• No results found

[Uitzending 1057: 2 Petrus 2: 3 t/m 6]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1057: 2 Petrus 2: 3 t/m 6]"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1057: 2 Petrus 2: 3 t/m 6]

In de vorige uitzending lazen we als laatste vers 2 Petrus 2 vers 3, laten we dat vandaag nog een keer doen: Deze zogenaamde leraren zijn zo hebzuchtig dat zij u van alles zullen wijsmaken om maar geld van u los te krijgen. Maar God heeft hen al veroordeeld en hun straf zal niet lang op zich laten wachten.

Over de praktijken van de valse leraars met betrekking tot het loskrijgen van geld hebben we het in de vorige uitzending al gehad, alsook over hun hebzucht. Het zijn eigenschappen van de natuurlijke mens die zonder de HERE leeft. De apos- telen hebben het vaak genoeg tegen de gelovigen van hun tijd moeten zeggen:

broeders en zusters wij konden niet tot u spreken als geestelijke mensen (1Kor.3 :1). U leidde uw eigen leven en deed uw eigen zin. In 1Kor.3:3 lezen we: Want als u jaloers bent en elkaar niet kunt verdragen, wordt u blijkbaar nog door uw eigen verlangens beheerst. Dan bent u net als de ongelovige mensen.

Het is een spiegel voor ons. Hoe reageren wij naar broeders en zusters in onze kerk of gemeente? Overheerst daarbij de liefde van Christus of reageren wij als ongelovige mensen? Luisteraar, laten wij onszelf onderzoeken of wij op de goede weg zijn en de juiste gezindheid hebben. Laten we er op toezien dat wij ons niet laten beheersen door onze eigen verlangens! Ja, dat kan, ook in de kerk, de ge- meente van Christus!

Petrus schrijft: Maar God heeft hen al veroordeeld en hun straf zal niet lang op zich laten wachten. Met deze woorden laat de apostel zien dat het oordeel over de valse leraars allang vaststaat. Al vanaf de vroegste tijden is Gods oordeel over de zonden bekend: de ziel die zondigt zal sterven, want het loon dat de zon- de geeft is de dood. Andere voorbeelden zijn onder andere de zondvloed en So- dom en Gomorra. Petrus heeft geprofeteerd dat er valse leraars zouden komen, ook onder de gelovigen tot wie hij zijn brieven schreef, maar daarnaast zegt hij ook dat hun beoordeling en veroordeling zeker zal komen. Gods geduld is geen onverschilligheid.

(2)

En omdat de HERE alle dingen in handen heeft, moeten en kunnen wij alles rus- tig aan Hem overgeven. Ja, ik weet het uit eigen ervaring, dat schrijf je sneller op dan dat je het dagelijks in de praktijk brengt. Het is de les die ook Asaf moest le- ren. Toen Asaf ‘uiteindelijk Gods huis binnen ging en zag hoe het met de on- gelovigen afliep’ veranderde hij van gedachten. In Ps.73 vers 12 t/m 16 geeft Asaf aan hoe hij daarvoor dacht: Kijk, zo leven nu de ongelovigen. Zonder zorgen worden zij alleen maar rijker en rijker. Asaf zegt: Voor niets heb ik zuiver geleefd, mij ver gehouden van onrecht. De hele dag word ik gekweld, elke morgen voel ik mijn straf. Als ik echter net zo had gehandeld en gesp- roken, hoorde ik niet meer bij U. Ik heb mij het hoofd gebroken hoe dit mo- gelijk was. In mijn ogen was het onbegrijpelijk en onaanvaardbaar. Zo kan het in een mensenleven gaan, wij begrijpen het handelen van de HERE niet, ja wij durven ook nog tegen de HERE te zeggen dat we het ‘onbegrijpelijk en on- aanvaardbaar’ vinden. Daarmee krijgt God de schuld van onze ellende en zeg- gen we tussen de regels door dat de HERE niet rechtvaardig is.

