• No results found

ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME INSTITUTE FOR GRADUATE STUDIES AND RESEARCH

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME INSTITUTE FOR GRADUATE STUDIES AND RESEARCH"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ANTON DE KOM UNIVERSITEIT VAN SURINAME INSTITUTE FOR GRADUATE STUDIES AND RESEARCH

EEN SUCCESVOL CONDITIONEEL FINANCIERINGSINSTRUMENT Een enquête betreffende de doelstellingen en het beleid van het Agrarisch

Kredietfonds Suriname

Thesis ter afronding van de masteropleiding Banking and Finance

Begeleiders:

Opleidingscoordinator: Prof. Dr. A.R. Caram Hoofdbegeleider: Dr. G. Dekkers Co-begeleider: Drs. Ch. Kasanredjo Paramaribo, februari 2015

Roshnigatoen Badal- Abdoelrahman

(2)

1

1. DOEL EN OPZET VAN DE THESIS

1.1 Inleiding

Aan vruchtbaar land heeft Suriname op zich geen gebrek. Het land bestrijkt bijna 16,4 miljoen ha land waarvan 1.5 miljoen ha of 10% geschikt is voor landbouw1. Hiervan ligt 85 % in de kustvlakte en de rest aan de rivieroevers in het binnenland. Vanwege een tekort aan complementaire productiefactoren, alsook door moeilijk markt- en organisatorische omstandigheden kan echter slechts een beperkt deel hiervan rendabel worden geëxploiteerd. De onderbenutting is dan ook groot. Dit gegeven bevestigt de gangbare economische wet dat het feitelijk haalbare productievolume wordt bepaald door de meest schaarse productiefactor.

Niettemin is de sector van nationaal belang. Zij bestaat uit ongeveer 12.000 kleine bedrijven, waaronder enkele grote parastatale bedrijven welke rijst, slachtrundvee, bananen, garnalen en vis produceren. De kleine bedrijven hebben meestal een gemengde productiestructuur en zijn in handen van parttime boeren. Het meest verbouwde gewas is rijst. Het hoofdinkomen van de doorsnee burger is niet altijd toereikend. Dit wordt vaak aangevuld door agrarische activiteiten te ontplooien op familiebedrijven. De inkomens binnen de sector zijn ongelijk verdeeld. Enkele boeren hebben een goed inkomen en bij anderen is het verdiende geldinkomen ontoereikend.

De sector kent vele uitdagingen, die het gevolg zijn van een gecompliceerd samenstel van factoren, zowel van bedrijfs- als van macro-economische en financiële aard. Factoren die zich vooral hebben doen gelden zijn de beperkte levensvatbaarheid van de ondernemingen die op haar beurt het gevolg is van de lage productiviteit, de scherpe internationale concurrentie, onvoldoende ondersteuning door de overheid en de beperkte kredietwaardigheid van de boeren die commerciële banken afschrikt aan hen krediet te verlenen. Bovendien kampen veel boeren, vooral in de rijstsector, met een te hoge schuldenlast. Net als andere klanten moeten boeren voldoen aan de

1 Suriname report on the Observance of Standards en Codes (ROSC)- Accounting and auditing may 31,2012

(3)

2

kredietvoorwaarden van banken, die op hun beurt mede worden bepaald door strenge prudentiёle verplichtingen van de officiële toezichthouder.

Meer concreet geformuleerd moet worden geconstateerd dat de sector kampt met ernstige structurele knelpunten, waaronder:

1. De afhankelijkheid van natuurlijke omstandigheden

2. Een tekort aan productiemiddelen, zoals direct bruikbare grond en de daarbij behorende infrastructuur, het verloren gaan van kennis als gevolg van de vergrijzing onder boeren, en een te kleine instroom van opgeleide werknemers vanwege de beperkte belangstelling voor het agrarische beroep.

3. Een te lage efficiëntie van productie, verwerking en bediening van markten

4. Een ondoelmatige organisatie van de beleidsvoering in de publieke en private sector

5. Gebrekkige samenwerking bij aanpak van uitdagingen zoals verkrijging van grondtitels en input, onderhoud en beheer van infrastructuur, kennisontwikkeling, technologische vernieuwingen en productontwikkeling.

Voor de ontwikkeling van de agrarische sector is kennisverwerving belangrijk. Hierdoor kan onder andere de basis gelegd worden voor diversificatie van producten en markten, een efficiënte verwerking en vergroting van de toegevoegde waarde. Bio-energie is in opkomst en kan de perspectieven van de agrarische sector verbeteren. Maar er is ook een andere kant van de medaille;

de kleine landbouw kampt met schaalnadelen. Dit houdt in dat moet worden gewerkt aan vergroting van het bewerkte areaal en aan forse verhoging van de arbeidsproductiviteit.

In het ontwikkelingsplan 2012-2016 is het beleidsplan van de Surinaamse regering met betrekking tot de agrarische sector uitgewerkt. Dit plan is gericht op het waarborgen van de voedselzekerheid en voedselveiligheid voor de totale Surinaamse bevolking. Het doel is om ons land tot een regionaal leider te maken op deze gebieden, zodat de exportproductie kan worden opgevoerd. Op dit vlak

(4)

3

scoren wij momenteel ver beneden het haalbare, mede omdat er te weinig van het plan gerealiseerd is. De sector worstelt dan ook nog steeds met de aangeduide uitdagingen.

1.2 Probleemstelling

In vrijwel alle landen is de agrarische sector kwetsbaar. Zij is vaak financieel niet sterk. Ook kan zij moeilijk aan lange termijn financiering komen vanwege de voor de banken relatief onaantrekkelijke relatie tussen het te verdienen rendement en het te dragen risico. De sector biedt echter duidelijke nationaal economische voordelen, waaronder het leveren van een bijdrage aan de voedselvoorziening en aan de werkgelegenheid. Haar nationaal-economisch rendement is bijgevolg gemiddeld hoger dan haar bedrijfseconomisch rendement.

Om deze reden hebben overheden agrarische ontwikkelings – en financieringsfondsen in het leven geroepen. Suriname heeft nogal wat ervaring op dit terrein opgebouwd. Zo zijn voor dit doel middelen ter beschikking gesteld uit het in 1954 ingestelde Welvaaartsfonds. In 1978 zijn in het kader van de Nederlandse Hulpallocatie Suriname enkele agrarische financieringsfondsen opgericht, die werden ondergebracht bij de enige agrarische bank in Suriname, namelijk de Landbouwbank N.V.

Tegen de bovengeschetste achtergrond zal ik in mijn thesis nader ingaan op de prestaties van de laatst opgerichte 2 agrarische financieringsfondsen. Hierbij baseer ik mij mede op de resultaten van een door mij verrichte enquête onder cliënten van het AKF. Mijn centrale probleemstelling luidt dan ook als volgt:

Zijn de doelen van het Agrarisch Krediet Fonds op een effectieve en efficiënte wijze gehaald, zowel in absolute zin als in vergelijking met het Europees Rijstkredietfonds ( SURFF)?

(5)

4

De centrale probleemstelling wordt mede aan de hand van de volgende deelvragen geanalyseerd:

I. Waarom moet de overheid interveniëren in deze agrarische kredietmarkt?

II. Welke invloed hebben de fondsen gehad op de vraag- en aanbodverhouding op de markt voor agrarisch krediet?

III. Wat zijn de effecten van de fondsen op de economie, de agrarische sector, het bedrijf van de kredietnemer en op de beheerder van het fonds, in casu de Landbouwbank N.V.

