• No results found

[Uitzending 1182: Zacharia 3:1 en 2]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Uitzending 1182: Zacharia 3:1 en 2]"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Uitzending 1182: Zacharia 3:1 en 2]

Zacharia heeft in de vorige drie nachtgezichten of visioenen al geweldige din- gen mogen zien en doorgeven. De HERE, die terugkeert naar Jeruzalem en Zijn verbond met Israël gedenkt. Ondanks alles wat er is gebeurd, wil de HE- RE toch nog in Jeruzalem wonen. Hij roept Zijn volk op om weg te vluchten uit Babel naar Sion, de stad van God. En in de vorige uitzending zagen we dat de HERE de grenzen van de stad uitbreidt, zodat er plaats is voor teruggekeerde ballingen, maar ook voor de vele niet-Joden, die door de HERE worden toe- gevoegd. Het zijn allemaal bemoedigende boodschappen! Alleen, wanneer we deze dingen horen en er ons over verblijden, dan blijft nog steeds de bange vraag bestaan: Kan de HERE wel temidden van een zondig volk wonen?

En dat is niet alleen een vraag, die bij het volk Israël zelf leeft. Het is ook niet alleen een vraag die ons raakt en die van levensbelang wordt voor wie zichzelf heeft leren kennen in het licht van Gods heiligheid. Maar – hoe gek het ook mag klinken – het is ook een vraag voor Satan, de grote tegenstander van God. Kan de HERE, de heilige God, wel bij een zondig volk wonen? Op die vraag geeft het vierde nachtgezicht van Zacharia antwoord. Met de profeet worden ook wij meegenomen naar de hemel. Er lijkt een vergadering te wor- den gehouden. Het lijkt erop dat we in een rechtszaal terechtkomen.

Zacharia 3 vers 1: Daarna liet de engel mij de hogepriester Jozua zien. Hij stond vóór de engel van de HERE en Satan was ook aanwezig. Satan stond rechts van de engel en bracht vele beschuldigingen tegen Jozua in. Als we het ons proberen voor te stellen dan zien we de engel van de HE- RE, in wie wij al eerder de OT verschijning van de Here Jezus Christus voor- dat Hij op aarde kwam, de Zoon van God, hebben herkend. Verder staat er een man, die we bij het lezen van het Bijbelboek Haggai al hebben ontmoet, namelijk: de hogepriester Jozua. Samen met Zerubbabel, die we in Zacharia 4 weer zullen ontmoeten, geeft Jozua leiding aan het volk Israël dat uit de bal- lingschap is teruggekeerd. Jozua staat in de hemelse rechtszaal kennelijk niet als particulier persoon. Nadrukkelijk wordt hij aangeduid als de hogepriester.

Dat wil zeggen: dat Jozua ambtshalve in de tegenwoordigheid van God ver-

(2)

schijnt. Dat moeten wij bij het verder lezen niet over het hoofd zien, want als de hogepriester voor God verschijnt, dan verschijnt hij daar als vertegenwoor- diger van het hele volk.

Als u in de bijbel gaat zoeken naar edelstenen, dan komt u al gauw terecht bij de beschrijving van de bouw van de Tabernakel (Ex.36-40). Daarin wordt ook de kleding van de hogepriester nauwkeurig beschreven (Ex.39). Op elke schouder draagt hij een edelsteen waarin de namen van de 12 stammen van Israël staan geschreven. Op het borstschild van de hogepriester zijn ook edel- stenen bevestigd. Dit borstschild, bevat 4 x 3 rijen edelstenen, in totaal 12 edelstenen.Het is niet met zekerheid te zeggen welke stenen er precies zijn gebruikt, omdat de verschillende Bijbelvertalingen de namen van de stenen door elkaar halen of de namen anders vertalen. Dat heeft o.a. te maken met het feit dat vroeger de stenen beoordeeld werden door het zien van de steen en niet door wetenschappelijk onderzoek zoals we dat tegenwoordig doen.

Het volk Israël werd gevormd uit de 12 zonen van Jakob. Zij vormen de 12 stammen van Israël. Op elke steen van het borstschild staat een naam van een stam geschreven. Daarmee droeg de hogepriester de 12 stammen van Israël op zijn hart. De Here Jezus Christus is onze grote hogepriester (Hebr.4:

14). De hogepriester in Israël is degene die bij God voorspraak doet in de ta- bernakel voor de zonden van het volk. Elke steen op zijn borstschild verte- genwoordigt één van de stammen van Israël. Elke naam van een stam heeft een betekenis. Deze betekenis kan ook verbonden worden met de Here Jezus Christus. Alle 12 stammen geven dan ook een volledige omschrijving van wie Jezus Christus is. De hogepriester in Israël droeg het borstschild op zijn hart en dat hoorde bij de ambtskleding van de hogepriester (Ex.39).

