• No results found

[Door de Bijbel: Uitzending 908: Daniël 1:2 t/m 13]

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "[Door de Bijbel: Uitzending 908: Daniël 1:2 t/m 13]"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

[Door de Bijbel: Uitzending 908: Daniël 1:2 t/m 13]

In de vorige uitzending hebben we, na de inleiding, in het eerste vers een pre- cieze tijdsaanduiding gelezen van de gebeurtenissen waarmee het Bijbelboek begint. Drie jaar na de troonsbestijging van koning Jojakim van Juda voerde koning Nebukadnezar van Babel een aanval uit op Jeruzalem en de HEERE schonk hem de overwinning op Jojakim. De geschiedenis van Daniël begint op een moment dat er sprake is van geweldige veranderingen in de geschie- denis van Israël en de wereld; Babel en Jeruzalem worden in één adem ge- noemd, daarbij gaat het om de wereldstad Babel en de stad van God: Jeruza- lem. Beide komen we ook tegen in het laatste Bijbelboek Openbaring. Babel als de machtige hoofdstad van de wereld, die zich tegen de HEERE verheft en ondergaat in het vuur van Gods oordeel, maar ook Jeruzalem, de stad van God, die tot in eeuwigheid het stralende middelpunt zal zijn van de nieuwe aarde. Maar zover is het in Daniël 1 nog niet. Menselijk gesproken lijkt het er in het eerste hoofdstuk zelfs niet op dat het ooit zover zal komen.

Want Jojakim is een nakomeling van koning David, een zoon van de vrome koning Josia, die in 609 bij Megiddo sneuvelde in de strijd tegen farao Necho van Egypte. Eerst is Josia opgevolgd door zijn zoon Joachaz, maar deze is na drie maanden door de Egyptische heerser afgezet en zijn troon is aan zijn broer Jojakim gegeven, of, zoals hij tot die tijd heette: Eljakim. Farao Necho heeft de naam van de koning van Juda veranderd, als een teken dat Jojakim wel op de troon mag zitten maar dat hij onderworpen is aan Egypte. Het ko- ninkrijk Juda heeft zijn zelfstandigheid verloren en is vazal van de wereld- macht Egypte. Deze gebeurtenissen vinden plaats in het jaar 608 voor Chr..

Drie jaren later, in 605 v.Chr., gebeuren er nog ingrijpender dingen. Bij Kar- kemis wordt het Egyptische leger vernietigend verslagen door een leger onder aanvoering van Nebukadnezar. Een aantal jaren voor deze gebeurtenissen werd Ninevé, de hoofdstad van het voormalige wereldrijk Assyrië veroverd en werd een eind gemaakt aan de Assyrische overheersing. Assyrië had het Tienstammenrijk Israël in ballingschap gevoerd. Door de slag bij Karkemis kreeg Babel wereldmacht en werd Egypte aan Babel onderworpen. Zo ge-

(2)

scheen. Zij eisten de stad op voor Nebukadnezar, die ruim 40 jaar een beslis- sende rol heeft gespeeld in de geschiedenis van het Midden-Oosten.

Maar dat is slechts menselijk gezien, want het was de HEERE die

Nebukadnezar de overwinning gaf op Jojakim; Daniël 1 vers 2: ‘En de Heere gaf Jojakim, de koning van Juda, in zijn hand, en een deel van de voor- werpen van het huis van God. Hij bracht die naar het land Sinear, naar het huis van zijn god. Hij bracht de voorwerpen naar de schatkamer van zijn god.’ Maar waarom heeft de HEERE Zijn volk, Zijn stad en tempel niet verlost? Dat hadden velen in Jeruzalem wel verwacht. We hebben het o.a. ge- lezen in de profetieën die de HEERE aan Jeremia gaf, juist in deze tijd trad Jeremia op in Jeruzalem. Er heerste in Jeruzalem een stemming van 'ons kan niets overkomen'. De inwoners van Jeruzalem waren van mening dat de HEERE Zijn stad en woning niet zou verlaten. Jeremia werd niet geloofd. De Israëlieten leefden door in hun valse rust.

Dus Nebukadnezar valt Jeruzalem aan en hij behaalt de overwinning. Maar de machtige koning van Babel is slechts een instrument in de hand van de HEE- RE, dat heeft hij zelf niet in de gaten. Integendeel, hij is van mening dat de goden van de Babyloniërs machtiger zijn dan de God van Israël. Nebukadne- zar eert zijn goden door een deel van de kostbaarheden uit de tempel van Je- ruzalem mee te nemen en die in de tempel van zijn eigen god neer te zetten.