IV. Welke risico’s worden gelopen bij de kredietverstrekking?

V. Welke zijn de knelpunten die het behalen van de gestelde doelen verhinderen?

VI. Welke resultaten zijn er bereikt?

VII. Welke lessen kunnen uit de intussen met de fondsen opgedane ervaringen worden geleerd?

1.3 Onderzoeksmethode

Dit onderzoek is zowel kwalitatief als kwantitatief van aard. Er zijn interviews afgenomen van de kredietnemers en de beheerder van de fondsen, om na te gaan of zij hun gestelde doelstellingen hebben bereikt. Er zijn ook interviews afgenomen van boeren. Met behulp van een enquête onder cliënten van het AKF is nagegaan in hoeverre de gestelde doelen zijn gehaald en of de fondsen effectief zijn geweest. Aan de beheerder is gevraagd wat de effecten op haar instelling waren. In beide gevallen is er gebruik gemaakt van ‘Semi Structured Interviewing’2. Dit houdt in essentie in dat nadat de gespreksdoelen vast gesteld zijn er zo nodig mag worden doorgevraagd.

2 Saunders et al. (2004)

(6)

5

1.4 Relevantie

Aangezien staatsmiddelen ter beschikking worden gesteld voor funding van agrarische kredietfondsen, is het van belang om hun efficiëntie en effectiviteit aan de orde te stellen. Aan de hand van dit onderzoek wordt inzicht verkregen of naar het oordeel van de geënquêteerden, het verstrekken van langlopende kredieten tegen concessionele voorwaarden heeft bijgedragen aan verbetering van hun bedrijfsresultaten en langs die weg aan het bevorderen van de gestelde nationaal-economische doelstellingen. De thesis levert een bijdrage aan de discussie met betrekking tot de effectiviteit en de efficiëntie van kredietfondsen, alsook over de kwaliteit van het fondsbeheer.

1.5 Opzet van de thesis

Na deze inleidende opmerkingen wordt een beknopte schets gegeven van de Surinaamse agrarische sector, waarbij vooral aandacht wordt besteed aan de rijstsector omdat boeren uit deze sector het grootste beroep doen op het AKF en het SURFF uitsluitend bestemd is voor de financiering van rijstboeren. Ook wordt er enige aandacht besteed aan het fenomeen ontwikkelingsbank. In hoofdstuk 2 komt de aan de gehouden enquête ten grondslag liggende onderzoekmethode aan de orde. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de karakteristieken en werkwijze van beide fondsen.

Hoofdstuk 3 bevat een analyse van de resultaten van de enquête. De thesis wordt afgesloten met een opsomming van conclusie en aanbevelingen.

(7)

6

2. EEN SCHETS VAN DE AGRARISCHE FINANCIERINGSFONDSEN

2.1 Inleiding

De bijdrage van de agrarische sector aan het bruto binnenlandse product van Suriname ligt ver onder het technisch haalbare niveau. Onderstaande tabel geeft een indicatie van bedoelde bijdrage, waarin echter ook de gegevens van de bosbouwsector zijn opgenomen. De cijfers laten een licht stijgend, maar wisselvallige tendens zien. Zij schommelen binnen een bandbreedte van 6,5% en 9 %.

Deze tendens vloeit enerzijds voort uit het nu eenmaal deels als gevolg van wisselende natuurlijke omstandigheden fluctuerend agrarische productievolume en anderzijds de relatief sterke groei in vooral de sectoren industrie en de handel.

Tabel 1: Bruto Toegevoegde Waarde tegen basisprijzen per bedrijfstak in prijzen 2007 t/m 2012 (prijzen in miljoenen SRD)

2007 % 2008 % 2009 % 2010 % 2011 % 2012 %

Landbouw, veeteelt en bosbouw

547 6,78 536 6,38 724 8,37 713 7,91 750 7,90 854 8,66

Visserij 289 3,58 225 2,68 269 3,11 287 3,18 299 3,15 291 2,95 Mijnbouw 583 7,23 607 7,23 526 6,08 554 6,15 570 6,00 637 6,46 Financiele

instellingen

420 5,21 419 4,99 437 5,05 464 5,15 490 5,16 517 5,24

Overige3 6.222 77,18 6.608 78,71 6.692 77,38 6.995 77,61 7.381 77,78 7.559 76,68 Bruto

Binnenlands Product

8.061 8.395 8.648 9.013 9.490 9.858

Bron: jaarverslag CBvS 2011 en 2012

3 Onder de post overige zijn de volgende sectoren ondergebracht: elektriciteit, gas en water; industrie; handel; hotels en restaurants; transport e.a.; woon en commerciële diensten; overheid; onderwijs, gezondheidszorg, persoonlijke, sociale en gemeenschapsdiensten.

(8)

7

Figuur 1: De toegevoegde waarde van de sectoren Landbouw, veeteelt, bosbouw en visserij (procenten van het BBP).

Bron: afgeleid uit Tabel 1

Zoals eerder aangegeven vloeit de nogal teleurstellende ontwikkeling van de agrarische sector voort uit een complex samenstel van interne en externe oorzaken. In feite is er sprake van een situatie van structurele stagnatie. Bepaalde subsectoren waaronder de rijstbouw zijn zelf bevangen in een knellende vicieuze cirkel van neergang, als gevolg van de gedaalde wereldmarktprijs in combinatie met stijgende importprijzen voor inputs en oplopende binnenlandse productiekosten(zie figuur 2).

Bij de overige gewassen, maar ook bij de veeteelt en pluimveesector, is er sprake van een moeizame ontwikkeling, waarbij incidentele successen worden afgewisseld met tegenslagen. Het is moeilijk het hoofd te bieden aan de buitenlandse concurrentie, mede omdat wij kampen met schaalnadelen en marktverstorende buitenlandse subsidieregelingen. De visserijsector lijkt het echter redelijk te doen.

Figuur 2: Het beplant areaal aan padie

Bron: Jaarverslagen Landbouwbank 1988 t/m 2003

(9)

8

Er wordt dan ook naarstig gezocht naar middelen om het hoofd te bieden aan bestaande uitdagingen. Hierbij wordt steeds de nodige aandacht besteed aan het feit dat boeren kampen met een voortdurend gebrek aan financieringsmiddelen. De overheid tracht de bestaande behoefte te verlichten door ontwikkelingsbanken en fondsen op te richten. In het volgende besteed ik hieraan aandacht.

2.2 Concessionele financieringsfaciliteiten

Voor boeren is het vrijwel altijd moeilijk toegang te krijgen tot het commerciële krediet. Voor de banken zijn zij een minder interessante doelgroep, omdat bij hen de verhouding risico en rendement relatief minder gunstig is. Hierbij vormt vooral het gebrek aan bruikbaar onderpand een obstakel. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hun aandeel in de totale bancaire kredietverlening minder dan 3% beloopt. Dit heeft uiteindelijk de overheid in 1972 doen besluiten de Landbouwbank N.V. op te richten. De Landbouwbank vloeide voort uit het Landbouw- en visserijkredietfonds (LVK fonds). Dit fonds was ondergebracht bij de Stichting Surinaamse Volks krediet Bank (VCB) ter financiering van productiebedrijven in de agrarische sector. De landbouwbank heeft een tweeledig doel namelijk, het helpen financieren van de ontwikkeling van de agrarische sector onder soepele voorwaarden en te fungeren als algemene bank. De aandelen van deze bank zijn volledig in handen van de Staat Suriname. De vóór funding van de kredietverlening geschiedt zowel uit officiële middelen die worden beheerd voor rekening en risico van de opdrachtgever als uit van cliënten aangetrokken gelden.

Tabel 2 bevat een overzicht van de andere activiteiten die met middelen van buitenlandse donoren en deels ook ten laste van de Staat Suriname zijn gefinancierd. Het gaat dan vooral om het verstrekken van lange termijnfinanciering ten behoeve van projecten die weliswaar initieel niet voldoen aan de door de commerciële banken gestelde strikte bedrijfseconomische condities, maar op den duur levensvatbaar zijn en een bijdrage leveren aan het bevorderen van de algemeen aanvaarde macro-economische doelstellingen. Een typische ontwikkelingsbank functie.

