• No results found

De executie of ten uitvoer legging van het vonnis

Van Lier (1973:95) maakt een onderscheid tussen de straffen en de gepleegde misdrijven. Die worden door hem gecategoriseerd als licht en zwaar. Voor de lichtere misdrijven golden straffen als de Spaanse bok en het belasten van de gestrafte met een gewicht aan de voeten of het hoofd. Voor het plegen van zwaardere misdrijven stond ophanging, vierendeling, verbranding of de ophanging aan een ijzeren haak. Memoriebanken van de 18de en 19de eeuw hebben beschrijvingen gedaan van middeleeuwse straffen als: geselen, zweepslagen, levend verbranden en het afsnijden van oren of ledematen.

Van Lier (1973) categoriseert de lijfstraf Spaanse bok onder de straffen voor het plegen van lichte misdrijven. Maar omdat het hier om een verscherpte maatregel van 1781 onder gouverneur Nepveu gaat, kan het overtreden van het wintiverbod in feite niet meer beschouwd worden als een licht misdrijf. De straf van de Spaanse bok is ook uitgevoerd in andere delen van Zuid-Amerika zoals Brazilië, Frans-Guyana, Brits-Guyana en andere delen in het Caribisch gebied. De verplichte bijwoning van de uitvoering van de Spaanse bok was een vorm van naked terror, omdat dit eventuele toekomstige overtreders moest afschrikken.

De Spaanse Bok werd volgens De Kom (2003:55) of in fort Zeelandia of op een publiekelijke strafplaats, het piket59, uitgevoerd. Maar volgens Van Lier (1977:108) werd de Spaanse bok rondom Paramaribo uitgevoerd.Neijhorst (2002:120) geeft net als de Kom een nauwkeuriger beschrijving van de plaats van de uitvoering van de Spaanse bok. Deze werd ter leedvermaak op de hoeken van straten uitgevoerd, maar ook in het fort Zeelandia, op het binnenfort.

59 De Kom, A., Wij slaven van Suriname, 2003, Uitgeverij Contact. Het piket was een houten gebouw gelegen tussen de Gravenstraat en de wagenwegstraat op de hoek van het toenmalig militair hospitaal.

56

Figuur 3.1 [Uitvoering van de Spaanse bok] (1768-1848),

door Jean-Baptiste Debret. Overgenomen van http://www.wikimedia.org/file:024debret.jpg

Neijhorst (2002:119-120) verstrekt met drie odo’s, enig inzicht over de emoties en gedachtes van tot slaaf gemaakten die de Spaanse bok ondergaan hebben. In de odo Tangi fu pansboko (meki) mi si (ben’)foto zijn naast de misplaatste dankbaarheid en spot ook dieperliggende emoties als voldoening te bespeuren.60 Volgens de orale traditie hebben zowel mannen als vrouwen en kinderen deze vreselijke deze straf ondergaan. Echter kan dit niet bewezen worden, omdat ik in de tot nog toe bestudeerde bronnen61 geen statistische gegevens heb aangetroffen die hierover handelen. De Spaanse bok werd in 1784 officieel afgeschaft, maar werd vijftig jaren later nog steeds toegepast. Hield dit ook in dat de overtreders van het wintiverbod ook na 1784 gestraft werden met de Spaanse bok?

3.3.1 Invloeden van winti op de straf

Uit het bronnenonderzoek is gebleken dat er politieke en economische factoren zijn geweest die invloed hebben uitgeoefend op de straffen. Het fenomenologisch onderzoek heeft echter de beïnvloeding van winti’s en obia’s op de straffen blootgelegd. Het gaat in deze om de doodstraf die volgens Schiltkamp en Smidt (1973) uit het radbraken en aan de galg hangen bestond. Van Lier (1977:95) heeft het echter ook over vierendeling en ophanging aan een ijzeren haak.

60 Het gaat hier om een voldoening van het eindelijk kunnen zien van de onbekende delen van Paramaribo of het fort Zeelandia. Neijhorst verklaart deze odo als: elk kwaad heeft zijn lichtzijde of, men heeft bij een ongeluk toch nog geluk.

61 Niet in de primaire en secundaire bronnen die in de inleiding genoemd zijn. Een speurtocht in het Nationaal Archief Suriname(NAS) liep op niets uit, omdat men niet in staat was om de gevraagde documenten (archief) van het Hof van Politie tevoorschijn te halen.

De straf van de Spaanse bok.

Voor de tot slaaf gemaakte die deze straf onderging, was dit een vreselijk lot. Zijn lichaam werd door de slagen van de

tamarindezweep of de ijzeren staven opengereten. Vooral de bil- dij- en armspieren moesten het ontgelden en kwamen bloot te liggen.

