• No results found

[Uitzending 1216: Maleachi 2:10 t/m 15 deel 1]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1216: Maleachi 2:10 t/m 15 deel 1]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1216: Maleachi 2:10 t/m 15 – deel 1]

In deze uitzending luisteren we naar het derde gesprek tussen de HERE en Zijn volk in Jeruzalem. In de voorgaande uitzendingen ging het over de liefde van God en vervolgens over de eer van God. In deze uitzending komt de trouw van de HERE aan de orde. Net als de andere twee onderwerpen een belangrijk onderwerp. Van de trouw van God leven en zingen Zijn kinderen en volk. We komen dat – bijvoorbeeld – op het spoor in het Bijbelboek Psalmen, waar tientallenkeren over de trouw van God wordt gezongen. Alleen al in Psalm 89 wordt het woord ‘trouw’ 9x op de HERE betrokken. De Ezrachiet Etan zegt in vers 2 en 3: Ik wil alleen nog maar zingen van de goedheid en genade van de HERE, van alles wat Hij voor mij heeft gedaan. Van gene- ratie op generatie zal ik getuigen van Uw trouw. Ik zeg dan: Uw goedheid en liefde gelden eeuwig, tot in de hemel blijkt hoe trouw U bent.

We lezen het ook regelmatig in andere Bijbelboeken waar de HERE wordt aangeduid als de trouwe God. Veel kerkdiensten beginnen met de belijdenis, dat de HERE 'trouw is tot in eeuwigheid en nooit laat varen het werk Zij- ner handen'. Gods volk en kinderen kunnen op de HERE aan. Hij doet en volbrengt wat Hij heeft gezegd en beloofd. Daarmee is de HERE voor een ge- lovige, in een onzekere en onbetrouwbare wereld, de enige vaste grond en zekerheid. De HERE wordt in de Bijbel ook de Getrouwe en Oprechte ge- noemd (o.a. Openb.19:11). Zijn trouw wordt door onze ontrouw niet teniet ge- daan. Daarom is het zo erg, als de HERE Zijn volk moet beschuldigen van on- trouw. En dat gebeurt in Mal.2:5 t/m 10. In de Hebreeuwse tekst lezen we in deze verzen herhaaldelijk het woord 'trouweloos'. En dat is des te erger om- dat het vóór de ballingschap óók Gods diepste aanklacht was tegen Zijn volk.

Er is blijkbaar niet veel veranderd en er zijn nog steeds Israëlieten die Gods waarschuwingen niet hebben begrepen. In het Bijbelboek Hosea is de vrouw van Hosea, de ontrouwe Gomer, een beeld van Israëls ontrouw als volk van God. En ook de profeet Ezechiël noemde ‘ontrouw’ de zonde van het volk Israël (Ezech.14:13;18:24;20:27;39:23). Nu, in de tijd van Maleachi, is het volk door het oordeel van de ballingschap heengegaan. En de HERE heeft Zijn trouw en genade bewezen door het volk en Zijn kinderen weer terug te bren- gen in het beloofde land! Is nu de ontrouw van het volk nog niet voorbij? He-

(2)

laas maakt Maleachi 2:10 t/m 15 duidelijk dat er nog steeds gebrek aan trouw heerst in Juda, Israël en Jeruzalem. Nee, zij hebben de les van Asaf in Psalm 78 niet ter harte genomen. We lezen in Psalm 78:7 en 8 waarom Asaf de geschiedenis van Israël bezingt in Psalm 78, namelijk: Zodat elke genera- tie haar vertrouwen op God zou stellen, dat zij Gods werk nooit zouden vergeten en Zijn regels zouden naleven. Opdat zij niet als hun voorou- ders zouden worden, want dat waren opstandige en eigenwijze mensen.

Onevenwichtig in hun optreden en ontrouw tegenover God.

Het is niet vreemd dat het derde gesprek van de HERE met Zijn volk een moeilijk gesprek wordt. In Maleachi 2:5 t/m 10 zien we de beide partijen als het ware tegenover elkaar staan op het tempelplein. Aan de ene kant de HE- RE, die vraagt: Waarom zijn jullie ontrouw? En aan de andere kant het volk, dat vraagt: Waarom neemt U onze offers niet aan? Maar terwijl de HERE op Zijn vraag geen antwoord krijgt, krijgt het volk wel antwoord van de HERE, want dat lezen we straks in vers 14. Het volk hoeft niet op een antwoord van de HERE te wachten. Want God antwoordde: Vanwege uw ontrouw! En daarmee zijn we meteen midden in het derde gesprek aangekomen. In dat gesprek richt de HERE Zich niet meer speciaal tot de priesters, maar tot het hele volk. De HERE waarschuwt in deze verzen tegen het trouwen met hei- dense vrouwen en de echtscheidingen.

