• No results found

[Uitzending nr.109: Exodus 13:1 t/m 14:10]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending nr.109: Exodus 13:1 t/m 14:10]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending nr.109: Exodus 13:1 t/m 14:10]

In de vorige uitzending hebben we gelezen en gezien dat het volk Israël door de Here is bevrijd uit Egypte. In Ex.13 gaan we lezen en zien dat Israëls eerstgeborenen aan de Here worden opgedragen en dat de Here hen verder leidt naar Etam. De Israëlieten hebben het land Egypte verlaten en trekken naar de Rode Zee. Exodus 13 vers 1 t/m 3:

Toen zei de HERE tegen Mozes: Draag alle oudste zonen van Israël aan Mij op en ook de oudste mannelijke dieren, zij zijn van Mij! Mozes zei tegen het volk: Dit is een dag die wij altijd moeten blijven gedenken: de dag dat de HERE ons uit Egypte en de slavernij heeft bevrijd. De HERE heeft ons met veel wonderen bevrijd en daarom mag er niets gezuurds worden gegeten. Na het krachtige werk van de HERE in de tien plagen, ver- laten de Israëlieten het land Egypte. De Israëlieten trekken op van het land Gosen naar Sukkot. Voordat de reis nu verder gaat geeft de Here Mozes na- dere bepalingen om Hem te dienen.

Terwijl de Israëlieten rusten in Sukkot, geeft de Here aan Mozes het bevel om de eerstgeborenen aan Hem te wijden. De achtergrond van dit gebod ligt in de gebeurtenissen van het vorige hoofdstuk, Ex.12. De Egyptenaren hebben de eerstgeborenen van mensen en vee verloren (Ex.12:29). Maar, de oudste zonen van de Israëlieten zijn door de HERE gespaard. Wij weten nog waar- om. Zij hadden hun deurposten gekleurd met het bloed van het paaslam.

Deze wijding van de eerstgeborenen dient ter vervanging van de eerstgebore- nen die God in Egypte tot Zich had kunnen nemen.

De voorstelling dat een vervangend offer nodig is, wordt op vele plaatsen in het Oude Testament aangetroffen. Het is uitgesloten dat de eerstgeborenen van de Israëlieten ook als offer zijn bedoeld. Het mensenoffer is nooit iets geweest dat in het hart van de Here God is opgekomen (Jer.7:31).

In Numeri 3 wordt duidelijk dat de Levieten dienst doen in plaats van de eerst- geborenen uit het volk Israël. Zij doen dienst als tempelpersoneel.

De HERE vraagt om de eerstgeborenen van zowel de mensen als de dieren.

De oudste kinderen werden in de toenmalige samenleving beschouwd als de belangrijksten van een gezin.

(2)

Dat blijkt ook uit de plaats die de eerstgeborene ontvangt bij het verdelen van de erfenis. Omdat de HERE hun leven had kunnen nemen, zegt Hij dat zij aan Hem toebehoren. Dat vraagt de Here ook vandaag nog van Zijn kinderen.

De Israëlieten zijn net uit Egypte bevrijd. Jarenlang hebben zij als slaven moe- ten dienen. En nu? Nu vraagt de Here van Israël de eerstgeborenen. Ik kan mij voorstellen dat er luisteraars zijn die er vreemd van opkijken. Toch hoeft dat niet. Immers, bij de Here Jezus vinden we hetzelfde. Hij redt mensen uit de slavernij van de zonde, Hij bevrijdt hen. In Joh.8:36 zegt de Here: Als u door de Zoon van God wordt bevrijd, zul u werkelijk vrij zijn. De Here vraagt zelfs of wij onszelf aan Hem geven. Wij zijn niet van onszelf maar van Hem. Een gelovige is in de dienst van God gekomen. Wij willen doen wat Hij zegt! En, als we dat mogen doen zal de Here ook Zijn zegen geven!

Op grond van Ex.13:2 zou je als lezer kunnen verwachten dat Mozes zijn toe- spraak begint met het gebod om de eerstelingen te wijden. Maar Mozes spreekt eerst over het gebod om het feest van de ongezuurde broden te vie- ren (Ex.13:3 t/m 10). Pas daarna gaat hij in op de opdracht de eerstgeborenen te wijden (Ex.13:11 t/m 16). Mozes geeft aan het volk door wat eerder aan Aäron en hem is doorgegeven (Ex.12 en de eerste verzen van Ex.13).