(10)

9

Bij de concessionele kredietverlening gaat het vooral om het veilig stellen van de voedselvoorziening en van de werkgelegenheid. Verder wordt verwacht dat deze financieringen een materiële bijdrage leveren aan de duurzame ontwikkeling en diversificatie van de productiestructuur. Op bedrijfsniveau richten deze financieringen zich op het op hoger peil brengen van het ondernemerschap en de arbeidsproductiviteit. Het uiteindelijk doel is opvoering van de algemene welvaart en het bijdragen tot een rechtvaardige inkomensverdeling, mede met het doel de armoede te bestrijden. Tegelijkertijd worden dan vaak speciale instituten opgericht die door de Staat worden belast met het beheer van de fondsen en op grond van de aldus verworven expertise fungeren als adviseur betreffende specifieke vraagstukken. Hier ligt het werkterrein van een ontwikkelingsbank.

Tabel 2: Agrarische ontwikkelingsfondsen vanaf 1978

Faciliteit Periode Bedrag Rente Doel

De Nederlandse Hulp Organisatie (NHAS)

1978 - 1981 Sf 31.6 mlj 4 % infrastructuur en agrarische input tbv de boeren uit de districten Saramacca, Coronie en Nickerie

Het Europees

Ontwikkelingsfonds

verdeeld in 2

kredietlijnen

1980-1984 Sf 16.2 mlj 7.5- 9% gehele agrarische sector

International Fund for agricultural Development (IFAD)

1994-1995 USD 3.600.000,00 9% De landbouwsector

Het Europees Rijstkrediet Fonds (SURFF)

2006-2008 € 3.500.000,- 9% De rijstsector

Agrarisch Krediet Fonds (AKF)

2007-heden Srd 17.181.971,00 6.75% De gehele agrarische sector Bron: eigen onderzoek

In het jaar 2006 werd de Suriname Financial Facility (SURFF) geïmplementeerd. Dit fonds richtte zich gedurende 3 jaren op de financiering van de rijstbouw. Vervolgens werd in 2007 het Agrarisch Krediet Fonds in het leven geroepen, waarop weliswaar alle agrarische bedrijven en individuele boeren een beroep mogen doen, maar in feite zijn de rijstboeren de grootste kredietnemers. Beide fondsen zijn ondergebracht bij de Landbouwbank N.V. De oprichting van deze fondsen heeft een

(11)

10

impuls gegeven aan de agrarische kredietverlening en heeft de positie van deze bank binnen de sector gedurende enige tijd merkbaar versterkt.

Uit figuur 3 blijkt dat de kredietverlening door de Landbouwbank N.V. gedurende de periode 2000- 2011 zich nogal grillig heeft ontwikkeld. Er zijn uitschieters, maar ook jaren van terugval. Hetzelfde beeld komt naar voren in tabel 3. De mate waarin door de bank in een bepaald jaar krediet is uitgezet, heeft hierbij een rol gespeeld. Een en ander weerspiegelt zich ook in de gezamenlijke kredietverlening van de algemene banken, omdat het aandeel de Landbouwbank daarin vrij groot is.

Zie figuur 4.

Figuur 3: De agrarische kredietverlening van de Landbouwbank (in %)

Bron: eigen onderzoek

Tabel 3: Aandeel Landbouwbank in de totale kredietverlening van de algemene banken (in %)

Bron: Jaarverslagen Landbouwbank NV

2006 2007 2008 2009 2010 2011

Totaal direct-productieve Sectoren

Agrarische sector

a. Landbouw 29.3 46.7 44.9 41.6 35.8 19.6

b. Veeteelt 8.0 17.8 24.6 41.7 32.5 29.5

c. Visserij 34.0 89.2 88.8 81.5 66.7 2.5

Bosbouw 22.7 40 26.7 28.6 41.2 47.1

Overige 7.1 27.92 21.9 11.1 8.8 3.3

Totaal niet direct-productieve sectoren

2.8 2.6 3.1 3.7 3.4 3.2

(12)

11

Figuur 4: De stand van kredietverlening aan de agrarische sector door de algemene banken (in % van het totaal).

Bron: eigen onderzoek

Uit figuur 5a blijkt duidelijk dat de in 2006 opgestarte concessionele kredietverlening aan de rijstsector in het kader van de Suriname Financial Facility (SURFF) geleid heeft tot een opvallende omkering in de dalende tendens in de agrarische kredietverlening. Daarna is er bij de rijstkredieten een stijging ingetreden die zich tot 2008 heeft voortgezet, toen de activiteiten van dit fonds zoals gepland zijn beëindigd. Ook het aandeel van de rijstkredieten in de totale agrarische kredietverlening is fors toegenomen. Zie figuur 5a en 5b.

Figuur 5a: Rijstkredieten

(13)

12

Figuur 5b: Rijstkredieten in procenten van het totale agrarische krediet

Bron: eigen onderzoek

Het belang van de ingestelde financieringsfondsen blijkt ook uit figuur 6 die aangeeft dat na een kortstondige stijging in 2002/2003 de dalende tendens in de agrarische kredietverlening zich weer heeft voortgezet.

Figuur 6: Aantal verstrekte kredieten en cliënten voor oprichting SURFF en AKF.

Bron: eigen onderzoek

Figuur 7 geeft een beeld van de diverse instrumenten die door de Landbouwbank N.V. worden gehanteerd voor de kredietverstrekking aan de rijstsector. Aanvankelijk zijn de meeste kredieten verstrekt voor rekening en risico van de bank. Naarmate het concessionele krediet tot ontwikkeling komt, verwerft zij een groter aandeel in het totaal. Uiteindelijk beperkt de rol van de bank zich tot beheerder van het AKF en geeft geen kredieten meer voor eigen rekening en risico. Uiteraard geeft

(14)

13

de boer de voorkeur aan een krediet tegen concessionele voorwaarden boven een krediet tegen commerciële voorwaarden. Dit komt tot uitdrukking in figuur 9 waaruit blijkt het aantal eigen klanten van de bank ten opzichte van het AKF bescheiden is binnen de sector.

Figuur 7: Instrumenten van de kredietverstrekking binnen de Landbouwbank

Bron: eigen onderzoek

Figuur 8: Een vergelijking van de aantal kredieten met de aantal cliënten.

Bron: eigen onderzoek

(15)

14

Figuur 9: een vergelijking van het cliëntenbestand van LBB, AKF en SURFF in de agrarische sector

Bron: eigen onderzoek

2.3 De Suriname Financial Facility nader bezien

Het EU-Rijstfonds werd opgericht in het kader van een financieringsovereenkomst tussen de Caribbean Forum of ACP States (CARIFORUM) en de European Commission (EC), die in november 2003 werd afgesloten. Er werd 24 miljoen Euro ter beschikking gesteld voor de "Support to the Competitiveness of the Rice Sector in the Caribbean”, waarvan 3,5 miljoen Euro of bijna 15% van het totale bedrag aan Suriname werd toebedeeld. Zijn doelstellingen waren:

1. Versterking van de concurrentiepositie van de Caribische ACP rijstindustrie;

2. een bijdrage leveren aan de sociale en economische ontwikkeling van de betrokken landen;

3. het opvangen van mogelijke negatieve effecten van de handelsliberalisatie.

Om dit fonds te beheren werd er een openbare inschrijving gehouden. Alleen de Landbouwbank N.V. had zich hiervoor aangemeld. Na een evaluatie werd zij als beheerder aangesteld. Het servicecontract werd afgesloten voor een periode van 3,5 jaar en wel van maart 2006 t/m september 2010. Voor haar werkzaamheden kreeg zij 2.6% over het totaalbedrag

(16)

15

Het aan Suriname toebedeeld bedrag was als volgt bestemd:

1. € 900.000, - voor de rijstboeren 2. € 2.100.000, - voor de molenaars 3. € 5.00.000, - voor de investeerders.

