• No results found

[Uitzending 1062: 2 Petrus 3:5 t/m 10]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1062: 2 Petrus 3:5 t/m 10]"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1062: 2 Petrus 3:5 t/m 10]

In de vorige uitzending lazen we dat spotters steeds weer schamper zullen op- merken: Er is toch beloofd dat de Christus zou komen. Waar blijft Hij dan?

Onze voorouders zijn gestorven en er is niets veranderd. Vanaf het begin van de wereld is alles gebleven zoals het is geweest. De bedoelde spotters zetten vraagtekens achter de belofte in de Bijbel over de wederkomst van Chris- tus. Ze komen met een vraag, maar het is voor hen geen vraag. De spotters we- ten het antwoord wel. Zij zeggen: Vanaf het begin van de wereld is alles ge- bleven zoals het is geweest. Volgens de spotters komen er geen radicale ver- anderingen, doordat bijvoorbeeld Christus komt en dingen oordeelt en verandert.

Kortom, zij zeggen dat het onzin is om te geloven dat Christus terugkomt. En daarmee zeggen zij dat de belofte van Zijn komst in de Bijbel misleiding is. Vol- gens de spotters is het zo niet bedoeld en moet je het anders lezen én geloven.

Volgens de spotters heeft God, als Hij er is, het zo niet bedoeld. Maar waarom willen zij deze dingen zo graag op hun eigen manier geloven? Dat lazen we al in vers 3 waar Petrus schrijft: Ik wil u er vooral op wijzen dat er in de laatste da- gen mensen zullen komen die met alles spotten en alleen maar hun eigen zin doen. Zij willen naar hun eigen begeerte leven en niet naar de normen en waarden van de HERE. Daarmee laten zij zien dat de HERE voor hen geen levende werkelijkheid is.

Wanneer de HERE een oordeelsboodschap laat verkondigen reageren spotters en mensen die zonder God leven vaak met verachting of spot. Dat zagen we al in de geschiedenis van Noach. Hij riep de mensen op om voor God te gaan leven en dat de HERE, die rechtvaardig is en doet wat Hij heeft gezegd, een zondvloed over de wereld moet brengen vanwege al de boosheid van de mensen. Maar wie heeft er naar de boodschap van God geluisterd? De mensen van vóór de zond-

(2)

Jezus zegt: Als Ik, de Mensenzoon, kom, zal het net zo gaan. Van Lot lazen we dat hij met zijn aanstaande schoonzoons over het oordeel sprak, dat de HE- RE over Sodom en Gomorra zou brengen, maar hij werd vierkant uitgelachen, alsof hij iemand was die een grapje maakte. Maar zijn schoonzoons kenden de HERE niet.

Jesaja profeteerde over het volk Israël, in Jesaja 5 vers 12b en 13a: Maar aan de HERE en wat Hij doet, denken zij niet. Daarom zal Ik u in ballingschap stu- ren naar een plaats ver van hier. Want Ik heb veel voor u gedaan, maar u beseft dat niet en het kan u ook niets schelen. Maar de profeet Jesaja moet hen waarschuwen en zegt in Jesaja 5 vers 18: Wee hun die met wandaden on- gerechtigheid naar zich toe trekken en de zonde achter zich aanslepen, zo- als een paard een wagen trekt. Die de Heilige van Israël bespotten en uitda- gen hen te bestraffen. Hoe de mensen de HERE bespotten en uitdagen lezen we in vers 19, waar zij tegen de HERE zeggen: Maak voort en straf ons, HERE.

Laat ons kennismaken met Uw oordeel! Wat een verblinding! Luisteraar, laat vandaag, niemand van ons denken dat het bespotten, lasteren en uitdagen van de HERE geen gevolgen heeft.

In de tijd van de profeet Jeremia was het al niet beter. In Jeremia 17 vers 15 zeg- gen de mensen spottend tegen Jeremia: Wat zijn dat voor woorden van de HERE, waarover u het steeds maar hebt? Als die dreigementen van u wer- kelijk van God afkomstig zijn, waarom komen ze dan niet uit? Ook toen ge- loofden de mensen de boodschappers van God niet. Ze zeggen: Laat het eerst maar eens gebeuren. Maar Jeremia heeft een paar verzen tevoren al moeten profeteren: Het hart is het meest bedrieglijke ding dat bestaat. Het is door en door slecht. Niemand kan ooit precies weten hoe slecht het is! (Jer.17:9).