Exodus 13 vers 5:

Het is de dag van de uittocht uit Egypte, waarop de HERE ons naar het land van de Kanaänieten, Hethieten, Amorieten, Chiwwieten en Jebusie- ten zal brengen. Dat is het land dat Hij heeft beloofd aan onze voor ouders, een land dat overvloeit van melk en honing.

Met andere woorden, de Israëlieten moesten het Pascha en het feest van de ongezuurde broden vieren. Exodus 13 vers 6 en 7:

Zeven dagen lang moet er ongezuurd brood worden gegeten en mag er geen gezuurd deeg in uw huis of zelfs in het land zijn. Op de zevende dag zal er een groot feest voor de HERE worden gevierd.

Toen de Israëlieten Egypte verlieten, namen ze op hun reis hun baktroggen mee en het deeg dat daarin zat. Het was ongezuurd deeg en God zegt: er mag geen gezuurd deeg in uw huis of zelfs in het land zijn. Ongezuurd brood zal zeven dagen lang gegeten worden.

(3)

Exodus 13 vers 8 t/m 12: Die dag moet iedere vader aan zijn zoon uitleg- gen: Dit feest vier ik als een herinnering aan wat de HERE heeft gedaan bij mijn uittocht uit Egypte.

Deze jaarlijkse feestweek zal u kenmerken als het unieke volk van de HERE, alsof er een merkteken op uw handen en voorhoofden was als teken dat u aan de HERE toebehoort.

Het vieren van het feest is te vergelijken met het aanbrengen van een merk- teken op de hand en op het voorhoofd. Het latere Jodendom heeft de vermel- ding van de herkenningstekenen niet uitsluitend als een beeld opgevat. Men is daadwerkelijk tekenen op het voorhoofd en op de handen gaan binden. Door- dat deze herkenningstekenen voortdurend zichtbaar zijn, vergeet je ze niet.

Op dezelfde wijze functioneert het feest van de ongezuurde broden: door trouw het feest te vieren, vergeet Israël niet om de grote daden van God te gedenken. Het doel van de regelmatige viering van het feest, van de onge- zuurde broden, is dat de wet van de Here in de mond van de Israëlieten zal zijn. Dit betekent hier niet het geheel van de latere voorschriften. Het begrip

‘wet’ kent verschillende vertalingen, zoals ‘aanwijzing’ en ‘onderwijzing’.

Hier verwijst de uitdrukking laat de voorschriften van de HERE dan duide- lijk weerklinken naar de geschiedenis van de uittocht uit Egypte. Die ge- schiedenis roept op tot dankbaarheid en verplichtingen. Het feest moet jaar- lijks op een vaste tijd, in de maand Abib, gevierd worden. Exodus 13 vers 13:

Een eerstgeboren ezelsveulen kunt u terugkrijgen van de HERE in ruil voor een lam. Maar als u besluit niet te ruilen, moet u het ezelsveulen doden. Uw oudste zoon móet u echter terugkopen van de HERE.

De eerstgeborenen van al het vee van de Israëlieten is bezit van de Here.

Uit Ex.23:5 blijkt dat het bezit van een ezel functioneert als de basis voor eco- nomische zekerheid. Teksten uit Mari geven aan dat ezels worden gebruikt in de Amoritische offerdienst. Misschien ligt daar een reden waarom men in Israël de ezel juist niet als offer accepteert.

Een eerstgeborene onder de mensen moet altijd worden gelost. Een lossing van vijf sikkels moet worden gegeven op het moment dat de eerstgeborene één maand oud is (Num.18:16). De lossing van mensen verwijst naar de tien- de plaag uit Egypte. In die nacht kon God ook de eerstgeborenen van Israël nemen. Een lossing is nodig geweest om de eerstgeborenen te sparen.

(4)

De instelling inzake de lossing wijst heen naar het werk van de Here Jezus Christus. Hij treedt op als Losser van een verloren wereld (Mat.20:28 en 1Tim.2:6). Exodus 13 vers 14:

Als uw zoon later vraagt: Wat betekent dit allemaal?, dan moet u hem vertellen: Met machtige wonderen bevrijdde de HERE ons uit Egypte en uit de slavernij.

Exodus 13 vers 15:

De Farao wilde ons niet laten gaan en daarom doodde de HERE alle eerstgeborenen van Egypte, zowel van de mensen als van de dieren.