De kredieten uit het fonds waren bestemd voor de gehele rijstsector in Suriname, ongeacht of de aanvrager rekeninghouder was van Landbouwbank N.V. Er werd met de overige banken in het rijstdistrict Nickerie afgesproken dat de boeren hun krediet ook via hun huisbank konden krijgen. Dit geschiedde door middel van een ‘letter of recommendation’. Vaak werd er dan een bankgarantie verstrekt of werd het aandeel in het onderpand proportioneel verdeeld. De kredieten werden beoordeeld op basis van integriteit, haalbaarheid, ervaring, krediethistorie en onderpand.

De kredieten werden verstrekt tegen een rentepercentage van 9 % per jaar en de maximale leensom was SRD 1.500.000, - per krediet. De rente was lager dan bij het commerciële krediet, die 15% bedroeg. Mede hierdoor was de kredietvraag groot. Binnen 9 maanden was het totale bedrag voor het eerst uitgezet. Het waren seizoenkredieten die na 6 maanden moesten worden terugbetaald.

Tabel 4: Kerncijfers betreffende verstrekte kredieten tijdens SURFF

2006-2007 2007 2007-2008 2008 Totaal

Aantal verstrekte kredieten 32 49 55 56 192

Beplant areaal (ha) 20.305 19.302 19.062 22.686 81.355

Gefinancierd areaal door SURFF (ha)

1.512 2.178 2.282 2.232 8.204

Padieprijs per baal 24,- 32,- 100,- 65,-

De gehele leensom moest op een afgesproken datum worden terugbetaald. Hiervan mocht de bank maximaal 15 % gebruiken voor voorzieningen. Het fonds had nadrukkelijk een revolverend karakter;

hierdoor konden met de aflossingen nieuwe kredieten worden gefinancierd. De administratiekosten van de Landbouwbank N.V. werden gedekt uit de renteopbrengsten of door het heffen van een toeslag ten laste van de kredietnemer.

(17)

16

In het eerste seizoen werden alle kredieten volledig terugbetaald. In het tweede seizoen waren er één rijstboer en één molenaar die in gebreke bleven. De reden hiervoor was de slechte oogst. Deze achterstanden werden echter binnen één seizoen terugbetaald. In het derde seizoen nam de non- performance toe. Dit was het gevolg van de gedaalde padieprijzen. Er waren ongeveer 11 rijstboeren en 5 molenaars die een achterstand hadden opgebouwd. Onder bepaalde condities werden de kredieten van de rijstboeren herschikt. Er werd dan een lager aflossingsbedrag per maand en een langere looptijd overeengekomen. Van 3 molenaars moesten uiteindelijk bezittingen worden geveild.

De SURFF heeft diverse successen geboekt namelijk4:

1. De samenwerking tussen de actoren binnen de rijstsector was zichtbaar verbeterd. Een doorbraak was dat de boeren, in tegenstelling tot in het verleden, hun geld direct na de levering aan de molenaars kregen. Niettemin bleven er onderhuids disproportionele conflicten bestaan.

2. De boeren konden profiteren van de concessionele rente die beduidend onder de commerciële rente lag, terwijl hierdoor ook een impuls wed uitgeoefend tot verlaging van de laatstgenoemde rente.

3. De boeren werden getraind door een speciale unit van de SURFF in het beheren van hun cashflow en het opstellen van bedrijfsplannen.

4. De staf van de bank werd verder opgeleid voor het kunnen beoordelen van kredietaanvragen en voor het risicobeheer.

5. De SURFF was voor de Landbouwbank N.V. een welkome additionele inkomstenbron.

4 Bron: Suriname Financing Facility (SURFF)June 2009,EUROPEAN UNION- Final report PROJECT NO. 9 ACP RPR 006, SUPPORT TO THE COMPETITIVENESS OF THE RICE SECTOR IN THE CARIBBEAN” (EUROPE AID/122323/D/SV/GY)

(18)

17

2.4 Essentialia van het Agrarisch Krediet Fonds

Proplan Consultancy deed in 2004 voorstellen voor oprichting van een Agrarisch Krediet Fonds (AKF). Daarbij werd geschat dat er binnen de agrarische sector een directe financieringsbehoefte bestond van circa € 27,4 miljoen en wel voor investeringen ter 5:

1. Vervanging van productiemiddelen en uitvoeren achtergesteld onderhoud;

2. Invoering van nieuwe en efficiënte productie- /verwerkingstechnologieën;

3. Stimulering van de agrarische ketenvorming en het creëren van exportpotenties ten behoeve van nieuwe gewassen en producten; en

4. Verbetering en opvoering van de bedrijfsvoorlichting, trainingen en deskundige begeleiding van boeren.

De basisgedachte bij oprichting van het AKF was dat vraag- en aanbodverhoudingen op de markt voor commerciële agrarische kredieten niet in voldoende mate synchroon liepen. Door uiteenlopende condities aan beide zijden van de markt kwamen er te weinig transacties tot stand.

Niettemin heeft de onderhavige sector duidelijk een macro-economische relevantie. Zij draagt immers bij aan de nationale voedselvoorziening, de werkgelegenheid en aan de export. Om deze reden is het zinvol dat de overheid voorzieningen treft om de financieringsmogelijkheden te verruimen van in de kern gezonde bedrijven die echter nog niet of onvoldoende kunnen voldoen aan de strikte commerciële kredietvoorwaarden. Hier ligt ook de verklaring waarom de overheid ten laste van de collectieve middelen fondsen voor dit doel ter beschikking stelt.

Op grond van het bovenstaande werd het Agrarisch Krediet Fonds opgericht met het doel kleinschalige en middelgrote bedrijven in de agrarische sector onder bepaalde voorwaarden van conditionele financiering te voorzien. De gelden van het AKF komen uit het ‘Raamverdrag betreffende vriendschap en samenwerking tussen Suriname en Nederland van 25 november 1975

5Bron: Advies rapport AKF

(19)

18

en de overeenkomst betreffende ontwikkelingssamenwerking van 18 juni 1992’. De middelen van het fonds worden voorts verkregen uit de interest ontvangsten op verleende kredieten en de opbrengsten uit korte termijn beleggingen van tijdelijke overtollige gelden.

Concreet dient het AKF zich te richten op6: het bijdragen aan de verbetering van de concurrentiekracht van het bedrijfsleven in de landbouw, veeteelt en visserijsector en meer specifiek op het verschaffen van financieringsmiddelen aan agrarische bedrijven voor de continuïteit van de bestaande productie, vergroting van de efficiëntie en uitbreiding van de productie. Het fonds heeft een revolverend karakter. Dit houdt in dat uit de terugbetalingen en na aftrek van exploitatiekosten het geld terug geploegd wordt in de sector.

Het bestuur wordt geïnstalleerd door de minister van Landbouw Veeteelt en Visserij voor een periode van 3 jaren en is belast met beleidsbepalende taken. De beheerder is belast met de beleidsuitvoerende aangelegenheden. Het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van de ministeries van Landbouw, Veeteelt en Visserij, Financiën en Handel en Industrie, alsook van de veeteelt-, landbouw- en de visserijsector. Er is een beheersovereenkomst getekend tussen de beheerder en het bestuur, die 5 jaren geldig is en desgewenst voor eenzelfde periode kan worden verlengd.

In totaal werden de volgende bedragen ter beschikking van het AKF gesteld:

1. Euro 2.300.000,00 uit de Nederlandse verdragsmiddelen;

2. SRD 8.408.000,00 ten laste van de begroting van de Staat Suriname, waarvan SRD 8.408.000,00 voor de rijstsector.

6 Bron: Agrarisch Sector Plan Suriname 2004

(20)

19

Kredieten worden onder de volgende voorwaarden verstrekt7:

1. Kredietnemers dienen solvabel, rendabel en liquide te zijn, terwijl ook zekerheden moeten worden geboden ter borging van het revolverend karakter van het Fonds.

