Rechabeam stelde: Uw vader was een strenge meester, zeiden zij. Als u ons menswaardiger be- handelt, willen wij u wel als koning hebben.

Na de dood van zijn vader Salomo reist Rechabeam naar Sichem in het noor- den.

(2)

Sichem is het tegenwoordige Nabloes, gelegen aan de westelijke Jordaanoe- ver. De historische waarde van Sichem in politiek en godsdienstig opzicht mag niet worden onderschat. In de Amarnabrieven wordt Sichem genoemd in ver- band met koning Labayu, die de stad een belangrijke plaats toekende. Bij aankomst in Kanaän bouwde Abram er al een altaar voor de HERE (Gen.12).

Sichem is bovendien de plaats waar Jozua de eerste ‘landdag’ hield om het verbond met de Here te vernieuwen (Joz.24). Later maken de noordelijke stammen Sichem tot hun hoofdstad (1Kon.12). De stad blijft als centrum func- tioneren, ook nadat de noordelijke hoofdstad naar Tirsa is verplaatst. In de pe- riode tussen het OT en NT wordt Sichem het godsdienstige centrum van de Samaritanen (Joh.4).

Het is de bedoeling dat Rechabeam in Sichem gekroond zal worden tot koning over het hele koninkrijk waarover David en Salomo regeerden. De leiders van alle stammen van Israël hebben zich in Sichem verzameld. Als Jerobeam het nieuws over de op handen zijnde ceremonie hoort, verlaat hij Egypte.

Van Salomo heeft de opstandeling niets meer te vrezen. In 2Kron.10 wordt geen melding gemaakt van de vlucht van Jerobeam naar Egypte. De bekend- heid van de lezer met de geschiedenis in 1Kon.11 wordt verondersteld.

Boodschappers roepen Jerobeam, die gehoor geeft aan het verzoek om naar Sichem te komen. Samen met de volksvertegenwoordigers van Israël richt Je- robeam zich tot Rechabeam om te onderhandelen. Ze herinneren Salomo’s zoon aan de zware lasten die zijn vader op het volk heeft gelegd. Het volk moest veel belasting betalen tijdens de regering van Salomo om het hof en het leger te onderhouden en bovendien was het verplicht herendiensten te verrichten om de vele bouwwerken te realiseren (1Kon.5). Deze lasten voor het volk Israël worden in Kronieken verder niet genoemd. We hebben er over gelezen in 1Sam.8 en 1Kon.5.

In 2Kron.10 vragen de Israëlieten om verlichting van het harde werken en het zware juk dat Salomo hun heeft opgelegd. Als respons op een dergelijke ver- lichting zullen zij de nieuwe koning trouw dienen.

2 Kronieken 10 vers 5:

Rechabeam antwoordde dat hij hun drie dagen later zijn besluit zou

(3)

Rechabeam geeft niet direct een antwoord, maar vraagt het volk na drie da- gen terug te komen. Ondertussen laat hij de oude mannen roepen die zijn va- der Salomo hebben geadviseerd. 2 Kronieken 10 vers 6 t/m 8:

Hij besprak hun eis met de oude mannen die zijn vader Salomo hadden geadviseerd. Wat moet ik hun antwoorden? vroeg hij. Als u lang hun ko- ning wilt blijven, antwoordden zij, dan moet u hun een positief antwoord geven en hen vriendelijk behandelen. Maar dat advies stond hem niet aan. En daarom vroeg hij de jonge mannen met wie hij was opgegroeid om raad.

De oud-adviseurs van zijn vader zijn het er over eens dat de onervaren koning er goed aan doet zich soepel op te stellen. Hij moet het verzoek, om verlich- ting van de lasten inwilligen en goede afspraken maken met het volk. Voor de uitdrukking als u lang hun koning wilt blijven staat in de Hebreeuwse grond- tekst: dan zullen de Israëlieten hun leven lang uw dienaren zijn. Maar, Rechabeam luistert niet naar de raad van de oude mannen en vraagt de jonge mannen met wie hij is opgegroeid, om advies. Daarmee legt Rechabeam de oproep om respect te hebben voor ouderen (Lev.19:32, onderdeel van de hei- ligheidswetten) naast zich neer. Met deze mannen voelt de koning zich duide- lijk meer verwant.