Asaf mag door Gods genade zien dat hij er compleet naast zat met zijn inschat- ting. Asaf zag wat voor ogen was, mogelijk kwam zelfs de gedachte bij hem op:

wat heeft het voor zin om te geloven, als alle voorspoed naar de ongelovigen gaat. Maar de HERE heeft hem voor ongeloof bewaard, Asaf mag zien hoe het met de ongelovigen afloopt. In Psalm 73 vers 19 lezen we de afloop: In een oogwenk veranderen zij en bekijkt ieder hen met afgrijzen. Dan zijn ze weg, omgekomen door rampen. Het enige dat Asaf nog kan stamelen lezen we in vers 26b: Hij is mijn rots. Voor eeuwig houdt Hij mij vast. Daarna volgt zijn conclusie in vers 27: Het is duidelijk: wie niet met U leven, gaan hun onder- gang tegemoet. U vernietigt ieder die U verlaat en andere goden dient. Het klagen van Asaf over de voorspoed van de ongelovigen is aan het einde van de Psalm veranderd in een blij getuigenis, Psalm 73 vers 28: En ik? Ik ben geluk- kig als ik dicht bij God ben. De Almachtige HERE is mijn toevluchtsoord. Ik wil iedereen over Uw werk vertellen.

(3)

We hebben in de eerste drie verzen van 2 Petrus 2 een karakterschets gekregen van de valse leraars. We hebben gezien wat zij zullen doen, op een slimme ma- nier vertellen zij leugens over God. Zij willen niets meer weten van hun Meester die hen heeft vrijgekocht. Velen zullen hun praktijken navolgen en hun motief om zo te handelen is hebzucht, geldzucht en het zoeken van eigen eer. En wat zal hun einde zijn? Zij zullen geoordeeld worden voor de grote witte troon en hun straf zal niet lang op zich laten wachten.

In de verzen 4 t/m 6 gaan we nu drie voorbeelden lezen van Gods oordeel in het verleden. Eerst wordt vermeld dat engelen die gezondigd hadden door de HERE werden geoordeeld, daarna alle ongehoorzame mensen in de tijd van Noach en ten slotte de ongehoorzame mensen in de steden Sodom en Gomorra. Petrus geeft deze drie voorbeelden, om te laten zien dat het oordeel van God zeker komt. Petrus spreekt over een algemeen oordeel, dat allen treft die ongehoor- zaam zijn en niet tot inkeer wilden komen, maar de apostel mag door Gods ge- nade ook wijzen op rechtvaardigen die door de HERE – door de oordelen heen – zijn verlost. In de gevallen engelenwereld is geen voorbeeld van uitredding. Alle engelen die zondigden, werden gestraft. In de mensenwereld zijn gelukkig wel uitzonderingen. Dat is ook de conclusie van de apostel Petrus (vs.9). Petrus noemt de drie voorbeelden in historische volgorde.

2 Petrus 2 vers 4: God heeft zelfs opstandige, ongehoorzame engelen niet gespaard, maar in de afgrond gegooid waar zij in donkere holen opgesloten blijven tot de dag van het grote oordeel. Het gaat in vers 4 om de HERE God, die zondige engelen strafte. Dezelfde groep engelen vinden we ook in Judas 1:6, waar we lezen: Hij – de HERE – heeft engelen die hun oorspronkelijke positie ontrouw werden en de hun toegewezen plaats verlieten, gevangengezet in de eeuwige duisternis, daar houdt Hij hen vast tot de grote dag van het oor- deel. De nadere bijzonderheden die we in de brief van Judas lezen met betrek- king tot de engelen waar Petrus over schrijft zijn: 1 – zij zijn ontrouw geworden aan hun oorspronkelijke positie; en 2 – zij hebben de hun toegewezen plaats ver- laten.

