• No results found

[Uitzending 1218: Maleachi 2:10 t/m 15 deel 3]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1218: Maleachi 2:10 t/m 15 deel 3]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1218: Maleachi 2:10 t/m 15 – deel 3]

In de vorige uitzendingen zijn we al ingegaan op een aantal punten uit het eerste, tweede en derde gesprek tussen de HERE en Zijn volk, in Juda en Je- ruzalem. Eerst ging het in Maleachi 1 over de liefde van God voor Zijn volk en kinderen. Daarna over de eer van de HERE en de eerbied van Zijn volk voor Zijn naam (Mal.1:6-8). In Maleachi 2 worden de priesters gewaarschuwd om hun gedrag te veranderen en de HERE te eren. Dan stelt de HERE Levi – de voorvader van de priesters – als voorbeeld, in Maleachi 2:5 t/m 7. Daarna zegt God tegen de priesters in de tijd van Maleachi, in Maleachi 2 vers 7: De mond van de priester hoort over te vloeien van kennis van God, zodat mensen leren leven volgens Gods wetten. Priesters zijn boodschappers van de HERE van de hemelse legers en de mensen horen hen om onder- richt te vragen. Maar helaas moet de HERE, in vers 8, van de priesters in de tijd van Maleachi zeggen: Maar zo bent u niet! En iets verderop: Mijn ver- bond met Levi is door u misvormd en tot een bespotting geworden. En in Maleachi 2:9b lazen we: Want u hebt Mij niet gehoorzaamd en liet sommi- ge mensen de wet breken zonder hen te berispen. De priesters zijn on- trouw geworden, maar uit het vervolg blijkt dat zij het daar niet mee eens zijn.

Maleachi 2 vers 10: Wij zijn kinderen van dezelfde vader en zijn gescha- pen door dezelfde God. Waarom zijn wij elkaar dan ontrouw en schenden wij het verbond van onze voorouders? Met de woorden van vers 10 geeft de profeet Maleachi de reactie van de priesters weer. Het is tegelijk een alge- mene uitspraak, die de grond vormt niet alleen voor de bestraffing van het ge- brek aan trouw in Juda, Israël en Jeruzalem (vs.11-12), maar ook voor de ver- oordeling van de echtscheidingen (vs.13-16). God is hun Vader (Mal.1:6) om- dat Hij hen heeft geschapen. Niet alleen in die zin, waarin de HERE de Schepper van alle mensen is, maar ook omdat de HERE het volk Israël voor Zichzelf heeft afgezonderd. In Deuteronomium 7:6 t/m 9 zegt Mozes tegen de Israëlieten: Want u bent een heilig volk, gewijd aan de HERE, uw God. Hij heeft u uit alle volken op aarde uitgekozen om Zijn kostbaarste bezit te zijn. Niet omdat u een groter volk was dan de anderen, heeft de HERE u uitgekozen, want u was het kleinste van allemaal! Hij deed dat omdat Hij

(2)

zoveel van u houdt en Zijn belofte aan uw voorouders hield. Daarom be- vrijdde Hij u uit de Egyptische slavernij met zo’n vertoon van macht en grote wonderen. Weet daarom dat de HERE, uw God, de enige God en ook een trouwe God is die aan duizenden generaties Zijn beloften waar- maakt en Zijn liefde toont aan hen die van Hem houden en Zijn geboden gehoorzamen.

De Israëlieten vragen: Waarom zijn wij elkaar dan ontrouw en schenden wij het verbond van onze voorouders? Maleachi geeft het antwoord van de HERE. Maleachi 2 vers 11: In Juda, Israël en Jeruzalem heerst gebrek aan trouw, want de mannen van Juda hebben de heilige en geliefde tempel van de HERE ontheiligd door te trouwen met heidense vrouwen die af- goden aanbidden. De veroordeling van de huwelijken van Joodse mannen met heidense vrouwen in de tijd van Maleachi herinnert aan de strijd die Ezra en Nehemia tegen dit kwaad hebben gevoerd.