2 Kronieken 10 vers 9 t/m 11:

Wat denken jullie dat ik het beste kan doen? vroeg hij. Moet ik hen soe- peler behandelen dan mijn vader deed? Nee, vonden zij. Zeg tegen hen:

Als u denkt dat mijn vader u hard behandelde, wacht dan maar eens af hoe ik u zal aanpakken! Zeg hun: Mijn pink is dikker dan mijn vaders lid.

Ik zal u harder gaan behandelen, zeker niet soepeler. Mijn vader gebruik- te de gesel, maar ik zal schorpioenen gebruiken.

De jonge mannen lijken geen ogenblik te aarzelen. Zij adviseren Rechabeam het volk te zeggen dat er sprake zal zijn van verzwaring van lasten.

Rechabeams lichtste maatregel zal strenger zijn dan de zwaarste van zijn va- der. De jonge koning kan en wil het juk van het volk verzwaren. Voor wat be- treft de straffen op het niet naleven van de verplichtingen zal Rechabeam hen harder aanpakken dan zijn vader.

(4)

2 Kronieken 10 vers 12 t/m 16:

Toen Jerobeam en het volk volgens afspraak drie dagen later terugkeer- den om het antwoord van koning Rechabeam te vernemen, hield hij een harde toespraak voor hen. Hij negeerde de adviezen van de oude man- nen en volgde die van de jonge mannen op. Mijn vader zorgde voor zwa- re lasten, maar ik zal uw lasten nog zwaarder maken, klonk het onheil- spellend uit zijn mond. Mijn vader ranselde u met gesels, maar ik zal u geselen met schorpioenen. De koning wees de eisen van het volk dus af.

God liet hem dit doen om Zijn woord trouw te blijven dat Hij door de Siloniet Achia aan Jerobeam had laten doorgeven. Toen de mensen be- seften wat de koning hun vertelde, draaiden zij zich om en lieten hem staan. Wat hebben wij met David en zijn nageslacht te maken, riepen zij boos. Wij kiezen wel een andere koning! Laat Rechabeam maar over zijn eigen stam Juda regeren. Wij gaan naar huis! En zo vertrokken zij.

Het juk van het volk zal niet worden verlicht, maar juist verzwaard. De koning deinst er niet voor terug ook de hardere straffen te noemen, precies zoals de jonge mannen hem hadden aangeraden. Strafte Salomo met zwepen, onder Rechabeam zullen nog pijnlijker gesels worden gebruikt om het volk gehoor- zaamheid te leren. Geselen met schorpioenen wil zeggen, met weerhaken, waarvan de pijn te vergelijken is met steken van schorpioenen. De koning wil- ligt het verzoek van het volk niet in. De schrijver van Kronieken wijst erop, dat de HERE deze gang van zaken zo heeft beschikt. Daarmee gaat de profetie van Achia aan Jerobeam (uit 1Kon.11) in vervulling. De scheuring van het rijk is een direct gevolg van Rechabeams brute afwijzing van de gevraagde las- tenverlichting. Op de achtergrond van de geschiedenis is de splitsing van het koninkrijk de reactie van de HERE op de afgoderij van Salomo.

Het antwoord van Rechabeam lokt een heftige reactie uit. De volksvertegen- woordigers willen niets meer te maken hebben met het koningshuis van David. De stamoudsten roepen het volk op om huiswaarts te keren. De onder- handelingen zijn voorbij.

Rechabeam moet nu maar over zijn eigen stam Juda regeren. Na deze duide-

(5)

2 Kronieken 10 vers 17 t/m 19:

De leden van de stam van Juda bleven echter trouw aan koning Recha- beam. Korte tijd later stuurde koning Rechabeam Hadoram als afgezant naar de stammen van Israël, maar de mensen gooiden hem met stenen dood. Toen koning Rechabeam dat nieuws hoorde, sprong hij snel in zijn rijtuig en ontsnapte ternauwernood naar Jeruzalem. En sinds die tijd weigerde Israël te worden geregeerd door een nakomeling van David.

Toch blijft Rechabeam niet alleen achter. Hij wordt koning over de Israëlieten die in het gebied van Juda wonen. Rechabeam probeert met het sturen van een onderhandelaar naar de rebellerende stammen nog een compromis te bereiken, maar dat mislukt en de onderhandelaar wordt gestenigd.