(3)

Dat dit allemaal geen uitzonderingen zijn mag ook blijken uit de woorden van de HERE in Ezechiël 12:22 t/m 28, waar de HERE tegen de profeet Ezechiël zegt:

Mensenzoon, waarom gebruiken ze in Israël het spreekwoord: ‘De tijd vliegt voorbij en maakt iedere profeet tot leugenaar!’? De Oppermachtige HERE zegt: Ik zal een eind maken aan dit gezegde en binnenkort zal niemand het meer gebruiken. Geef hun in plaats daarvan deze: ‘De tijd is gekomen dat alle profetieën in vervulling gaan.’ Dan zult u zien wat er gebeurt met alle valse voorspellingen over veiligheid en zekerheid voor Jeruzalem. Want Ik ben de HERE! Mijn voorspellingen voer Ik uit. Er zal deze keer geen uitstel meer zijn, opstandelingen van Israël! Ik zal het tijdens uw leven doen! zegt de Oppermachtige HERE. Toen volgde deze boodschap: Mensenzoon, de Israëlieten zeggen: Zijn visioenen gaan over de verre toekomst. Zij zullen nog lang niet in vervulling gaan! Zeg daarom tegen hen: De Oppermachtige HERE zegt: geen uitstel meer! Ik ga nu doen wat Ik heb gezegd!

Het is niet nieuw dat er met het Woord van God wordt gespot en dat Zijn aanzeg- gingen in twijfel worden getrokken. De apostel Petrus maakt duidelijk dat er ook in onze tijd, in de laatste dagen – een periode die met Pinksteren is ingegaan (Hand.2:17-21; Joël 2) – spotters zullen zijn die de verkondiging van de OT profe- ten en de NT apostelen niet geloven. Zij willen niet weten van de wederkomst van de Heiland en een oordeel over de goddelozen, die met Zijn komst gepaard gaan.

Deze woorden dringen tot zelfonderzoek. Geloven wij de HERE op Zijn Woord?

Geloven wij dat de Here Jezus Christus de Messias en de Christus is die in het OT is beloofd? Dat Hij op aarde is gekomen en onder ons heeft gewoond? Dat Hij voor ons aan het kruis is gestorven en Zijn leven gaf tot een verzoening van al onze zonden? Of maken wij Gods belofte krachteloos en bespottelijk door te ver- klaren dat Jezus Christus wel een bijzonder mens was, maar meer ook niet?

De apostel Petrus heeft de lezers van zijn brief – en ook ons – al eerder laten we-

(4)

U weet toch wat een geweldige losprijs God heeft betaald om u vrij te kopen van het lege bestaan dat u, net als uw voorouders, leidde. U bent niet vrij- gekocht met iets dat vergaat, zoals zilver en goud, maar met het kostbare bloed van een volmaakt en vlekkeloos lam: het bloed van Christus. God kende Hem al vóór het ontstaan van de wereld, maar heeft Hem pas in deze laatste tijd ter wille van ons bekendgemaakt. Daarom vertrouwen wij op God, die Christus uit de dood heeft laten opstaan en Hem grote macht en majesteit heeft gegeven. Ons geloof en onze hoop zijn op God gevestigd (Hand.13:32,33; Luk.1:78,79).

God kwam in de Here Jezus naar deze aarde. Het Woord werd een mens en leefde een tijdlang onder ons. Hij was vol genade en waarheid en wij heb- ben gezien hoe groot Hij is, de enige Zoon van de hemelse Vader (Joh.1:14).

Petrus roept op de spotters niet te geloven, en dat geldt ook voor ons. In 1 Jo- hannes 2 vers 22 en 23 lezen we: En wie is de leugenaar? Dat is degene die zegt dat Jezus niet de Christus is. Zo iemand is een vijand van Christus, een antichrist, omdat hij niet gelooft in God de Vader en in Zijn Zoon Jezus Christus. Want wie niet in de Zoon gelooft, kent ook de Vader niet. Maar wie in de Zoon gelooft, kent ook de Vader. De antichrist loochent dat Jezus de Christus is en geloofd niet in de Vader en Zijn Zoon

2 Petrus 3 vers 5 en 6: Zij gaan er met opzet aan voorbij dat de hemel en de aarde er vroeger al waren. De aarde was uit water ontstaan en werd door water omringd. En dat alles werd bijeen gehouden door wat God gezegd had. Maar de wereld van die tijd is door een enorme overstroming ten onder gegaan. In de verzen 5 t/m 7 gaat Petrus in tegen de bewering van de spotters, dat er sinds het begin van de wereld niets zou zijn veranderd. Zo herinnert Petrus hen eraan, dat de toenmalige wereld door de zondvloed is ondergegaan (vs.6).