Maleachi 2 vers 10: Wij zijn kinderen van dezelfde vader en zijn gescha- pen door dezelfde God. Waarom zijn wij elkaar dan ontrouw en schenden wij het verbond van onze voorouders? Het gesprek begint in vers 10 met een zin die nogal wat misverstand heeft opgeroepen. In een andere Bijbelver- taling lezen we: Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen? Er zijn nogal wat mensen die van mening zijn dat het in deze woorden over alle mensen gaat. Dat alle mensen broeders zijn en dat wij al- lemaal dezelfde God als Vader hebben. Het resultaat van die gedachte is: dat het er niet zoveel toe doet van welke kerk je lid bent, of welke godsdienst je belijdt. Ach, zeggen deze mensen dan: we bedoelen allemaal hetzelfde, ook al gebruiken wij andere woorden en namen. We kennen ook een kinderlied dat

(3)

gen? Het antwoord is: Nee! Want als we verder lezen, ontdekken wij dat de woorden in Mal.2:10 precies het tegenovergestelde zeggen, van wat sommige mensen er in menen te lezen. Het wordt ook duidelijk gemaakt door Maleachi als hij zijn volksgenoten er aan herinnert, dat zij allen één Vader hebben. En daarmee wordt verwezen naar Mal.1:6, waar we lazen: Maar als Ik uw Vader ben, waar blijft dan de eerbied voor Mij? Met die ene Vader wordt dus niet Abraham of Jakob bedoeld, maar de HERE. Daarbij komt nog, dat het hier niet gaat om de HERE als Schepper van alle mensen, maar om de HERE als Va- der van het volk Israël. Aan deze Vader-kind relatie, waarin het volk Israël tot de HERE staat, hebben de Israëlieten als leden van het volk deel. In die zin wordt de HERE hier hun Vader genoemd. We lezen het o.a. ook in Jeremia 3 vers 19b, waar de HERE zegt: Ik verlangde ernaar dat u Mij Vader zou noemen en Ik dacht dat u zich nooit meer van Mij zou afkeren. Maleachi wijst dan ook op de gemeenschappelijke relatie, waarin alle Israëlieten tot de HERE staan. Natuurlijk ligt daar ook hun bloedband en nationale eenheid in opgesloten, maar dat is niet het enige, noch het belangrijkste, waarover de profeet Maleachi spreekt. Tegenover de gemeenschappelijke band met de HERE – de verbondsrelatie – stelt de profeet het gedrag van het volk, dat lezen we in het volgende vers.

Maleachi 2 vers 11: In Juda, Israël en Jeruzalem heerst gebrek aan trouw, want de mannen van Juda hebben de heilige en geliefde tempel van de HERE ontheiligd door te trouwen met heidense vrouwen die afgoden aanbidden. De aanklacht van de HERE is duidelijk: Juda, Israël en Jeruza- lem… hebben de heilige en geliefde tempel van de HERE ontheiligd door te trouwen met heidense vrouwen die afgoden aanbidden. In een andere vertaling lezen we in vers 11: Juda heeft trouweloos gehandeld, en een gruwel is bedreven in Israël en in Jeruzalem, want Juda heeft het heilig- dom van de HERE, dat deze liefheeft, ontwijd, en heeft de dochter van een vreemde god getrouwd. Door te trouwen met heidense vrouwen die afgoden aanbidden hebben de Israëlieten het verbond met de HERE verbro- ken en zijn zij aan Hem ontrouw geworden. Wie een heidense vrouw trouwt, doet te kort aan de eenheid, die de Israëlieten als kinderen van één Vader

(4)

verbindt. Daarmee ontwijden en vergrijpen zij zich aan het verbond, dat door de HERE bij Horeb met de vaderen was gesloten. Met deze verbondssluiting Nam de HERE het volk Israël aan tot Zijn eigendom (Ex.19:5,6;24:8). De hei- dense vrouwen waarmee de Israëlieten zijn getrouwd zijn dochters van een vreemde god (Num.21:29). En omdat de HERE geen band met de afgoden kan en wil hebben, kunnen zijn kinderen dat ook niet. Doen zij dat wel dan hebben zij de HERE verruild voor de afgoden. Dan vallen zij in de zonde van Salomo tot groot verdriet van de HERE.

