• No results found

Anton de Kom, Strijden ga ik · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Anton de Kom, Strijden ga ik · dbnl"

Copied!
30
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Anton de Kom

bron

Anton de Kom, Strijden ga ik. Stichting tot behoud en stimulatie van Surinaamse Kunst, Kultuur en Wetenschap, z.p. [Paramaribo] z.j. [1969]

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/kom_001stri01_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

(2)

Anton de Kom, Strijden ga ik

(3)

Inleiding

Met bijzonder veel genoegen en trots presenteren wij U de gedichtenbundel ‘Strijden ga ik’ van de hand van wijlen onze landgenoot Cornelis Gerard Anton de Kom, in Suriname bekend als Adek.

Dit is een eerste poging tot eerherstel van deze grote Surinamer, die als één der eersten van onze eeuw gestreden heeft voor een rechtvaardige sociale orde in een vrij Suriname.

De officiële geschiedschrijving doet deze grote Surinamer af met het etiket

‘Communistische opruier’, zodat er tot op heden nog grote onbekendheid heerst bij ons volk over de enorme verdiensten van De Kom. Het is daarom zeker nodig om hier, bij de verschijning van deze gedichtenbundel, iets te vertellen over het bewogen leven van deze Surinamer in zijn strijd voor de vooruitgang van het Surinaamse volk.

In het literair werk van De Kom wordt veel teruggevonden van de diepe sociale bewogenheid en vaderlandsliefde, die de inspiratie vormden voor de strijd, die De Kom zijn leven lang heeft gevoerd.

Cornelis Gerard Anton de Kom, schrijversnaam A. de Kom, werd op 22 februari 1898 in Paramaribo geboren. Na de Paulusschool met succes doorlopen te hebben, behaalde hij het Boekhoudersdiploma. Reeds toen bezat hij een grondige kennis van het Engels, Frans, Duits, Negerengels en Papiamento. Van 1916-1920 werkte De Kom als kantooremployé bij de Balata-Compagnie. Hier leerde hij de

meedogenloosheid van het koloniale uitbuitingssysteem kennen. De Kom was diep begaan met het leed en de armoede van de balatableeders.

In 1920 vertrok De Kom naar Nederland. Daar vond hij met moeite en bij tussenpozen werk als assistent-accountant.

Het leven in Nederland, waar hij toen één van de weinige kleurlingen was, deed hem nog meer de onderworpen en ellendige positie van zijn volk beseffen. Hij zag de scherpe contrasten tussen de armoede van zijn land en de rijkdom in Nederland.

De Kom hield zich op de hoogte van alles wat in Suriname gebeurde.

(4)

Zijn liefde voor vrijheid en rechtvaardigheid dwong hem zich steeds meer met de politiek bezig te houden, hetgeen in die dagen een groot risico voor een Surinamer was. In 1931 werd De Kom dan ook ontslagen bij het bedrijf Reusen en Smulders.

De directie gaf als reden op: Reorganisatie van het bedrijf en teveel politieke belangstelling. Op literair gebied deed De Kom van zich horen door zijn medewerking aan ‘Links Richten’, een tijdschrift voor progressieve schrijvers en dichters. In zijn vrije tijd verbleef De Kom veel in de Koninklijke Bibliotheek en werkte hard aan de totstandkoming van zijn eerste boek ‘Wij slaven van Suriname’, dat later zou blijken één van de beste produkten uit onze literatuur te zijn en een felle aanklacht tegen de koloniale uitbuiting van Suriname.

Op 6 januari 1926 huwde hij met Petronella Catherina Borsboom. Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren, 3 jongens en 1 meisje.

Tot 1934 kon De Kom in Nederland geen uitgever vinden voor ‘Wij slaven van Suriname’, maar in ‘Links Richten’ waren er reeds fragmenten uit verschenen en via de V.A.R.A. had De Kom voordrachten uit zijn werken gehouden.

In Nederland begon De Kom zich steeds meer af te vragen hoe hij zijn volk zou helpen. In ‘Weerzien en Afscheid’, een hoofdstuk uit ‘Wij slaven van Suriname’, vraagt De Kom zich af: ‘Wat zul je doen om de ellende van je volk te verzachten?’

Hij wilde de verdeeldheid wegnemen, hij wilde zijn volk solidariteit en organisatie leren, twee essentiële voorwaarden voor de vooruitgang. Hij wilde de zonen en dochters van Suriname verenigen in de strijd voor een menswaardig bestaan.