In de hogepriester staat heel Israël voor de HERE God, niemand uitgezon- derd. Dat is ook in Zacharia 3:1 het geval. Maar Zacharia ziet nog iemand in de hemelse rechtszaal staan. Met een schok constateert de profeet Zacharia, dat het Satan is, de grote tegenstander van God. In Openbaring 12:10b lezen we over hem: De aanklager die onze broeders en zusters dag en nacht voor God beschuldigd heeft, is uit de hemel gegooid. In Openbaring 12 vers 7 t/m 9, lezen wij: Toen brak in de hemel oorlog uit. Michaël en zijn

(3)

engelen vochten tegen de draak. De draak en zijn engelen vochten terug, maar werden verslagen en uit de hemel weggejaagd. De grote draak, de oude slang, ook wel duivel of Satan genoemd, die alle mensen ter wereld verleidt, werd met zijn engelen op de aarde gegooid.

Zacharia ziet hem staan en vertelt waar hij mee bezig is, we lazen in vers 1:

Satan stond rechts van de engel en bracht vele beschuldigingen tegen Jozua in. Satan staat met uitgestoken vinger naar Jozua te wijzen. Hij klaagt Jozua aan, en in Jozua het hele volk Israël. Als Zacharia goed kijkt, dan ziet hij, dat de vader van de leugen ditmaal gelijk heeft. Want Jozua heeft vuile kle- ren aan, en dat nog wel in de hemel, de woonplaats van de HERE, de heilige God. Daar waar alles schittert van zuiverheid en reinheid. In de hemel zijn de engelen in hun blinkende witte kleding. Daar is de HERE Zelf, die te rein van ogen is en het kwade niet kan verdragen. En er tussenin staat de hogepriester met zijn vuile kleren, met zonde bevlekt. Hoe kan dat? Hoe kan een mens met vuile kleren hogepriester zijn en voor God staan? En daarbij, in Jozua staat het hele volk voor God er in vuile kleren.

Heeft het volk van God nu echt voor en met de HERE geleefd? Ja, de mensen in Jeruzalem zijn teruggekeerd uit de ballingschap. Ze hebben gehoor gege- ven aan de oproep om terug te keren naar Gods land en naar Gods stad.

Maar is het daarmee echt Gods volk? Satan weet wel beter. Hij heeft rondge- keken in Jeruzalem en hij heeft alles gezien en gehoord, en hij heeft in zijn vuistje gelachen: deze mensen kunnen niet voor God bestaan. In Zacharia 3 staat hij in de hemelse rechtszaal en Satan wijst aan en klaagt aan. Maar Jo- zua zegt niets terug, hij weet dat Satan gelijk heeft. Zwijgend stemt hij toe.

Trouwens, we horen in deze hele rechtszaak geen woord van Jozua en van het volk. Het gaat wel over hen, maar zij hebben zelf geen inbreng, geen ver- weer of verontschuldiging. Dat kan ook niet, dat zie je al aan de vuile kleren van de hogepriester Jozua.

Mogelijk dat iemand zich afvraagt waarom Satan hier voor Gods rechten op- komt. Maar Satan laat hier alleen zijn eigen rechten gelden. Zo'n hogepriester hoort niet bij een heilig God, die hoort aan Satan toe. Met zo’n hogepriester en volk kan de HERE toch geen omgang hebben, dat hoort thuis in de poel van vuur (Openb.20:14). Als we de woorden van Zacharia 3 zo lezen en overden-

(4)

ken dan voelen we het wel aan, dit is een gevaarlijk moment? Want als Satan zonden aanwijst dan heeft hij gelijk. Dan passen zondaars niet bij een heilige God. Dan moeten wij allemaal het hoofd buigen en met de apostel Paulus be- lijden: Alle mensen hebben gezondigd en missen daardoor Gods nabij- heid (Rom.3:23). En als wij niet anders kunnen dan zijn aanklachten zwijgend bevestigen, dan is dat al erg genoeg. Mogelijk dat iemand vandaag zegt: ge- lukkig, dat Satan vandaag niet meer in de hemel kan komen. En dat is waar. Sinds de Here Jezus Christus als Borg en Voorspraak naar de hemel is gegaan, is de hemel voor Satan gesloten. We lazen in Openbaring 12, dat Sa- tan na een hevige strijd met Michaël en zijn engelen, voorgoed uit de hemel is weggejaagd. Hij kan Gods volk en kinderen nog wel aanklagen in het hart, en daar maakt hij vaak gebruik van. Maar het recht van aanklacht in de hemel heeft hij verloren. Al is dat op zichzelf nog geen reden om opgelucht adem te halen.