Toch zijn de laatste woorden van deze wereldleider: ‘Ik, Nebukadnezar, prijs, roem en verheerlijk nu de Hemelkoning, omdat al Zijn daden waarheid zijn en Zijn paden gerechtigheid: Hij is in staat te vernederen wie in hoogmoed hun weg gaan.’ Maar dat lezen we pas in Daniël 4 vers 37, er zal nog heel wat water door de Eufraat stromen voordat Nebukadnezar tot deze lofprijzing komt.

Door alles heen laat de Heilige Geest ons zien dat de HEERE regeert! Bij alle donkere wolken die zich boven Jeruzalem samenpakken en bij alle dreigingen die we in het Bijbelboek Daniël tegenkomen, is dat een geweldige en rustge- vende gedachte: de HEERE leidt alle dingen naar Zijn wil. Hij heeft het altijd in

(3)

de hand, ook op die momenten waarop Zijn volk of jij en ik denken dat het verkeerd gaat.

Over de reden dat de HEERE Nebukadnezar de overwinning op Jojakim schonk, hebben we het al eerder gehad bij andere profeten. De HEERE is ge- nadig en barmhartig geweest tegenover Zijn volk. Hij heeft eeuwenlang ge- waarschuwd door middel van Zijn profeten. Vroeg en laat is Hij tot het volk ge- komen met de boodschap van bekering en terugkeer tot Hem. Maar het volk wilde niet luisteren, hoe liefelijk, hoe dringend of hoe ernstig het ook klonk.

Nog vlak voor de gebeurtenissen van vers één heeft de profeet Jeremia Jo- jakim en het volk gewaarschuwd, maar het hielp niets. Juda dient de afgoden, Jojakim verwerpt de woorden van Jeremia en zet de profeet gevangen. Dan doet de HEERE hier wat Hij bij monde van Mozes al in het Bijbelboek Deu- teronomium heeft gezegd. Hij geeft Zijn volk over in de handen van vijanden die het verdrukken. Juda wordt gestraft, maar het is de straf van een God, Die Zijn volk niet eeuwig heeft verstoten en Die nog denkt aan Zijn verbond. Want waar wil de HEERE met al deze dingen naar toe? Dat Israël vanuit de be- nauwdheid van de ballingschap weer zal gaan roepen tot hun God. Maar het is wel duidelijk, dat dit niet de bedoeling van Nebukadnezar is en nog minder van de grote tegenstander van de HEERE en Zijn volk; satan wil Jeruzalem van de aarde doen verdwijnen. Want, en dat is de andere kant van de medail- le, hier is het rijk van de duisternis bezig zijn macht te vestigen.

Terug naar vers 2, hier wordt i.p.v. over Babylon gesproken over Sinear. Da- niël wil de dingen laten zien zoals de HEERE ze ziet. Babylon heeft min of meer een neutrale klank maar bij de naam Sinear gaat een rood lampje bran- den. Want Sinear is het land waar de mensen woonden, die zich na de zond- vloed tegen God verzetten. Het is het land van menselijke hoogmoed, van menselijk streven en van goddeloosheid. Dat zijn ook voor ons actuele zaken.

Er is daarom reden genoeg om verder te luisteren naar de boodschap van Daniël.

Daniël 1 verzen 3 en 4: ‘Toen beval de koning aan Aspenaz, het hoofd van

(4)

namelijk uit het koninklijk geslacht en uit de edelen, jongemannen zon- der enig gebrek, knap van uiterlijk, bedreven in alle wijsheid, ervaren in wetenschap, helder van verstand, en die in staat waren dienst te doen in het paleis van de koning, en dat men hen moest onderwijzen in de ge- schriften en de taal van de Chaldeeën.’ We lezen dat er een aantal van de meest intelligente jongens van koninklijke en voorname afkomst naar Babel worden weggevoerd. Van koninklijke afkomst betekent: uit de familie van Da- vid. We zien dat de HEERE Zijn Woord houdt en de zonde straft. In 2 Konin- gen 20:18 had Jesaja namelijk het volgende voorspeld: ‘[Bovendien] zullen zij [een aantal] van uw zonen meenemen, die uit u zullen voortkomen, die u verwekken zult; zij zullen hovelingen worden in het paleis van de ko- ning van Babel.’ De heerschappij, die aan Davids huis was toegezegd, lijkt verder weg dan ooit. Is de schoonheid van het huis van David voorbij? Is zijn troon verdwenen?

Ik zei het al, bij een oppervlakkig doorlezen van de eerste hoofdstukken van het Bijbelboek Daniël zou je er niet direct op komen, maar ten diepste gaat het, ook hier, om de strijd tussen het Koninkrijk van God en het rijk van de duisternis, van satan. Die strijd speelt zich niet alleen af rond een brandende oven en een leeuwenkuil, maar die begint al bij de wegvoering van een aantal jonge mensen naar Babel. Op het moment dat de muren van Jeruzalem nog overeind staan en veel mensen in de stad nog denken dat het met een sisser zal aflopen.

