• No results found

Anton De Kom Universiteit van Suriname Instituut for Graduate and Research Studies

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Anton De Kom Universiteit van Suriname Instituut for Graduate and Research Studies"

Copied!
123
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Anton De Kom Universiteit van Suriname

Instituut for Graduate and Research Studies

DE BELEVING VAN WINTI

---

Een onderzoek naar de stedelijke reacties op het praktiseren van winti in de koloniale tijd 1700-1942

Thesis ter verkrijging van de graad van Master in Geschiedenis

Naam: Samson Judy Datum: 26-8-2014

(2)

Anton De Kom Universiteit van Suriname

Instituut for Graduate and Research Studies

DE BELEVING VAN WINTI

---

Een onderzoek naar de stedelijke reacties op het praktiseren van winti in de koloniale tijd 1700-1942

Thesis ter verkrijging van de graad van Master in Geschiedenis

Naam: Samson Judy Datum: 26-8-2014

Begeleiders: Dr. Meel P. en Dr. Mr. Marshall E., MA

(3)

i

Voorwoord

Het schrijven van een thesis over de geschiedenis van de beleving van winti in Suriname over een periode van ruim twee eeuwen was geen eenvoudige zaak. De beleving van winti is onlosmakelijk verbonden met de wintigelovige gemeenschap, het koloniaal gezag en het kerkelijk beleid ten opzichte van het praktiseren van winti, het toepassen van bedachte overlevingsstrategieën door tot slaaf gemaakten en hun nakomelingen om het behoud van de Afro-Surinaamse cultuur en winti.

Ik ben alle personen dankbaar voor hun adviezen, commentaren, handreikingen die ik heb gekregen bij mijn onderzoek en het schrijven van deze thesis. Ik breng mijn waardering en dank uit aan mijn begeleiders de heren dr. Meel en dr. Marshall. De heer Meel wil ik bedanken voor zijn uitstekende begeleiding bij dit onderzoek. Zijn kritische insteken en eerlijke commentaren hebben het beste uit mij gehaald en mijn motivatie doen toenemen om het onderzoek en het schrijfwerk vlot af te ronden. Zijn kennis en geduld en wijsheid bij het beantwoorden van essentiële vragen betreffende de vooruitgang van het onderzoek, zijn waardevol voor mij geweest.

De heer Marshall inspireerde mij in 2007 om dit historisch-wetenschappelijk onderzoek naar het verleden van de beleving van winti te doen en ik ben hem daarvoor zeer erkentelijk. Zijn geloof en vertrouwen in het feit dat ik dit onderzoek aankon, is van waarde gebleken want het heeft inspirerend gewerkt op mijn motivatie voor het verrichten en afronden van dit onderzoek.

Een speciaal woord van dank gaat uit naar de Afro-Surinaamse stichtingen als Na Afrikan Kulturu fu Sranan (NAKS) en Fiti Fu Wini; alle dumannen en de duvrouwen Veldman en Starke, de wintigelovigen, en andere Surinamers. Ik noem in het bijzonder: Bijlhout, De Randhami, Kruin, Sedoc, dominee Loswijk, Marilva, Tai-Apin, Zichem en de inmiddels overleden dumannen Wielingen en Holter.

Lieve pa Tjon-A-Tjieuw, mevrouw MSc J. Vloor, mijn zeer gewaardeerde vriend mr. S. Polanen en de coördinator van de masteropleiding geschiedenis, de heer Hassankhan, wil ik bedanken voor hun geweldige ondersteuning gedurende het onderzoek. Zij motiveerden mij zodanig dat ik dit onderzoek binnen een bepaalde periode kon verrichten en mijn thesis kon schrijven. Mijn dank gaat tevens uit naar de behulpzame en efficiënte dames en heren die werkzaam zijn in de bibliotheken van de Anton de Kom Universiteit van Suriname en het Hof van Justitie. Mevrouw Moor dank ik hartelijk voor het taalkundig corrigeren van mijn thesis.

Tot slot wil ik mijn dochter Farell Kruin en man Gilles Kruin bedanken voor hun liefde, inspiratie en begrip die zij gedurende het afstudeerproces hebben getoond.

Judy Samson

(4)

ii

Samenvatting

Als student van de masteropleiding geschiedenis was het kiezen van een thema voor het verrichten van een wetenschappelijk onderzoek niet moeilijk. De module Afrika in diaspora wekte namelijk mijn interesse om de geschiedenis van winti, een vorm van Afrikanisme, te bestuderen. Hedendaagse factoren als de negatieve stedelijke reacties op het praktiseren van winti, de negatieve beeldvorming over winti en de gevolgen van het wel of niet praktiseren van winti, zijn van doorslaggevende aard geweest. Zij hebben geleid tot het verrichten van een onderzoek naar de stedelijke reacties op het praktiseren van winti in de periode 1700-1942.

Het geheel is benaderd vanuit de wetenschapsfilosofie van het interpretivisme. Dat bood namelijk mogelijkheden om de onderzochte groep, de stedelijke en wintigelovige Afro-Surinamers in zijn of haar eigen milieu te bestuderen. Hierdoor werd een beter begrip verkregen van de zingeving van, en de achterliggende (subjectieve)oorzaken voor het praktiseren en beleven van winti in de genoemde periode.

De methode van de orale traditie is zeer bruikbaar geweest in dit kwalitatief onderzoek en zijn in dat kader dumannen en duvrouwen en hun winti’s en obia’s aan het woord gelaten. Tevens is de methode van data-triangulatie toegepast, omdat de uitspraken van de orale bronnen op hun betrouwbaarheid getoetst moesten worden.

De analyse-eenheid wordt gevormd door de onderzoeker in relatie met de onderzochte groep, hun milieu, de Surinaamse maatschappij en de bestudeerde primaire en secundaire bronnen. Tevens is gebruik gemaakt van theorieën afkomstig uit onderzoeksvelden als de historie, sociologie, culturele antropologie en de godsdienstwetenschap. Die vormden het theoretisch kader waarbinnen dit onderzoek plaatsvond.

Met deze studie is getracht de tot slaaf gemaakte Afrikanen en hun nakomelingen een stem te geven in de Surinaamse geschiedschrijving!

(5)

iii Lijst van illustraties

1.1 De “mama-sneki of “watra-mama” die haar bezweringen uitspreekt (1839).

Overgenomen van http://www.museumkennis.nl/Slavernij in Suriname,

p.1

2.1 Het slavenruim op een slavenschip (1988). Overgenomen van http://www.slavenhaler.nl/feiten, p.20

2.2 Structuren van de Akan- en wintireligie, p.23

2.3 Musical Instruments of the African Negroes (1971). Overgenomen van http://www.hitchcock.itc.virginia.edu/SlaveTrade/collection/large/

mariners04JPG, p.26

2.4 Tabel aantal onderdrukte Afrikaanse tot slaaf gemaakten 1752-1862, p.29 2.5 [Tot slaaf gemaakt] (z.j.). Overgenomen van http://www.ignisi.com, p.31 2.6 The Celebrated Graman Quasy (1971).Overgenomen van

http://www.suriname.nu, p.35

2.7 Inheemse winti (2008), door Samson J.M., p.39

2.8 Exorcismus (z.j.) Overgenomen van http://www.bukubooks.wordpress.com, p.43

3.1 [Uitvoering van de Spaanse bok] (1768-1848). Overgenomen van http://www.wikimedia.org/file:024debret.jpg, p .56

3.2 A Negro Hung Alive by the Ribs to a Gallow (1971). Overgenomen van http://www.wikipedia.org, p.57

3.3 De vierendeling van Tupac Amarú (z.j.). Overgenomen van http://www.historiek.net.vierendeling, p.58

3.4 [Vreugde om de abolitie] (z.j.). Overgenomen van http://www.bukubooks.wordpress.com, p.61

4.1 [De Afro-Surinaamse politieman in 1878] (z.j.). Overgenomen van http://www.suriname.nu, p.68

4.2 Een dansfeest of doe (1830). Overgenomen van http://www.google.nl, p.71 4.3 De huiswerkster (1912). Overgenomen van

http://www.bukubooks.files.wordpress.com/huisbediende, p.72 4.4 [De gemengde] (2013), door De Randhamie, U., p.76

4.5 [De familie van Jacques Salomon Samuels] [ca.1900]. Overgenomen van http://www.bukubooks.wordpress.com, p.79

4.6 Bewaarschool der Ev. Br. Gem. (1900). Overgenomen van http://www.bukubooks.wordpress.com/prenten, p.86

4.7 Zes Surinaamse Leeraars die in 1927 door den Schrijver Geordend Werden (1927). Overgenomen van Staal en Steinberg, p.88

4.8 In Het Kinderhuis Te Saron. Aan de tafel Zr. H Kunz (1930). Overgenomen van Staal en Steinberg, p.89

4.9 De zoete wraak (2014); zoals zij werd aangetroffen in 2014, p.93

(6)

iv 4.10 Interieur van de Groote Stadskerk in 1928. Feestviering ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan van het Kerkgebouw (1928). Overgenomen van Staal en Steinberg, p.95

4.11 Tru Fesi (2008); zoals die werd aanschouwd op een wintiprey, p.97 4.12 Het syncretisch proces van winti (2014). p.101

(7)

v Lijst van gebruikte winti-gerelateerde termen

Adumankama : een bosobia.