2. Kredieten luiden in de nationale munt en belopen maximaal van SRD.200.000,00 per bedrijf buiten de rijstsector. Voor rijstbedrijven geldt een maximum van SRD 500.000. Op advies van de beheerder en na accordering van het bestuur mag van dit maximum worden afgeweken.

Het rentepercentage van een krediet bedraagt 6,75% per jaar over het uitstaand bedrag.

3. Kredieten worden aan niet-rijst ondernemingen met een areaal grootte van maximaal 75 ha verstrekt. Voor rijstbedrijven is er geen maximum vastgesteld.

4. De looptijd van het krediet is maximaal 10 jaar, inclusief een aflossingsvrije periode van ten hoogste 6 maanden. Deze periode wordt per product of bedrijfssoort vastgesteld. Niet- rijstkredieten moeten maandelijks worden afgelost. Voor rijstbedrijven geldt een aflossingsperiode per seizoen. De aflossing kan geschieden op 2 manieren:

a. De boer lost aan het eind van het oogstseizoen de volledige leensom en rente af. Bij deze manier van aflossen mag de hoofdsom wederom worden opgenomen voor de volgende inzaai zonder een kredietaanvraag in te dienen. Dit wordt een roll-over seizoenskrediet genoemd en heeft een rekening courantkarakter.

b. De boer lost elk seizoen (in november en mei) een bepaald bedrag af totdat het krediet is afbetaald. Het bedrag hangt af van de looptijd van het krediet.

5. De verplichte eigen inbreng is ten minste 10% van de leensom, de notariskosten die voor rekening komen van de aanvrager meegerekend.

6. Bij de aanvraag dienen de gebruikelijke documenten te worden overlegd die een goede kredietbeoordeling mogelijk maken. Bij het produceren van bepaalde documenten kunnen kleine boeren desgewenst een beroep doen op een accountmanager van de bank. Een rechtspersoon dient ook een recent KKF-uittreksel in te dienen.

7 Bron: Jaarrapport 2012 AKF

(21)

20

De kredietbeoordeling geschiedt door de beheerder op basis van een ingediend bedrijfsplan of - prognose, inclusief een sterkte/ zwakte analyse. Hierbij wordt de kwaliteit van het management en organisatiestructuur van het bedrijf meegewogen. Er wordt een haalbaarheidsstudie gemaakt, die voorzien van een advies wordt voorgelegd aan het bestuur, dat binnen een week een besluit neemt.

Ondanks deze vóór zorgvuldige procedure is de non-performance loan ratio uitzonderlijk groot, te weten ongeveer 25% van het uitstaand bedrag van het fonds. Het hoge NPL- percentage geeft aan dat de beheerder er niet in is geslaagd het revolverend karakter van het AKF te waarborgen. De oorzaak moet gezocht worden in de tegenvallende productieresultaten. Bovendien kan er zonder toestemming van het AKF bestuur niet overgegaan worden tot uitwinning. Deze toestemming wordt doorgaans pas in een worst case scenario verleend, waardoor kredieten lang in de boeken blijven.

De kosten van de non-performance komen deels ten laste van het fonds en deels ten laste van het honorarium van de beheerder. Hier tegenover staat het voordeel dat tot en met december 2012 ondernemingen zijn gefinancierd die beschikken over in totaal 5.018,15 ha aan land in de landbouw en veeteeltsector en 33.711,55 ha in de rijstsector.

2.5 Vergelijking van de twee financieringsfondsen

De SURFF en het AKF hebben in wezen hetzelfde doel. Beide richten zich op bevordering van de agrarische sector door het beschikbaar stellen van concessionele financieringsmiddelen. Er zijn echter duidelijke verschillen in organisatorische opzet, procedures en leningscondities.

Deze verschillen kunnen als volgt worden samengevat:

1. De SURFF is voor 3 jaar opgericht en het AKF voor onbepaalde tijd. Bij de SURFF is op basis van een overeenkomst met de EU het reguliere beheer van het fonds geheel in handen van de Landbouwbank N.V. gelegd, terwijl bij het AKF aan het bestuur ook een materiele verantwoordelijkheid voor het uit te voeren beleid is toegekend.

(22)

21

2. Bij de SURFF werd aan boeren, molenaars en exporteurs een zekere mate van zeggenschap toegekend door hen (samen met vertegenwoordigers van de Centrale Bank en van het Ministerie van LVV) op te nemen in een Technical Advisory Committee. Het AKF kent een dergelijke commissie niet.

3. De NPL bij de SURFF was uitzonderlijk laag. In het eerste jaar werden al haar kredieten afgelost, terwijl in het laatste jaar wat achterstanden ontstonden die via veiling van activa uiteindelijk werden ingelopen. De non-performance bij het AKF is echter uitzonderlijk groot.

4. Het rentepercentage bij de SURFF was 2,25 procentpunt hoger dan bij het AKF. Niettemin was het beschikbare bedrag van de SURFF van SRD 14,665 miljoen binnen 6 maanden volledig benut, terwijl dat nog niet het geval is bij het AKF van SRD 8, 408 miljoen.

5. De maximale leensom per rijstkrediet bij SURFF was driemaal hoger dan dat van het AKF.

Mede hierdoor en doordat het AKF ook niet-rijstboeren mag financieren is zijn cliëntenbestand groter.

6. Het honorarium verkregen van de SURFF was per saldo 2,4 procentpunt hoger dan dat van het AKF. De beheerder kreeg van de SURFF een relatief hoog honorarium, te weten 2,6% van het fondsbedrag plus een kostenvergoeding in ongeveer dezelfde orde van grootte. Voorts konden de administratiekosten worden verrekend met de renteopbrengsten. Bij het AKF bestaat het honorarium uit een vast maandelijks bedrag plus 0.2 % van de verstrekte kredieten na aftrek van de non performing loans.

2.6 Slotopmerking

In dit hoofdstuk heb ik naar voren gebracht dat agrarische ondernemingen vaak moeilijk toegang krijgen tot het commerciële krediet. Deze doelgroep is voor de handelsbanken minder interessant, gegeven de relatief weinig aantrekkelijke verhouding tussen rendement en risico. Niettemin is kredietverlening aan bedoelde ondernemingen wenselijk, althans indien zij op den duur kunnen uitgroeien tot in de kern gezonde bedrijven die een bijdrage leveren aan het bevorderen van de nationaal-economische doelstellingen. Hier ligt dan ook de rechtvaardiging voor de overheid om ten

(23)

22

laste van de collectieve middelen via een ontwikkelingsbank krediet te verstrekken tegen concessionele voorwaarden.

Suriname heeft ruime ervaring opgebouwd met de verstrekking van agrarische kredieten tegen concessionele voorwaarden. Aanvankelijk waren daarbij vooral de diverse ministeries betrokken, maar sinds de oprichting van de Landbouwbank N.V. in 1972 heeft zij op dit terrein een toonaangevende rol gespeeld, vooral als beheerder van het Europese Rijstkredietfonds (SURFF) en het Agrarisch Krediet Fonds. Beide fondsen hebben expliciet als doel een bijdrage te leveren aan bevordering van de agrarische sector door het verstrekken van concessioneel krediet.

Een door mij op literatuurstudie gebaseerde analyse indiceert dat beide fondsen er redelijk in geslaagd zijn hun doelstellingen te realiseren. Zij hebben de dalende trend in de kredietverlening aan deze sector kunnen ombuigen. Ik heb echter de indruk gekregen dat de SURFF een betere performance heeft geleverd als wij letten op de terugbetalingsdiscipline van haar cliënten.

Anderzijds heeft het AKF, in tegenstelling tot de SURFF, een duurzaam karakter en heeft het fonds meer cliënten bereikt.

Tot nog toe heb ik het concessionele krediet primair bekeken vanuit de aanbodzijde van de markt.