Jozua staat voor de hemelse Rechter, in hem staat ook heel Israël voor God.

En de HERE ziet Jozua en het volk voor Hem staan en Hij heeft er maar één woord voor: Brandhout! We lezen in het slot van vers 2: Zij zijn als een stuk brandend hout dat uit het vuur is gerukt. Dat is een zware beschuldiging.

Brandhout! Dat is overgebleven van de mens, het pronkstuk van Gods schepping. Wat we lezen in Genesis 1 geldt ook van de mens. We lezen in Genesis 1 vers 31: Toen overzag God alles wat Hij gemaakt had en het was heel goed. Het werd avond en het werd weer morgen: de zesde dag.

En wat is er overgebleven van het verbondsvolk, dat geroepen was om te le- ven tot Gods lof en eer? Dat hebben we o.a. gelezen bij de profeet Haggai. In Haggai 2:15, waar we lezen: Haggai zei: Zo is het ook met dit hele volk in de ogen van de HERE. Alles wat ze oogsten, alles wat ze doen en alles wat ze offeren is onrein. En alles wat onrein is hoort niet bij de HERE (o.a.

Openb.21:27). Het is als een stuk brandend hout dat uit het vuur is gerukt, dat is dood, niemand plant het in een tuin, want het zal nooit meer vrucht dra- gen. Niemand wil het in huis hebben, want er valt niets van te maken. Het is zwartgeblakerd en stinkt. Wat kun je met brandhout anders doen, dan het in het vuur laten liggen of – als het eruit is gehaald – weer terugleggen?

De aanklacht van de HERE is veel zwaarder dan de beschuldigingen van

(5)

Satan. En ook nu zwijgt Jozua. Zacharia 3 vers 2: Maar de HERE zei tegen Satan: Ik verwerp uw beschuldigingen, Satan. Want Ik de HERE, heb be- sloten genadig te zijn voor Jeruzalem. Daarom bestraf Ik u. Ik heb Jozua en dit volk genade geschonken. Zij zijn als een stuk brandend hout dat uit het vuur is gerukt. In een andere vertaling lezen we: De HERE echter zei tot de satan: De HERE bestraffe u, satan, ja de HERE, die Jeruzalem ver- kiest, bestraffe u; is deze niet een brandhout uit het vuur gerukt? Jozua blijft zwijgen, op alles wat gezegd is heeft hij geen antwoord. Ook als wij er hadden gestaan had Satan ook ons beschuldigd en ook wij moeten dan toe- geven dat hij gelijk heeft. Het is goed om dat te bedenken, want het niet de bedoeling, dat wij toeschouwers blijven, maar dat we persoonlijk worden aan- gesproken.

In de hogepriester Jozua staat het hele verbondsvolk voor God. Hij draagt hun namen op zijn hart. Ze staan er allemaal van groot tot klein, van jong tot oud, voorgangers en achterblijvers. En voor ons gaat het er om dat wij in Zacharia 3 onze eigen naam horen noemen en onze eigen naam gaan lezen, in plaats van de naam van Jozua. De hogepriester staat immers op de plaats, waar het hele volk hoort te staan. Herkent u die situatie, dat de HERE met ons mensen een rechtszaak begint? Voor de Israëlieten was het niet onbekend. In Jesaja 1 vers 18 zegt de HERE: Komt toch en laat ons tezamen richten zegt de HERE. Laten we kijken wie er gelijk heeft. En Jesaja heeft Israël de aan- klacht van de HERE voorgehouden. We lezen het in Jesaja 1 vers 2 t/m 4:

Luister, hemel en aarde, naar wat de HERE zegt: De kinderen die Ik heb opgevoed en voor wie Ik zo lang en liefdevol heb gezorgd, hebben zich van Mij afgekeerd. Het rund en de ezel kennen hun eigenaar en zijn dankbaar als hij hun eten geeft, maar bij Mijn volk Israël is daar geen sprake van. Zij zien niet in dat Ik voor hen zorg. Wat een zondig volk is het! De Israëlieten lopen krom onder de zware last van hun schuld. Zij zijn net zulke boosdoeners als hun voorouders. Van jongs af aan zijn ze slecht geweest en hebben zij de HERE de rug toegekeerd en de Heilige, de God van Israël, links laten liggen. Zij hebben zich afgekeerd en zich zo van Mij vervreemd.