Op 20 december 1932 vertrok De Kom naar zijn geboorteland, wegens ernstige ziekte van zijn moeder. Hij zag haar helaas niet terug, omdat ze twee dagen na zijn vertrek overleed. Op 4 januari 1933 kwam De Kom in Suriname aan.

De sociale en economische situatie toentertijd was mensonterend en wreed.

Paramaribo was één krottenwijk, met slechte straten, zonder riolering. De medische situatie in het land was schrikbarend. In de districten moest men 60 cent betalen per bezoek aan de dokter en bij een thuisbezoek f 2,- f 3,50. Zelfs de armbanden, die als huwelijksgeschenk waren ontvangen, werden door de geneesheer in pand genomen.

De boeren waren zo arm, dat ze niet eens de 10 cent, nodig voor een kininecapsule konden betalen.

Het weekloon op de plantages bedroeg f 4,80 voor mannen en f 3,60 voor vrouwen, hetgeen in moeilijke tijden daalde tot respectievelijk f 1,80 f 1,20.

Anton de Kom, Strijden ga ik

(5)

Zowel in de stad als in het district waren de kansen op onderwijs nihil. Het leven van de boer was een hel ondanks alle mooie beloften, zoals een stuk land en vrije geneeskundige behandeling. Op de bijeenkomsten van de Hindoestaanse vereniging

‘Bharat Oeday’ werden hierover de afschuwelijkste misstanden naar voren gebracht.

De krotten, waarin men leefde hadden niet eens een vloer, maar toch moest er huurwaardebelasting op betaald worden. Belastingambtenaren, vergezeld door soldaten, roofden de laatste resten voedsel uit de schuren van de boeren. De wegen waarlangs ze hun goederen moesten vervoeren, waren slecht en gevaarlijk. In schril kontrast hiermee stond het weelderige leven van de koloniale elite, zoals

plantage-direkteuren en hoge ambtenaren.

Natuurlijk was er verzet tegen het onrecht. Zowel in Paramaribo als op vele plantages braken er hongeroproeren uit. Politie en militairen traden dan echter op de meest brute wijze tegen de hongerige massa's op. Wie zich verzette werd veroordeeld tot dwangarbeid aan de wegen. Zo zag ons land eruit, toen De Kom, op 4 januari 1933, aan boord van de van Rensselaer in Suriname voet aan wal zette.

Honderden belangstellenden waren op de kade samengestroomd en begroetten De Kom met luid gejuich.

De koloniale autoriteiten waren in paniek, om de doodeenvoudige reden dat er een Surinamer was aangekomen, die bezield was door het idee het conglomeraat van de vele rassen om te smeden tot een hecht front voor de bevrijding van zijn land.

Het gerucht werd verspreid, dat De Kom een ‘Communistische opruier’ was. Heel het garnizoen van Paramaribo werd gemobiliseerd en het fort Zeelandia werd versterkt om aan alles het hoofd te kunnen bieden. Zo bevreesd waren de koloniale

machthebbers, dat zij twee Peruviaanse oorlogsschepen, die toevallig voor de rede kruisten, voor Sowjetrussische vlooteenheden aanzagen.

Dag en nacht werd De Kom door rechercheurs gevolgd, zo erg dat het blad ‘De Surinamer’ in 1933 daarover schreef: ‘Waar die man ging, stond of was, op de hinderlijkste wijze werd hij achtervolgd, beurtelings door de uit den dienst ontslagen politieagenten Baal, Leeuwin en Kolf. Deze personen waren aangehuurd voor dezen specialen dienst. Algemeen werd dit optreden daarom afgekeurd’. Tot zover de Surinamer.

De Kom werd dagelijks omringd door honderden Bosnegers, Hindoestanen, Creolen, Javanen en Indianen. Het feit dat velen van deze mensen van heinde en verre naar hem toe kwamen, getuigt dat er onder alle bevolkingsgroepen een grote behoefte bestond aan iemand,

(6)

die bereid was naar hen te luisteren en daadwerkelijk voor hun belangen wilde opkomen. De Kom besloot toen een adviesbureau op te richten om te luisteren naar de klachten van zijn landgenoten. Op sommige dagen ontving hij wel 1500 mensen.

De rechercheurs lieten hem nooit met rust. 's Avonds klopten zij aan zijn raam om te controleren of hij thuis was en zaalhouders werden gedwongen hem niet te laten spreken. Voortdurend trad de politie provocerend op. Overal plakte men affiches aan, met waarschuwingen tegen De Kom, hetgeen zijn aanhang slechts vergrootte.