Daarom geef ik alle mannelijke eerstgeborenen aan de HERE. Het eerst- geborene van de dieren offer ik aan de HERE en mijn oudste zoon koop ik van de HERE terug.

Vergelijkbaar met vers 8 komt de situatie aan de orde, waarin een zoon aan de vader zal vragen naar de betekenis van de wet inzake de eerstgeborenen De vader moet antwoorden dat dit te maken heeft met de bevrijding uit Egyp- te, toen de HERE alle eerstgeborenen van mens en vee van de Egyptenaren heeft gedood. In de ik-vorm geeft de vader aan dat hij de eerstgeboren dieren offert en de eerstgeborene van zijn zonen lost. Deze vorm van lossing staat apart van de opdracht om de eerstgeborenen te wijden voor de Here. Uitein- delijk wordt die functie waargenomen door de zonen van Levi (Num.3:45).

Een gelovige vandaag wordt gezegd, in 1 Petr.1:18 en19: U weet toch wat een geweldige losprijs God heeft betaald om u vrij te kopen van het lege bestaan dat u, net als uw voorouders, leidde. U bent niet vrijgekocht met iets dat vergaat, zoals zilver en goud, maar met het kostbare bloed van een volmaakt en vlekkeloos lam: Het bloed van Christus.

Het gebod inzake de eerstgeborenen wordt afgesloten met een krachtige op- roep om de instelling te onderhouden. Exodus 13 vers 16: Deze herdenking kenmerkt ons als volk van de Here, alsof Hij Zijn merkteken op onze handen en voorhoofden had gezet. Wij herdenken dat de Here ons met een sterke hand uit Egypte heeft bevrijd.

Evenals in vers 9 wordt het beeld gebruikt van de tekenen aan het voorhoofd en aan de hand. Deze tekenen zijn steeds opnieuw zichtbaar. Op dezelfde wijze is de lossing van de eerstgeborenen een gebeurtenis waardoor de Israëlieten steeds opnieuw bepaald worden bij de reden van de instelling.

(5)

Exodus 13 vers 17:

Toen de Farao de Israëlieten had laten gaan, voerde God het volk niet door het land van de Filistijnen, wat de kortste weg naar het beloofde land was. Want God zei: Het volk zou ontmoedigd kunnen worden als zij zich een weg door dat land moesten banen en dan zouden zij in verlei- ding komen om naar Egypte terug te gaan.

Na de toespraak van Mozes wordt de beschrijving van de woestijnreis voort- gezet. Kort wordt herhaald dat de Farao het volk heeft laten gaan. De tekst benadrukt dat de Israëlieten onder de rechtstreekse leiding van de HERE staan. Hij voert Israël niet door het gebied van de Filistijnen. Dat is wel de kortste weg naar Kanaän en heeft menselijkerwijs ook de voorkeur, vanwege de kortere reisafstand. Maar, wanneer het volk langs deze route optrekt, zou het veel Egyptische garnizoenssteden tegenkomen.

De Egyptenaren hadden deze route al tijdenlang zwaar beveiligd met versterk- te steden, om de handelsroute naar de Vruchtbare Halvemaan veilig te stel- len. Uitleggers wijzen er op dat de oostgrens van het Egyptische rijk al extra was beschermd door een kanaal met krokodillen. Wat ook bedoeld was om ongewenste vreemdelingen uit Azië tegen te houden.

Als Israël door het land van de Filistijnen zou trekken dan kon er gemakkelijk een oorlog ontstaan. En konden de Israëlieten gedemotiveerd raken, waar- door ze terug willen naar Egypte. Om die reden leidt God het volk op een an- dere weg. Exodus 13 vers 18:

Daarom stuurde de HERE het volk de woestijnweg naar de Rietzee op.

Toegerust voor de strijd lieten zij Egypte achter zich.

De Israëlieten trekken op uit Sukkot en gaan in de richting van de woestijn, teneinde bij de Rietzee aan te komen. Het Hebreeuwse woord voor Rietzee duidt op een meer dat begroeid is met planten. Voor zo’n locatie bestaan twee mogelijkheden: een zoetwatermeer of de Rode Zee. Exodus 13 vers 19:

Mozes nam ook het gebeente van Jozef mee, omdat die de zonen van Jacob plechtig had laten zweren dat zij zijn gebeente zouden meenemen wanneer God hen uit Egypte zou bevrijden. Want hij was er zeker van dat dit eens zou gebeuren. De reis van Egypte naar de woestijn verloopt op een ordelijke wijze.