In de vorige uitzending lazen we al een gedeelte uit Nehemia 13, waar het- zelfde probleem aan de orde wordt gesteld en Nehemia optreedt tegen over- treders (Neh.13:23-30). Maar ook in de tijd van de wetgeleerde en priester Ezra vinden we dezelfde problemen. In Ezra 9:1 t/m 15 lezen we: Toen brachten de leiders van het volk mij (Ezra) een bezoek. Zij vertelden mij dat veel mensen, waaronder zelfs priesters en Levieten, hadden deelge- nomen aan de gruwelijke gebruiken van de heidense volken die daar woonden. Zij hadden zich net zo gedragen als de Kanaänieten, Hethie- ten, Perizzieten, Jebusieten, Ammonieten, Moabieten, Egyptenaren en Amorieten. Want de Israëlitische mannen waren getrouwd met meisjes van heidense volken. En zij hadden ook hun zonen laten trouwen met meisjes van die andere volken. Het heilige volk van God had zich daar- door vermengd met heidense volken. Sommige leiders waren hierin zelfs voorgegaan. Toen ik dit hoorde, scheurde ik mijn kleren, trok mijn haar uit mijn hoofd en baard en ging diep verslagen zitten. Er verzamelde zich een grote groep mensen bij mij. Allen beefden van angst voor de God van Israël om deze zonde van de eerder teruggekeerde ballingen. Zo ble- ven wij verbijsterd zitten tot de tijd van het avondoffer. Ten slotte stond

(3)

ik op. Vol schaamte en in gescheurde kleren knielde ik en hief mijn han- den op naar de HERE, mijn God, en bad: O mijn God, wat schaam ik mij!

Ik durf mijn hoofd niet op te heffen, mijn God, want wij hebben zwaar ge- zondigd. Ja, onze schuld is onmetelijk groot. De geschiedenis van ons volk vertelt van niets dan zonde. Daarom vielen wij en onze koningen en priesters in handen van heidense koningen. We werden gedood, gevan- gengenomen, beroofd en in het openbaar vernederd tot vandaag toe.

Maar nu bent U ons genadig. U hebt een aantal van ons uit ballingschap naar Jeruzalem laten terugkeren. U hebt ons een tijd van vreugde en ver- ademing gegeven in onze slavernij. Want al waren wij slaven, U hebt ons niet in de steek gelaten. Integendeel, U maakte dat de koningen van Per- zië ons welgezind waren! Zij hielpen ons zelfs bij de herbouw van Uw tempel. Zij stelden ons weer in het bezit van deze ommuurde stad Jeru- zalem in Juda.

Maar nu, o God, wat kunnen wij zeggen na dit alles? Wij hebben U im- mers opnieuw verlaten en Uw geboden overtreden! De profeten hebben ons gewaarschuwd. Zij zeiden dat het land dat wij zouden krijgen, vol- komen was bezoedeld door de gruwelijke gebruiken van de volken die er woonden. Daarom gebood U ons onze dochters niet met hun zonen te laten trouwen of onze zonen met hun dochters. We mochten deze volken op geen enkele manier helpen. Alleen als wij ons aan onze regel zouden houden, zouden wij een sterk volk worden en wonen in een welvarend land dat van geslacht tot geslacht onze woonplaats zou zijn. Maar wat hebben wij nu gedaan? U hebt ons eerst voor onze overtredingen ge- straft met ballingschap en daarbij gaf U ons veel minder straf dan wij hadden verdiend. Daarna liet U een groot aantal ballingen terugkeren.

Maar nu hebben wij opnieuw Uw geboden overtreden! Wij hebben huwe- lijken gesloten met mensen die gruwelijke dingen doen. U zult nu op- nieuw toornig worden, zodat U ons allemaal vernietigt en niemand laat ontkomen. O HERE, God van Israël, U bent een rechtvaardig God. Hier staan wij dan, als een groepje overlevende ballingen, vol schuld. U zult ons ongetwijfeld veroordelen. Hoe kunnen wij U zo onder ogen komen?

Aangrijpend hoe Ezra verslagen en in diepe rouw tot de HERE bidt. We horen

(4)

hem in vers 6 bidden: O mijn God, wat schaam ik mij! Ik durf mijn hoofd niet op te heffen, mijn God, want wij hebben zwaar gezondigd. Ja, onze schuld is onmetelijk groot. In Ezra 10 lezen we hoe Ezra schuld belijdt, als- ook een grote menigte mannen, vrouwen en kinderen. Iedereen was in tranen uitgebarsten. We vinden in de Bijbel ook geschiedenissen waarin Joodse mannen met een niet-Joodse vrouw trouwen, bijvoorbeeld: Boaz en Ruth.

Maar Ruth had de goden van Moab vaarwel gezegd en de God van Israël als haar God aanvaard (Ruth 1:16), dat is heel andere situatie.

Maar net als in de tijd van Ezra en Nehemia moesten er ook in de tijd van Ma- leachi rigoureuze maatregelen worden getroffen om het volk van deze over- treding te reinigen. In de tijd van Ezra volgde er rechtszittingen waarin de Joodse leiders en de rechters van de stad van de overtreder een oordeel uit- spraken over iedere Joodse man die met een heidense vrouw was getrouwd.