Akantasi : een bosobia die woont in een termietennest-heuvel.

Ampuku : bosobia die de dienaar van de aisa is Anana : de naam van God binnen winti.

Aisa : moeder van de aarde.

Djebri Kromanti : een bosobia die ook wel Adjaini genoemd wordt en in dienst is van de luchtwinti’s.

Fjo-fjo : ziektebeeld veroorzaakt door ruzie tussen godheden en geesten die dragers zijn van mensen.

Kra : de ziel die bij de dood van een mens teruggaat naar Kratafra : tafel met diverse gerechten en dranken die door

winti’s, obia’s en de geesten van de voorouders tijdens hun leven genuttigd zijn.

Luku : een consultatie bij een luku-man wiens obia de wereld van de mens en geest binnen kan dringen om kwaad of andere problemen te ontdekken of aan te horen van winti’s en obia’s.

Luku-man : ziener.

Nasi : vooroudergeest die wedergeboren is in diens familie in een nakomeling.

Obia : godheid die in opdracht van de kra en de winti opereert. Die beschikt over de gave van genezing en het zien in de (geesten)wereld om kwaad te ontdekken.

Tapu : middel of object om boze geesten te weren.

Yeye : de menselijke geest.

Yorka : de geest van een overledene die een menselijke gedaante aanneemt en nog over de ervaringen beschikt die hij als mens vergaard had tijdens zijn leven.

Fodu : een slangengeest. De Aisa en de Loko vertonen zich soms in deze vorm.

Wasi : geneeskrachtig bad waarin er kruiden, bladeren van planten zitten die special zijn gekozen om een betreffend probleem op te lossen. De kruiden die gebruikt worden, zijn natuurlijk afhankelijk van het ziektebeeld of het soort winti of obia waarmee dit probleem of ziektebeeld samenhangt.

Winti : godheid die de mens tijdens diens leven schraagt en draagt.

Wisi : ziektebeeld veroorzaakt door zwarte magie.

Wisi-man : iemand die zwarte magie praktiseert en anderen in opdracht van zijn klanten wisi bezorgt.

(8)

vi

Inhoud

Hoofdstuk 1 Inleiding

1

1.1 Onderwerp en probleemstelling 1

1.2 Methodologie 3

1.3 Relevantie 7

1.4 Bronnen 8

1.5 Opbouw van de studie 16

Hoofdstuk 2 Slavernij en Winti 1700-1863 18

2.1 Diaspora 18

2.2. Afrikaanse groepen 19

2.3 Ontstaan van de Afro-Surinaamse cultuur 20

2.3.1 Integratie en syncretisme 21

2.3.2 Ontwikkeling van de Afro-Surinaamse godsdienst 22

2.3.3 Spirituele leiders en winti 28

2.4 De tot slaaf gemaakte in Paramaribo 28

2.4.1 Winti bestreden door de regelgever 31

2.5 Historiografie van de geschiedschrijving over winti 33 2.6 Dumannen en de koloniale overheid 34

2.6.1 Winti als verzetsvorm en overlevingsstrategie 37

2.7 Winti en de kerk 40

2.7.1 De Moravische Broedergemeente 40

2.7.2 De zwarte mens en de EBG 42

Hoofdstuk 3 Winti versus het koloniaal beleid en de rechtspraak

46

3.1 Beleidsmaatregelen en winti 47

3.1.1 De burgernachtwacht en de schutterij 47

3.1.2 Gekleurden in de opsporingstroepen 49

3.1.3 Verdeel en heerspolitiek 49

3.1.4 Optredens van gekleurden in opsporingstroepen 50 3.1.5 Overlevingsstrategieën versus opsporingstroepen 51

3.2 Het rechtsproces en de vervolging 53

3.2.1 De rechtsprekende instantie 53

3.2.2 De berechting 54

3.3. De executie of ten uitvoer legging van het vonnis 55

3.3.1 Invloeden van winti op de straf 56

3.3.2 De verlichting 59

(9)

vii

3.4 Winti en de afschaffing van de slavernij 60

Hoofdstuk 4 De Beleving van Winti

1863-1942 63

4.1 De assimilatiepolitiek 63

4.1.1 Winti als delictum sui generis 65

4.1.2 De politiemacht en winti 66

4.2 De wintigelovige tijdens het staatstoezicht 71 4.3 Winti, immigratie en raciale assimilatie 72

4.3.1 Overleveringen, levensverhalen en de geschiedwetenschap 75

4.4 De stedelijke Afro-Surinaamse gemeenschap na 1863 78

4.4.1 De elitemassa 79

4.4.2 De middenklasse 80

4.4.3 De volksklasse 81

4.5 Stadse wintigelovigen en de EBG 1863-1873 82

4.5.1 Het kerkelijk kolonialisme 83

4.6 Assimilatie en leerplicht 86

4.6.1 De Afro-Surinaamse cultuur en de leerplicht 87

4.7 Gevolgen van appreciatie en depreciatie 87

4.7.1 Afro-Surinaamse christenen na 1883 88

4.7.2 De dualist 93

4.7.3 Gedragingen van dualisten 95

4.8 Winti en de mens 97

Conclusie en aanbevelingen

102

Geraadpleegde literatuur

109

(10)

1

Hoofdstuk 1 Inleiding

1

Figuur1.1 De “mama-sneki of “watra-mama” die haar bezweringen uitspreekt (1839),

door Benoit, P.J. Voyage à Surinam. Overgenomen van http://www.museumkennis.nl/Slavernij in Suriname

1.1 Onderwerp en probleemstelling

Het meest beschreven thema uit de Surinaamse geschiedenis is dat van de slavernij.

In vele bronnen is de focus gelegd op het verhaal van de jager; de heerser en niet die op dat van de prooi; de Afrikaanse tot slaaf gemaakte. In dit wetenschappelijk onderzoek staat het verhaal van de Afrikaanse tot slaaf gemaakte en diens nakomelingen centraal. Het geheel wordt benaderd vanuit de filosofie van het interpretivisme. Het onderzoek richt zich op de stedelijke reacties op het praktiseren van winti in de periode 1700-1942.

De keus viel op Paramaribo, omdat het de tot slaaf gemaakte Afrikanen en hun nakomelingen2 verboden was om winti in dit grensgebied3 te bedrijven. Een tweede reden voor de keuze voor het studiegebied Paramaribo is, omdat er over de beleving van winti in deze stedelijke gemeenschap een naar verhouding grote hoeveelheid bronnenmateriaal voorhanden is.

Het beginpunt wordt bepaald door de inhoud van de oudste bronnencollectie zoals de gouvernementsverslagen, plakkaten (Plakkaatboeken) en de werken of verslagen van geschiedschrijvers en ooggetuigen uit de 18de en 19de eeuw. Herlein (1718) was de eerste die een breed opgezet boek over Suriname publiceerde en heeft het eerst over de religie van de tot slaaf gemaakte geschreven.

1 Dit fragment uit ± 1830 is een weergave van de rituele dimensie van winti.

2 Deze werden na 1863 Creolen genoemd. Echter wordt vanwege het bewustwordingsproces onder deze groep, liever gekozen voor de term ‘stedelijke Afro-Surinamers’.

3 Plakkaat 591 daterende uit 1761 februari 4.: De verboden zone; de eene zijde tot aan de brug over de Sommelsdijks creecq in de Savane en aan de andere zijde tot aan de brug over de Dominees creecq voor’t pad van Wanika.

(11)

2 Het eerste en tevens het oudste plakkaat dat over de religie van de tot slaaf

gemaakte Afrikanen en hun nakomelingen handelt, is volgens Van Lier (1977:108- 109) dat van 8 mei 1698 dat in het wetboek van strafrecht als artikel 472 opgenomen was.4 De periode 1900-1930 vormt het middelpunt van deze studie.

Herskovits (1966) is de eerste antropoloog die aandacht heeft besteed aan de religie van de stedelijke Afro-Surinamers in de jaren dertig van de twintigste eeuw.