Het nieuws over de dood van zijn afgezant Hadoram doet Rechabeam beslui- ten halsoverkop naar Jeruzalem te vluchten. Sinds die tijd is de scheuring van het koninkrijk in 2 en 10 stammen een feit. Van nu af aan verwijst de naam Israël naar het Tienstammenrijk en de naam Juda naar het Tweestammenrijk.

De naam Israël fungeert ook als verzamelnaam voor alle 12 stammen en staat dan voor heel Israël, omdat de HERE hen als één volk beschouwt.

Met de moord op Hadoram en Rechabeams vlucht zijn de banden tussen Noord en Zuid verbroken. De scheuring van het rijk is definitief. Omdat de schrijver van Kronieken alleen van de geschiedenis van het Tweestammenrijk verslag doet, laat hij 1Kon.12:20 weg. In 1Kon.12:20 wordt Jerobeam tot ko- ning over het Tienstammenrijk Israël uitgeroepen.

2 Kronieken 11 vers 1:

Na zijn aankomst in Jeruzalem mobiliseerde Rechabeam de legers van Juda en Benjamin, 180.000 man sterk, en verklaarde de rest van Israël de oorlog, in een poging het koninkrijk te herenigen.

Rechabeam is ontsnapt aan de woede van de Israëlieten. Aangekomen in Je- ruzalem treft hij voorbereidingen om het Tienstammenrijk voor zich terug te winnen. Hij roept 180.000 sterke, goedgetrainde mannen van Juda en Benja- min op om oorlog te voeren tegen Israël en zo het koninkrijk voor Rechabeam terug te veroveren.

Blijkbaar hebben de Benjaminieten zich aangesloten bij de stam van Juda. In 1Kon.12:21 wordt de stam van Benjamin voor het eerst genoemd naast Juda.

(6)

In de late geschiedenis van Israël wordt Benjamin sterk geassocieerd met Juda (Ezra1:5). Rechabeam begint een burgeroorlog met het Tienstammen- rijk. Dat Rechabeams plannen de goedkeuring van de HERE niet kunnen wegdragen, blijkt uit het vervolg. 2 Kronieken 11 vers 2 t/m 4:

Maar de HERE zei tegen de profeet Semaja: Ga naar koning Rechabeam van Juda, de zoon van Salomo, en naar het volk van Juda en Benjamin en zeg hun: De HERE zegt: vecht niet tegen uw broeders. Ga naar huis, want Ik heb dit alles zo gewild. Zij gehoorzaamden de HERE en trokken niet op tegen Jerobeam.

Als de mannen van Juda en Benjamin de woorden van de profeet Semaja horen, keren ze terug en laten een confrontatie met Jerobeam achterwege.

De HERE komt tussenbeide en Hij voorkomt een burgeroorlog.

In de verzen 5 t/m 10 lezen we dat Rechabeam in Jeruzalem blijft en acties onderneemt om 15 steden in Juda te versterken als bescherming tegen even- tuele aanvallen vanuit Egypte. De steden werden ommuurd en mogelijk voor- zien van torens en werden daarmee vestingsteden. In het boek Koningen komt de lijst met vestingsteden niet voor. De schrijver van Kronieken tekent koning Rechabeam als een bekwaam politiek en militair leider. Hij verzacht het negatieve oordeel over de koning zoals dat naar voren komt in het Bijbel- boek Koningen. Daarbij past de vermelding van de vestingsteden uitstekend.

Door deze mededelingen direct te laten volgen op de geschiedenis van Rechabeams gehoorzaamheid door het opgeven van een oorlog tegen Jero- beam, legt de schrijver een indirect verband tussen gehoorzaamheid en de daarop volgende voorspoed. Immers het gebied van Rechabeam is nu een goed verdedigbaar gebied, voorzien van levensmiddelen en wapens.

2 Kronieken 11 vers 11 en 12:

Tevens bemande hij deze versterkte steden met soldaten en officieren en voorzag hen van voorraden voedsel, olijfolie en wijn. In de wapenarsena- len van elke stad werden schilden en speren geplaatst als een verdere veiligheidsmaatregel. Want alleen Juda en Benjamin waren in zijn bezit.

De ligging van de vestingsteden is zodanig dat Jeruzalem verdedigd kan wor- den tegen mogelijke vijandige aanvallen vanuit voornamelijk het zuiden en

(7)

De koning bouwt de steden tot sterke vestingen en stelt er bevelhebbers aan.