Om een indruk te krijgen van de opvattingen aan de vraagzijde heb ik een enquête gehouden onder een aantal cliënten van het AKF. Het is helaas niet goed mogelijk geweest hetzelfde te doen met betrekking tot de SURFF, aangezien de daarvoor benodigde cliënteninformatie niet meer beschikbaar is. In het volgende hoofdstuk presenteer ik de resultaten van mijn enquête.

(24)

23

3. EEN ENQUETE NAAR DE PERFORMANCE VAN HET AGRARISCH KREDIETFONDS

3.1 Inleiding

Om een indruk te krijgen van het oordeel van de cliënten over het AKF heb ik na bestudering van de relevante literatuur gesprekken met hen gevoerd. De gesprekken hadden het karakter van een exploratief onderzoek. Er is op basis van de gegeven antwoorden verbanden gelegd tussen de verschillende vragen met het primaire doel, vast te stellen hoe effectief deze fondsen naar het oordeel van de ondervraagden zijn geweest. Het onderzoek is zowel kwalitatief als kwantitatief van aard.

Aan een aantal boeren is door middel van semi gestructureerde interviews gevraagd wat hun oordeel is over het Agrarisch Krediet Fonds. Ik heb 3 vragenlijsten ontworpen. Er kunnen ook aanvullende vragen gesteld worden, indien die een extra bijdrage leveren aan het vormgeven van de conclusies. Er zijn 86 boeren geïnterviewd, die uit een door de Landbouwbank N.V. ter beschikking gestelde lijst op een aselecte wijze zijn getrokken. Het onderzoek is uitgevoerd in de districten Nickerie, Saramacca en Wanica. Er is gekozen voor deze districten omdat de meeste cliënten hun activiteiten daar uitvoeren.

Voor het verwerken van de verkregen data is gebruik gemaakt van het Statistische Software pakket voor Sociale wetenschappen (SPSS) en Microsoft Excel. De data-analyse technieken die gebruikt zijn, zijn:

1. 1-richtingstabulatie: dit omvat de eerste analyse van de afzonderlijke variabelen. Het omvat een controle van de ruwe data (cleaning), het opstellen van frequentietabellen en het berekenen van een aantal statistische waarden.

2. Frequentietabellen: deze tabellen geven aan hoe vaak de respondenten een bepaald antwoord hebben gekozen.

(25)

24

3.2 Resultaten van het onderzoek

In overeenstemming met de structuur van de agrarische sector, doen vooral landbouwers een beroep op een financiering door het AKF. De visserijsector komt in de steekproef niet voor, omdat deze groep heel klein is.

De verdeling onder de verschillende subsectoren is als volgt weer te geven (zie figuur 10 en 11):

1. 30 boeren uit de landbouw 2. 28 boeren uit de rijstteelt 3. 10 boeren uit de veeteelt 4. 18 boeren uit het pluimvee

Figuur 10: Sectorale verdeling steekproefpopulatie (aantallen)

Bron: eigen onderzoek

Figuur 11: Sectorale verdeling steekproefpopulatie (in %)

Bron: eigen onderzoek

(26)

25

Uit de data-analyse is gebleken dat het aantal respondenten informatie over het bestaan van het AKF van de Landbouwbank N.V. heeft gekregen. De bank is bekend als verstrekster van concessionele leningen ten behoeve van de agrarische sector. Bij de LBB worden zij geïnformeerd over het AKF. Recent worden door het bestuur van het fonds in samenwerking met de beheerder informatiedagen georganiseerd en commercials uitgezonden op de televisie en radio.

Vanuit het ministerie van Landbouw Veeteelt en Visserij is de informatieverstrekking relatief beperkt. Van de ondervraagden geven alleen de geënquêteerde landbouwers aan dat zij informatie hebben verkregen van LVV over het bestaan van AKF. Zie figuur 12. Ik merk hierbij op dat deze uitkomst mij enigzins verbaasd, omdat het ministerie en andere overheidsinstanties sterk betrokken zijn bij vooral de rijstteelt.

Figuur 12: Informatiebron over AKF (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview), de cijfers in het figuur geven aantallen weer.

Niet alle geënquêteerde agrariërs kunnen met eigen financiële middelen hun bedrijf exploiteren en verder groeien. Dit is één van de redenen waarom de overheid het AKF heeft geïnitieerd. Zij geven aan onvoldoende geld ter beschikking te hebben om investeringen te doen (zie figuur 13). Slechts een klein deel geeft aan uit interesse voor de sector een beroep te hebben gedaan op financiering uit het AKF. Anderen willen hun groeicapaciteit vergroten. Deze groep is van mening dat zij zonder financiële hulp niet verder kan komen. Uit de analyse blijkt dat de meeste boeren een bestaan proberen te vinden binnen de agrarische sector. Bijkans alle boeren uit de rijstsector hebben

(27)

26

financiële steun nodig om investeringen te doen. In de veeteeltsector zien de meeste boeren groeimogelijkheden. De pluimveehouders zijn de grootste groep die uit interesse voor de sector heeft gekozen. Zij voelen zich als het ware geroepen daar werkzaam te zijn.

Figuur 13: Reden voor kredietaanvraag (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

81% van de ondervraagde boeren zijn van mening dat het AKF alleen financiële hulp biedt aan de kleine boer. Volgens hen is dit in overeenstemming met een doel van het AKF. Een ander deel heeft hierover geen mening gegeven (zie figuur 14).

Figuur 14: Mening over financiering kleine boer (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

Vrijwel alle ondervraagde boeren hebben de voordelen van het AKF gezien en/of ervaren. 76%

hiervan zijn met behulp hiervan gegroeid en een ander deel heeft een eigen onderneming kunnen

(28)

27

opzetten (zie figuur 15). Binnen de veeteelt sector is de verdeling tussen de groei van het bedrijf en het opzetten van een eigen onderneming gelijk. 45% van de ondervraagde ondernemingen zijn opgezet binnen de rijstsector. Met de verkregen financiering wordt er bij deze groep meestal ingezaaid en machines aangeschaft. De rijstboeren mogen met de kredietopbrengst machines aanschaffen. De niet-rijstboeren mogen dat niet. De meeste landbouwers hebben grotere arealen kunnen beplanten. Enkelen zijn ook overgegaan tot toepassing van moderne teelttechnieken, waaronder het planten in kassen Ook in de pluimveesector is er sprake van een zekere groei, maar er zijn weinig nieuwe ondernemingen opgezet.

Figuur 15: Resultaat van het AKF voor de boeren (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

Voordat de geënquêteerde boeren geïnformeerd waren over het AKF en de SURFF heeft een klein deel een financiering afgesloten bij de overige lokale banken. Deze financieringen werden echter tegen de gebruikelijke commerciële voorwaarden verstrekt. Uit figuur 16 blijkt dat een groot deel van de boeren geen financiering hebben durven vragen bij de overige lokale banken, omdat zij niet konden voldoen aan de commerciële voorwaarden waaronder relatief hoge rente en de eis tot het verstrekken van deugdelijk onderpand.

(29)

28 Figuur 16: Kredieten van overige banken (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

Alle boeren gaven aan gegroeid te zijn met behulp van de financiering door het AKF (zie figuur 17).

Figuur 17: Bijdrage AKF tot groei van de onderneming (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

63% van de ondervraagde boeren hebben hun doelen deels bereikt mede met behulp van middelen van het fonds (zie figuur 18a).Vooral boeren in de categorie landbouw waren succesvol. 37% hebben hun doel helemaal bereikt, waaronder de meeste rijsttelers (zie figuur 18b). De bedoeling van het fonds is in principe de boeren steun te geven waarna zij op eigen krachten verder hun bedrijfsvoering kunnen uitoefenen. Uit nadere bevraging bleek dat de meeste landbouwers en rijsttelers echter steeds weer moeten terugvallen op het fonds.