Het eindpunt valt samen met de opkomst van het Afro-Surinaams cultuurnationalisme tijdens de regering van gouverneur Kielstra (1933-1944). We zullen zien dat de mate van invloed van het cultuurnationalisme geen belangrijke factor is geweest voor de stadse wintigelovigen. Dit zien we duidelijk bij de Afro- Surinaamse cultuurnationalisten wier acties niet geleid hebben tot afschaffing van het wintiverbod.

De stedelijke reacties op het praktiseren van winti worden in deze studie geanalyseerd tegen de achtergrond van het koloniaal beleid (1700-1942) en die van de Moravische Broedergemeente (1776-1942). De keuze viel op deze denominatie omdat zij de meeste successen hebben geboekt met hun kersteningsproces. De meeste stedelijke Afro-Surinamers waren na 1863 lid van deze kerk die vanaf de verzelfstandiging na 1883 bekend stond als de Evangelische Broeder Gemeente (EBG). De belangrijkste reden voor de keuze is echter omdat er over de Afro- Surinaamse gemeenschap in Paramaribo een naar verhouding grote hoeveelheid bronnenmateriaal voorhanden is.

Met behulp van het vergaarde bronnenmateriaal wordt aangetoond dat:

 de tot slaaf gemaakte Afrikanen door de slavernij en de psychische druk die daarvan uitging, hun thuisland Afrika in Suriname gerecreëerd hebben;

 dat wint; als gevolg van sociale processen als integratie, creolisering en syncretisme is ontstaan;

 de koloniale staat en de EBG het praktiseren van winti verwerpelijk vonden, en dat hun beleid erop gericht was om dit cultuurgedrag te beëindigen;

 de tot slaaf gemaakte Afrikanen en hun nakomelingen door de negatieve stedelijke reacties, diverse overlevingsstrategieën hebben bedacht om het praktiseren voort te kunnen zetten en winti te behoeden voor een ondergang.

Probleemstelling

Aan het begin van dit onderzoek bleek het formuleren van een vraagstelling zeer lastig. Het lukte mij na vele overdenkingen een vraagstelling te formuleren die mijn interesse in dit onderzoek alleen maar zou kunnen doen toenemen. Ik heb me in deze studie beperkt tot het ontstaan van de religie winti, de redenen achter het praktiseren hiervan, en de reacties van de koloniale stedelijke maatschappij (1700- 1942) hierop.

4Hierin wordt aangegeven dat het trommelen en dansen van tot slaaf gemaakten in de stad verboden was. In het Surinaams juristenblad van 1974 is er een artikel van Adhin geplaatst dat handelt over Afgoderij als delictum sui generis; strafbepalingen inzake “Baljaren”.

(12)

3 Met deze omschrijving kom ik tot de probleemstelling van deze thesis. Deze luidt

als volgt: Wat waren de stedelijke reacties op het praktiseren van winti in de periode 1700-1942? In de loop van dit onderzoek zullen we vanzelf het antwoord op deze vraag tegenkomen. De vraagstellingen die de probleemstelling moeten aanvullen zijn als volgt:

- Hoe is winti ontstaan?

- Waarom praktiseerden de stadse tot slaaf gemaakte Afro-Surinamers en hun nakomelingen winti in de periode 1700-1942?

- Welke beeldvorming had de koloniale stedelijke maatschappij van winti?

- Waarom slaagde de koloniale overheid en de EBG er niet in om een einde te maken aan het praktiseren van winti in de periode 1700-1863?

In dit wetenschappelijk-historisch onderzoek is een grote rol toebedeeld aan politiek-bestuurlijke en sociaal-maatschappelijke reacties en/of verschijnselen. De in dit onderzoek gebruikte termen zijn: slavenhandel, slavernij, Afrikaanse diaspora, kolonialisme, Afrikanisme, winti, integratie, creoliseringsprocessen, numineus, theofanie, cultuuraspiraties, bureaucratie, opsporingsapparaten, vonnis, straf, raciale assimilatie, assimilatiepolitiek, leerplicht, appreciatie, depreciatie, kerkelijk kolonialisme, kerkdwang, overlevingsstrategieën, anomie, dualisme, syncretisme en Afro-Surinaams nationalisme.

1.2 Methodologie

De probleemstelling is in dit onderzoek uitgewerkt met behulp van een gedegen bronnenonderzoek en overleveringen uit de orale traditie en orale historie. Dit kwalitatief onderzoek stelde mij in staat om verzamelde gegevens te presenteren in samenhang met theorieën uit de onderzoeksvelden van de wetenschapsfilosofie, historie, (culturele)antropologie, sociologie en de godsdienstwetenschap.

Zo is gebruik gemaakt van het interpretivisme waarvan de grondslagen volgens Menke (2011:22) terug te vinden zijn in de fenomenologie. De fenomenologie (n.d.

wikipedia.org/wiki/John_Searl) heeft als doel: het fenomeen of datgene wat onmiddellijk gegeven is te beschrijven. Het richt zich op het wezen (‘Eidos’); de mens en op verschijnselen die de onderzoeker direct kan vatten in zijn waarneming.

Het negeert de vraag of dit object; het wezen van de waarneming echt bestaat. De fenomenologie laat de dingen voor zichzelf spreken. Fenomenologen bestuderen hoe de bepaalde zaken aan ons verschijnen, zoals ze aan ons verschijnen, vanuit de eerste persoon. Dit is waar we het terrein van het interpretivisme betreden. Het interpretivisme valt onder de categorie van de sociale wetenschappen. En volgens Bryman (zoals geciteerd in http://www.wikipedia.org, z.j.) wordt er gesproken van de interpretatieve sociologie die binnen de sociologie een stroming is.

(13)

4 De aanhangers van deze stroming geloven dat het onderzoeksobject van de

sociologie; de mens, fundamenteel verschilt ten opzichte van het onderzoeksobject in de natuur. Het interpretivisme verschilt hierbij met de onderzoeksmethode positivisme5, omdat daar veel inzicht verloren gaat bij het ‘bestuderen van de complexe wereld’ van de mens. Positivisten reduceren namelijk deze complexe wereld tot slechts enkele wetmatige generalisaties, terwijl het bij de interpretivisten juist wel gaat om het bestuderen van de mens, om toegang te krijgen tot diens

‘common-sense’ denken. De interpretivist benadert het geheel vanuit het sociaal constructivisme waar men volgens Gertjan (zoals geciteerd op http://www.gertjan van modellensite.nl/onderzoeks-ui) er vanuit gaat dat ieder mens de werkelijkheid op een andere manier interpreteert. Het is de taak van de interpretivist om de subjectieve oorzaak achter de acties van de onderzochte groep (mensen) te leren kennen, opdat men hen kan begrijpen.

Deze onderzoeksmethode bood de onderzoeker de gelegenheid om de stedelijke Afro-Surinamer en diens voorouders; de tot slaaf gemaakte Afrikanen, van dichtbij te bestuderen en na te gaan op welke manier zij zin hebben gegeven aan hun leven in de kolonie Suriname. De onderzoeker kreeg hierdoor toegang tot het common- sense denken van de onderzochte groep. Voorts werd duidelijk wat de achterliggende redenen waren voor het (heimelijk)praktiseren van winti in de periode 1700-1942. De onderzoeksgegevens over dit cultuurgedrag zijn zoveel als mogelijk objectief geïnterpreteerd en vanuit het perspectief van de wintigelovige verklaard. Het doel van deze methode was namelijk om de tot slaaf gemaakte Afrikanen en hun nakomelingen een stem geven. Deze methode is noodzakelijk geweest, omdat in de geschiedschrijving er steeds vanuit het dominante koloniaal perspectief geschreven en gedacht is. Maar het eigen perspectief of standpunt van de onderzoeker speelt ook een grote rol en vormt het kader waarbinnen ik mijn onderzoeksresultaten presenteer.

In dit kwalitatief onderzoek is er op verschillende niveaus tegelijk gewerkt. Naast het bestuderen van bronnen en het analyseren van resultaten van oude interviews van voor 2011, was ik tegelijkertijd in contact met de wintigelovigen, christenen, dualisten en andere groepen in de Surinaamse maatschappij. De analyse-eenheid werd gevormd door de onderzoeker, de bronnen, de onderzochte groep, hun belevingswereld en hun verleden.

In dit onderzoek zijn de sociale verhoudingen binnen de zwarte maatschappij van de periode 1700-1942 beschreven, en de rol van winti binnen deze maatschappij is geanalyseerd en verklaard. In mijn beschrijvingen van het cultuurgedrag van het praktiseren van winti, is ook gelet op de relatie tussen de onderzochte groep en de koloniale staat en de EBG. De focus is gelegd op de stedelijke reacties op het praktiseren van winti. Het gaat om reacties van de koloniale staat, de EBG, de witte stedelingen, gekerstende Afro-Surinamers en dualisten.

5 Bij het positivisme is de analyticus een natuurwetenschapper die onderzoeksgegevens verzameld en waardenvrij (objectief) interpreteert.

