• No results found

Ontwikkeling van de Afro-Surinaamse godsdienst

Hoofdstuk 2 Slavernij en Winti 1700-1863

2.3.2 Ontwikkeling van de Afro-Surinaamse godsdienst

Deze worden in primaire en secundaire bronnen als Creolen aangeduid, maar

omdat deze geschiedenis vanuit het perspectief van de wintigelovige benaderd wordt, is gekozen voor de term Afro-Surinamers. Zij waren geboren in de kolonie Suriname en hadden tegen het einde van de 17de eeuw al een Afro-Surinaamse cultuur ontwikkeld waarin het Sranan en de religie genaamd Winti een voorname rol vervulden. Door vast te houden aan hun Afro-Surinaamse cultuur werden nieuw gearriveerde Afrikanen min of meer gedwongen om mee te gaan met het proces van integratie.

Stripiaan (z.j.:7) stelt bijvoorbeeld dat het voor de nieuwe en opeenvolgende generaties van in de kolonie geboren tot slaaf gemaakten niet langer mogelijk was om de primaire cultuur van hun ouders te handhaven. Er was volgens Stripiaan een te grote afstand ontstaan tussen de dominante Afrikaanse cultuur van de ouders en die van hun nakomelingen, de Afro-Surinamers. Het cultuurgedrag van de tweede, derde en opeenvolgende generaties heeft geleid tot een langzame maar gestage integratie van Afrikanen in de nieuwe Afro-Surinaamse gemeenschap. Toussaint heeft tijdens de module Afrika in Diaspora dit proces aangeduid als cultural adjustment, terwijl de sociologie het als creolisering bestempelt. Maar het antropologisch begrip etnogenese is hier beter van toepassing, want er was uit deze diverse fases van integratie, een nieuw volk geboren. Dat verschilde qua cultuur van de pas gearriveerde Afrikanen.

2.3.2 Ontwikkeling van de Afro-Surinaamse godsdienst

Het bronnenonderzoek leert dat wintikenners als Stephen (1979,1985), Sedoc (1979), Zaalman (2002, 2005) en diverse wetenschappers als Wooding (1979), Van Lier (1977), Rotgans (2007), Dors (2007), Meel (1999), Marshall (2007) en vele anderen, het thema Winti in hun studies of artikelen behandeld hebben. Deze wetenschappers stellen terecht dat de tot slaaf gemaakte Afrikanen en hun nakomelingen door de eeuwen heen een bijdrage hebben geleverd in de totstandkoming van winti. De respondent Toppin gaf in een interview aan dat Winti zich net als de andere religies in het Caribisch gebied kunnen ontwikkelen, omdat de basis van vele Afrikaanse religies met elkaar overeenkomt of hetzelfde is. Het verschil ligt in de naamgeving, symbolen en de rituelen.

Winti was rond de 17de eeuw een Afro-Surinaamse religie die zich door syncretisme ontwikkeld heeft. Het bronnenonderzoek leert dat de eerste syncretische fase door Afrikaanse groepen is geleid die in de meerderheid waren of die bekend stonden om hun flexibiliteit en innovatie. Het concept watramama is bijvoorbeeld afkomstig van de Papa die naast de Loango een meerderheid vormden in de tot slaaf gemaakte massa. Volgens Van Stripiaan (z.j.:10-17) is watramama een overblijfsel van de Mami Watacultus.27

27

De website http://www.kwekudee.tripdownmemorylane.blogspot verstrekt informatie over de godheid Mami Wata. Hierbij worden bijvoorbeeld ook priesteressen aan het woord gelaten.

23 Het onderzoek wees tegelijkertijd uit dat winti een sterke West-Afrikaanse inslag

heeft waarin concepten van de Akan28 verwerkt zijn. De vraag hoe dit zou komen, werd door Small beantwoord. Volgens deze beschikken hedendaagse West-Afrikaanse groepen, net als hun voorouders over een flexibel karakter. Deze cultuureigenschap is zeer bepalend geweest voor de ontwikkeling van winti. De Akan hebben in deze eerste fase innovaties gepleegd. Ze hebben concepten van de religies van de Papa, Loango, Cormantin en andere Afrikaanse groepen geïncorporeerd in de eigen religie29. Althans, Weridu (1998) heeft de structuur van de religie van de Akan beschreven. Winti heeft een soortgelijke structuur waarin enkele van de Akan-concepten terug te vinden zijn.

Figuur 2.2 Structuren van de Akan- en wintireligie

Stephen (1985:27) geeft aan dat het Surinaams en winti-gerelateerd woord Anana van de Fante-Akan in Ghana afkomstig is. Maar Weridu (1998) laat echter zien dat er een versmelting van Akantermen heeft plaatsgevonden. Zo staat Onyankopon voor: Hij die groot is. Twediampon wordt vertaald als: degene op wie je kunt steunen en die je niet laat vallen. En Nana is: de grootvader. De hoogste godheid binnen Winti is Anana Kedyaman Kedyanpo.