Na enige opstootjes werd De Kom gearresteerd zonder enig justitieel bewijs, hetgeen ook bleek uit een interview, dat de heer Doorson had met de

procureur-generaal. De procureur-generaal wist niet waaraan De Kom zich schuldig had gemaakt. (De Banier van 4 februari 1933).

Grote groepen Javaanse en Hindoestaanse boeren kwamen naar de stad en voegden zich daar bij hun Creoolse lotgenoten om de vrijlating van De Kom te eisen.

De Banier van 4 februari 1933 berichtte dat er op die ochtend een deputatie van ongeveer 4000 ongewapende mannen, onder wie Creolen, Javanen en Hindoestanen, zich naar het parket van de procureur-generaal begaf om te vragen wanneer De Kom zou worden vrijgelaten. Ze werden tegengehouden door een detachement

politiebeambten met de bajonet op het geweer. De voorhoede van de menigte ontblootte de borst en nodigde de politie uit te schieten. De procureur-generaal schrok van dit moedig gedrag en verzocht, bleek en ontdaan, de menigte heen te gaan omdat De Kom dinsdag zou worden vrijgelaten. De onbetrouwbaarheid van de

procureur-generaal bleek later op de dag toen De Kom van het politiebureau naar het Huis van Bewaring werd overgebracht in een vertrek, dat bovendien speciaal voor hem was ingericht!

Op dinsdag was er weer een grote groep ongewapende arbeiders en boeren op de been. Ze waren blij, omdat hun leider vrij zou komen. Niemand dacht aan vechten of oproer en niets vermoedend begaf de groep zich op weg om De Kom af te halen.

Volkomen onverwachts openden de politie en de militairen het vuur op de mensenmassa, waarbij zich intussen ook veel nieuwsgierige kinderen hadden gevoegd.

Het resultaat was 2 doden en 22 gewonden. Dezelfde avond, terwijl de doden werden begraven, kregen de politiebeambten als beloning een bierfuif en een bloemenhulde aangeboden. Op 10 mei 1933 werd De Kom vrijgelaten en op de boot naar Nederland

Anton de Kom, Strijden ga ik

(7)

gezet. Hij was dus noch veroordeeld, noch gestraft en officieel niet eens beschuldigd.

Toch werd hij uit zijn vaderland gezet.

Het lid Putscher van de Koloniale Staten verklaarde, dat het onzin was De Kom de schuld te geven van de sociale onrust. Volgens dit lid werd deze veroorzaakt door het economische wanbeleid.

Op 27 mei 1933 kwam De Kom in Nederland aan. Hij en zijn gezin werden opgewacht door vele honderden arbeiders, intellektuelen en kunstenaars en groots gehuldigd. De politie verbood evenwel het houden van redevoeringen.

De Kom voltooide in Nederland zijn werk ‘Wij slaven van Suriname’, met enige ervaringen uit Suriname. Als hij in 1934 eindelijk een uitgever vindt, dwingt de politie deze enige fragmenten te schrappen. Verder had De Kom een deel van zijn aantekeningen verloren zien gaan door invallen van de politie. Het manuscript van

‘Wij slaven van Suriname’ was in Nederland, zodat de Surinaamse rechercheurs het niet vonden toen zij zijn huis overhoop gooiden en zijn tuin omwoelden.

In Nederland bleef De Kom door middel van artikelen, voordrachten en speeches de zaak van zijn land en volk dienen.

Ook in de illegale pers, in de strijd tegen het heersend fascisme, verschenen artikelen van zijn hand.

Op 7 augustus 1944 werd De Kom door de Duitsers gearresteerd. Via

Scheveningen, Vught en Oraniënburg werd hij overgebracht naar het concentratiekamp Neuengamme, waar hij op 24 april 1945 overleed. Zijn lijk werd later in een massagraf te Sandbostel gevonden. Het werd geïdentificeerd aan de hand van het gebit en een verwonding aan de schedel.

Vrienden, die met hem in Scheveningen en later in andere kampen waren, herinnerden zich, dat hij voortdurend sprak over zijn geliefd land en met grote moed de fascistische terreur doorstond.

In 1960 werden de stoffelijke resten van De Kom overgebracht naar Nederland en bijgezet op de erebegraafplaats te Loenen, op de Veluwe. A. de Kom was niet alleen een groot schrijver en dichter, maar tevens een man, die gedurende zijn hele leven had gestreden voor zijn land en tijdens de oorlog stierf in de strijd tegen het fascisme.

Deze gedichtenbundel is een eerste poging om het Surinaamse volk weer kennis te doen nemen van het werk van één van haar grootste zonen, Cornelis Gerard Anton de Kom.