(14)

5 Dit onderzoek probeert gedane verklaringen of stellingen over de beleving van

winti in de periode 1700-1942 te weerleggen. Tevens is getracht de negatieve beeldvorming over winti te verklaren. Tijdens dit onderzoek heb ik mij laten inspireren door theoretische oriëntaties van wetenschapers van diverse stromingen zoals die van de godsdienswetenschapper Otto (zoals geciteerd in Smart, 2008).

Verder gaat het ook om theorieën uit de culturele antropologie (Smart 2008), de historici van de derde wereld (Harris 1998, Shepperson 1968 en Toussaint6) en de sociologie (Merton 1968). Sheppersons (1968) benadering van de komst van tot slaaf gemaakte Afrikanen en hun nakomelingen in de nieuwe wereld, volg ik kritiekloos omdat die het best aansluit bij de resultaten uit het fenomenologisch onderzoek. Zij stelt dat deze in diaspora levende tot slaaf gemaakte Afrikanen, Afrika in hun verbeelding gerecreëerd hebben. Deze recreatie van de Afrikaanse werkelijkheid wordt ook door Harris (1993) het Pan-Afrikanisme genoemd. Ik zie een samenhang tussen het Pan-Afrikanisme en het ontstaan van diverse vormen van Afrikanisme zoals de Afro-Surinaamse cultuur en winti, de dumannen en duvrouwen.

De theorie van de socioloog Merton (1968:185-214) was bruikbaar bij het analyseren van de redenen achter het praktiseren van de wintireligie. Merton stelt namelijk dat een cultuur een aantal doeleinden, aspiraties heeft die voor alle leden van dezelfde (etnische)groep gelijk zijn of voor afzonderlijke groepen verschillend zijn. Tevens kent een cultuur normen die bepalen op welke wijze men de doeleinden wil of kan realiseren. Merton stelt verder dat niet iedereen gelijke kansen heeft om zijn of haar gestelde doelen te realiseren. Dit kan als oorzaak hebben een verschil in aanleg, welstand of sociale positie. En dit is het belangrijkste punt uit de theorie van Merton die zeer bruikbaar is in dit onderzoek.

De tot slaaf gemaakte Afrikanen en hun nakomelingen bekleedden de laagste positie in de koloniale maatschappij. Zij vormden de groep der onderdrukten. Hun cultuur werd niet geaccepteerd en het uitoefenen van cultuuraspecten als winti werd zelfs verboden. Echter zijn ze wel in staat gebleken om de belangrijkste cultuuraspiraties zoals het praktiseren van winti te verwezenlijken in de periode 1700-1942. Tijdens het analyseren van de onderzoeksresultaten over het gedrag van de stedelijke Afro-Surinamer in de periode 1863-1942, viel op dat dit door diverse sociale processen beïnvloed werd. Dit gedrag is met behulp van de sociologische termen appreciatie en depreciatie van Speckmann (1966:56) verklaard. Speckmann noemt de positieve waardering voor de Europese cultuur bij Afro-Surinamers een appreciatie van de white wish. Hij verstaat onder depreciatie:

het negatief waarderen van de eigen raskenmerken.

6 Op de Masteropleiding geschiedenis is een reader van de module Afrika in Diaspora, 2011,

aangeboden waarin artikelen van Afrikaanse en Caraibische historici verzameld zijn. Zij hebben ook over het Pan-Afrikanisme geschreven. Er zijn tijdens deze door Toussaint verzorgde module, aantekeningen gemaakt, vastgelegd en is ook hieruit geput.

(15)

6 Het ontstaan en de ontwikkeling van de Afro-Surinaamse cultuur zijn met behulp

van de theorie van creolisering van Van Stripiaan (1993) verklaard. Die beschrijft dit als: het ontstaan van een te grote afstand tussen de dominante cultuur en die van een mindere of kleinere groep, waarbij integratieprocessen van opeenvolgende generaties uiteindelijk kunnen leiden tot het ontstaan van nieuwe cultuur. Het onderzoek wijst echter ook uit dat creolisering gepaard gaat met syncretisme.

Pollak-Eltz (1970:12-13) heeft dit verwoord als: een proces waarbij elementen van een bepaalde cultuur geïncorporeerd of geïdentificeerd kunnen worden in een ander cultuur. Het onderzoek leert ook dat het syncretisme optreedt als een minderheid in een maatschappij psychisch onderdrukt wordt door het militair en cultuur-nationalistisch optreden van een dominante groep. Dit verklaart dan ook waarom het fenomeen van dualisme opgetreden is. Dit onderzoek kenschetst het dualisme als: een levenshouding van een onderdrukte groep die door de psychische en maatschappelijke druk, twee verschillende religies erop nahoudt die perfect naast elkaar functioneren. Alle zojuist genoemde sociologische theorieën zijn in dit onderzoek bruikbaar geweest en ook als zodanig toegepast.

Naast de sociologie is ook gebruik gemaakt van concepten en theorieën van de cultuurantropologie. De cultuurantropoloog Smart (2008) ziet in een religie zeven dimensies7. Deze dimensies zijn terug te vinden in winti en het verklaart waarom winti in dit onderzoek als religie benaderd is. Zo is bij het fenomenologisch onderzoek naar de beleving van Winti, de focus voornamelijk gelegd op de sociaal- institutionele en de emotionele of ondervindingsdimensie. De theorie van het numineus8 van Otto (zoals geciteerd in Smart, 2008) is hier ondersteunend geweest, omdat die verband houdt met de emotionele dimensie.

Het numineus is volgens Smart (2008:16) een gevoel dat opgewekt wordt door een mysterium tremendum et fascinans, een geheimzinnig iets dat een zekere aantrekkingskracht heeft, maar tegelijkertijd een met ontzag omringde vrees uitstraalt. Smart (2008:16) heeft het tevens over de goede karakterisering van veel religieuze ervaringen en visioenen van God, en wat voor invloed deze visioenen of de theofanie (godsverschijning) hebben gehad. Dit onderzoek focust zich op de ervaringen van de tot slaaf gemaakte Afrikanen en de Afro-Surinamers met vooroudergeesten, winti’s 9 en obia’s 10 . Hierbij zijn ook de negatieve ondervindingen meegenomen.

7 Een religieuze, sociologische, psychologische, mythische, materiële, sociaal-institutionele en doctrinaire dimensie.

8 Otto’s numineus is afgeleid van het Romeinse woord numina; geesten.

9 De zuivere geesten die door Anana geschapen zijn en die de mens gezondheid, vrede, geluk en voorspoed moeten brengen.

10 Deze worden gerekend tot de lagere geesten, geschapen door Anana om de winti’s in hun werken en handelen bij te staan.

(16)

7

1.3 Relevantie

In dit onderzoek is er sprake van zowel een maatschappelijke als wetenschappelijke relevantie. Bij de maatschappelijke relevantie gaat het om de belangen van de onderzochte groep. Dit is de eerste wetenschappelijke studie die de stedelijke reacties op het praktiseren van winti in Paramaribo in de periode 1700-1942 als centraal thema behandelt. Deze studie besteedt aandacht aan brandende thema’s als: discriminatie, onderdrukking, wisi, en winti en de kerk. Uit het fenomenologisch onderzoek blijkt dat vele wintigelovigen en anders gelovigen, weinig weten over de wijze hoe de koloniale staat en de EBG in de periode 1700- 1942 gereageerd hebben op het praktiseren van winti in Paramaribo. Zij beklaagden zich over het feit dat er weinig mensen zijn die durven te schrijven over de rol van kerken in de totstandkoming van een negatieve beeldvorming over winti.

Het onderzoek leert echter ook dat de belangstelling voor winti onder Surinaamse historici niet bijzonder groot is. Het verklaart onder andere waarom er tot op heden geen wetenschappelijke studie verschenen is die de geschiedenis van de beleving van winti in Paramaribo in de periode 1700-1942 als centraal thema behandeld heeft. Het ontbreekt tevens aan studies waarin wetenschappers stedelijke reacties op het praktiseren van winti in de genoemde periode, vanuit het perspectief van de wintigelovigen beschrijven en verklaren. De bestudering van de Afro-Surinaamse geschiedenis en cultuur zou in feite ook moeten kunnen leiden tot een onderzoek naar de geschiedenis van de beleving van winti.11

Andere onderzoeksvelden zoals de antropologie en sociologie hebben zich eerder beziggehouden met het bestuderen van winti als religie of cultuur en de zingeving daarvan. De sociologen en theologen schijnen vooral geïnteresseerd te zijn in de relatie tussen winti en de kerk. Dit brengt me op het punt van de overlapping van de maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie. Door te schrijven over de beleving van winti in de periode 1700-1942 en de stedelijke reacties hierop, meng ik mij in de discussies over de rol van de koloniale staat en de EBG in de totstandkoming van de negatieve beeldvorming over winti. Deze discussies worden in de privésfeer gevoerd. Zij ontaarden in sommige gevallen in heftige woordenwisselingen tussen wintigelovigen en christenen. Het gaat hierbij vooral om uitspraken waarbij winti als afgoderij bestempeld wordt.