Verder wijst hij erop dat de huidige wereld eens door vuur zal vergaan (vs.7).

(5)

Zijn woorden doen ons denken aan de woorden van de Here Jezus in Matth.24 (vs.37 -39), waarin de Heiland de beide wereldwijde rampen met elkaar vergelijkt en de zondvloed een voorbeeld noemt van de ondergang van de wereld bij Zijn wederkomst. In vers 5 brengt Petrus naar voren dat de spotters iets ontgaat. In het Grieks staat het werkwoord ‘ontgaan’ of ‘aan voorbij gaan’ aan het begin van de zin, wat betekent dat daarop alle nadruk ligt. We moeten de woorden van- uit het Grieks zo opvatten, dat de spotters uit vers 3 iets beweren tegen de wer- kelijke toedracht in.

Er staat dan: ‘Want hun die dat beweren, namelijk: dat alles gebleven is zo- als het was, ontgaat dat de hemel en de aarde er vroeger al waren’. Daarmee grijpt Petrus terug op het verslag van de schepping uit Genesis 1. Er was van- ouds een hemel, het uitspansel (Gen.1:18) en een aarde (Gen.1:10). Dat Petrus teruggrijpt op Genesis 1 blijkt ook uit de woorden ‘door wat God gezegd had’, waarmee de apostel herinnert aan de woorden uit Genesis 1: ‘Toen zei God…’

(Ps.33:9). Wat het is dat aan de aandacht van de spotters ontsnapt, geeft Petrus in vers 6 aan. Hun ontgaat dat er eens een wereldwijde ramp heeft plaatsgevon- den. Bij die ramp is de toenmalige kosmos, ‘wereld’ of ‘mensheid’ ten onder gegaan. Daarmee doelt Petrus op het gebeuren van de zondvloed (Gen.7:21; 2 Petr.2:5).

2 Petrus 3 vers 7: En God heeft gezegd dat de tegenwoordige hemel en aar- de zorgvuldig bewaard worden voor een enorm vuur op de dag van het gro- te oordeel, als alle mensen die niets van God willen weten, ten onder zullen gaan.

In vers 7 maakt Petrus duidelijk dat er nóg iets is dat de spotters ontgaat, name- lijk: dat ook de huidige wereld niet zal blijven bestaan. Wat er eens met de zond- vloed met de wereld van die tijd (vs.6) is gebeurd, is volgens de apostel Petrus een voorteken van wat er met de wereld van nu zal plaatsvinden. Zoals de toen-

(6)

In de Griekse tekst lezen we nog een interessante tussenzin, namelijk: Dat de tegenwoordige hemel en aarde door hetzelfde woord als een schat bewaard te worden voor de dag van het oordeel (2 Petr.2:4,9; Judas 1:6). Het is het- zelfde Woord van God als dat waardoor de hemel en de aarde van toen gescha- pen zijn en nu bewaard worden (Hebr.1:1-3), voor de dag van het grote oor- deel, als alle mensen die niets van God willen weten, ten onder zullen gaan.

Alleen zal dát gericht niet worden voltrokken met water zoals bij de zondvloed, maar met vuur.

Ook op andere plaatsen in de Bijbel is vuur teken en middel van Gods gericht (Jes.66:15; 1Kor.3:13; Hebr.10:27). Toch denkt Petrus in dit verband aan iets dat nog verder gaat: hem staat een ‘wereldbrand’ voor ogen (vs.10; Zef.1:18; 3:8).

De dag waarvoor de wereld van nu wordt bewaard, is de dag van Gods oordeel over allen en alles. Het is de dag van de ondergang (vs.16 en 2:1,3) van de god- delozen (2 Petr.2:5). Niettemin is het niet enkel een dag van verderf. Net als er bij de zondvloed een andere wereld kwam, zo zullen op de dag van het oordeel hemel en aarde ondergaan om plaats te maken voor een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (vs.13; Jes.65:17v; 66:22v.; Openb.21:1,5). We lazen in 2 Petrus 3 vers 7: En God heeft gezegd dat de tegenwoordige hemel en aarde bewaard worden voor een enorm vuur op de dag van het grote oordeel, als alle men- sen die niets van God willen weten, ten onder zullen gaan.