We lezen in Ezra 10 vers 17 t/m 19: Op de eerste dag van de eerste maand hadden zij elke zaak behandeld waarin een Israëlitische man met een heidense vrouw was getrouwd. Hier volgt een lijst met de namen van de priesters die met een heidense vrouw waren getrouwd. Deze mannen be- loofden dat zij van hun vrouw zouden scheiden en offerden een ram uit hun kudde als hersteloffer voor hun schuld. Naast de priesters waren er ook Levieten (Ezra 10:23) en gewone burgers die schuldig werden verklaard (Ezra 10:25). En in Ezra 10:44 lezen we: Al deze mannen waren getrouwd met heidense vrouwen en sommigen van deze vrouwen hadden kin- deren. Ook uit Maleachi 2:12 blijkt dat deze ontrouw met wortel en tak moet worden uitgeroeid.

In vers 13 t/m 16 verwijt de profeet Maleachi zijn volksgenoten nog een twee- de zonde, namelijk: de echtscheidingen. Ook in dit geval volgt Maleachi de methode, waarbij hij zijn boodschap brengt in de vorm van een antwoord op een gestelde vraag. De vraag is in vers 14: Waarom heeft God ons verla- ten? Het antwoord dat Maleachi geeft is: Omdat de HERE er getuige van is geweest hoe u de vrouw met wie u als jongeman trouwde, ontrouw bent geworden. Zij was toch uw levensgezel en de vrouw voor wie u beloofde trouw te zorgen! De HERE weigert hun offers, omdat Hij in de zaak van de

(5)

echtscheidingen optreedt als aanklager. Daarmee heeft de HERE partij geko- zen voor de vrouwen die door hun mannen zijn verstoten. In de Hebreeuwse tekst lezen we in vers 14 over ‘de vrouw uwer jeugd’, wat een herinnering is aan de eerste liefde waaraan de man nu ontrouw is geworden. Maleachi wijst er op dat de vrouw, die hij nu verstoot, toch zijn levensgezel is geweest. Zij heeft vreugde en verdriet met hem gedeeld. Zij was toch de vrouw voor wie hij had belooft te zorgen! In Maleachi 2:15 lezen we: U werd met uw vrouw ver- bonden door God. Volgens Zijn wijze bedoeling werd u door het huwelijk één in zijn ogen. Hij wil dat u kinderen krijgt die God werkelijk trouw zijn.

Beheers u daarom en blijf trouw aan uw eigen vrouw.

De profeet herinnert aan het verbond dat de man, voor Gods aangezicht, met zijn vrouw is aangegaan. Maleachi zegt: U werd met uw vrouw verbonden door God. Volgens Zijn wijze bedoeling werd u door het huwelijk één in zijn ogen. Dat verbond wordt nu door de ontrouw van de man verbroken en dat is voor de HERE een gruwel. Want de HERE wil de Vader zijn van een groot volk, Hij zoekt nakomelingen. Daarom lezen we: Hij wil dat u kinderen krijgt die God werkelijk trouw zijn. Daarom geen ‘ontrouw’ maar ‘trouw’

aan de HERE en Zijn dienst. Dat komt tot uiting in iemands levenswandel, vandaar de woorden: Beheers u daarom en blijf trouw aan uw eigen vrouw.

Wanneer wij de boodschap die we tot nu toe hebben gehoord op ons laten in- werken, ontkomen we niet aan de vraag waarom de HERE zo scherp en met zo'n diepe ernst juist deze zonden afwijst. Die vraag klemt temeer omdat het hier om zulke actuele zaken gaat. In Maleachi 2:10 t/m 15 gaat het over ge- mengde huwelijken, waar de HERE een gruwelijke hekel aan heeft. Daarnaast gaat het om een uiterlijke godsdienst waarin aan de verplichtingen wordt vol- daan, maar de eerbied en het respect voor de HERE is ver te zoeken. Tenslot- te gaat het om de echtscheiding, die de HERE haat. Waarom wil de HERE deze dingen niet? Hij wil dat u kinderen krijgt die God werkelijk trouw zijn.