In dit onderzoek is de nadruk vooral gelegd op koloniale politiek-bestuurlijke maatregelen, de rechtspraak en het beleid van de EBG betreffende het praktiseren van winti.

11 Rond 2007 maakte Marshall de opmerking dat er weinig geschreven wordt over de geschiedenis van winti in Suriname. Terecht werd ook opgemerkt dat degenen die zich wel waagden aan een

beschrijving van winti, in het bijzonder studenten waren van masteropleidingen met een sociologische achtergrond.

(17)

8 Deze benadering is de enige juiste, omdat a. de maatregelen van de koloniale staat

discriminerend en inhumaan van aard waren; b. de rechtspraak divers was en niet onafhankelijk geschiedde; en c. het beleid van de EBG van enorme invloed is geweest op het leven van vele wintigelovige stedelijke Afro-Surinamers. Het wetenschappelijk belang van deze thesis is dat er een historisch-wetenschappelijke studie aangeboden wordt, waarin de stadse wintigelovige tot slaaf gemaakte en diens nakomelingen van de periode 1700-1942 zijn stem teruggeven wordt. Door het geheel vanuit een derde wereld perspectief te beschrijven en te verklaren, wordt gehoopt dat deze studie daadwerkelijk bevrijding zal brengen.

1.4 Bronnen

Het praktiseren en beleven van winti in Paramaribo is door diverse wetenschappers beschreven. Het beschrevene treffen we aan in primaire en secundaire bronnen. Bij het raadplegen van deze bronnen was de kwestie van betrouwbaarheid een belangrijke factor. Het bronnenonderzoek wees namelijk uit dat sommige geschiedschrijvers en andere wetenschappers de geschiedenis van de beleving van winti eenzijdig benaderd hebben. Tevens is gebleken dat velen het praktiseren van winti negatief benadrukt hebben. In sommige gevallen is dit zelfs oppervlakkig behandeld. Het verleden van Winti is deels subjectief weergegeven, want sommige studies zijn beladen met bias. Deze zouden in feite als onbetrouwbaar moeten worden beschouwd. Maar ze zijn toch bruikbaar omdat het om een bepaalde interpretatie van het verleden van het praktiseren van winti gaat. Hierin spelen de ideologische en de theoretische achtergrond van die geschiedschrijvers en andere wetenschappers een belangrijke rol. Bovendien is er een grote hoeveelheid aan informatie over het onderwerp van dit onderzoek in deze studies vastgelegd.

In deze thesis is er gebruik gemaakt van de archieven van particulieren, en van primaire, secundaire en orale bronnen. Dit maakte het mogelijk om met behulp van een daarmee samenhangend fenomenologisch onderzoek, een reconstructie te maken van het verleden van de wintigelovige in Paramaribo in de periode 1700- 1942.

Archieven

Voor dit onderzoek zijn de archieven van particulieren gebruikt. Het gaat in deze om het archief van de staatsrechtsgeleerde Polanen, de EBG en het Hof van Justitie.

Uit het archief van Polanen zijn twee studies van de rechtswetenschappers Schiltkamp en Smidt (1973) geraadpleegd, omdat er hierin plakkaten, publicaties en notificaties vastgelegd zijn. Deze zijn uitgevaardigd door het Hof van Politie en Criminele Justitie. Tevens zijn er krantenknipsels uit de jaren dertig en veertig geraadpleegd die handelen over het Afro-Surinaams cultuurnationalisme.

(18)

9 Uit het archief van de EBG zijn bronnen en documenten geraadpleegd die een

beeld geven van het beleid van deze denominatie ten opzichte van het cultuurgedrag van het praktiseren van winti in de periode 1778-1942. Het gaat in deze om de studies van a. Lamur, Boldewijn & Dors ( 2009 en 2011); b. Staal en Steinberg (1930) en c. de diaria van de periode 1880-1938. De laatste zijn echter in het Duits geschreven en moeten nog ontsloten worden. Bij het Hof van Justitie werd in de bibliotheek het wetboek van Strafrecht van 1916 aangetroffen dat onder andere de strafbepaling van ‘afgoderij’ bevat. Daarnaast zijn de studies van Adhin (1974) en Neijhorst (1999) geraadpleegd, omdat deze verder voortborduren op de strafbepaling van afgoderij en de rechtsontwikkelingen daaromtrent.

Andere Bronnen

Voor het onderzoek zijn ten eerste bronnen bestaande uit geschriften van geschiedschrijvers uit de 18de en 19de eeuw geraadpleegd. Het gaat om Europese geschiedschrijvers van de 18de eeuw en 19de zoals Herlein (1718), Hartsinck (1977), Hoëvell (1854), Kuhn (1828), Wolbers (1861), Teenstra (1842), Lammens (1982) en (Stedman (1988). Deze literaire werken bevatten informatie over de stedelijke koloniale maatschappij; de slavernij; de sociale verhoudingen tussen witten en zwarten; de relaties tussen de zwarten onderling en de reacties van witten, de koloniale overheid en de kerk op het praktiseren van winti in Paramaribo en op de plantages.

In deze studies zijn er enkele waardeoordelen. Dit zijn waarderingen over waargenomen verschijnselen bij stadse tot slaaf gemaakten die door de witte geschiedschrijvers als feitelijke beschrijvingen zijn gepresenteerd. Zo zijn begrippen als heidenen en afgoderij gebruikt die in die periode een waardegeladen bijbetekenis hadden. Hobsbawns (1997:24-25) noemt geschiedschrijvers memoriebanken die het oude en de wijsheid in termen van memories vertegenwoordigen. Deze memoriebanken van de periode 1700-1863 hebben het denken en handelen van latere geschiedschrijvers en andere wetenschappers weten te beïnvloeden. Hun waardegeladen termen worden nog gebezigd in de hedendaagse Surinaamse maatschappij.

Secundaire bronnen

Deze zijn contemporaine bronnen die inzicht bieden in het gevoerde koloniale beleid betreffende het praktiseren van winti in Paramaribo, in de periode 1863- 1942. Zij handelen tevens over de relatie tussen de kerk en de zwarte stedelijke wintigelovige gemeenschap. Het kerkelijk beleid van de Moravische Broedergemeente wordt in sommige van deze studies sterk benadrukt, terwijl anderen beschrijvingen geven van de onderlinge sociale verhoudingen in de stedelijke Afro-Surinaamse maatschappij van 1863-1942.

(19)

10 Andere bronnen benaderen winti als cultuur, terwijl sommigen de nadruk leggen

op de werking van winti en de waarde die deze heeft voor degenen die het praktiseren.

Cultureel-antropologische en sociale studies

Herskovits (1966) en Wooding (1979) zijn de eerste antropologen die in secundaire studies aandacht hebben besteed aan de religie van de zwarten. De eerste heeft beschrijvingen gedaan van de wijze waarop stedelijke Afro-Surinamers winti praktiseerden. Wooding heeft de beleving van Winti bij de tot slaaf gemaakten en Afro-Surinamers in Para behandeld. Hij beschrijft de leefgewoontes, redenen en de wijze van het praktiseren van winti bij de Paranen, en de relaties tussen stedelijke Afro-Surinamers en dumannen in Para. Deze vergelijkende studie biedt ons inzicht in de relatie tussen de stadse tot slaaf gemaakte Afrikanen en vrijen in het onderzoeksgebied Paramaribo en die in de Para. De constante trek van stadse tot slaaf gemaakten en hun nakomelingen naar en van de Para, en de reden daarvoor, konden hierdoor in een juist perspectief geplaatst worden.

De meeste contemporaine studies die handelen over de beleving van winti zijn vanaf het einde van de jaren zeventig verschenen. Stephen (1985) beschrijft winti als een Afro-Surinaamse religie. Hij doet tevens korte beschrijvingen van de geschiedenis van het ontstaan van winti; haar plaats in de samenleving en de medische wereld; de zingeving van het praktiseren van winti; de rituelen en de beïnvloeding van andere religies. De studies van Speckmann (1965) werd in dat kader geraadpleegd, omdat die onder andere over aspecten als interraciale en interreligieuze bondgenootschappen handelt.

Er zijn verder studies aangetroffen die over winti in relatie met de wetgeving handelen. De studies van Adhin (1974) en Neijhorst (1998) behandelen onder andere de ontwikkeling van de Surinaamse wetgeving; het Surinaams strafrecht en de geschiedenis van de strafbepaling van het plegen van ‘afgoderij’.