(4)

Met betrekking tot de engelen in het algemeen kunnen we op grond van Hebr.1:7 en Matth.22:30 zeggen: engelen zijn dienden de geesten die geen onderscheid kennen van man of vrouw, kortom onder engelen is er geen onderscheid in ge- slacht. De woonplaats van de engelen is de hemel.

Op de engelen die Petrus en Judas omschrijven in hun brief is de algemene be- schrijving niet meer van toepassing. De ‘opstandige, ongehoorzame engelen’

waar Petrus en Judas over schrijven zijn ontrouw geworden aan hun oorspronke- lijke positie en hebben hun dienst en geslachtloosheid opgegeven en hun hemel- se woonplaats verlaten. Petrus noemt alleen het feit dat zij zondigden en vertelt ons de straf die zij ontvingen. In Gen.6 (vs.1-4) wordt wellust als zonde van de engelen genoemd, die in andere vertalingen ook wel als ‘de zonen van God’ wor- den benoemd. Dit zou in strijd zijn met de geslachtloosheid van de engelen, maar engelen zijn dienende geesten en zij kunnen in mensengedaante verschijnen en zijn dan wel geslachtelijk (Gen.19:5; Rechters 13:6).

Uit de straf die Petrus omschrijft met de woorden: God heeft hen ‘in de afgrond gegooid waar zij in donkere holen opgesloten blijven tot de dag van het gro- te oordeel’. Hieruit kunnen we opmaken dat het niet om Satan en zijn gevallen engelen gaat, maar om engelen die op een nog andere manier zondigden. Toen Petrus zijn brieven schreef waren de satan en zijn gevallen engelen niet gebon- den. Al weten we ook dat de duivel en zijn boze geesten nooit verder kunnen gaan dan de HERE bepaalt. God kan – als Hij dat wil – de duivel en zijn boze geesten gebruiken in Zijn wegen met mensen, maar zij weten dat hun eindoor- deel door de komende Mensenzoon, Jezus Christus, zal komen. Want niet alleen gelden de woorden van vers 3 voor de valse leraars, maar ook voor de duivel en zijn boze geesten. Op de dag van het grote oordeel worden alle opstandige en ongehoorzame engelen en mensen geoordeeld (Openb.20).

Het woord ‘afgrond’ is de vertaling van het Griekse woord ‘tartaroo’ wat betekent

‘in de Tartarus werpen’. De Tartarus was bij heidense schrijvers een term die de diepste afgrond van de helse regionen aanduidde.

(5)

Het woord komt in het NT alleen voor in 2 Petrus 2. In Lucas 8:31 staat een ander woord, dat ook met ‘afgrond’ of ‘onderwereld’ is vertaald. In Lucas is het de plaats waar de demonen naartoe moeten als de Here hen dat opdraagt. Het Griekse woord uit Lucas komen we ook tegen in het laatste Bijbelboek Openba- ring (Openb.9:1,2,11; 11:7; 17:8; 20:3). In Openbaring 20:3 wordt de duivel ge- boeid en in de afgrond geworpen. Hij kan dan de mensen niet verleiden, totdat hij weer een korte tijd wordt losgelaten.

Met de woorden ‘tot de dag van het grote oordeel‘ geeft Petrus aan dat de en- gelen die Petrus op het oog heeft, in een soort Huis van Bewaring zitten en wach- ten op een definitief vonnis op de dag van het grote oordeel. Ook daarmee geeft de apostel Petrus aan dat de HERE onherroepelijk zal straffen. De HERE doet wat Hij zegt, zowel in de genade die Hij belooft, alsook in het oordeel dat zal ko- men over opstandige en ongehoorzame engelen en mensen die Zijn genade hebben afgewezen.

2 Petrus 2 vers 5: Hij spaarde ook de mensen niet die vlak voor de grote overstroming leefden, behalve Noach, die de mensen opriep voor God te gaan leven, en zijn zeven familieleden. Maar God liet alle andere mensen, die niets van Hem wilden weten, door de grote overstroming verdrinken.