Zijn werk is de erfenis van het Surinaamse volk en behoort haar toe. Daarom is de publikatie en de verspreiding hiervan onze plicht en de hoogste wil van De Kom zelf.

(8)

De gedichtenbundel ‘Strijden ga ik’, is genoemd naar een zin uit het gedicht ‘Vaarwel Akoeba’.

‘Strijden ga ik’, kwam mede tot stand dank zij de onbaatzuchtige en opofferende medewerking van de nabestaanden van A. de Kom. ‘Strijden ga ik’ is opgedragen aan ons volk ter nagedachtenis van haar onvergetelijke zoon A. de Kom.

De laatste regels van ‘Wij slaven van Suriname’ luiden: ‘Sranang, mijn vaderland.

Eenmaal hoop ik U weer te zien. Op de dag waarop alle ellende uit U weggewist zal zijn’.

De Kom is er niet meer en zal deze dag niet kunnen beleven, maar zijn voorbeeld leeft voort in onze historie. Zijn werken zullen de Surinamers inspireren, opdat die verre dag waarover De Kom in de laatste regels van zijn boek sprak, weldra zal aanbreken.

De Kom bracht alle groepen van ons volk samen in een strijd tegen honger, armoede, onrecht en ellende en bewees daarmee, dat wij een eenheid kunnen en moeten vormen.

Als opvolgers en erfgenamen moeten wij de historische opdracht, die hij begon, verder uitvoeren met dezelfde moed en overtuiging als de strijder van Akoeba.

Wij presenteren U de gedichtenbundel: ‘Strijden ga ik’, van A. de Kom.

Anton de Kom, Strijden ga ik

(9)

De Balatableeder

De mooie dagen zijn voorbij

Koelie, bleeder, slaaf vierde zijn goedkope feesten Werkloos slenterend aan de gouden kusten Ronselaars ronselt zijn beesten

Zoveel als de burgers maar lusten.

Ten overstaan van een blanke ambtenaar Contract gesloten, duim afgedrukt

Voorschotje aan slaaf, goed geld aan ronselaar Contractant ziet zijn plan mislukt.

Voor vrouw en kind zorgen kan hij niet.

Diep in 't binnenland te midden van woud Ondoordringbaar schoon vol van romantiek Moeras, ellende, giftige slangen tussen 't hout Slaaf worstelt, vecht soms wordt hij ziek Hoge rekening, waarvan hij niets verstaat.

Na negen maanden betaalt de Compagnie uit Vanaf 3e-4e-5e-6e kwaliteit

Neemt je hongerloon, houdt je muil Spreek niet over de kwantiteit Slechts de onderneming krijgt gelijk.

In het oerbos tussen schone varens Een werker sterft, een proleet minder Wat deert dat als het niet is een grote Een zwarte, een kleurling, geen hinder

De bleeder weet, hij heeft de klewang in handen.

(10)

[O, ik haat het alledaagsche zwoegen]

O, ik haat het alledaagsche zwoegen Balen rijst dragen

Koffie plukken Voor drie centen.

Ach, hoe haat ik het tergen en plagen,

Vanaf zonsopgang tot de zon ver wegzakt.

Maar wat kan ik anders doen.

Vervloek ik niet Het spitten, ploegen Altijd maar torsen, Dagenlang koren dorschen Slechts een karig hapje werpen ze me toe.

Dacht ge, luiheid is van ons?

Ziet hoe bezweet de gezichten, Druppels rollen

Voeten branden onder de steenen Eelt en stroeve gewrichten hebben wij.

En gij,

Wel verzorgd Uw teere handen Wel gedaan

Uw gelaat.

Glimmende laarzen, Lakensch pak Met gevulde zak.

's Avonds Bacchanale feesten.

Ach, hoeveel hooger zijn de beesten Met hun nog lagere geesten.

Anton de Kom, Strijden ga ik

(11)

Antithese

De daken waren van de zon doorgloed

Grote vogels zij aan zij, door de lucht gedragen Gestrekte vleugels al maar zwieren

Met gemak en vol welbehagen.

Het tamtam geklap van wilde duiven,

Die net boven het onderhout kwamen aangevlogen.

De donsjes om hun heen stuiven Lianen trossen in en in elkander Als wurmen in een hengelaarsbus Windgespeel om het fez der bomen Indianenbananen met hun zoete geur Tietriegekwetter, als het gebed der vromen Geklop, regentijd aan de deur.

Spinnen in de roos hunner webben Kudden wilde buffels aan de kreek Bij de Parawine, de ebbenstreek.