In andere secundaire studies blijkt de eeuwige drang naar het verklaren van redenen voor het praktiseren van winti, maar dan vanuit de christelijke leer. Dors (2006), Berenstein (2005), Elmont (2008), Klinkers (1997), Legène (1998), Meel (1997), Nortan (2009), Rotgans (2004), Scheld (2005) en Van Raalte (1985) zijn voorbeelden van studies waarbij men getracht heeft om winti naar eigen inzicht te verklaren, soms vanuit de christelijke leer en anders met behulp van theorieën van de wetenschapsvelden van de sociologie, de theologie en de culturele antropologie.

Lamur (1984), Vernooij (2011), Lenders (1996), Van de Linde (1956), Ort (1963), Oostindie (2000), Van Raalte (1973), Zeefuik (1973) en anderen, hebben ook aandacht besteed aan het kerkelijk beleid van diverse denominaties als de Rooms Katholieken (RK) en de EBG.

(20)

11 Zij beschrijven de relatie tussen de koloniale staat en de kerk, het

kersteningsproces, en de visie van deze kerken op het praktiseren van winti, de slavernij en de afschaffing hiervan. Uit sommige van deze studies blijkt ook welke beeldvorming planters hadden over de bekering van tot slaaf gemaakten op de plantages.

Meel (1997) heeft uit nagelaten geschriften van Voorhoeve12 de rol en onmacht van de EBG met betrekking tot haar kersteningsbeleid en de opkomst van het Afro- Surinaams nationalisme in de jaren vijftig bij de volksklasse beschreven. De inhoud van deze studie vertoont overeenkomst met de resultaten uit het fenomenologisch en bronnenonderzoek over de periode 1900-1942. De studie van Meel dient in dit onderzoek dan ook als vergelijkingsmateriaal.

Vergelijkende studies

Wat het buitenland betreft, ligt een vergelijking met het Caribisch gebied het meest voor de hand. De slavernij en de daarmee gepaarde onderdrukking zijn geen vreemd verschijnsel geweest. Ook in deze gebieden hebben tot slaaf gemaakten en hun nakomelingen hun heil en toevlucht gezocht in hun religie. Zo zijn er studies verricht door Long (1774), Harris (1993), Legène (1998), Romer(1982), Shepperson (1968), Stewart (1992) en Van Stripiaan (1994). Zij handelen over het ontstaan van Afro-Caribische religies als diverse vormen van Afrikanisme.

Sommige doen beschrijvingen van de rol van spirituele zwarte leiders in het bedenken en plannen van opstanden en overlevingsstrategieën. Deze verklaren onder andere hoe Afro-Caribische religies de tand des tijds hebben kunnen doorstaan. In sommige studies wordt dit feit met behulp van sociale processen als integratie, creolisering en syncretisme verklaard.

In deze studie is tevens het aspect van de raciale assimilatie behandeld. De studie van Jadusingh (2008) diende bij dit onderdeel als vergelijkend materiaal, omdat zij de totstandkoming van de raciale assimilatie tussen Brits-Indische contractarbeiders en de Afro-Jamaicanen beschreven heeft. Hierdoor kon een beter begrip verkregen worden van de wijze hoe sociale relaties tussen de stedelijke Afro-Surinamers en andere etnische groepen in Paramaribo, in de periode vanaf 1873 tot stand gekomen zijn. Naast de overeenkomsten zal echter waar nodig, ook op verschillen worden gewezen.

12 Voorhoeve was een witte neerlandicus; een wetenschapper die in de jaren vijftig van de twintigste eeuw bevriend was met missionarissen van de EBG. Hij heeft zich in zijn nagelaten geschriften positief uitgelaten over winti. Op zich kan dit gekenmerkt worden als een discontinuïteit in de heersende Eurocentrische koloniale visie over winti in de genoemde periode. Voorhoeve was zijn tijd duidelijk voor.

(21)

12 Recente verschenen studies

De historiografie over de geschiedschrijving van Suriname is recentelijk verrijkt met de studie van Eltis en Richardson (2010), Balai (2013) en Lamur et al (2009, 2011). De eerste handelt over recente gegevens van 35.000 slavenhandelsreizen van Afrika naar de Amerika’s en Europa. Er is deels geput uit deze markante studie.

De studie van Balai, omschrijft de omstandigheden (opstanden, ziektes en moord) aan boord van het gezonken slavenschip Leusden. De laatste studies handelen over Afrikanen die in de periode 1799-1838 in de kolonie Suriname gearriveerd zijn en waarvan sommigen lid waren van de EBG. Deze studies zijn van toegevoegde waarde, want ze verbreden het inzicht in materies als a. de clandestiene handel in tot slaaf gemaakte Afrikanen; b. de relaties tussen Afrikaanse arbeiders en Afro- Surinamers; c. de rol van Afrikaanse vrijkopers en hun bijdrage in het behouden van Afrikaanse cultuurelementen.

De orale traditie en wetenschappelijk onderzoek

De toepassing van de methode van de orale traditie biedt de onderzoeker de gelegenheid om middels overleveringen van orale bronnen meer inzicht te verkrijgen in een geschiedenis van de mens in een bepaalde tijd, maatschappij en omstandigheid. De waarde van de orale traditie ligt namelijk in haar eigenschap om de geschiedenis van een volk en haar cultuur in overleveringen te conserveren.

Deze worden van generatie op generatie overgeleverd. Zo zijn leerstellingen van winti in de sociaal-institutionele, rituele en emotionele dimensie van winti vastgelegd.

Eerder is gesteld dat deze studie ook vanuit de wetenschapsfilosofie van het interpretivisme benaderd is. Er is in dat kader een fenomenologisch onderzoek verricht in de periode 2011-2014 dat beschouwd kan worden als een vervolg van een amateuristisch onderzoek13 van de periode 1998-2010. Dit onderzoek had als doel om kennis te vergaren over de traditie winti en de werking daarvan. De interviews met de dumannen en duvrouw Veldman14 en de bezoeken aan banya- en wintipreys hebben alle geleid tot het verwerven van wat kennis over winti. De onderzoeker werd hierdoor bekend met de emotionele(ondervinding), sociaal- institutionele en de doctrinaire dimensie van winti. Beide genoemde onderzoeken hebben enkele winti-gerelateerde handelingen die voor de onderzoeker taboe15 waren blootgelegd.

13 Tijdens de MO-A en MO-B opleidingen op het Instituut voor de Opleiding van Leraren (IOL) zijn in de periode 1998-2007 bij diverse modules als LEVO, Antropologie en Religie door de eeuwen heen, diverse scripties tot stand gekomen.

14 Er werden in totaal zeven dumannen en één duvrouw geïnterviewd die varieerden in de leeftijdscategorie van zestig en zeventig jaar.

15 Voor de niet ingewijde zijn zaken als de werking van winti’s en obia’s moeilijk te bevatten.

Feiten als de werking van een boei of het bewerkstelligen van economische stabiliteit met behulp van winti zijn onbekend bij mensen die zich weinig of niet bezig houden met winti.

(22)

13 De oude vastgelegde gegevens van het amateuronderzoek werden vanaf 2011

opnieuw, maar dan vanuit een wetenschappelijk oogpunt geanalyseerd. Het fenomenologisch onderzoek moest de gedane verklaringen van de eerder geïnterviewde wintigelovigen toetsen op hun betrouwbaarheid. De opgedane ervaringen van het amateuronderzoek hadden als voordeel dat ik winti’s en obia’s van dumannen op een juiste manier wist te benaderen. Dankzij het betoonde respect vond de theofanie plaats.

Het is gebleken dat de obia’s en winti’s van de geïnterviewde dumannen van het amateuronderzoek over meer wijsheid en kennis beschikten. De obia’s van duman Wielingen (Mba Patakrudu en Pafransie) en de piai-winti (Tanchi) van de piaiman Zichem zijn memoriebanken die met kop en schouder uitsteken boven die van de andere dumannen. Door toepassing van de methode van data-triangulatie werden hun uitspraken gecontroleerd op hun betrouwbaarheid. Hun uitspraken hebben enerzijds behandelde aspecten in primaire en secundaire bronnen aangevuld. Dit is vooral gebleken bij het thema slavernij en de doodstraffen zoals de ophanging aan een ijzeren haak en de vierendeling. Hetzelfde geldt ook voor de beschrijvingen van de ervaringen van wintigelovigen met de koloniale overheid en het herhaaldelijk overtreden van het wintiverbod. Zo werd duidelijk dat het praktiseren van winti in de periode 1700-1942 een cultuuraspiratie was die winti voor een ondergang moest behoeden. De data-triangulatie leidde tevens tot het verkrijgen van dieper inzicht in achtergronden van het ontstaan van overlevingsstrategieën;

het ontstaan van winti; de toepassing en de werking van winti in de periode van de slavernij en daarna.