Met andere woorden: de HERE zoekt een volk dat Hem dient en gehoor- zaamd. Een volk dat trouw is aan Zijn verbond en woorden. Maar de inwoners van Juda en Jeruzalem staan de HERE daarbij in de weg door hun trouweloze

(6)

levenswandel. In het vervolg zien we in gedachten de profeet Maleachi op het tempelplein staan. Hij is namens de HERE in gesprek met de mensen. Zij vra- gen hem: Wat mankeert er aan ons? En het antwoord van de profeet Malea- chi is: Kijk je leven er eens op na. Wie heeft het daar voor het zeggen in je huwelijk en in je gezin? Kan een dochter van een vreemde god, je kinderen vertellen wie de HERE is? Kan een uiterlijke godsdienst met offers en gebrui- ken je kinderen jaloers maken om ook de HERE te gaan dienen? En je huwe- lijk, waarin je de vrouw van je jeugd ontrouw bent geworden, toont dat iets van de liefde van Christus voor Zijn Gemeente? De HERE zoekt een volk, Hij zoekt kinderen, die Hem toebehoren. In hun leven wordt het verbond met de vaderen vervuld. Door genade zijn zij kinderen en erfgenamen van God de Vader, gekocht met het bloed van het Lam, Jezus Christus en door het werk van de Heilige Geest opnieuw geboren tot Gods geliefde kinderen.

De profeet Maleachi heeft ons tot nu toe laten zien dat de HERE op zoek is naar een volk, naar mensen die Hem zoeken. Dat brengt ons tot de vraag of wij, u, jij en ik de HERE zoeken? Het roept ook een andere vraag op: Hoe kan de HERE – menselijk gesproken – zo’n volk en zulke mensen vinden temid- den van al de misstanden op het gebied van huwelijk, seksualiteit en gezin?

De opvattingen van veel mensen stroken niet met wat God in Zijn Woord zegt en doorgeeft. Hoeveel jongeren, ook binnen kerken en christelijke gemeenten, willen zich nog houden aan Gods normen en waarden op het gebied van hu- welijk en seksualiteit? Welke jongeren kiezen er voor verantwoord het huwelijk in te gaan, waarbij eerst de geloofsgemeenschap wordt gezocht en dan de gemeenschap in het huwelijk?

Gaat het bij de bepaling van het aantal kinderen in een gezin inderdaad om de kinderen 'die de HERE ons wil geven'? Zoeken wij voor onze kinderen scholen waar zij onderwijs krijgen naar de bedoeling van de Here Jezus Christus die gezegd heeft: Laat de kinderen toch bij Mij komen. Houd ze niet tegen.

Want het Koninkrijk van de hemelen is bestemd voor wie is zoals zij. Hij legde Zijn handen op hun hoofd en zegende hen voordat Hij verder ging (Matth.19:14-15). Temidden van alle aanklachten en beschuldigingen van de profeet Maleachi, die hij namens de HERE Juda en Jeruzalem voorhoudt, lig-

(7)

gen er in de woorden van Maleachi 2 vers 15: Hij wil dat u kinderen krijgt die God werkelijk trouw zijn’ ook een geweldige troost. Laten wij deze woor- den op ons laten inwerken en zoeken naar de betekenis ervan in onze per- soonlijke situatie. Daarbij denk ik aan hen die graag kinderen willen krijgen, maar ze niet kunnen krijgen. Ik denk ook aan ouders van vroeg gestorven kin- deren, maar ook aan ouders die ontdekten dat zij hun kinderen geen nieuw hart kunnen geven. De woorden in Maleachi mogen we ook zien als een belof- te van God, Hij zal er Zelf voor zorgen dat er kinderen komen die Hem zoeken en dienen. Uit alle generaties. Hij zoekt ze. Juist daarvoor is de Here Jezus Christus gekomen. Hij zegt in Lucas 19 vers 10: Ik, de Mensenzoon, ben ge- komen om afgedwaalde mensen te zoeken en te redden. De HERE Zelf gaat achter afgedwaalde schapen aan, dat belooft de HERE al in het OT. In Ezechiël 34:15 en 16 zegt de HERE: Ikzelf zal voor Mijn schapen zorgen en hen een plek geven om te rusten. Vermiste dieren zal Ik opzoeken, ver- dwaalde breng Ik terug. Gewonde dieren verpleeg Ik, zieke zal Ik gene- zen, maar over de sterke en vette zal Ik Mijn oordeel uitspreken. Ik zal het doen zoals het hoort. Laten wij voor al die vermiste, verdwaalde en gewonde schapen bidden. Bidden dat de HERE hen wil brengen tot een trouw dienen van Hem. Ook gelovigen hebben ouders, broers, zussen, kinderen, vrienden en andere dierbaren die de Here Jezus nog niet kennen. Geef de moed niet op en blijf zonder ophouden voor uw dierbaren bidden!

Een bekend getuigenis uit de geschiedenis van de kerk is de bekering van Augustinus. Zijn moeder Monica bad regelmatig voor haar losbandige zoon.