Duizenden gekromde koelieruggen Door en door bezweet

Schamel als de armsten onder bruggen Boeren, knechten, allen slaven.

Fraaie paleizen van de heersers Schoon aspect der bakrahuizen Alles rijk en weelderig wat je ziet

Winsten stromen binnen als in open sluizen Armoede en armen in de zwakke hutten Niet als rijken dagenlang aan 't dubben Neen - Zwoegen, slaven tot de vrijheid komt.

(12)

Anton de Kom, Strijden ga ik

(13)

Suriname

Branding van de zee Kleine golfjes breken mee Zand laat U ontglippen Met schuim op Uw lippen Het bos gaat ontgloeien Zwaarder gaat ge loeien Het land beukt terug En kromde Uw rug Het schelp bewassen strand Speelmakker van het land Weerstaat Uw slagen Uw luim en Uw plagen.

(14)

1867-1873

Uit Macao gekomen Had ik grote dromen Naar nieuw vaderland Verkocht als contractant Maar ik zag Teboe zuchten Ajana de indiaan

Sleepten ze door de laan Spaansche bok

Werd geslagen In die dagen

Met ijzerbeslagen stok

Wij zwoeren samen te ontvluchten Geen dag langer te zuchten Djoeka, indiaan en chinees.

Kregen ze ons weer Dan vuurden ze 't geweer Sneden ze ons de achillespees.

Naar Engelsch Guyana Vloden wij henen

Niet met Fruytier lange benen.

Anton de Kom, Strijden ga ik

(15)

De zwarte vrouw

Gij zijt schoon, ik wil U bezingen.

De moeite waard om te beminnen Glinstering van Uw arm en oorringen Juweelzwarte ogen, om een zwarte te winnen De lendedoek om Uw kastanjekleurig lijf

Wappert golvend om Uw donkere soepele lendenen.

(16)

[Atlantische Oceaan]

Atlantische Oceaan

Onstuimig blauw water breekt baan Verdringt zich voor de brede mond Der Surinamerivier

Nauwelijks kan ze het verzwelgen

Het water beukt, wil mangrove kust verdelgen.

Akkers, blozende akkers Met suikerriet, cacao of banaan

Waar duizenden koelies in verzengende zon staan Ze slaven en ploeteren zich dood

Voor nog geen beetje cassavebrood:

Dat is 't loon, dat de blanke meester geeft.

Plantages, met bloesemende boomen.

Ze reiken met hun toppen den hemel.

Gekleurden zweet, bloed, maakt rijker weer de rijken Slavenkinderen armoedig, voor hen geen zemel Velden vol koren, beken vol vissen

Voor hen die niets kunnen missen.

Vette ganzen, wilde eenden

Gebraden hoenders, gestoofde duiven Voor dikke winstmakers, lekkerbekken De proleet, hij mag de geur niet snuiven!

Ze gunnen onze kinderen slechts appels met plekken.

Maar wij dulden het niet langer Wij willen alles

Zelfs het beste is niet te goed voor ons.

Anton de Kom, Strijden ga ik

(17)

[Slavenhokken-kille atmosfeer]

Slavenhokken-kille atmosfeer Vunzig wellend uit den grond Alles luguber in 't rond.

Duisternis, stil heen en weer bewegend, Labyrinth van analphabethisme Wachtend op het socialisme.

Slavernij, teelaarde*van onwetendheid Is 't vurig begeerde regeringsbeleid Stompzinnige arme mensenharten Onkundig en vol smarten

Der meesters verdierlijkheid Van eeuw tot eeuw bestendigheid.

Een omgeving van kerkhoflucht Bloemen en planten zonder geur Schoonheid niet te genieten Door de druk

Op slaven klein en groot Is dit 't menselijk geluk....

Gij bezingt Uw gouden eeuw Met stervende slaven

Niets kan Uw bloeddorst laven Met het stelsel van Den Bosch* Trapt ge er maar op los

‘Uw batig Saldo’.

(18)

Anton de Kom, Strijden ga ik

(19)

Vaarwel, Akoeba, Vaarwel!

Vaarwel, Akoeba, mijn vrouw, mijn schat, vaarwel!

Strijden ga ik! Eerst nà d'overwinning kom ik terug....

Lang heel lang heeft men ons getart.

Eerst gekocht en verkocht en dan geslagen.

Op ons beider gezicht staat het merk gebrand van des meesters naam, ten eeuwigen dage.

Vaarwel, Akoeba, mijn vrouw, mijn schat, vaarwel!

Strijden ga ik! Eerst nà d'overwinning kom ik terug....

't Was op de plantage, dat ik jou vond.