De litraire werken uit de 18de en 19de eeuw en andere secundaire bronnen hebben beschrijvingen gedaan van het kersteningsbeleid van de EBG dat als doel had: het praktiseren van winti beëindigen. Hoewel de winti’s en obia’s van de dumannen dit beleid eenzijdig benaderd hebben, komen hun verklaringen overeen met die van de bestudeerde bronnen. De focus van deze memoriebanken is echter geweest om het dualisme tegen de achtergrond van het kersteningsbeleid te verklaren.

De orale traditie heeft verder interessante overleveringen naar voren gebracht die nog niet opgetekend zijn. Zo is het fenomeen van de Witti Musu16 onbekend in de primaire en secundaire geschiedwerken. Dit geldt ook voor de overleveringen over de relatie tussen (oeroude) obia’s en winti’s en de nakomelingen van tot slaaf gemaakte Afrikanen en de Inheemsen. Deze waren een openbaring voor de onderzoeker, omdat die niet in de bestudeerde bronnen zijn aangetroffen.

16 Die waren dumannen die hand en spandiensten verleenden aan de koloniale overheid. In de Afrikaanse en Afro-Surinaamse slavengemeenschap werden zij gekastijd, gevreesd en in de volksmond witti musu genoemd.

(23)

14 Een opmerkelijk feit was echter ook dat duvrouwen niet onderdoen voor hun

mannelijke collega’s. Duvrouw Veldman was bijvoorbeeld de enige die gedetailleerde beschrijvingen heeft gedaan van het leven van de vrije Afro- Surinamers in Paramaribo en in de Para in de periode 1863-1942. Zij heeft de relaties tussen de contractarbeiders en de vrijen op de plantages, en het aspect van het overnemen van elkaars cultuurvormen behandeld.

De beschrijvingen in primaire en secundaire bronnen en de overleveringen van de dumannen en duvrouwen zijn met behulp van de orale historie aangevuld.

Levensverhalen van nazaten van de tot slaaf gemaakte Afrikanen, de Afro- Surinamers en de contractarbeiders, hebben de reconstructie van het verleden van de beleving van winti volledig gemaakt. Maar ze hebben tevens pathologische interpretaties (zie Venema 1992:7) of verklaringen over het praktiseren van winti in Paramaribo in de periode 1700-1942 kunnen weerleggen.

De narratieve interviewmethode van Hagen (1998:10-12) werd toegepast om uit historische interviews levensverhalen te verzamelen van families en personen die na 1900 geleefd hebben en:

1. trouw zijn gebleven aan de Afro-Surinaamse cultuur, waaronder winti;

2. slachtoffers zijn geworden van het kersteningsbeleid van de EBG;

3. slachtoffers zijn geworden van de leerplicht en bij wie een appreciatie ten opzichte van de westerse cultuur en religie was ontstaan;

4. inventief zijn omgegaan met de assimilatiepolitiek en het beleid van de EBG.

Zo werden leden17 uit Afro-Surinaamse vereniging Na Afrikan Kulturu fu Sranan (NAKS) geïnterviewd. Beide heren wisten vanuit hun jarenlange ervaring als muzikanten de beschrijvingen van het ontstaan van winti aan te vullen.

Er is tevens geput uit de eigen vriendenkring die uit christenen en wintigelovigen bestaat. De staatsrechtgeleerde Polanen is bijvoorbeeld een nakomeling van dominee Polanen die in het gele kost internaat18 gezeten heeft. Pocornie19 gaf een aanvulling over de term gele kost, want het blijkt dat het een samentrekking is van het begrip Geheel in de kost.

De heren Tjon-A-Tjieuw en Polanen deelden hun kennis over hun ervaringen met dualistische Afro-Surinamers en hun gedrag en positie in de EBG. Aanvullend hierop zijn de levensverhalen van mevrouw Ormskerk, Tai Apin en het koppel Randhamie20 geweest.

17 De muzikanten Oosterwolde en Wolf hebben met hun kromantiverhalen op de Blakamandey van 4 januari 2014, het ontstaan van enkele winti-gerelateerde tradities verklaart.

18 Uit het interview met Polanen (2013) bleek dat vele Afro-Surinamers na 1863 waren opgenomen in de huizen of internaten van de Moravische Broedergemeente. Zij werden opgevoed en

geschoold volgens de normen en waarden van de Duitse hernhutters. De naam gele kost is volgens Polanen afkomstig van het gele kakiuniform, dat door de leerlingen van het internaat gedragen werd.

19 Pocornie Leendert was een dominee. Hij is een theoloog en is zeer bekend met de geschiedenis van het kerkelijk beleid van de EBG.

20 De heer Egbert Randhamie heeft op 16 januari 2014 het tijdige met het eeuwige verwisseld.

(24)

15 De laatsten hebben bijvoorbeeld de periode van na 1920 meegemaakt. Mevrouw

Tai Apin werd geïnterviewd, omdat haar levensverhaal en dat van de Randhamies, prachtige voorbeelden zijn van de gevolgen van de ontstane appreciatie bij stedelijke Afro-Surinamers.

Het levensverhaal van Ursula Randhamie heeft als aanvulling gediend van de overleveringen van duvrouw Veldman over het proces van raciale assimilatie bij de stedelijke Afro-Surinamers en de contractarbeiders. Deze historische interviews hebben de onderzoeker geconfronteerd met probleempunten als subjectiviteit, de mate van betrouwbaarheid en die van epische verdichting (Marshall 2003:15). De levensverhalen werden daarom met behulp van de data-triangulatie getoetst op hun betrouwbaarheid. Sommige oudere respondenten zoals Ursula en Ormskerk waren niet altijd in staat alle vragen over het verleden te beantwoorden. De laatste bleek zich het levensverhaal van haar vader slecht te herinneren en had zich het levensverhaal van haar oom dominee Ormskirk eigen gemaakt. Dit werd duidelijk in het interview met Polanen.

De mate van subjectiviteit is bij alle geïnterviewde respondenten duidelijk gebleken. De meeste respondenten hebben overwegend een christelijke opvoeding genoten. Winti speelde in vele van deze gezinnen een ondergeschikte rol.

Respondenten die geen weet hadden van winti, lieten duidelijk hun afkeer ten opzichte van deze religie blijken. Maar frappant was juist de houding van de groep van 150 wintigelovigen die aanwezig waren op een groepsinterview onder auspiciën van de Afro-Surinaamse stichting Fiti fu Wini.21 Het besproken thema was Winti en de Kerk. Opmerkelijk is het feit dat er bij hun sprake is van respect voor mensen die het christendom als religie aanhangen.

Het (kerstenings)beleid van de EBG; de kerktucht en de leerplicht, werden allen tijdens het groepsinterview behandeld. De wintigelovigen wisten wel wat over deze onderwerpen. De meeste response was afkomstig van de ouderen. Sommigen legden de nadruk op de rol van de koloniale staat en de EBG die een einde wilden maken aan het praktiseren van winti. Anderen schenen enerzijds wel begrip te hebben voor het kerkelijk beleid van de EBG van de periode 1863-1942.

Sommigen van de respondenten zoals de heer Pocornie gaven zelfs aan dat er in feite niets mis was met dit beleid. Maar toen de lange termijn gevolgen van het kerkelijk beleid van de EBG, hun onderwijs en het koloniaal beleid in samenhang met het ontstaan van de negatieve beeldvorming over winti besproken werden, ontstond toen pas het besef van de erfenis van die periode.

21 Op zondag 27 april was er van 11.00 tot 13.00 een groepsinterview gehouden op het terrein van de voorzitter van de Afro-Surinaamse stichting Fiti fu Wini. Deze activiteit kwam tot stand mede door emailwisseling en telefooncontacten met het bestuurslid mevrouw Sumter-Griffith. Het publiek bestond voor 90% uit vrouwen. Bovendien waren er overwegend meer ouderen (in de

leeftijdscategorie van 55-77 jaar) dan jongeren (30-45). Deze stichting ontplooit activiteiten om de wintigelovigen en andere Afro- Surinamers bewust te maken van hun ware identiteit. Het streven is vooral gericht op het bewerkstelligen van het beëindigen van de negatieve beeldvorming over winti. Men wil door hun acties respect afdwingen voor de wintireligie en voor degenen die deze aanhangen.

(25)

16 Duvrouw Starke gaf daarover een heldere uiteenzetting. Zij had het namelijk over

ondervindingen van christenen en wintigelovigen met winti. Haar relaas sluit perfect aan op de beschrijvingen over de lange termijn gevolgen van de appreciatie van de white wish.