(6)

En in het vervolg lezen we, in Jesaja 1 vers 5 t/m 10: O Mijn volk, hebt u nog niet genoeg straf gehad? Waarom dwingt u Mij steeds weer u te slaan?

Blijft u dan altijd opstandig? U bent van top tot teen ziek en verzwakt, overdekt met wonden, striemen en builen, die niet zijn verbonden of met zalf zijn verzacht. Uw land is één grote puinhoop, uw steden zijn platge- brand. Terwijl u toekijkt, vernietigen en plunderen buitenlanders alles wat ze tegenkomen. U staat daar hulpeloos en verlaten als een hutje van een bewaker op het land, nadat de oogst is binnengehaald. Even machte- loos als een omsingelde stad. Als de HERE van de hemelse legers niet had ingegrepen om enkelen van ons in leven te laten, dan zouden wij vernietigd zijn als Sodom en Gomorra. Ja, dat is een goede vergelijking!

‘Luister, leiders van Israël, mannen van Sodom en Gomorra, naar wat de HERE te zeggen heeft. Zet uw oren goed open!

In de volgende verzen volgen de concrete aanklachten van de HERE. Jesaja 1 vers 11 t/m 17: Ik heb genoeg van al uw offers, stop er maar mee. Ik wil uw rammen en het vet van uw gemeste kalveren niet meer. Het bloed van uw stieren, schapen en bokken doet Mij geen genoegen meer. Waarom brengt u Mij offers als u toch geen berouw hebt over uw zonden? Ik walg van de geur van het reukwerk dat u voor Mij verbrandt. Uw heilige vierin- gen van de nieuwe maan en de sabbat en uw speciale vastendagen, ja, al uw bijeenkomsten zijn huichelachtige vertoningen! Ik wil daar niets mee te maken hebben. Ik haat ze uit de grond van mijn hart. Ik kan ze niet meer zien! Vanaf nu luister Ik niet meer als u met opgeheven handen bidt. Hoe vaak u dat ook doet, Ik luister niet, want uw handen zijn de handen van moordenaars, aan die handen kleeft het bloed van onschul- dige slachtoffers. Ga u wassen, maak u schoon! Maak een eind aan uw misdaden, ga het kwaad uit de weg! Leer goed te doen, wees rechtvaar- dig en help de armen, de wezen en de weduwen.

De HERE is niet onrechtvaardig en beschuldigd mensen niet zo maar, de bewijzen liggen op tafel. Toch geeft de HERE de beklaagde nog een kans en Hij zegt, in Jesaja 1 vers 18 t/m 23: Kom en laten we kijken wie er gelijk heeft, zegt de HERE. Al waren uw zonden rood als scharlaken, Ik maak ze

(7)

wit als sneeuw. Al waren ze vuurrood, ze zullen worden als witte wol.

Laat Mij u helpen en gehoorzaam Mij, dan zal het land u volop te eten ge- ven! Maar als u Mij de rug blijft toekeren en weigert naar Mij te luisteren, zullen uw vijanden u doden. Ik, de HERE, heb gesproken. Jeruzalem, u was eens Mijn trouwe echtgenote! En nu pleegt u overspel met vreemde goden! Eens was u een stad die bekend was om gerechtigheid en recht- vaardigheid, maar nu zijn uw inwoners moordenaars geworden! Eens was u een stuk puur zilver, maar nu is het zilver vermengd met onzuivere bestanddelen. Eens was u als een edele wijn, maar nu is die wijn met wa- ter vermengd. Uw leiders zijn opstandelingen en gaan om met dieven! Zij zijn omkoopbaar en hebzuchtig, rechtvaardigheid tegenover wezen en weduwen is er niet meer bij.

De HERE kan niet anders dan het vonnis uitspreken, op grond van het onder- zoek en de aanklachten. We lezen in Jesaja 1 vers 24 t/m 31: Daarom zegt God, de HERE van de hemelse legers, de Machtige van Israël: Ik zal Mijn toorn over u, Mijn vijand, uitgieten! Ik zal u in een smeltoven omsmelten en de slakken die daarvan overblijven, zal Ik met bijtend loog zuiveren!