Je had nog een moeder, waar is die gebleven?

En je broeders en zusters? Zij rusten in den grond, men heeft ze allen den dood in gedreven.

Vaarwel, Akoeba, mijn vrouw, mijn schat, vaarwel!

Strijden ga ik! Eerst nà d'overwinning kom ik terug....

Weet je nog van dien avond, vrouw, dat ik je met mij had meegenomen?

De meester was dronken, hij brulde en wou dat je bij dien smeerlap in 't nest was gekomen.

Vaarwel, Akoeba, mijn vrouw, mijn schat, vaarwel!

Strijden ga ik! Eerst nà d'overwinning kom ik terug....

Nu sta je hier voor mij, jij dappere vrouw!

Beproef me, 'k ben sterk en sterk ga ik henen.

'k Ben dubbel zoo moedig, Akoeba, door joù.

Zie, deze vuisten zijn hard als de steenen.

Vaarwel, Akoeba, mijn vrouw, mijn schat, vaarwel!

Strijden ga ik! Eerst nà d'overwinning kom ik terug....

Hoor je het blanke volk al? hun heir spreekt als de tallooze bladren der boomen.

Voor ze verslagen zijn keer ik niet weer.

Kus mij!.... de witte soldaten komen.

(Bewerkt naar A. de Kom).

(20)

Blauwe bergen van Suriname

Blauwe berg met Uw schoone kruinen Land van zwarten en van bruinen Uw toppen zijn niet met sneeuw Noch taankleurig als de leeuw Maar van het blauw der hemelen Waar onzichtbare sterren wemelen Om U heen witte nevel hangen Omstrengeld door brilliante slangen Gegordeld in zuiver witte linten Gestut door zware stenen binten Nog hangt om U de ochtenddauw O eindelooze Blauwvoortjes blauw.

Anton de Kom, Strijden ga ik

(21)

[Blozende rozen zoet van geur]

Blozende rozen zoet van geur Pina's in volle fleur

Herkauwende koeien in de wei Rijpe vruchten van de plant Hangen aan de kreekkant Bijen zoemen rond de bloemen De wind kruipt

Waar de dauw wegdruipt.

De ontevredenheid wordt sterker Verbittering met de dag

Van de zwarte werker Onder de onderdrukkersvlag.

Gloeiend is des slavenshaat Tegen de valse autocraten Heersers van de verdwaasde staat.

(22)

Lynch!

Kinderen waren 't van zestien jaren.

Slaven!.... de knoet sloeg het bloed uit hun rug.

‘Ruk in,’ zei de meester, ‘en vent mijn waren, en kom, als ze uitverkocht zijn, terug.’

Yes! Codjo! Mentor! en Present!

Leeg zijn de manden, maar wat stuivers verloren.

Terug? Dat is geeseling! Wie weet raad?

Naar de bosschen en uitgewischt onze sporen!

‘Duivelsche nikkers!’ bromt 's avonds, de basja kwaad de Codjo! Mentor! en Present!

Zij krijgen honger! Zij moeten ook eten.

Naar de stad! brood stelen en weer in 't bosch.

De meester laat de blanke soldaten het weten.

‘De woeste bloedhonden laten we los.’

Yes! Codjo! Mentor! en Present!

Zij zijn gevangen, omringd door de blanken.

Gevonnist ‘te voren’. De wet van het land!

Zij worden met pek ingesmeerd en hun flanken gezet in de vlammen, en levend verbrand.

Ha! Codjo! Mentor! en Present!

Kan je 't goed zien, moeder? Zie je ze kronklen?

De blanken klimmen voor 't zien op de daken.

Schitterend schouwspel! Hun oogen fonklen.

De vlammen drie naakte lichamen blaken.

Zie! Codjo! Mentor en Present!

Anton de Kom, Strijden ga ik

(23)

Het vuur springt omhoog! De vlammen zwermen om hoofd en schouders. Het vuur en de rook vreten hen op! O! hoor je ze kermen?

Sambo! ga mee! ik moet kotsen, jij ook?

A! Codjo! Mentor! en Present!

Meêlij? Ach wat! De blanken spotten.

Zie, hoe ze barsten van 't lachen als hoon.

Dood zijn de jongens! Zwart zijn hun botten.

‘Krijgt niet de schurk eens zijn waardig loon?’

Yes! Codjo! Mentor! en Present!

(Bewerkt naar A. de Kom)

(24)

Brand op de Plantage

Omhoog gaat de brute zweep En valt neer op zijn naaktheid Sta op en ga naar het veld.