(6)

Bij het optrekken geeft Mozes opdracht om het gemummificeerde lichaam van Jozef mee te nemen. Hoewel hij onderkoning van Egypte is geweest, wilde hij niet blijvend in Egypte begraven zijn. Hij heeft de wens uitgesproken om in het beloofde land te worden begraven (Gen.50:25). Daarmee heeft Jozef zijn geloof in de beloften van God onder woorden gebracht (Heb.11:22). Wanneer alles in gereedheid is gebracht, trekt het volk op uit Sukkot in de richting van Etam.

Exodus 13 vers 20 t/m 22:

Na het vertrek uit Sukkot sloeg het volk zijn kamp op bij Etam, aan de rand van de woestijn. De HERE wees hun overdag de weg door middel van een wolk en ’s nachts door middel van een zuil van vuur.

Op die manier konden zij dag en nacht doorreizen. De wolk week over- dag niet van boven het volk en ’s nachts was er altijd de zuil van vuur.

De beschrijving van de woestijnreis wordt een moment onderbroken door een nadere uitleg over de wijze waarop de HERE leiding geeft aan het volk. De vuur- en wolkkolom zijn een openbaring van de Here God. Soortgelijke ver- schijnselen zijn al bekend uit een eerdere openbaring (Gen.15 en Ex.3). In Ex.14:19 en 20 wordt duidelijk dat de wolkkolom niet alleen leiding geeft, maar ook bescherming biedt. De vuur- en rookkolom zijn ook een heenwijzing naar de latere openbaring van de HERE op de berg Sinaï. Daar openbaart de Here Zichzelf in rook en vuur (Ex.19 en 24). De laatste verzen van Ex.13 onderstre- pen de betrouwbaarheid van de Here God, doordat de rook- en vuurkolom niet wijken van Israël. De wolk week overdag niet van boven het volk en

’s nachts was er altijd de zuil van vuur.

De Israëlieten zijn op weg. Op weg naar de hete, brandende woestijn. Die, zelfs door Mozes de grote en verschrikkelijke woestijn wordt genoemd. Ze trokken er door en raken zelfs niet door de zon verbrand. Waarom niet?

Omdat ze overdag een wolk boven zich hadden en ’s nachts altijd een zuil van vuur. Dit volk had iets wat geen ander volk ooit heeft gehad: de Heerlijkheid van God! De zichtbare aanwezigheid van de Here.

(7)

Toen Paulus zijn voorouders omschreef, zei hij: De Israëlieten zijn door God aangenomen als Zijn kinderen. Zij hebben gezien hoe groot en machtig Hij is. (Rom. 9:4). Dit volk had de zichtbare aanwezigheid van de Here God.

Zelfs de kerk heeft de zichtbare aanwezigheid van God niet bij zich. Gelovigen worden geroepen in geloof te wandelen. Exodus 14 vers 1 en 2:

De HERE gaf Mozes opnieuw een opdracht: Zeg tegen de Israëlieten dat zij moeten terugkeren naar Pi-Hachirot tussen Migdol en de zee, tegen- over Baäl-Sefon en daar blijven. Nadat de Here het volk geboden heeft om niet de gebruikelijke weg naar Kanaän te nemen, maar een omweg te nemen via de woestijn, komt Israël in Etam aan (Ex.13:20).

Daar openbaart de HERE zich aan Mozes en spreekt tot hem. Mozes moet een opdracht doorgeven aan de Israëlieten: zij moeten hun koers verleggen door terug te keren en hun kamp op te slaan voor Pi-Hachirot. Deze plaats ligt tussen Migdol en de zee. De locatie wordt nader omschreven: het legerkamp is tegenover Baäl-Sefon bij de zee. Alles wordt voorbereid op de beproeving van het geloof van de Israëlieten en op de finale confrontatie tussen de Here God en Egypte. Exodus 14 vers 3: De Farao zal dan denken: Ha, nu zitten ze in de val tussen de woestijn en de zee.