2 Petrus 3 vers 8: Vrienden, u moet niet vergeten dat voor de Here één dag als duizend jaar is en duizend jaar als één dag. In vers 8 richt Petrus zich weer tot zijn lezers die hij opnieuw aanspreekt als ‘vrienden’ (vs.1,14 en 17). Wat de apostel in vers 8 zegt, is vooral bedoeld voor diegenen onder hen die met het uit- blijven van de wederkomst van de Here Jezus Christus grote moeite hebben. Pe- trus benadert hen heel anders dan de spotters. Tegenover de spotters slaat de apostel een felle toon aan, maar op de twijfels van sommige gemeenteleden gaat Petrus vol pastorale zorg in. Hij wijst hen erop, dat hun bij al hun vragen op dat gewichtige punt één ding niet mag ontgaan (hetzelfde werkwoord als in vs.5).

(7)

Zij moeten niet over het hoofd zien dat de HERE niet met menselijke tijdmaat re- kent. Voor de HERE bestaat er geen enkel verschil tussen duizend jaren en één dag, wat bij ons mensen juist wél het geval is. Met de woorden uit vers 8 grijpt Petrus terug op de woorden uit Psalm 90 vers 4, waar we lezen: Duizend jaar betekenen niets voor U, zij zijn voor U als wat een dag is voor ons, voor U zijn ze in een oogwenk voorbij. Petrus gaat met de woorden uit Psalm 90 vrij om, want hij draait de woorden om en zegt: voor de HERE is één dag als dui- zend jaar en duizend jaar als één dag. Zo maakt de apostel aan gemeentele- den duidelijk dat dit geen argument tegen de zekerheid van de verwachting van de wederkomst is, nu de terugkomst van Christus nog maar steeds op zich laat wachten. Het is overigens wel heel opmerkelijk, dat Petrus de uitspraak van Ps.90 (vs.4a) betrekt op het uitblijven van de parousia van Jezus Christus. In de Joodse en vroegchristelijke literatuur wordt dit psalmwoord meestal aangehaald om aan te geven, dat de HERE heel anders te werk gaat dan wij mensen.

2 Petrus 3 vers 9: Sommigen denken dat Hij treuzelt, maar dat is niet zo. Hij wacht alleen met het vervullen van Zijn belofte, omdat Hij zoveel geduld heeft. Hij wil niet dat er iemand verloren gaat, maar dat alle mensen tot be- kering komen. Ook in vers 9 richt Petrus zich tot diegenen uit de kring van zijn lezers, voor wie het uitblijven van de komst van de Here Jezus een brandende kwestie is. Er zijn sommigen onder hen, die God ervan verdenken dat Hij treuzelt met de vervulling van de belofte, maar Petrus spreekt dit met klem tegen. Daarbij baseert hij zich ook op de woorden van de HERE in Habakuk 2 vers 3, waar we lezen: Het duurt nog enige tijd voordat het visioen werkelijkheid wordt, maar eens zal zeker de dag aanbreken waarop het wordt verwezenlijkt. Misschien lijkt het langzaam te gaan, maar blijf er toch op wachten, want het komt be- slist en zal geen moment te laat komen!

(8)

Wat sommige lezers van de brief voor traagheid of treuzelen van de HERE hou- den, is pure verdraagzaamheid van Gods kant. Gods werkzaamheid op dit punt mag door de gelovigen niet als onverschilligheid worden uitgelegd, maar moet door hen gezien worden als een bewijs van Zijn grote liefde en geduld met ons mensen. Het is geen uiting van zwakheid, maar juist van kracht. De HERE kan Zijn belofte echt wel vervullen, maar om Zijn verdraagzaamheid, liefde en genade tegenover ons mensen doet de HERE het nog niet. Achter Gods geduld schuilt Zijn sterke wil om ons mensen te redden. Hij wil niet dat er iemand verloren gaat, maar dat alle mensen tot bekering komen. Het is Gods bedoeling dat al- len tot inkeer komen, dat wil zeggen: dat hun slechte gezindheid wordt omgezet in een goede gezindheid, een verandering van denken. Daarop is Gods geduld gericht.

Paulus schrijft in Romeinen 2 vers 4 t/m 6: Bent u dan niet blij dat God zoveel liefde toont en trouw en geduldig is? Begrijpt u niet dat Hij zo lang met Zijn straf wacht om u de kans te geven met de zonde te breken? Maar nee, u blijft hardnekkig weigeren uw leven te veranderen. Het is uw eigen schuld als de toorn van God u treft op de dag van het rechtvaardige oordeel. Wan- neer Hij de wereld oordeelt, zal Hij ieder geven wat hij verdient. De lange tijd van wachten is de tijd die God ons mensen gunt om alsnog ‘tot erkentenis van de waarheid te komen’ (1Tim.2:4). Daarbij wil de HERE niemand buitensluiten, maar allen de kans geven met de zonde te breken (Ezech.18:23; 33:11; Rom.