Harde ijzeren mokerslagen vallen op hem, bij tien- en tientallen....

Gisteren bezweek zijn vrouw, de zwarte meid.

Ik heb pijn, o meester o zoo'n pijn.

Sta op, gij, gij lui zwart zwijn.

Toch ga ik niet naar 't land,

Al sla je mij, een zwakkeling, in stukken Met je striemende karwats,

't zal jou niet gelukken.

Al had je tien zwepen in je hand Nooit meer zal ik voor jou bukken.

Sta op en ga naar den akker.

Ik, als een paard het rad draaien, Voor jou korrels rijst zaaien en maaien?

Neen, al bleef je molen eeuwig staan!

Nooit, nooit sla me maar dood Ik verzet voor jou geen poot.

Zie, in de verte brandt je katoen Sla toe met je zweep, sla toe

Slavenwerk (kijk, heerlijk zooiets te doen) Dollarsverlies, valt je nu ten deel.

Mais, koffie, cacao, tabak verbrandt Geesel mijn ziel maar uit het lichaam Wat - je doet het niet!

Wil je me niet trappen en schoppen Zijn het mijn eigen oogen die het zien?

Toen de slaaf opstond Lag de bruut dood.

Met geld draait de hartmachine niet, O meester!

Anton de Kom, Strijden ga ik

(25)

De slavin uit Suriname

Tegen de Troeriehut zat neergedrukt Een zwarte vrouw, een slavin, de sloof.

Voor de schoone geluiden was ze doof Nog bekoord door een heerlijke omgeving Slechts de kilte gaf haar een beving.

De zon was van 't zelfde goud van de Goudkust Dezelfde geur van bloesems uit Loango* Mieren zwoegden om haar henen.

Ze was zo koud o van top tot haar teenen Gado Didi trilden tegen haar slappe beenen.

Groener en frisscher dan de leguanas.

Er kwam beweging in haar handen Gekloofd alsof de ploeg erin heeft gewroet Gewerkt heeft ze altijd, maar voor hen, Voor dat eeuwig brutale addergebroed.

Hoorde ze niet de stem van dat zwijn.

Slaag had ze gekregen, toen viel ze in zwijm Nog had ze striemen, haar gezicht bebloed Maar nu, nu was ze voor altijd vrij

Welke heer, welke meester wil er een slavin Een doode, en liefst een doode zwarte vrouw Waarvoor, goud kreeg je er niet voor Naar de hel met haar, nu is ze vrij Toen schaduwde de cederloof De beek kabbelde met water als ivoor De vogels jubelden allen in koor:

Vrij, vrij, voor eeuwig vrij.

(26)

Lotus in het Westen (aan mijn vrouw)

In de nacht zijn Uw bladeren fluweelig donker, Uw takken zingen mij een droomlied, o zoo zoet Uw geuren doordringen me in sterrengeflonker, Heeft ooit een mensch zulks ontmoet.

In een kleed van robijnen omstrengeld met goud dat glanst als d'eeuwige zon in het Westen dalend.

Milliarden vogelen in zoeten nadag gefluister

In het wild dansend, springend, een Lotus in het woud.

Bijen zoemen, vlinders fladderen om Uw bloesem Slank is Uw stengel, mals zijn Uw bladeren, In Uw bloem zetten insecten zich aan Uw boezem Bekoorlijk, zijt ge boven alle anderen.

Plekken worden met vuur en zonnegoud beschenen, Omdat ze in Uw omgeving zijn vastgehecht.

Voor altijd wil ik in Uw schaduw, o Lotus, leven Dek me met Uw gulden bladeren ook in 't gevecht.

Als ik ontwaak zijn Uw kelkjes van dauw doordrenkt, Diamantkorrels om Uw kelkblaadjes, glanzend, blinkend Lachend, als de zon de aarde in fel licht verzengd.

Een Lotus van het Oosten, gevonden in het Westen.

Anton de Kom, Strijden ga ik

(27)

[Suriname ons vaderland!]

Suriname ons vaderland!

Land van blauwe lucht en eeuwige zonneschijn Watervallen en bronnen die altijd klateren Mieren en appels met de kleur van rode wijn Blauwe bergen plassend in de wateren Milliarden insecten die eentonig gonzen Rivieren, kreken vol gouden stromen Vogeltjes gekleed in brillante donzen Surinaamse ebben, ceder, reuze bomen;

Liefde voor dit land, mensen en natuur, Judith, hierdoor wordt je geest zo groot Gedurende je hele schone levensduur

Want liefde is meer soms, dan het dagelijks brood!