(30)

29 Figuur 18a: Mate van bereiking van de gestelde doelen (in %)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

Figuur 18b: Mate van bereiking van de gestelde doelen (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

84% van de ondervraagde boeren heeft aangegeven tevreden zijn met het AKF. Een klein deel is minder te spreken over dit fonds. Zij geven aan geen duidelijk voordeel van het AKF te hebben gehad, ondanks de soepele voorwaarden die het fonds biedt. Zie figuur 19. Deze groep geeft de voorkeur aan directe subsidie door de overheid.

(31)

30 Figuur 19: Voordelen voor boeren van het AKF (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

Een aantal boeren is niet helemaal tevreden over het maximaal te verkrijgen kredietbedrag, de looptijd, en de aflossingsvrije periode (zie figuur 20). Zij zien graag een verruiming van de geldende normen. Vooral grotere ondernemingen kunnen onvoldoende doen met een krediet van maximaal SRD 500.000,- voor de rijstsector en SRD 200.000,- voor de overige subsectoren. Vooral landbouwers die lange termijn gewassen (groeiperiode > 3 maanden) verbouwen, zoals bananen en veetelers, die onder andere koeien houden, pleiten voor verruiming van de aflossingsvrije periode (zie figuur 20).

Figuur 20: Wensen van de boeren (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

Ook bij de ondervraagde boeren doet het gebruikelijke probleem zich voor dat zij nogal wat moeite hebben met het kunnen voldoen aan uit de kredietopneming voortvloeiende verplichtingen (figuur 21). Bij de ondervraagde boeren gaat het om 13 % van het totale aantal. De oorzaak hiervan ligt

(32)

31

meer in tegenvallende oogsten als gevolg van ongunstige weersomstandigheden en het uitbreken van ziekten. Dit percentage is wel lager dan de totale non-performing loan ratio van 25%.

Figuur 21: Terugbetaling van het krediet (aantallen)

Bron: eigen onderzoek (Interview)

3.3 Slotopmerking

Uit de door mij gehouden enquête komt duidelijk naar voren dat het AKF in een behoefte voorziet.

De ondervraagde boeren bevestigen dat zij nu eenmaal niet in staat zijn te voldoen aan de strikte voorwaarden van de commerciële banken. Voor hen is het concessionele krediet van het AKF een uitkomst, die bijdraagt aan de groei en vernieuwing van hun onderneming en hen daardoor in staat stelt een extra inkomen te verwerven. Het krediet heeft bijgedragen tot groei van hun activiteiten.

Over de beheerder van het fonds is de meerderheid tevreden. De dienstverlening is goed, zij het dat er uiteraard nog ruimte is voor verbetering. Een schaduwzijde is de uitzonderlijk hoge non- performing loan ratio, die het revolverend karakter van het fonds aantast.

(33)

32

4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

4.1 Conclusies

 Uit de literatuurstudie blijkt dat de SURFF en het AKF erin geslaagd zijn een bijdrage te leveren aan het bevorderen van de agrarische ontwikkeling door het verstrekken van concessionele kredieten aan ondernemingen die weliswaar nog niet voldoen aan de strikte commerciële voorwaarden, maar die in de kern gezond zijn en in staat zijn een bijdrage te leveren aan de realisatie van de nationaal-economische doelstellingen.

 Een door mij gehouden enquête onder cliënten van het AKF bevestigt het belang van de verstrekking van concessionele kredieten. Het merendeel van de ondervraagde boeren is van oordeel dat deze kredieten hebben bijgedragen tot uitbreiding en vernieuwing van hun onderneming, waardoor zij in staat zijn een extra inkomen te verwerven. Zij zijn tevreden over de dienstverlening van de Landbouwbank N.V.

 Er is echter ruimte voor verbetering van de geboden faciliteiten. Zo zijn er wensen met betrekking tot verhoging van het maximale kredietbedrag en verlening van de aflossingsvrije periode.

 Opvallend is dat in het geval van de SURFF de kredietnemer vrij goed aan hun betalingsverplichtingen hebben voldaan, terwijl bij het AKF de non-performing loan ratio uitzonderlijk hoog is.

(34)

33

4.2 Aanbevelingen

 Aangezien de agrarische sector nog steeds wordt geconfronteerd met de bekende interne en externe knelpunten, zal met nieuw elan gewerkt moeten worden om planmatig het effect van deze knelpunten te matigen. Een integrale aanpak is vereist om de marktverhoudingen te beïnvloeden en een klimaat te scheppen waarin productie en export kunnen gedijen.

Zowel de private sectoren als de overheid moeten hierbij hun eigen verantwoordelijk nemen. Een ruime en duurzame beschikbaarheid van concessionele kredieten zal bij wijs beleid een bijdrage leveren aan het verlichten van bedoelde knelpunten.

 Zowel de private als publieke stakeholders moeten werken aan een gedegen beleidsfilosofie.

Een samenhangend pakket van beleidsinstrumenten dient ter beschikking te zijn gericht op de verdere ontwikkeling en diversificatie van duurzame productie- en exportsystemen, intensivering van de scholing en training van agrariërs, rationalisering van de ruimtelijke ordening door aanwijzing en exploitatie van nieuwe bestemmingsgebieden en vergroting van de samenwerking tussen stakeholders.

 Er dient een onderzoek te worden ingesteld naar de achterliggende oorzaken van de sterk uiteenlopende non-performing credit ratio bij de SURFF en het AKF. De Landbouwbank N.V.

zal zich extra moeten inzetten voor verdere verbetering van de effectiviteit en efficiëntie van het gehele kredietverleningsproces, mede door centralisatie van de werkzaamheden voortvloeiend uit dit proces. Daartoe dienen de plannen tot het opzetten van een Project Implementatie Unit te worden uitgevoerd. Zij dient actiever betrokken te zijn vanaf eerste contact met potentiele cliënten tot kredietverstrekking en de daarbij behorende nazorg. De kosten hiervan dienen ten late te komen van de fondsen.

 De voorgenomen samenwerking met de Volkscrediet Bank moet worden aangegrepen om nieuwe impulsen te geven aan de agrarische kredietverlening.

(35)

34

BRONVERMELDING

1. Algemeen Bureau voor de Statistiek Statistiek jaarboek 2011, december 2012

2. Advies Rapport, Operationalisering Agrarisch Krediet Fonds (AKF), F.E.M.C. CARIBE, 30 maart 2004 Het ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij (LVV)

Agrarisch Sector Plan 2004, Paramaribo.

3. Centrale Bank van Suriname

Economische ontwikkelingen in het eerste halfjaar van 2012, Paramaribo.

4. Centrale Bank van Suriname Jaarverslag 2011 en 2012 5. De Landbouwbank N.V

a. Tender dossier Agrarisch krediet Fonds (AKF).

b. Folder Agrarisch Krediet Fonds.

c. Jaarverslag 2008 en voortgangsrapportage, AKF mei 2009.

d. Jaarrapportage 2010, AKF maart 2011.

e. Jaarrapportage 2011, AKF februari 2012.

f. Jaarrapportage 2012, AKF.

g. Directieverslagen Landbouwbank van 1988 t/m 2013 h. VES Nieuwjaarsrede van 09 januari 2013:

“Naar een doelmatige verdieping van bancaire intermediatie, Op naar een grotere “bank breedte”.

6. Gutierrez, E., Rudolph, H., Homa, Th., Beneit E.B., 2011 Development Banks

Role and Mechanisms to Increase their Efficiency, Policy Research Working, Paper 5729, 7. Internationale Samenwerking

Microkrediet, De oplossing? 03 april 2007

8. Interview modernisering van de Landbouwbank als financiële partner met Djaienti Hindori.

(36)

35

9. Kerry Armstrong, Social Enterprise Impact Assessment Project: Stakeholder Interview, January 2006.

10. Landbouwbeleid in ontwikkeling. Jaarboek overheidsfinanciën 2008 11. Ministerie van Landbouw, Veeteelt en Visserij

5 jarenverslag 2005-2010

12. Master Thesis ‘De markt voor lange financiering in Suriname’, december 2013. M. Van Cooten.

13. Ontwikkelingsplan 2012-2016 14. Proplan Consultancy

Projectdossier Landbouwkrediet 2003, Paramaribo.