We lezen in 1 Koningen 11:1 t/m 13, over Salomo: Behalve van de Egypti- sche prinses, hield koning Salomo nog van een groot aantal buitenland- se vrouwen. Velen van hen kwamen uit landen als Moab, Ammon, Edom, Sidon en het land van de Hethieten. Ze waren afkomstig uit de volken waarover de HERE tegen de Israëlieten had gezegd dat zij niet met zulke vrouwen mochten trouwen, omdat deze hen zouden overhalen hun afgo- den te gaan aanbidden. Maar Salomo hield juist van die vrouwen. Hij had 700 vrouwen van vorstelijke afkomst en 300 bijvrouwen, en deze waren de aanleiding dat hij zijn hart van de HERE afkeerde, vooral toen hij al wat ouder werd. Zij brachten hem ertoe hun afgoden te vereren in plaats van volledig op de HERE te vertrouwen en Hem te dienen zoals zijn va- der David had gedaan. Salomo vereerde Astarte, de godin van de Sidoni- ers, en Milkom, de gruwelijke god van de Ammonieten. Zo zondigde Sa- lomo duidelijk tegen de HERE en bleef de HERE niet trouw, zoals zijn va- der David wel deed. Hij ging zelfs zover dat hij een tempel liet neerzetten op de Olijfberg, aan de overzijde van het dal bij Jeruzalem, voor Kemos, de verderfelijke afgod van Moab, en nog een andere voor Moloch, de schan-delijke afgod van de Ammonieten. Salomo bouwde tempels voor al zijn buitenlandse vrouwen, zodat zij reukwerk en offers voor hun af- goden konden verbranden. De HERE werd toornig op Salomo, omdat hij Hem de rug had toegekeerd. De HERE, de God van Israël, die tweemaal aan Salomo was verschenen om hem speciaal te waarschuwen tegen het vereren van afgoden. Maar hij had niet geluisterd en daarom zei de HERE nu tegen hem: Omdat u zich niet aan onze overeenkomst hebt gehouden

(5)

familie wegnemen en het aan één van uw dienaren geven. Ter wille van uw vader David zal Ik dat echter pas na uw dood doen. Ik zal het konink- rijk van uw zoon afnemen. En dan nog zal Ik hem koning over één stam laten zijn, ter wille van Mijn dienaar David en ter wille van Jeruzalem, Mijn uitverkoren stad.

Maleachi 2 vers 11: In Juda, Israël en Jeruzalem heerst gebrek aan trouw, want de mannen van Juda hebben de heilige en geliefde tempel van de HERE ontheiligd door te trouwen met heidense vrouwen die afgoden aanbidden. In vers 11 beschuldigt de HERE Juda ervan dat hij de dochter van een vreemde god heeft getrouwd. Zij is in ieder geval geen kind van deze Va- der. Ze heeft een andere vader: een vreemde. Ze hoort niet bij de familie, in de verste verte niet. Ze is een 'vreemde', een heidense vrouw die afgoden aanbidt. Deze heidense vrouwen kenden de HERE niet.

Door dat verbond, dat de HERE met de vaderen had opgericht, was Israël juist een geheiligd volk, afgezonderd van alle andere volken. Zij mochten niet met heidense vrouwen trouwen die andere goden aanbaden. Israëlieten mochten niet met hen trouwen en zich niet met hen vermengen. Dat zou in strijd zijn met de heiligheid van God. Daarmee zouden zij de HERE in het hart treffen.

Want Gods Heiligheid hoort bij Zijn wezen. Vandaar dat de HERE de trouwe- loosheid van Zijn volk ook een gruwel noemt, iets wat moet worden uitgeroeid en niet in Gods tempel kan worden getolereerd.

Vers 11 legt de vinger bij de zere plek: Juda is met de dochter van een vreemde getrouwd. In de Bijbelboeken Ezra en Nehemia lezen we dat het in die tijd vaak voorkwam, dat Joodse jongens met heidense meisjes trouwden.

Niet voor niets zegt de HERE dat Juda dit doet. Het is geen uitzondering meer, nee het is een volkszonde geworden. Enigszins begrijpelijk was dat wel.