Daniël 1 verzen 5 t/m 7: ’De koning nu stelde een dagelijkse hoeveelheid van de gerechten van de koning voor hen vast, en van de wijn die hij dronk, om hen in drie jaar zo op te voeden dat zij aan het einde daarvan in dienst konden treden van de koning. Onder hen waren uit de

Judeeërs: Daniël, Hananja, Misaël en Azarja. Het hoofd van de hovelin- gen gaf hun andere namen. Daniël noemde hij Beltsazar, Hananja

Sadrach, Misaël Mesach en Azarja Abed-Nego.’ Nebukadnezar wil van jon- ge mensen, die geroepen zijn om koningskinderen van Sion te zijn, trouwe burgers en dienaren van Babel maken. Om dat te bereiken zet hij drie midde- len in:

(5)

-Allereerst geeft hij opdracht om de jonge mensen, die in Jeruzalem onderwe- zen werden in de wet en de woorden van de HEERE, nu te onderwijzen in de taal en de wetenschap van de Chaldeeën. De taal van thuis moeten ze afleren om de taal van de wereld van Babel te leren spreken en in die taal te leren denken. Daarmee komt de godsdienst van thuis ook in gevaar, ze moeten zich nu verdiepen in de wetenschap van de Chaldeeën, dat is inclusief hun gods- dienst met zijn toverij en waarzeggerij vanuit de sterren.

-In de tweede plaats krijgen de jongeren ander eten. Erg aantrekkelijk, van de tafel van de koning, het beste van het beste. Niet gerelateerd en getoetst aan de Joodse voedselwetten. Is het een poging om de weggevoerden te ver- vreemden van hun achtergrond en hen gelijk te schakelen met de wereld om hen heen?

-In de derde plaats geeft Nebukadnezar hun ook andere namen.

Het geven van een andere naam heeft iets met macht te maken. Iemand krijgt een naam van degene, die gezag over hem heeft. Het is bijv. heel zinvol, dat op een zendingsveld mensen, die christen worden, bij de doop ook een ande- re naam krijgen als een teken dat de HEERE zeggenschap over hun leven heeft gekregen. Maar hier speelt nog wat meer. Daniël en zijn vrienden heb- ben namelijk prachtige Joodse namen, die stuk voor stuk een belijdenis zijn van Wie de HEERE is voor een mens.

-‘Daniël’ betekent: 'Mijn Rechter is God'.

-‘Hananja’ betekent: 'Genadig is de HEERE'.

-‘Misaël’ betekent: 'Wie is wat God is'.

-‘Azarja’ betekent: ‘Helper is de HEERE'.

En al is de betekenis van de Chaldese namen wat onzeker, zoveel is toch wel duidelijk, dat we daarin de namen van de goden van Babel tegenkomen, na- melijk: de goden Bel, Nebo en Mardoek. Beltsazar, Sadrach, Mesach en Abed-Nego zijn namen die naar Babelse goden verwijzen. Deze jongens wor- den met hun namen aan hen gewijd, zij moeten dienaren van de goden van Babel worden.

Als wij deze dingen lezen en overdenken dan zijn het actuele zaken. Ook vandaag is er strijd tussen het Rijk van God en van satan. En die strijd is

(6)

niet bespaard. Er komt vandaag heel wat op mensen af, wij leven midden in een zondige wereld, er wordt aan alle kanten aan ons getrokken, ook aan de jongeren. Wij mensen kunnen het niet ontlopen en ook onze kinderen niet.

Gelovigen leven niet op een eiland, maar midden in de wereld, net als die jon- gemannen aan het koninklijke hof in Babel. Uiteraard zien de vurige pijlen van satan er vandaag anders uit dan in de tijd van Daniël, maar het blijven vurige pijlen die tot doel hebben om te verwonden en uit te schakelen. Zo’n beetje al- les kan onze huiskamers binnenkomen via de moderne media en internet, al- leen: wie is er heer en meester over de knoppen en de afstandsbediening?

Vullen wij onszelf en onze kinderen met de zaken van de wereld die de rem- men losmaken en stimuleren om mee te doen in plaats van anders te zijn?

Kunnen jongeren thuis, op school of in de kerk nog leren dat de HEERE het allerhoogst en enige juiste is? Gelukkig is dat niet afhankelijk van mensen, maar wij hebben daarin wel een verantwoordelijkheid. Daarom is goed kinder- en jeugdwerk thuis en in de gemeente van Christus, van groot belang.