28 Rotgans heeft op de Conference on Bonder Labor, Migration, Diaspora and Identity Formation in

Historical and Contemporary context van juni 2013, de religie van de West-Afrikaanse volkeren zoals de

Yoruba en de Ashanti behandeld. Zij heeft volgens de wetenschapper Small, de theologie van Winti gerationaliseerd en geprobeerd deze te structuren. Maar sommige van haar verklaringen komen niet overeen met datgene wat de dumannen- en duvrouwen stellen over winti. Winti is een complexiteit en kan niet gerationaliseerd worden. Er zijn in winti verscheidene concepten en doctrines geïncorporeerd van religies uit West-Afrika, en uit andere religies in Suriname van de Inheemsen, Joden, Christenen, Hindoes en Javanen.

29

Ik ontving van dr. Kwame Nimako die de module Contemporary World Politics op de masteropleiding heeft verzorgd, het artikel ‘Toward Decolonizing African Philosophy and Religion’, van Weridu. Die doet een beroep op in diaspora levende nazaten van Afrikanen om de eigen geschiedschrijving over slavernij en religie ter hand te nemen.

Onyankopon Twediampon Nana Extra human beings and forces Lower animals Vegetation Human beings Inanimate world Anana Kedyaman Kedyanpo Kra Djodjo Winti's en obia's Jeje Kabra Akan-religion winti

24 Over de overeenkomst in de structuren van beide religies kan het volgende gesteld

worden. Bij de religie van de Akan en binnen winti is er sprake van een relatie tussen de hoogste macht, de natuur en al wat hierin leeft. Net als bij alle Afrikaanse religies gaat het bij Winti ook om de relatie tussen de mens en geesten. Deze relatie is volgens Stephen (1985:10) gebaseerd op het feit dat de natuur een diepe indruk op de mens maakt. De mens was in zijn relatie met winti’s en obia’s met verwondering, ontzag en soms diepe angst vervuld. Stephans verklaring komt overeen met het numineus van Otto, want volgens Smart (2008:16) voert de mens rituelen om de natuur gunstig te stemmen. Bij de Afrikaanse mens en diens nakomelingen worden natuurgeesten middels rituelen gevraagd om bescherming, rust, hulp en welvaart. Alle geesten die onderdeel zijn van het geestelijk bestel van de mens, worden bij rituelen betrokken. De kra is een onderdeel van Anana die men als het centraal aanspreekpunt van de mens kan beschouwen. Geen enkel ritueel heeft succes als de kra daar niet achter staat. De kra is volgens duman Bijlhout de ziel die met een levenstaak vanuit de hemel neerdaalt. Het neemt bezit van de pasgeborene en zal dit jong mensje tot de dood bijstaan om de door Anana opgelegde levenstaak te vervullen. De kra wordt hierin ondersteund door winti’s en obia’s. Maar de mens is echter een individu met een vrije wil en daardoor ook een menselijke geest, de jeje. De kra en de jeje ziet de onderzoeker als de extra human beings waar de Akan het over heeft.

De Akan hebben het voorts over forces of krachten. Het gaat hier om de winti’s en obia’s. De diverse Afrikaanse groepen hadden allen een eigen benaming voor deze geesten. Zeer waarschijnlijk zijn hun nakomelingen, de tweede en derde generatie degene geweest die innovatief hiermee zijn omgegaan. Alle geïnterviewde dumannen stellen dat het Sranan de oplossing geboden heeft. Wooding (1979,1981), Stephan (1985), Zaalman (2002) en vele anderen hebben een gedeelde visie over het ontstaan van de term winti. De voorouders gingen er vanuit dat men geesten, net als de wind, niet kan zien maar wel kan voelen. Dus werden zij in het Sranan voortaan als winti’s aangeduid.

De obia’s zijn de beschermgeesten. We zien dat het Afrikaans woord Obeah door het Sranan gesurinamiseerd is tot obia. Naast de winti’s en obia’s komen ook andere geesten voor. De geesten van de overledenen werden yorka genoemd. Echter zijn de begrippen kabra en profen niet ontleend aan aspecten die afkomstig zijn van Afrikaanse religies. Het zijn winticoncepten die ontstaan zijn als gevolg van de kerstening van Afro-Surinamers. Zo is kabra volgens Stephan (1985:10) een geest van een overledene die christelijk gedoopt is. En de profen is de geest van een overledene die niet christelijk gedoopt is.