De Joodse ballingen die terug waren gekeerd uit Babel vormden een betrek- kelijk kleine groep. En ze kwamen niet in een leeg, onbewoond land. De Sa- maritanen woonden er, een volk waarin mensen van Joodse en heidense af- komst zich hadden vermengd. Mensen uit vreemde landen woonden er, omdat zij er door toenmalige machthebbers naar toe waren gedeporteerd. Zij hadden er inmiddels een bestaan opgebouwd en beschikten over grond. Wilde een

(6)

Joodse jongen vooruit komen, dan moest hij proberen via een huwelijk lid van zo'n familie van grootgrondbezitters te worden. Dat was binnen de Joodse gemeenschap verboden, maar een mens is van nature bereid om compromis- sen te sluiten om vooruit te komen in de wereld. Een bijkomende factor was ook nog, dat Joodse jongens meestal al jong getrouwd waren met een meisje van hun eigen volk. Dat meisje – de wettige echtgenote – moest in zo'n geval genoegen nemen met een tweede plaats. Het was een offer dat zij moest brengen voor de verbetering van de maatschappelijke positie van het gezin.

Maar zo’n menselijke oplossing was niet de weg van de HERE. Zo’n oplossing was ontrouw tegenover de HERE die een heilig volk, een afgezonderd volk wilde. En het was ook ontrouw tegenover de eerste echtgenote, de jonge Joodse vrouw die ook behoorde tot het volk waarmee de HERE Zijn verbond had gesloten. In Maleachi 2:11 haalt de HERE er een streep doorheen.

God ontmaskert de zonde van de gemengde huwelijken. Met zo'n huwelijk haalde een Joodse man niet alleen een vrouw in huis, die materiële vooruit- gang meebracht. Hij haalde ook haar familie in huis met vreemde goden, die ook hun rechten liet gelden. Zo'n huwelijk was ontheiliging, ontrouw tegenover de HERE, de trouwe God van het verbond. De HERE had er een gruwelijke hekel aan. Dat blijkt wel uit het volgende vers.

Maleachi 2 vers 12: Laat de HERE iedereen die dit gedaan heeft, zonder uitzondering uitroeien uit Zijn volk, ook al brengt hij Hem offers. Het is een zwaar vonnis wat wordt geveld. Maar laten we bedenken wat we lazen over de gevolgen van de heidense vrouwen in het leven van koning Salomo, hij keerde God de rug toe en haalde Gods straf over zijn nageslacht. Ik denk daarbij aan de woorden van Psalm 73:27 waar Asaf zegt: Het is duidelijk:

wie niet met U leven, gaan hun ondergang tegemoet. U vernietigt ieder die U verlaat en andere goden dient. Daar komt nog bij dat de HERE de gemengde huwelijken streng verboden. Bij de vastlegging van Gods verbond zijn niet alleen de zegeningen vastgelegd, maar ook de sancties bij overtre- ding. We lezen in Deuteronomium 7:3 t/m 6, dat Mozes namens de HERE het volk de opdracht geeft: Sluit onderling geen huwelijken met hen – daarbij

(7)

dochters niet met hun zonen en dochters trouwen. Dat zou er zeker toe leiden dat uw zonen en dochters hun afgoden gaan aanbidden. En dat zou de toorn van de HERE opwekken en Hij zou u zeker allemaal vernie- tigen. De heidense altaren moet u afbreken, de gewijde stenen kapot- slaan, de gewijde palen omhakken en de afgodsbeelden verbranden.

Want u bent een heilig volk, gewijd aan de HERE, uw God. Hij heeft u uit alle volken op aarde uitgekozen om Zijn kostbaarste bezit te zijn.

In Maleachi 2 vers 12 wordt deze inzetting bevestigd en gehandhaafd met de woorden: Laat de HERE iedereen die dit gedaan heeft, zonder uitzonde- ring uitroeien uit Zijn volk, ook al brengt hij Hem offers. Het zal iedereen die zo doet treffen, wie het ook is. De ontrouw ten opzichte van de HERE moet onder Israël absoluut en totaal worden uitgeroeid met wortel en tak.

De slotwoorden: ook al brengt hij Hem offers, laten zien dat het niet om mensen ging die helemaal gebroken hadden met de dienst van de HERE.

Zoals ze een dochter van een vreemde god in huis haalden, naast een doch- ter van Israëls Vader, zo deden zij het ook in hun godsdienstige verplichtin- gen. Zij hielden zich keurig aan de voorgeschreven vormen van de dienst van de HERE. Daarom begrijpen zij er ook niets van dat God hen ontrouw noemt.

In Maleachi 2:14 vragen zij: ‘Waarom?’ vraagt men zich af. ‘Waarom heeft God ons verlaten?’ Omdat de HERE er getuige van is geweest hoe u de vrouw met wie u als jongeman trouwde, ontrouw bent geworden. Zij was toch uw levensgezel en de vrouw voor wie u beloofde trouw te zorgen!