Daniël 1 vers 8: ‘Daniël nu nam zich in zijn hart voor zich niet te besmet- ten met de gerechten van de koning of met de wijn die hij dronk. Daarom verzocht hij het hoofd van de hovelingen of hij zich niet zou hoeven te verontreinigen.’ Dit vers toont dat niet mee doen en anders willen zijn, begint met het maken van een keuze in je hart. Daniël kiest er in zijn hart voor om niet mee te doen met eten van de koninklijke tafels, hij wilde zich aan de rein- heidsvoorschriften houden. Hij wilde doen wat de HEERE in Zijn Woord had vastgelegd. Voor een jongeman van ergens tussen de 15 en 20 jaar vind ik dat een moedige keuze. Hij deed er ook niet geheimzinnig over, hij vroeg aan het hoofd van de hofhouding of hij ander voedsel mocht eten.

Daniël 1 vers 9: ’God gaf Daniël genade en barmhartigheid bij het hoofd van de hovelingen.’ M.a.w. God zorgde ervoor dat deze man aan de wens van Daniël tegemoetkwam. Prachtig!

Daniël 1 verzen 10 t/m 13: ’Want het hoofd van de hovelingen zei tegen Daniël: Ik ben bevreesd voor mijn heer de koning, die uw eten en uw drinken heeft vastgesteld. Want waarom zou hij zien dat uw gezichten er

(7)

slechter uitzien dan die van de andere jongemannen van uw groep? U zou bij de koning mijn hoofd met schuld beladen. Toen zei Daniël tegen de kamerheer die het hoofd van de hovelingen had aangesteld over Da- niël, Hananja, Misaël en Azarja: Stel uw dienaren toch tien dagen op de proef, en laat men ons plantaardig voedsel geven, zodat wij dat eten, en water, zodat we dat drinken. En laat dan in uw tegenwoordigheid ons ui- terlijk en het uiterlijk van de andere jongemannen, die de gerechten van de koning eten, bezien worden, en doe dan met uw dienaren naar wat u ziet.’ Deze jongen kwam echt op voor God, en hij deed het aan een heidens hof. Onder gewone omstandigheden zou dit fataal zijn geworden. Klaarblijke- lijk probeerde Daniël geen populariteitswedstrijd te winnen. Hij probeerde niet Nebukadnezar te plezieren. Zijn besluit weerspiegelde niet de moderne zacht- heid van compromissen die we overal om ons heen zien; ook werd het niet voorgeschreven door de valse filosofieën over hoe vrienden te winnen en mensen te beïnvloeden. Daniël paste zich niet aan deze wereld aan, maar hij werd veranderd door de vernieuwing van zijn denken, en de wil van God was het alles in beslag nemende doel van zijn leven.

Daniël en zijn vrienden vertegenwoordigden in hun tijd dat Joodse overblijfsel dat God in alle tijden gehad heeft en zal hebben.

Bij de productie van het programma 'Door de Bijbel' is dankbaar gebruik gemaakt van de StudieBijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek. De StudieBijbel Online werd gebruikt voor research en wordt ook met toestemming regelmatig geciteerd. Meer informatie vindt u op www.studiebijbel.nl. Wij raden een abonnement op de Studie- Bijbel app aan, als u nog dieper op de Bijbel wilt ingaan.

Tenzij anders vermeld, komen De Bijbelpassages, gebruikt bij de productie van het programma 'Door de Bijbel', met toestemming van uitgeverij Jongbloed, uit de Her- ziene Statenvertaling. Meer informatie: www.herzienestatenvertaling.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2 Petrus 2 vers 1: Maar zoals er vroeger mensen waren die niet echt namens God spraken, zo zullen er ook onder u mensen komen die dingen leren die niet waar zijn.. Op een heel

- Wat doet Daniël als hij hoort dat alle wijzen moeten worden gedood..

En dan heeft Petrus het over de Here Jezus Christus, want hij zegt in Handelingen 4 vers 12: Er is bij niemand anders redding te vinden, Hij is de Enige, door wie de mensen

2 Thessalonicenzen 1 vers 3: ‘Wij moeten God altijd voor u danken, broe- ders, zoals het behoort, omdat uw geloof buitengewoon sterk groeit en de liefde van ieder van u allen

Petrus zegt met de woorden uit vers 1 tegen de lezers van zijn brief: zoals er toen valse profeten onder Israël waren zo zullen er ook onder u valse leraren zijn.. Met de

We gaan naar de tweede dag, we lezen Genesis 1 verzen 6 t/m 8: ‘En God zei: Laat er een gewelf zijn in het midden van het water, en laat dat scheiding maken tussen water en water..

‘En God zei tegen Noach en zijn zonen met hem: En Ik, zie, Ik maak Mijn verbond met u, met uw nageslacht na u, en met alle levende wezens die bij u zijn: de vogels, het vee en

Maleachi 2 vers 11: In Juda, Israël en Jeruzalem heerst gebrek aan trouw, want de mannen van Juda hebben de heilige en geliefde tempel van de HERE ontheiligd door te trouwen