Daarnaast laat hij er voedselvoorraden, olie en wijn heen brengen. Tenslotte voorziet Rechabeam iedere vestingstad van manshoge schilden en speren.

Daarmee zijn de steden ‘buitengewoon sterk’. Wagens en paarden worden niet vermeld: de steden zijn alleen bedoeld voor de verdediging van het ge- bied. De schrijver van Kronieken eindigt het gedeelte met de lezer eraan te herinneren dat Juda en Benjamin toebehoren aan Rechabeam.

2 Kronieken 11 vers 13:

De priesters en Levieten die in Israël woonden, volgden echter ook Rechabeam.

Dat God Rechabeam zegent, blijkt niet alleen uit de militaire versterking van Juda, maar ook uit het feit dat priesters en Levieten uit het Tienstammenrijk zich bij hem aansluiten. 2 Kronieken 11 vers 14 en 15:

Zij verlieten hun woonplaatsen en trokken naar Juda en Jeruzalem. Ko- ning Jerobeam had hen namelijk van hun functies ontheven en gezegd dat zij niet langer priesters van de HERE mochten zijn. In plaats van hen had hij andere priesters aangesteld die dienst moesten doen bij de ver- ering van demonen, en offers moesten brengen aan beelden van kalve- ren die hij in de heuvels had opgesteld.

De Levieten geven hun weidegronden en bezittingen op en wijken uit naar Ju- da en Jeruzalem. In de Hebreeuwse grondtekst staat voor het woord woon- plaatsen een beschrijving die gebruikt wordt voor weideland in de omgeving van de Levietensteden. Over de woonsteden van de Levieten hebben we ge- lezen in Num.35 en over de huizen en weidegrond van de Levieten in Lev.25.

Als reden voor hun verhuizing wordt vermeld dat Jerobeam en zijn zonen het hun onmogelijk maken hun functie voor de HERE uit te oefenen. Jerobeam stelde zelf priesters aan voor de offerhoogten (1Kon.12:31), voor de geiten- demonen, en voor de stierenbeelden die hij had laten vervaardigen.

De schrijver van Kronieken veronderstelt hier de bekendheid van de lezer met 1Kon.12. Het is opvallend dat de geitendemonen en Jerobeams afwijzing van de priesters en Levieten in 1Koningen niet worden genoemd.

(8)

In 1 Koningen 12 vers 26 t/m 29 lezen we meer achtergronddetails van de priester en Levietenverhuizing. Jerobeam dacht: Als ik niet voorzichtig ben, zal het volk weer een nakomeling van David als koning willen heb- ben. Als zij naar Jeruzalem gaan om in de tempel te offeren, zal hun houding ten opzichte van koning Rechabeam snel verbeteren. Dan zullen zij mij doden en hem vragen koning te worden. En na beraad met zijn ad- viseurs liet de koning toen twee gouden kalveren maken en zei tegen het volk: Het is veel te veel moeite steeds de tocht naar Jeruzalem te maken, van nu af zullen deze twee beelden uw goden zijn, zij hebben u uit uw gevangenschap in Egypte bevrijd. Het ene afgodsbeeld werd in Betel en het ander in Dan geplaatst.

Vers 30 van 1Kon.12 geeft al aan dat dit een grote zonde was. Alle geboden en wetten van de HERE werden met voeten getreden. Het Tienstammenrijk ging gouden kalveren vereren. Dit was afgoderij en vereren van satan, in plaats van de HERE. 2 Kronieken 11 vers 16 en 17:

Ook oprechte gelovigen uit heel Israël begonnen naar Jeruzalem te ver- huizen, omdat zij daar de HERE, de God van Israël, in vrijheid konden aanbidden en offers brengen. Hun komst versterkte het koninkrijk van Juda zodanig dat koning Rechabeam drie jaar zonder verdere problemen kon blijven regeren. In die jaren probeerden zij oprecht de HERE te ge- hoorzamen naar het voorbeeld van koning David en koning Salomo.

De God van Israël, de God van hun voorouders, laat zich vinden in Jeruzalem.

Door hun komst versterken deze vrome Israëlieten het koninkrijk Juda.

Het is een tijdelijke cyclus van bekering en herstel. Deze informatie in

2Kron.11 vinden we niet in Koningen. De auteur van Kronieken wil het glorie- rijke verleden van het huis van David en van de tempel schetsen.