De HERE heeft Zelf kunnen constateren dat zij naar het altaar komen, dus naar de tempel. En dat zij daar hun offers brengen. En ongevoelig zijn ze ook niet. Er vloeien tranen bij het altaar. Ze komen echt voor Gods aangezicht met smeking en geween. Dat lezen we in Maleachi 2 vers 13: En dan is er nog iets: het altaar van de HERE wordt overstelpt met tranen, omdat Hij niet langer aandacht schenkt aan uw offers en u geen zegen van Hem meer ontvangt. Als de HERE de verhouding tussen God en Zijn volk ter sprake brengt, dan willen zij wel graag naar voren brengen dat zij er eigenlijk niets van snappen, dat God hun offers niet aanneemt en hun gebeden niet verhoort.

Ook dit tweede punt dat de HERE als bewijs van trouweloosheid naar voren

(8)

brengt, klinkt ons niet vreemd in de oren. Mogelijk kent u het wel uit uw eigen omgeving, misschien van heel dichtbij: uit uw eigen kerk of gemeente, of uit uw familie, of uw eigen gezin: mensen die nog wel een keertje naar de kerk gaan en nog bidden voor hun eten en bij wie soms de tranen in de ogen sprin- gen als teken dat ze best gevoelig zijn. Wij kunnen dan denken of zeggen: Ze doen er tenminste nog iets aan...' – of woorden van gelijke strekking. Natuurlijk zouden wij het liever anders zien, maar goed… misschien komt dat nog.

Toch zien we in Maleachi 2 dat de HERE er anders over denkt. De HERE noemt het ontrouw. We hebben het gelezen in vers 14: ‘Waarom?’ vraagt men zich af. ‘Waarom heeft God ons verlaten?’ Omdat de HERE er getui- ge van is geweest hoe u de vrouw met wie u als jongeman trouwde, on- trouw bent geworden. Zij was toch uw levensgezel en de vrouw voor wie u beloofde trouw te zorgen! Ook vandaag komen de gevaren aan alle kan- ten op gelovigen af. We moeten waakzaam zijn en op onze hoedde! Waar de godsdienstige vormen en gebruiken nog worden gehandhaafd, maar de nor- men en waarden worden aangepast, aan dat wat wij vinden dat moet kunnen, daar blijft tenslotte van de godsdienstige vormen en gebruiken ook niets meer over. Maleachi wijst zijn landgenoten op het feit dat de HERE hun offers niet aanneemt. Zij ervaren dat als tegenstand, als het onverhoord blijven van hun gebeden. Dan staan ze bij het altaar van de HERE en overstelpen hun tra- nen het altaar, omdat God geen aandacht schenkt aan hun offers en zij geen zegen meer ontvangen. Maar dat ligt niet aan de HERE. In de verzen 14 t/m 16 verwijt de profeet Maleachi zijn volksgenoten nog een tweede zonde, na- melijk: de echtscheidingen.

Maleachi 2 vers 15: U werd met uw vrouw verbonden door God. Volgens zijn wijze bedoeling werd u door het huwelijk één in Zijn ogen. Hij wil dat u kinderen krijgt die God werkelijk trouw zijn. Beheers u daarom en blijf trouw aan uw eigen vrouw. De aanklachten klinken, maar het volk is het er nog niet mee eens.

Maar daarover meer in de volgende uitzending.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Mensen die gezien hun achtergrond en hun schuld tegenover God en hun omstandigheden alle reden hebben om bang te zijn, maar zij hoeven niet bang te zijn op grond van wat God tot

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

2 Petrus 2 vers 1: Maar zoals er vroeger mensen waren die niet echt namens God spraken, zo zullen er ook onder u mensen komen die dingen leren die niet waar zijn.. Op een heel

Maleachi 2 vers 11: In Juda, Israël en Jeruzalem heerst gebrek aan trouw, want de mannen van Juda hebben de heilige en geliefde tempel van de HERE ontheiligd door te trouwen

Als ze de HEERE beproeven, geeft Hij niet alleen een overvloed aan zegen, maar zal Hij er ook voor zorgen dat er geen verderf meer in het land komt (vers 11).. Hij zal het

En in één Here Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader vóór alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet

Zijn ooms legden de burgers van Sichem Abimelechs plan voor en deze kozen Abimelech, omdat zijn moeder uit Sichem kwam.. Zij gaven hem geld uit de tempel van de

Maar de HERE zei tegen de profeet Semaja: Ga naar koning Rechabeam van Juda, de zoon van Salomo, en naar het volk van Juda en Benjamin en zeg hun: De HERE zegt: vecht niet tegen