15. Regering van de Republiek Suriname

Het Meerjarenontwikkelingsplan (2006-2011), Strategie voor duurzame ontwikkeling.

16. Saunders, M., Lewis, Ph., Thornhill, A., 2008, Methoden en Technieken van Onderzoek, 4e editie. Amsterdam: Pearson Education Benelux.

17. Samenvatting VHP Presentatie 15.08.2013, A.R. Caram

18. Services Contract, Financed from the resources of the 9th EDF-account no: The Caribbean forum of the ACP states CARIFORUM representative the Regional …….. Officer, Caribbean Community secretariat, Turkeyen, Greayer Georgetown, the Contractie authority”.

19. Stipulated Credit Policies and Key Operational Lending Procedures For the Bank involved in

administering the Rice Sector Scheme in Guyana and Suriname

20. Suriname Report on the Observance of Standards en Codes (ROSC).

Accounting and auditing may 31, 2012

Websites:

- www.cbvs.sr

- www.google.nl ; J. De Kort (2008), Landbouwbeleid in ontwikkeling.

- www.worldbank.org: World development report 2008, Agriculture for development

(37)

36

BIJLAGE 1

Vragenlijst aan de belanghebbenden van het Agrarisch Krediet Fonds (AKF)

In het kader van mijn afstudeerproject van de Anton de Kom Universiteit (IGSR), doe ik een onderzoek naar de doelen en condities voor waarborging van de levensvatbaarheid van Agrarische kredietfondsen. De namen van de respondenten blijven confidentieel. In deze gaat het om een

“semi-gestructureerd” interview d.w.z. dat er aanvullende vragen gesteld kunnen worden. Dit onderzoek staat onder begeleiding van prof. G.Dekkers en drs. C. Kasanredjo.

Om dit onderzoek tot een succes te maken en tot een waardig conclusie te komen heb ik uw medewerking nodig.

Vragenlijst aan de belanghebbenden van het Agrarisch Krediet Fonds (AKF)

1. In welke sector bent u operationeel (het AKF omvat Landbouw, Veeteelt, Pluimvee en visserij):

o Tuinbouw o Rijstteelt o Veeteelt o Pluimvee

2. In welk district oefent u uw activiteiten uit:

o Wanica o Saramacca o Nickerie

o Andere ……….

3. Wat is de grootte van uw onderneming, uitgedrukt in ton productie in het vorige jaar?

(Eventueel in Srd uitgedrukt).

b. (Indien u aan landbouw doet) wat is de grootte van het areaal in ha2?

(38)

37 Open vragen:

1. Vanwaar hebt u de informatie gekregen dat er een Agrarisch krediet fonds bestaat?

2. Wat heeft ertoe geleid dat u een beroep heeft gedaan op het fonds?

3. Wat is uw mening over het AKF?

4. Wat betekent (heeft betekend) AKF voor u?

5. Voor dat u weet had over het AKF, heeft u ooit geprobeerd een commerciële lening te krijgen bij een andere bankinstelling? Zo ja, wat is uw ervaring? (was de rente of de contractkosten te hoog? Waren de voorwaarden te streng? Indien niet, was dit omdat u geen mogelijkheden zag voor een commerciële lening?

6. In welke mate bent u gevorderd in uw bedrijfsactiviteiten met behulp van het AKF?

7. Heeft u met de middelen van het fonds uw doel bereikt?

8. Welke voordelen heeft AKF voor u gehad?

9. Wat wilt u veranderd zien binnen het fonds

10. Hebt u problemen gehad met het terugbetalen van de lening? Wat was de oorzaak van dit probleem?

Hartelijk dank voor uw mederwerking!

(39)

38

BIJLAGE 2

Vragenlijst aan de belanghebbenden van het Europees Rijstkrediet Fonds District:

o Wanica o Saramacca o Nickerie

Wat is de grootte van het areaal waar u op plant in ha (ook in srd):

Open vragen:

1. Vanwaar hebt u de informatie gekregen dat het Europees Rijstkrediet fonds bestaat?

2. Wat heeft ertoe geleidt dat u een beroep heeft gedaan op het fonds?

3. Wat is uw mening over het EOF?

4. Wat betekent (heeft betekend) EOF voor u?

5. Voor dat u weet had over het EOF, heeft u ooit geprobeerd een commerciële lening te krijgen bij een andere bankinstelling? Zo ja, wat is uw ervaring?

6. In welke mate bent u gevorderd in uw bedrijfsactiviteiten mbv het EOF?

7. Bent u bekend met het AKF?

8. Als u een vergelijking zou moeten doen tussen het AKF en het EU Rijstkredietfonds, aan welke geeft u de voorkeur en waarom?

9. Welke voordelen heeft het EU rijstkredietfonds voor u gehad?

10. Wat wilt u veranderd zien binnen het fonds Hartelijk dank voor uw mederwerking!

(40)

39

BIJLAGE 3

Vragenlijst voor de beheerder van het AKF en van het Europees Rijstkrediet Fonds 1. Wat is de missie van uw organisatie

2. Wat is het doel geweest om zich in te schrijven voor het EOF en het AKF?

3. Wanneer heeft u zich ingeschreven voor het EOF en het AKF?

4. Welke ervaring heeft u met zowel het AKF als het EOF

5. Wat zijn de doelen die u met beide fondsen gerealiseerd wilt zien voor de boeren en voor uw eigen organisatie.

6. Zijn de volgende doelen reeds gehaald:

- Verhoging van de efficiëntie - Productie uitbreiding

- Ontwikkeling van nieuwe produkten en markten - Overige……….

Indien de doelen zijn gerealiseerd, na hoeveel tijd werden deze bereikt?

7. Is er sprake geweest van een snellere of andere adoptie van intellectuele en materiële technieken en productiemethoden?

8. Hoe omschrijft u het AKF en het EU rijstkredietfonds

9. Moet er naar uw mening, veranderingen komen in de beleidvoering betreffende de voornoemde fondsen.

10. Heeft er een evaluatie van beide fondsen plaatsgevonden

11. Indien er continuering van beide fondsen of 1 der fondsen zal plaatsvinden, op welke wijze zal dat geschieden (dezelfde of aangepast. Motiveer uw antwoord)

12. Heeft uw inschrijving of uw contacten met het AKF of ERF geleid tot een verandering in de organisatie of managementsvoering?

Bedankt voor uw medewerking!

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de rol van feedback in het leren van studenten te verkennen, en vragen te stellen over welke proces- sen gaande zijn bij studenten tijdens het ontvangen van feedback en

Met mijn interventie wil ik bereiken dat de tweede jaars Mo-A economie studenten nieuwe inzichten verwerven over het projectonderwijs en het project MION, in

De relatie tussen de werkwijze van de leraar, het gebruiken van activerende werkvormen, en de werkwijze van de student, het opbouwen van zelfwerkzaamheid en het

De reacties op de verschillende trainingen, het opstellen van toetsen (Toets je Toets!) en leerplanontwikkeling van de organisatie “PROGRESS”, zijn zeer uiteenlopend, van

In het verlengde hiervan is de kans groot dat de afgestudeerde studenten, die tevens toekomstige leraren op VOJ niveau worden, de in context ontwikkelde

Het interventieonderzoek moet laten zien dat de eerstejaarsstudenten Biologie door de geїntegreerde aanpak van werkwoordspelling een verbeterd taalvaardigheidsniveau

Als reden werd opgegeven, dat Merrie niet voldeed aan de voorwaarde, gedoopt te zijn (Hove, ten O en F. Een ander argument voor de afwijzing kan zijn het superioriteitsgevoel van

The purpose of this study is to assess pre-service and in service biology teachers’ efficacy and context beliefs with regard to teaching biology, and how these