(28)

Wat wilt gij van hem maken

Blanke - wat wilt gij van hem maken Zwart van huid

Groot van geest

Een wijsgeer - een man - Staatsman in hooge zaken Hij zou te diep kijken In jou hersenen.

Dat zou je niet lijken Dat kan niet.

Meester - wat wilt gij van hem maken Witte tanden - heldere oogen

Een christen - een geestelijke Wat - dat zult ge niet gedogen Portier - ja - schoenpoetser

Koetsier of palfenier met hooge hoed toegetakeld, één en al gesmuk Hij is toch niet Uw eigene bloed Voor huiselijk geluk, dat meubelstuk slechts je tijdelijke, aardsche goed Dat wil ik - Dacht ik het niet?

Heer - wat wilt gij van hem maken Een oermensch met sterk hart, Gespierde handen, elastische beenen Een bonk ijzer van top tot teenen Nooit tranen, nimmer smart, Een vertrapte - een slaaf voor nu en in 't verschiet Ja - dat wist ik wel

Hij brengt U veel geld - het handelshuis En - kost U geen luis.

Anton de Kom, Strijden ga ik

(29)

Gentleman - wat zult ge van hem maken Mooi kroeshaar - knap uiterlijk

Wat - kan het U niet schelen?

Hij mort niet, ook geen verzet - Loopt snel U kunt bevelen Aan U het recht en de wet U beveelt man en vrouw beiden, Voor plantage of Uw vette weiden Dat kan nog.

Slavenbaron - luistert - Wat gij van hem wilt maken Zet het uit je hoofd.

U kunt dat alles nu maar staken Zij denken en voelen zo als jij!

Gaan zich verzetten, Breken nu jouw wetten,

Slaan stuk het middeleeuws huis vol knevelarij, tirannie en gespuis!

(30)

De Bosneger

Gisteren was ik een der slaven van blanken heer Vandaag vrij, altijd vrij

Niet lang zei men, verdoemde ruggen En alles is nu van mij, van mij

Bossen, lucht, bloemen en planten, van mij Voor mij, hoort gij, voor mij, voor mij!

Mijn rug draagt dikke gedroogde striemen Ze kronkelen als slangen om en om en om Mijn borst heeft nog 't merk,

De naam van de verwaten blanke Thans adem ik vrijheid.

Het bos, de maan en de sterren zijn voor ons Voor ons, luistert voor ons, voor ons!

Ik heb een vrouw, ik vond haar in 't woud.

Ze heeft wollig zwart kroesend haar

En een rode lendedoek die haar schone lichaam siert.

Geen ketenen aan benen of haar hart Gebroken boeien van slaaf of smart Want woud, moeras en wild zijn voor haar Voor haar, hoort ge, voor haar!

Eerdaags komt een klein, mollig zwartje nog Met kleine handjes, melktandjes, ebbenhouten kleur En als hij met een vlugge kikker speelt

Tussen leliën, lianen, kreupelhout vol geur Krijgt hij van mij een speer, een pijl en boog Dan zijn oerbos, lucht, bloemen en de zon voor hem Voor hem, voor hem, hoort ge, voor hem!

Anton de Kom, Strijden ga ik

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het onderzoek van Filip Dewallens naar het statuut van de ziekenhuisarts kon niet op een beter moment komen. Het statuut bestaat nu bijna 30 jaar, maar grondig juridisch onderzoek

Daarbij koppelt de auteur de eigendomsexclusiviteit voor het eerst zeer expli- ciet aan de (actieve) elasticiteit van het eigendomsrecht. Hierdoor komen een aan- tal paradigma’s op

Sinds de werkgroep startte met het onder de aandacht brengen van de Nacht van de Nacht zijn er binnen de gemeente al succes- sen geboekt op het gebied van

In deze visie benoemen we niet alleen onze ambities voor de komende 15 jaar, maar vertrouwen ook op de kracht van Velsen –bestuur en inwoners samen–.. om deze ambities

V.l.n.r.: Christ Koolen (Bras Fijnaart), Joost Lambregts (gemeente Bergen op Zoom), Mark van Tilburg (gemeente Bergen op Zoom), Sjaak van Treijen (Lepelstraatse Boys), Jeffrey

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Liza Beenke meldt namens gemeente Gooise Meren dat er door veel verschillende partijen binnen de gemeente naar het plan gekeken is en men de overtuiging heeft dat de

Het jaar 2019 is afgesloten met een positief resultaat van € 23.650 en algemeen bestuur stelt de volgende resultaatverdeling voor:.. Een bedrag van € 23.650 toe te voegen aan