Als tweede voorbeeld van een onontkoombaar oordeel van de HERE noemt Pe- trus in vers 5 de geschiedenis van de zondvloed (Gen.6:12-8:19). De ‘zondvloed’

of ‘de grote overstroming’ wordt uitgebreid in het OT besproken, hoewel ook in 2 Petrus 2 details worden genoemd die niet rechtstreeks in Genesis staan. De zondvloed betekende de ondergang van de mensen die vlak voor de grote overstroming leefden. In het Grieks lezen we ‘dat God de oude wereld niet heeft gespaard’. Zoals op tal van plaatsen in het NT duidt ook hier het Griekse woord ‘kosmos’ de mensheid aan (bv. Matth.18:7; 1Kor.4:13). Met de woorden

‘de oude wereld’ doelt Petrus op de mensheid, die in de dagen van Noach de wereld uit de voortijd bewoonde. In de Griekse tekst beschrijft Petrus deze oude wereld als een ‘wereld van goddelozen’.

(6)

In de evangeliën wordt dat bevestigt in Mattheüs 24 vers 37 en 38, waar de Here Jezus tegen Zijn volgelingen zegt: Als Ik, de Mensenzoon, terugkom, zal het net zo zijn als in de tijd van Noach. In die tijd voor de grote vloed ging alles gewoon door. Men at, dronk en trouwde tot het moment dat Noach de ark inging. En in Lucas 17 vers 26 en 27 vult Lucas dit aan met de woorden van Je- zus: Tegen de tijd dat Ik, de Mensenzoon, terugkom, zal men net zo onver- schillig tegenover God staan als de mensen in de tijd van Noach. Die aten en dronken en trouwden. Alles ging z’n gewone gang tot op de dag dat Noach in de ark stapte en de grote overstroming de aarde teisterde. Ieder- een kwam daarbij om het leven, behalve de mensen die in de ark waren. Ook in de evangeliën worden de mensen van voor de zondvloed als zeer zondig be- schreven en staan zij onverschillig tegenover de HERE. Daarom heeft God hen al evenmin ontzien en heeft de HERE in de vorm van de zondvloed Zijn oordeel over hen gebracht, waardoor zij allemaal zijn omgekomen (2Petr.3:6;

Matth.24:39; Luc.17:27).

Bij de woorden ‘oude wereld’ mogen we ook denken aan dat wat de HERE heeft geschapen, de aarde en de atmosfeer. Het was een aarde die bestond uit en door water. We lezen in 2 Petrus 3 vers 5: De aarde was uit het water ontstaan en werd door het water omringd. Water is er in de wereld overal, de zeeën en oceanen beslaan het grootste gedeelte van onze planeet. Wij kunnen ons het leven van mens en dier niet indenken zonder water, evenmin zonder bloed. Maar vóór de zondvloed was het water anders verdeeld. In Genesis 1:7 lezen we dat God een wolkenhemel maakte, door de watermassa te verdelen tussen hemel en aarde. In een andere Bijbelvertaling lezen we dat God een uitspansel maakte en er scheiding kwam tussen de wateren die onder het uitspansel en de wateren die boven het uitspansel zijn. Het uitspansel werd door de HERE hemel genoemd.

Boven wat wij de lucht noemen was toen heel veel water. Daarmee kunnen de wolken niet worden bedoeld, want die hebben in verhouding tot de zeeën en oce- anen niet veel water en ze zijn in het uitspansel, en er niet boven.