Tijdens het groepsinterview waren er overduidelijk emoties zichtbaar. Emoties als boosheid waren het zichtbaarst en heftigst toen wisi als oorzaak van het ontstaan van de negatieve beeldvorming over winti behandeld werd. Echter bleek ook dat sommige wintigelovigen en andere personen gemakkelijk een beschuldigende vinger wezen naar de koloniale staat en de kerk. Anderen hadden de durf om verkeerde handelingen van dumannen als oorzaak aan te merken. Door de geschiedenis van wisi in samenhang met de sociaal-maatschappelijke toestanden van de periode 1863-1942 te behandelen, werd duidelijk dat de negatieve beeldvorming over winti, mede door duistere praktijken van mensen (wintigelovigen, dualisten en anderen) is ontstaan.

Engagement

De opgebouwde relatie met duman Wielingen en duvrouw Veldman in de periode voor 2011, hebben mijn interesse in het thema winti doen toenemen. Verdere studie leidde tot verdieping in de relatie tussen winti en de mens. Bovendien speelden persoonlijke ervaringen met winti en de drang naar het willen begrijpen van het fenomeen winti ook een grote rol.Deze verklaren uiteraard de mate van het engagement die in dit historisch-wetenschappelijk onderzoek tot uiting komt.

1.5 Opbouw van de studie

Deze studie is een speurtocht door het koloniaal verleden van de Afro-Surinaamse wintigelovige, dualisten, de koloniale staat en de kerk. Het volgend hoofdstuk is gewijd aan de in diaspora levende Afrikanen; het ontstaan van creoliseringsprocessen en de ontwikkeling van winti als een vorm van Afrikanisme.

De redenen achter het praktiseren van winti in de periode 1700-1863 en de ontstane negatieve beeldvorming over winti bij de witten, worden geanalyseerd en verklaard.

In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de vraagstelling waarom het koloniaal beleid en de rechtspraak geen einde wisten te maken aan het cultuurgedrag van tot slaaf gemaakte Afrikanen en hun nakomelingen. Tevens worden bestuursmaatregelen behandeld die als doel hadden de dood van de Afrikaanse en later de Afro- Surinaamse cultuur te bewerkstelligen. Beschrijvingen en analyses van het rechtsproces, de berechting en de straffen, worden gedaan tegen de achtergrond van het functioneren van het Hof van Politie en Criminele Justitie als bureaucratisch instrumentarium. Bij de behandeling van straffen wordt de ondervinding dimensie in relatie met het numineus en de theofanie geanalyseerd en verklaard. Het theoretisch kader komt hierdoor vanzelf aan bod.

(26)

17 Dit hoofdstuk wordt afgesloten met de beschrijvingen over het kersteningsbeleid

van de EBG onder de stedelijke tot slaaf gemaakte en vrije Afro-Surinamers. De relatie tussen de EBG en de zwarte vrijen en tot slaaf gemaakte massa wordt geanalyseerd tegen de achtergrond van de aanwezige negatieve beeldvorming over winti.

Het laatste hoofdstuk handelt over de periode 1863-1942, waarbij ingegaan wordt op het politiek-bestuurlijk beleid van de koloniale staat en de EBG. Zo wordt aandacht geschonken aan essentiële aspecten van de assimilatiepolitiek en het beleid van de EBG. De discriminatie die uitging van het beleid van de koloniale staat en de EBG wordt in samenhang met sociaal-maatschappelijke processen als syncretisme en dualisme beschreven en geanalyseerd. De overlevingsstrategieën en ontstane gedragingen bij de zwarten in de koloniale maatschappij, worden tegen die achtergrond verklaard. De sociale verhoudingen tussen de stedelijke Afro- Surinamers worden hierbij geanalyseerd, omdat zij de noodzaak van het moeten praktiseren van winti verklaren. Tot slot worden beschrijvingen gedaan van overlevingsstrategieën die in samenhang met (ontstane en nieuwe) Afro- Surinaamse cultuuraspiraties worden geanalyseerd.

Het geheel wordt afgesloten met een conclusie en daarop aansluitende aanbevelingen!

(27)

18

Hoofdstuk 2 Slavernij en Winti 1700-1863

De aanwezigheid van tot slaaf gemaakte Afrikanen in de kolonie Suriname in de periode 1700-1863, is het resultaat geweest van de Transatlantische handel in miljoenen tot slaaf gemaakte Afrikanen. Hun aanwezigheid in de Nieuwe Wereld is door Shepperson (1968) en Harris (1993) verklaard als het fenomeen van Afrika in diaspora. 22 Deze in diaspora levende Afrikanen hebben vormen van Afrikanismen als erfenis nagelaten. Winti is er een voorbeeld van.

In dit hoofdstuk wordt het ontstaan en de ontwikkeling van winti in samenhang met de slavernij in de periode 1700-1863 behandeld. Tevens wordt aandacht besteed aan de cultuuraspiraties en doelen van de onderdrukte massa, omdat zij niet altijd voor alle leden van dezelfde (etnische)groep gelijk waren. Er waren afzonderlijke Afrikaanse groepen. We zullen zien dat er diverse integratieprocessen hebben plaatsgevonden die op den duur geleid hebben tot het ontstaan van een nieuwe groep; de Afro-Surinamers en hun Afro-Surinaamse cultuur. Tevens zal blijken dat de doeleinden van deze tot slaaf gemaakte groep niet altijd gerealiseerd konden worden vanwege het optreden van de slavenhouders, de uitgevaardigde wetten van de koloniale regelgever en het koloniaal beleid (1700-1863). Deze beschrijvingen zijn van belang, omdat ze belangrijke factoren zijn geweest die geleid hebben tot de negatieve beeldvorming over winti. De behandeling van sociale aspecten als integratie, creolisering en syncretisme is verder belangrijk, omdat winti het product van deze sociale processen is. Er komt een aantal termen voor zoals overlevingsstrategie, creolisering, integratie, Sranan, syncretisme, Winti, perceptie, verwerpelijkheid, Wintiverbod, denominatie, kerstening, kerktucht, excommunicatie en busals ter sprake die ook in de volgende hoofdstukken gebruikt zullen worden. In dit hoofdstuk kunnen we enkele antwoorden op de vraagstellingen verwachten.

2.1 Diaspora

Volgens Eltis en Richardson (2010) hebben tussen 1501 en 1867 in totaal 12.5 miljoen Afrikanen het Afrikaans continent verlaten. Er zijn 35.0000 slavenhandelsreizen ondernomen, waarvan ruim 95% van deze Afrikanen in de Nieuwe Wereld beland zijn. Oudere studies als die van Hove en Dragtenstein (zoals geciteerd in Vernooij, 2011), Van Lier (1977:89,90), Van Stripiaan (1993:144-145) en Wooding (1981:11-15) handelen over het aantal tot slaaf gemaakte Afrikanen die in de kolonie Suriname terecht gekomen zijn.

22 Het begrip diaspora is herhaaldelijk verschenen in door de UNESCO uitgegeven volume genaamd General History of Africa. Het is een verspreidingstheorie met een concept dat ontleend is aan de Joodse verspreiding, galut, in de wereld. Dit begrip Afrika in Diaspora werd als eerst gebruikt in 1965 op een Congres van Afrikaanse historici in Tanzania. Op dit congres was er namelijk een sessie gehouden met als thema The African Abroad or the African Diaspora.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de getekende standen zijn de volgende krachten van belang, de zwaartekracht (valversnelling g) en de krachten die de T en de draaias op elkaar uitoefenen. In de hoogste stand is

punt C na de stoot. Het punt C ligt op de snijlijn van het horizontale vlak en het vlak van tekening. In het resultaat komen de grootheden m, R, v cm en ω.. b) Op welke hoogte h moet

Uitgaande van een vrijwel cirkelvormige baan met straal r 1 van aarde en satelliet om de zon lijkt de eenvoudigste manier het afremmen van de baansnelheid tot stilstand, waarna

Het is daarom zeker nodig om hier, bij de verschijning van deze gedichtenbundel, iets te vertellen over het bewogen leven van deze Surinamer in zijn strijd voor de vooruitgang van

Het interventieonderzoek moet laten zien dat de eerstejaarsstudenten Biologie door de geїntegreerde aanpak van werkwoordspelling een verbeterd taalvaardigheidsniveau

 Uit de literatuurstudie blijkt dat de SURFF en het AKF erin geslaagd zijn een bijdrage te leveren aan het bevorderen van de agrarische ontwikkeling door het

Als reden werd opgegeven, dat Merrie niet voldeed aan de voorwaarde, gedoopt te zijn (Hove, ten O en F. Een ander argument voor de afwijzing kan zijn het superioriteitsgevoel van

The purpose of this study is to assess pre-service and in service biology teachers’ efficacy and context beliefs with regard to teaching biology, and how these