De verandering in het leven van Augustinus heeft waarschijnlijk begin augus- tus van het jaar 386 n.Chr. plaats gevonden in Milaan. Augustinus vervulde toen een openbare functie aan het keizerlijk hof en was intussen gepassio- neerd op zoek naar de waarheid in zijn leven. Hem boeiden de gesprekken met zijn vrienden en de preken van de plaatselijke bisschop Ambrosius. In één van zijn boeken vertelt hij erover. Als kind had hij van zijn moeder Monica, een christelijke opvoeding gekregen. Maar zijn filosofische inslag enerzijds en zijn zuiging naar genot en de geneugten van het leven anderzijds, dreven hem tot een ingewikkelde zoektocht. Op de lange duur vindt hij bij het christelijke ge- loof de meest aannemelijke standpunten en opvattingen met betrekking tot de

(8)

grote geheimen van het leven. Op een geven moment is er nog maar één ding dat hem tegenhoudt helemaal voor Christus te kiezen. Want als hij dat zou doen, zou hij zich er met hart en ziel aan willen geven, en aan niets anders.

Maar dat zou betekenen dat hij moet breken met zijn losbandige leven. En dat terwijl hij bij een jonge vrouw van lagere stand een zoon had, Adeodatus. Vol- gens de heersende Romeinse wetten hoefde hij zich niet om haar te bekom- meren, maar volgens het evangelie van Jezus Christus, het Woord van God, klopte dat niet en had hij wel degelijk een grote verantwoordelijkheid naar haar en hun zoon. Hij moest met haar trouwen of afstand van haar nemen, maar dat wilde hij geen van beide.

Het begin van Augustinus' bekering wordt mede gevormd door een verhaal van zijn vriend Ponticianus. Als Augustinus over teksten van Paulus mediteert, krijgt hij bezoek van Ponticianus, een hoge ambtenaar uit het keizerlijk paleis, en christen. Hij vertelt Augustinus over de woestijnvader Antonius, waar Augustinus nog nooit van had gehoord.

De levensgeschiedenis van Augustinus is te lang om er nu uitgebreid aan- dacht aan te besteden, maar bekend is mogelijk het voorval dat Augustinus zich met al zijn gepieker en gepeins met zijn beste vriend Alypius in een tuin terugtrekt. Midden in dat gesprek wil hij alleen zijn en laat hij zijn vriend achter.

Dan hoort hij ergens verderop een kinderstem zingen: Neem en lees; neem en lees. Hij gaat terug naar de plek waar hij bij Alypius zijn Bijbel had laten liggen, slaat die open en wordt – letterlijk – getroffen door een tekst van de apostel Paulus uit Romeinen 13:13 en 14, waar we lezen: Leef zuiver, zoals het hoort. Doe niet mee aan allerlei uitspattingen, waarbij eten, drank en seks centraal staan. Maak geen ruzie en wees niet jaloers. Omkleed uzelf met de Here Jezus Christus en schenk geen aandacht aan de menselijke natuur. Laat uw leven beheerst worden door de Here Jezus Christus en geef niet toe aan uw eigen wil, die alleen maar leidt tot verkeerde verlan- gens. Een jaar later werd Augustinus gedoopt door bisschop Ambrosius.

Als priester en bisschop werd Augustinus een bekend prediker. Maar hij was vooral pastoraal bewogen en bezorgd om het welzijn van de mensen die aan zijn zorg als bisschop waren toevertrouwd.

In de volgende uitzending gaan we nog dieper in op Maleachi 2:16.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als ze de HEERE beproeven, geeft Hij niet alleen een overvloed aan zegen, maar zal Hij er ook voor zorgen dat er geen verderf meer in het land komt (vers 11).. Hij zal het

En in één Here Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader vóór alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet

Zijn ooms legden de burgers van Sichem Abimelechs plan voor en deze kozen Abimelech, omdat zijn moeder uit Sichem kwam.. Zij gaven hem geld uit de tempel van de

Mensen die gezien hun achtergrond en hun schuld tegenover God en hun omstandigheden alle reden hebben om bang te zijn, maar zij hoeven niet bang te zijn op grond van wat God tot

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

We lazen in 2 Petrus 3 vers 7: En God heeft gezegd dat de tegenwoordige hemel en aarde bewaard worden voor een enorm vuur op de dag van het grote oordeel, als alle men- sen die

Dochter Lo-Ammi: Niet Mijn volk à Israël niet meer Gods volk en God zal er niet meer voor haar zijn (Zich niet meer met haar bemoeien).. De “Ik Ben” zal er voor hen

Maar de HERE zei tegen de profeet Semaja: Ga naar koning Rechabeam van Juda, de zoon van Salomo, en naar het volk van Juda en Benjamin en zeg hun: De HERE zegt: vecht niet tegen