(7)

Wij kunnen het niet nagaan, maar waarschijnlijk gaat het bij het water boven het uitspansel, om de watermassa’s die tijdens de zondvloed naar beneden kwamen (Gen.7:11). Van de oude wereld had de HERE vóór de zondeval gezegd, dat het heel goed was (Gen.1:31). De wateren boven het uitspansel zullen de mensen destijds mogelijk hebben beschermd tegen gevaarlijke ultraviolette straling, zodat zij heel oud konden worden. Maar door de zondvloed en de goddeloosheid van de mens vóór de zondvloed ging dit goede van God verloren. Want daarna werd de leeftijd van de mensen beperkt tot 120 jaar (Gen.6:2). Net als nu is de schep- ping ook toen aan de vruchteloosheid onderworpen geweest. We lezen in Ro- meinen 8 vers 20: De hele schepping is namelijk onderworpen aan dood en verval, hoewel niet uit eigen vrije wil. God heeft dat gedaan als gevolg van de zonde. Maar er is hoop! (Rom.8:21). De HERE zag de goddeloosheid van de toenmalige wereld en besloot de hele oude wereld te vernietigen. Niet alleen de mensen, maar ook het vee en het kruipend gedierte zijn door de zondvloed ver- gaan. De HERE opende tijdens de zondvloed geweldige ondergrondse fonteinen, alsook de sluizen van de hemel, het uitspansel. Door dit verschrikkelijke water- geweld is de aarde er na de zondvloed heel anders uit gaan zien. De toenmalige wereld is vergaan vanwege de boosheid van de mensen. Er leefde voor de zond- vloed veel mensen op aarde, hun aantal is ons onbekend, maar we weten wel dat zij langer leefden dan wij. Het is schokkend en triest dat wij van hen moeten lezen dat ze allemaal goddeloos waren, en niets van de HERE wilden weten. Kortom, zij hielden met de levende God geen enkele rekening.

Toch was er in het oordeel van de zondvloed ook sprake van Gods genade, want Noach en zeven familieleden werden gespaard. (Gen.8:18; 1Petr.3:20). Verder typeert Petrus Noach als degene ‘die de mensen opriep voor God te gaan leven’, maar niemand gaf gehoor aan zijn oproep. Het latere Jodendom typeert Noach als ‘heraut van de gerechtigheid’. We lezen in Genesis 6 vers 9: Hier volgt de geschiedenis van Noach, de enige rechtvaardige en oprechte man op aarde. Hij leefde in nauwe verbondenheid met God.

(8)

In Hebreeën 11 vers 7 lazen we over Noach: Noach vertrouwde op God. Toen God hem voor de toekomst waarschuwde, geloofde Noach Hem, hoewel niets erop wees dat er een grote overstroming zou komen. Hij deed wat God hem opdroeg en bouwde een ark om zijn gezin te redden. Zijn vertrouwen maakte het ongeloof van de wereld zichtbaar en door dat vertrouwen werd hij één van hen die voor God rechtvaardig zijn. Noach riep de mensen in zijn dagen op voor God te gaan leven en met de HERE rekening te houden.

2 Petrus 2 vers 6: Later keerde Hij de steden Sodom en Gomorra onderste- boven en bedekte ze met as, zij werden volledig verwoest. Daarmee stelde Hij een voorbeeld voor alle mensen die niets van Hem willen weten. In de verzen 6 t/m 8 brengt de apostel Petrus nog een derde voorbeeld ter sprake: het oordeel van de HERE over Sodom en Gomorra en de redding van Lot. Wat Pe- trus met betrekking tot het oordeel over de steden Sodom en Gomorra naar voren brengt, komt in grote trekken overeen met hetgeen Judas daarover schrijft in Ju- das 1 vers 7, waar we lezen: En denk eens aan Sodom en Gomorra en de steden daar in de buurt. Hun inwoners werden ook ontrouw en gingen zich aan allerlei onnatuurlijke praktijken te buiten. De steden en hun inwoners, die gestraft zijn met altijddurend vuur, liggen daar als een blijvende waar- schuwing voor ons. Tussen de tekst van Judas en Petrus zijn wel een paar ver- schillen. Zo noemt Judas met algemene woorden de zonde, die de inwoners van Sodom en Gomorra deden, maar daar staat tegenover, dat hij de woorden ‘een blijvende waarschuwing voor ons‘ niet verder uitwerkt. De boosheid van de mensen in de steden Sodom en Gomorra kwam voort uit het boze hart van de mensen en dat is vandaag niet anders. Voor de rechterstoel van Christus zal geen mens zich kunnen verontschuldigen, dat hij of zij door de omgeving is mee- gezogen in zonden en boosheid. De Here Jezus zegt in Mattheüs 15 vers 18 en 19: Maar wat een mens zegt, komt van binnenuit, uit zijn hart. Daardoor wordt een mens onrein. Want uit het innerlijk komen slechte gedachten, moord, overspel, ontucht, diefstal, leugen en roddel voort.