Een onderdeel van de weg die de HERE met Israël gaat, ligt in de reactie van de Farao. Het schijnbaar onbestemde rondtrekken van het volk zal de Fara op een idee brengen. Hij zal denken: Ha, nu zitten ze in de val tussen de

woestijn en de zee. Hij denkt dat de Israëlieten rechtsomkeert hebben ge- maakt en zich bij de kustweg legeren, op een plaats waar ze geen kant meer op kunnen. Voor de zoveelste keer verhardt de Here God het hart van de Farao. Exodus 14 vers 4:

Ik zal ervoor zorgen dat de Farao opnieuw hardnekkig blijft weigeren, zodat hij de achtervolging zal inzetten. Dan kan Ik grote eer en glorie behalen door de Farao en zijn legers ten val te brengen. Zij zullen merken dat Ik God, de HERE, ben! De Israëlieten sloegen dus hun kamp op waar God had gezegd.

Farao zal de Israëlieten achtervolgen. De overweging die de HERE heeft om het volk Israël in een dergelijke positie te brengen houdt verband met de ver- heerlijking van Zijn Naam.

(8)

In een voor Israël hopeloze situatie wil de Here Zich de Machtige betonen!

Aan de Farao en zijn leger maar ook aan de Israëlieten. Het uiteindelijke doel van de HERE is dat Israël Hem zal vrezen en vertrouwen (Ex.14:31). Exodus 14 vers 5 t/m 7:

Toen de Farao hoorde dat de Israëlieten waren gevlucht en helemaal niet van plan waren na drie dagen te stoppen, draaiden hij en zijn dienaren om als een blad aan de boom en zeiden: Wat hebben we gedaan? We hadden die slaven nooit moeten laten gaan! De Farao liet zijn rijtuig inspannen en zette de achtervolging in, aan het hoofd van zijn 600 beste strijdwagens met hun volledige gevechtsbemanning. Het leger van Egypte keert zich tegen de Israëlieten met 600 strijdwagens.

De kracht van het oprukkende Egyptische leger schetst de hopeloosheid van de positie van Israël: een leger met de meest superieure wapens en met de beste militairen trekt op tegen een groep mensen die te voet zijn. Menselijk gezien, zijn ze machteloos!

De HERE verhardt het hart van de Farao, waardoor deze direct maatregelen neemt. De Egyptenaren gaan de Israëlieten achterna. Maar, de Israëlieten zijn nog in een overwinningsstemming en trekken triomfantelijk verder.

Ex.14 vs. 8 t/m 10:

Weer zorgde de HERE ervoor dat de Farao bleef weigeren de Israëlieten te laten gaan en achter hen aanging. Die trokken ondertussen gewoon verder, door de HERE geleid.

Het Egyptische leger, met de voltallige cavalerie erbij, haalde de Israëlie- ten in toen die aan de zee bij Pi-Hachirot hun kamp hadden opgeslagen.

Toen de Israëlieten het enorme leger dat hen achtervolgde in de gaten kregen, brak grote paniek uit.

Vóór de Israëlieten ligt de Rietzee, en áchter hen rukt het enorme leger van Egypte op. Menselijk gesproken zitten ze als ratten in de val!

Hoe zal dit aflopen? Daarover meer in de volgende uitzending.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

 Op het moment dat Israël in de steek gelaten is door al zijn ‘vrienden’, en alle volken tegen Israël ten strijde trekken (Zacharia 14:2).  Dan roepen ze tot de H EERE

Opnieuw sprak de HERE tegen Mozes en droeg hem het volgende op: Zeg Aäron en zijn zonen dat zij zorgvuldig moeten zijn en Mijn heilige naam niet mogen schenden door de heilige

* Deze bijeenkomst kan gehypothekeerd worden door (en er wordt in de tekst ook naar verwezen) verwachtingen voor de wereldkerk naar aanleiding van de Amazone-synode (2019)

Maar goed, willen of niet, we zitten weer bij de discussie (die momenteel ook volop in de Duitse kerk gevoerd wordt) of verplicht celibaat voor seculiere priesters nog moet en over

Maar laten we toch niet uit het oog verliezen: we zijn daardoor niet verstoken van onze verbonden- heid en communio met onze Heer.. De omweg kan ons herinneren aan wat we

Mozes en de andere Israëlieten zongen toen dit lied voor de HERE: Ik wil een lied voor de HERE zingen, want Hij heeft een machtige overwinning behaald.. De ruiters en de paarden

Als en met de verkenners van het Beloofde Land mogen wij over ons dekenaat en onze parochie(s) zeggen: “Het beloofde land bestaat, wij zijn in dat land geweest en het vloeit