In de verzen 18 t/m 20 lezen we over Gods zegen als reactie op Rechabeams gehoorzaamheid. Het blijkt tenslotte uit de vrouwen en kinderen die de koning toebedeeld heeft gekregen. 2 Kron.11 vs. 21 t/m 23: Rechabeam hield meer van Maächa dan van een van zijn andere vrouwen en bijvrouwen, hij had 18 vrouwen en 60 bijvrouwen, met in totaal 28 zonen en 60 dochters.

Maächa’s zoon Abia was zijn lievelingszoon en kreeg de leiding over zijn

(9)

Hij nam de verstandige maatregel zijn andere zonen te verspreiden over de versterkte steden in het gebied van Juda en Benjamin. Hij gaf hun voldoende te eten en zorgde dat zij allemaal meer dan één vrouw kregen.

De schrijver van Kronieken levert geen kritiek op Rechabeams aanzienlijke harem. 2 Kronieken 12 vers 1 t/m 3:

Maar rond de tijd dat koning Rechabeam op het toppunt van zijn popula- riteit en macht stond, keerde hij de wetten van de HERE de rug toe en zijn onderdanen volgden hem in zijn zonde. Dat had tot gevolg dat ko- ning Sisak van Egypte Jeruzalem in het vijfde regeringsjaar van Recha- beam aanviel met 1200 strijdwagens, 60.000 ruiters en een enorme me- nigte voetvolk: Egyptenaren, Libiërs, Sukkieten en Ethiopiërs.

De beschrijving van Sisaks inval in Juda is een uitbreiding van het verslag in 1Kon.14:25 t/m 28. De schrijver van Kronieken geeft niet alleen meer bijzon- derheden over de Egyptische aanval, ook de invalshoek van zijn verslag is anders. De details van Juda’s ontrouw aan de HERE (1Kon.14:22 t/m 24) worden weggelaten, terwijl de tussenkomst van de profeet Semaja en de daaropvolgende verootmoediging van koning en leiders in de verzen 5 t/m 8 wordt toegevoegd.

2 Kronieken 12 vers 9 en 10:

Korte tijd later veroverde koning Sisak Jeruzalem, maakte alle schatten in de tempel en het paleis buit en nam ook de gouden schilden van ko- ning Salomo mee. Koning Rechabeam verving ze door kleine koperen schilden en vertrouwde ze toe aan de zorg van de leiders van zijn lijf- wacht.

Jeruzalem wordt niet vernietigd. Maar farao Sisak neemt alles van waarde mee, zowel de schatten van de tempel van de HERE als die van het koninklijk paleis. Speciaal worden nog de gouden schilden genoemd, die Salomo had laten maken. Juda wordt weer even arm als het was vóór de tijd van David. In plaats van de gouden schilden laat Rechabeam schilden maken van koper of een legering van koper (brons).

In de volgende uitzending lezen we verder in 2Kron.12 tot hfst.15:12.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Maleachi 2 vers 11: In Juda, Israël en Jeruzalem heerst gebrek aan trouw, want de mannen van Juda hebben de heilige en geliefde tempel van de HERE ontheiligd door te trouwen

En in één Here Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader vóór alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet

Hij zegt tegen Salomo: Als Mijn volk zich vernedert en bidt, Mij weer zoekt en breekt met zijn zondige praktijken, dan zal Ik vanuit de hemel luisteren, zijn zonden vergeven en

Zijn ooms legden de burgers van Sichem Abimelechs plan voor en deze kozen Abimelech, omdat zijn moeder uit Sichem kwam.. Zij gaven hem geld uit de tempel van de

Hoewel Israël bij de uittocht uit Egypte een soort doop onder- ging (toen ze dwars door de Rode Zee heen liepen; vs.2) en een soort maal- tijd des Heren ontvingen (een

Toen de Farao de Israëlieten had laten gaan, voerde God het volk niet door het land van de Filistijnen, wat de kortste weg naar het beloofde land was.. Want God zei: Het volk

We lazen in 2 Petrus 3 vers 7: En God heeft gezegd dat de tegenwoordige hemel en aarde bewaard worden voor een enorm vuur op de dag van het grote oordeel, als alle men- sen die

Dochter Lo-Ammi: Niet Mijn volk à Israël niet meer Gods volk en God zal er niet meer voor haar zijn (Zich niet meer met haar bemoeien).. De “Ik Ben” zal er voor hen