(9)

Met zijn woorden over Sodom en Gomorra sluit Petrus opnieuw aan bij de wijze, waarop de Joden over deze dingen spreken, als hij zegt, dat God Sodom en Gomorra ‘bedekte met as’ of ‘in de as heeft gelegd’. In Gen.19:24 wordt ons verteld, dat de HERE vuur en brandende zwavel liet regenen op de twee steden.

God veroordeelde Sodom en Gomorra tot de ondergang, en dat oordeel heeft de HERE ook daadwerkelijk voltrokken (Gen.19:25). Dat deed de HERE ook met de bedoeling, dat het een waarschuwend voorbeeld zou zijn voor de mensen uit late- re tijden, die zich aan een goddeloos leven zouden overgeven. Dat de apostel Petrus daarmee ook een opmerking maakt voor de dwaalleraars, is duidelijk.

Sodom en Gomorra worden in de Bijbel verschillende keren aangehaald als voorbeelden van het diep ingrijpende oordeel van God (bv. Jes.1:9,10; Luc.17:28, 29). De HERE had een doel met zijn oordeel over Sodom en Gomorra, dat blijkt ook uit de woorden van Petrus: Daarmee stelde Hij een voorbeeld voor alle mensen die niets van Hem willen weten. Vanaf het tijdstip van hun ondergang was de geschiedenis van Sodom en Gomorra voor altijd door God ten voorbeeld gesteld voor alle mensen die niets van Hem willen weten. Een voorbeeld wordt gegeven om ervan te leren, het is vaak een aansporing of een waarschu- wing.

Maar daarover meer in de volgende uitzending, over 2Petr.2:5 t/m 9.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

De woorden ‘Hij kan Zijn straf bewaren tot de grote oordeelsdag voor de mensen die zich niets van Hem aantrekken‘ zijn tevens een waarschuwing aan het adres van de lezers van

Het gaat erom dat een gelovige zich niet moet beroemen op eigen wijsheid, kracht of rijkdom, maar zijn roem vindt in dat wat de Here door hem of haar heeft gedaan.. Aan de ene kant

2 Petrus 2 vers 1: Maar zoals er vroeger mensen waren die niet echt namens God spraken, zo zullen er ook onder u mensen komen die dingen leren die niet waar zijn.. Op een heel

En dan heeft Petrus het over de Here Jezus Christus, want hij zegt in Handelingen 4 vers 12: Er is bij niemand anders redding te vinden, Hij is de Enige, door wie de mensen

Voorwaar, hij zal U in Uw aangezicht vaarwel zeggen.’ Satan denkt dat Job de HEERE zal vervloeken als hij alles kwijt raakt, omdat (volgens satan) zijn geloof alles te maken heeft

In vers 23 geeft Paulus de reden voor de verandering van zijn reisplan en het niet doorgaan van zijn extra bezoek.. Hoe tegenstrijdig het ook klinkt voor de Korinthiërs, het was

Paulus roept op in Filippenzen 2 vers 5 en 6: Blijf erop toezien dat uw innerlij- ke houding moet zijn zoals die van Christus Jezus, die, hoewel Hij de ge- stalte van God had, Zich