5:18; 11:32; 1Joh.2:1-11).

2 Petrus 3 vers 10: De grote dag van de Here komt net zo onverwacht als een dief. Dan zal de hemel met een vreselijk lawaai vergaan, de elementen zul- len door vuur worden verteerd, de aarde zal bloot komen te liggen en alles wat erop gebeurd is zal aan het licht komen. Aan zijn overwegingen uit de ver- zen 8 en 9 voegt Petrus in vers 10 nog één overweging toe. Al mag er dan sprake zijn van een ernstige vertraging, toch zal ‘de grote dag van de Here’ vast en ze- ker komen. Door het lange uitblijven van die dag twijfelt een aantal van de lezers van de Petrusbrief daar sterk aan, maar daarvoor is geen reden.

(9)

Alleen zal die dag net zo onverwacht komen als een dief in de nacht. Met deze woorden sluit Petrus zich aan bij uitspraken van de Here Jezus en de apostel Paulus (Matth.24: 43; Luc.12:39; 1Thess.5:2; Openb.3:3; 16:15). Hij wil ermee aangeven, dat de dag van de Here heel onverwacht zal komen, zonder dat ie- mand erop bedacht is.

De uitdrukking ‘de dag van (de) Heer’ ontleent Petrus aan het spraakgebruik van het OT (Jes.13:69; Amos 5:18; Joël 2:1). Met behulp daarvan wil hij laten uitko- men, dat de dag van de wederkomst van Jezus Christus tevens de dag van God is, waarop Hij gericht zal houden (1Kor.1:8; 1Thess.5:2; 2Thess. 2 2). Dat gericht zal het karakter van een wereldbrand dragen (vs.7). De hemel (vs.5) zal met ge- druis of sissend voorbijgaan, met andere woorden: het zal heel snel gebeuren en met het nodige lawaai. De elementen zullen door vuur worden verteerd en zo als het ware oplossen. Bij die elementen moeten we denken aan woorden uit het OT. Het spreekt over de ‘elementen’ van het heelal, de ‘sterrenhemel’, inclusief zon, maan en planeten. Daarbij moeten we hier ook denken aan de apocalypti- sche verschijnselen die de ‘Grote dag van de HERE’ begeleiden (bv. Joël 3:15;

Matth.24:29; Openb.6:12). Met ‘de aarde zal bloot komen te liggen’ doelt Pe- trus op de menselijke scheppingen van cultuur en beschaving. De mensen en hun werken zullen door de HERE gevonden worden en door Hem worden be- proefd en geoordeeld.

In de volgende uitzending lezen we 2 Petrus 3 vers 8 t/m 18.

(10)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Paulus roept op in Filippenzen 2 vers 5 en 6: Blijf erop toezien dat uw innerlij- ke houding moet zijn zoals die van Christus Jezus, die, hoewel Hij de ge- stalte van God had, Zich

2 Thessalonicenzen 1 vers 3: ‘Wij moeten God altijd voor u danken, broe- ders, zoals het behoort, omdat uw geloof buitengewoon sterk groeit en de liefde van ieder van u allen

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

De woorden ‘Hij kan Zijn straf bewaren tot de grote oordeelsdag voor de mensen die zich niets van Hem aantrekken‘ zijn tevens een waarschuwing aan het adres van de lezers van

2 Petrus 2 vers 1: Maar zoals er vroeger mensen waren die niet echt namens God spraken, zo zullen er ook onder u mensen komen die dingen leren die niet waar zijn.. Op een heel

Maleachi 2 vers 11: In Juda, Israël en Jeruzalem heerst gebrek aan trouw, want de mannen van Juda hebben de heilige en geliefde tempel van de HERE ontheiligd door te trouwen

En dan heeft Petrus het over de Here Jezus Christus, want hij zegt in Handelingen 4 vers 12: Er is bij niemand anders redding te vinden, Hij is de Enige, door wie de mensen

Voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen.’ Satan denkt dat Job de HEERE zal vervloeken als hij alles kwijt raakt, omdat (volgens satan) zijn geloof alles te maken heeft