En daarna zal Ik u weer goede raadgevers en eerlijke rechters geven, zo- als u die vroeger had. Dan zal uw stad weer ‘stad van de gerechtigheid’

en ‘trouwe burcht’ worden genoemd. Zij die naar de HERE terugkeren, zullen door recht worden verlost. Maar overtreders en zondaars zullen worden verpletterd en zij die de HERE verlaten, zullen sterven. U zult zich diep schamen en blozen als u denkt aan al die keren dat u in uw tuinen met de ‘heilige’ eiken offers bracht aan de afgoden. U zult zich voelen als een boom die zijn bladeren verliest en als een tuin zonder water. De sterksten onder u zullen verdwijnen als stro dat verbrand wordt, uw slechte daden zijn de vonk die het stro aansteekt en er zal niemand zijn die het vuur blust. De goddelozen zullen worden als een eik die verwelkt en als een tuin die verdort. Er is alleen een vonk nodig om een totale vernietiging te bewerken. Dat beeld wordt verder uitgewerkt in het laatste vers. Zoals een vonk stro in lichterlaaie zet, zo zal afgoderij de afgodendienaar verteren, sa- men zullen zij vernietigd worden. En er zal niemand zijn die tussenbeide komt.

(8)

In Gal.6 vers 7 en 8 schrijft Paulus aan de gelovigen: Maak uzelf niets wijs:

God laat niet met Zich spotten. Wat iemand zaait, zal hij ook oogsten.

Wie naar de oude menselijke natuur leeft, kan alleen maar dood en ver- derf verwachten.

We lezen nog een keer Zacharia 3 vers 2: Maar de HERE zei tegen Satan: Ik verwerp uw beschuldigingen, Satan. Want Ik de HERE, heb besloten ge- nadig te zijn voor Jeruzalem. Daarom bestraf Ik u. Ik heb Jozua en dit volk genade geschonken. Zij zijn als een stuk brandend hout dat uit het vuur is gerukt. In Jesaja en bij andere profeten heeft de HERE Zijn aanklach- ten tegen het volk onder woorden gebracht en ze stuk voor stuk onderbouwd.

In Zacharia 3 heeft Satan er nog een schepje bovenop gedaan, maar de HE- RE zegt tegen Satan: Ik verwerp uw beschuldigingen, Satan. Want Ik de HERE, heb besloten genadig te zijn voor Jeruzalem.

De HERE Zelf grijpt in en het proces neemt een onverwachte wending. De HERE weerlegt de beschuldiging van Satan niet. De HERE bevestigt Satans beschuldigingen, maar dan komt het wonder: Ik de HERE, heb besloten ge- nadig te zijn voor Jeruzalem. En aan het slot van vers 2: Ik heb Jozua en dit volk genade geschonken. Zij zijn als een stuk brandend hout dat uit het vuur is gerukt. De HERE zegt: Ik heb hen teruggehaald uit het vuur van het oordeel, dat over Jeruzalem is gekomen. Ik heb hen uit het vuur van de ballingschap gerukt. En dat heb Ik niet gedaan om hen alsnog aan het vuur prijs te geven.Dan ziet Zacharia het wonder gebeuren. De HERE zegt: Ik heb Jozua en dit volk genade geschonken.

Luisteraar, heeft de HERE u ook Zijn genade geschonken?

In de volgende uitzending lezen we Zach.3:3 t/m 10.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er komt een tijd (de verdrukking van de 70 ste jaarweek) dat er een oorlog zal komen in de hemel, die uitgevochten wordt door de heilige engelen tegen de gevallen engelen, en

Als Satan onze gedachten zou kunnen lezen, dan zou hij als God zijn, maar alleen van God wordt gezegd dat Hij gedachten kan lezen, zoals we

Onder de controle van satanische machten voelen mensen zich ongemakkelijk en ongelukkig, maar zij zijn ook niet in staat hier onderuit te komen met enige wijsheid of kracht

Als we verder lezen in 14:13, zien we dat Satan berispt wordt: “En ú zei in uw hart: Ik zal opstijgen naar de hemel; tot boven Gods sterren zal ik mijn troon verheffen, ik zal

1 Johannes 4:1 “Geliefden, gelooft niet iedere geest [pneumati], maar beproef de geesten [pneuma- ta], of zij uit God zijn; want er zijn veel valse profeten in de wereld uitgegaan”.

Aarde en hemel zullen dan in volmaakte overeenstemming zijn, zodat Gods heilige wil en het ware geluk van de mens tezamen verbonden zijn; en één kostbare Naam - de Naam van Jezus,

Het vraagt geen berouw en bekering van zonden; het stelt het karakter en de natuur van God fout voor; het verheft de mens en zijn zelfbeeld tot kernwaarde; het ontkent de kracht

Hij weet dat wij niet zullen val- len voor een pertinente leugen en dus zal hij ook waarheid tot ons spreken, maar die waarheid zal doorweven en geborduurd zijn met leugens en