De lower animals en de vegetatie hebben net als in Afrika, ook een belangrijke rol vervuld voor de tot slaaf gemaakte Afrikanen in de kolonie Suriname. Zij hebben te maken met de rituele dimensie van winti. Het fenomenologisch onderzoek leert dat de Afrikanen en Afro-Surinamers deze aspecten van de Afrikaanse religies hebben behoed van de ondergang, door ze in leerstellingen en verhalen vast te leggen. Deze vormen samen de doctrinaire en mythische dimensie van winti.

25

Winti en muziekinstrumenten

Volgens Van Stripiaan (1993:145-151) zouden de Loango vanwege hun meerderheid, een veel grotere rol hebben gespeeld in het ontwerpen of scheppen van een nieuwe cultuur onder de tot slaaf gemaakte massa. Van Stripiaan (1993:150) doet deze uitspraak op grond van het feit dat Stedman (1971:364, 376-377) in de 18de eeuw in totaal achttien muziekinstrumenten in kaart heeft gebracht. Onder deze zijn vier Loango-muziekinstrumenten naast die van de Papa en Afro-Surinamers aangetroffen. Stedman (1971:364, 376-377) heeft hij het bijvoorbeeld over een grote en kleine Loango-trom (no.5 en 7); de Loango-tou-tou (no.18; een fluit met vier gaten); de Loango-bania (no.10); een Papa-trom(no.6); een Ansokkobanja (no.3 afkomstig uit Ivoorkust / Ghana); een xylofoon en een kleine en grote Creoolse trom.

26

Figuur 2.3 Muziekinstruments of the African Negroes (1971),

door Stedman, J. G. Overgenomen van http://www.hitchcock.itc. virginia.edu/Slave Trade/collection/large/mariners04JPG

27 Echter is de stelling van Stripiaan niet helemaal juist. Van Lier (1977:127) heeft

het bijvoorbeeld over het feit dat voorstellingen, gebruiken en concepten van West-Afrikaanse groepen als de Ashanti en Dahomey een grotere rol gespeeld hebben in winti. Dit wordt ondersteund door de respondent Wolf die het volgende stelt:

“Bij het spelen of maken van muziek op Alakondre preys in Paramaribo, verschijnen er eerder winti’s en obia’s van West-Afrikaanse afkomst. De Loango-winti verschijnt zelden. En als deze opkomt, staat het op zichzelf. Maar wanneer je op de Para een prey geeft, is de Loango-winti degene die vooral op de voorgrond treedt.”

Het fenomenologisch onderzoek leert dat de gemeenschap der tot slaaf gemaakten in de Para tijdens de slavernij overwegend uit Loango-Afrikanen bestond. Hun nakomelingen wonen nog steeds in de Para30 en zijn in het bezit van Loango-winti’s en obia’s. Volgens Wolf is dit op preys in de Para te merken. Zo wordt daar de Loango-trom altijd bespeeld, omdat de verschijning van de Loango-winti een vaststaand feit is. Deze overlevering wordt enigszins ondersteund door datgene wat Lamur et al (zoals geciteerd in Wooding, 1972:321-322, 329) stellen over de tot slaaf gemaakte Afrikanen die in de periode 1819-1838 clandestien werden ingevoerd. Die hebben ook herinneringen aan Afrika vastgelegd in liederen. Zo zijn er Sokkopsalmen waarin het cultuuraspect van de voorouderverering blijkt. Lamur et al (2009:XXIX) achten het denkbaar dat het relatief aantal Afrikanen, die na 1807 werden ingevoerd, bijgedragen hebben a. tot de retentie van de liederen en b. de doorwerking van andere Afrikaan-sociaal-culturele elementen binnen de Surinaamse koloniale samenleving. De in 2014 geïnterviewde respondenten, de heren Wolf en Oosterwolde, hebben zich in dezelfde bewoordingen uitgelaten. Zij stellen namelijk dat de voorouders herinneringen aan Afrika in de vorm van liederen, verhalen en odo’s hebben vastgelegd.

Er hebben zich in de 18de eeuw twee sociale bewegingen voorgedaan. Er was in de 17de eeuw een Afro-Surinaamse cultuur ontstaan waarin integratieprocessen van de tweede, derde en andere generaties van nakomelingen en syncretische processen gaande waren. Anderzijds werd de Afro-Surinaamse cultuur na 1807 beïnvloed door Afrikanen die in Afrikanismen als de Sokko psalmen, winti en de muziek de herinneringen aan Afrika levend hielden. De Sokkopsalmen vervullen samen met de muziekinstrumenten een belangrijk rol op de banya- en wintipreys.

30 De plantages Vierkinderen, Bersaba, Berlijn, Hannover en Moroe zijn enkele voorbeelden van Loango- gemeenschappen.