57 In dit kader worden de laatstgenoemde straffen met behulp van de resultaten uit het

fenomenologisch en bronnenonderzoek en de theorie van het numineus van Otto geanalyseerd.

De ophanging aan een ijzeren haak

Deze lijfstraf werden volgens Van Lier (1977:95) toegepast bij het plegen van zwaardere misdrijven zoals het weglopen. Dankzij de overleveringen van Stedman (1971) is ons bekend geworden hoe de straf van de ijzeren haak uitgevoerd werd. Van Lier (1977:96) heeft de betrouwbaarheid van deze historische bron bevestigd omdat voorgangers als Wolbers (1970) en Teenstra (1842) de verhalen van Stedman voor waar hebben aangemerkt. Volgens Stedman (1971:61,64) werd deze straf te fort Zeelandia uitgevoerd op een strafplaats die tevens de begraafplaats van soldaten en matrozen was.

Figuur 3.2 A Negro Hung Alive by the Ribs to a Gallow (1971),

door William Blake. Overgenomen van http://www.wikipedia.org Dit plaatje voert ons terug naar de theorie van het numineus van Otto. Het gaat hier om een goede religieuze ervaring, omdat deze tot slaaf gemaakte dankzij de verschijning en de invloed van diens obia, geen pijnen voelde. Dit moet als goed hebben aangevoeld. Echter is de tot slaaf gemaakte niet degene die gefascineerd schijnt te zijn geweest door deze gebeurtenis. Stedman (1971:64) was degene die duidelijk gefascineerd was. Althans, dit blijkt uit zijn beschrijving over de straf. Hierin blijken emoties als verbazing en ontzag.

De ter dood

veroordeelde tot slaaf gemaakte

De tot slaaf gemaakte die drie dagen aan een ijzeren haak hing en geen blijk van enig leed of pijn gegeven heeft. De straf kon doorstaan worden omdat deze tot slaaf gemaakte zeer waarschijnlijk al bevangen was met de kracht van diens obia.

58 Stedman aanschouwde het geheel met ontzag en verbazing, omdat de gestrafte in

deze onmenselijke positie geen blijk van enig leed gaf. Stedman had echter geen besef van het feit dat hij te maken had met een theofanie; een godsverschijning van een obia. Het was de obia62 die zijn kunde liet blijken en niet de mens.

`Stedman (1971) heeft in de periode 1772-1777 de uitvoering van diverse

lijfstraffen meegemaakt. De uitvoering van de vierendeling van een tot slaaf gemaakte was één van zijn ondervindingen.

63

Figuur 3.3De vierendeling van Tupac Amarú (z.j.).

Auteursrechthebbende onbekend. Overgenomen van http://www.historiek.net.vierendeling Stedman (1971:64) schreef hierover het volgende:

“De beulen duwden ijzeren nagels tussen alle voeten en tenen van de tot slaaf gemaakte, zonder dat de pijn hem de allerminste beweging liet maken. Vervolgens laat de tot slaaf gemaakte om een glas dram vragen. Na deze genuttigd te hebben, beval deze de beul om erop toe te zien dat zijn paarden goed zouden trekken. De tot slaaf gemaakte doorstond zijn verschrikkelijke straf zonder een zucht te lozen.”

Uit deze beschrijving blijkt dat er bij Stedman (1971:64) zeer waarschijnlijk emoties opgewekt waren als – ongeloof en ontzag voor het kunnen trotseren van de wrede straf. Maar er was bij hem ook sprake van weerzin, want hij noemt de straf als te zijn verschrikkelijk.

62 Volgens de wintikenner Kruin, moeten of de djibri, de kumanti of de ampuku degene zijn geweest die deze straf gedragen heeft.

63

Frappant is dat er geen prenten zijn die over een vierendeling van tot slaaf gemaakten in de kolonie Suriname handelen. De vierendeling van de Peruaanse Inheemse leider Túpac Amaru in 1781 is als voorbeeld gekozen, omdat de Inheemsen in Peru op soortgelijke wijze excessen van de slavernij hebben meegemaakt.

59 Stedman (1971) was zich niet bewust van het feit dat hij op dat moment getuige

was van een beleving van winti. Er was sprake van een theofanie, want de obia had al voor het ondergaan van de straf, bezit genomen van de tot slaaf gemaakte. Dit blijkt al uit het eerste deel van de straf waar de veroordeelde niets schijnt te voelen van het inslaan van de ijzeren nagels. De vraag naar dram is een andere indicatie voor de theofanie. Het fenomenologisch onderzoek wijst namelijk uit dat een obia graag dram gebruikt. De dram inspireert de obia om zijn kracht of gave te tonen. De obia had met toestemming van de kra, diens plaats ingenomen. Dit kon, omdat beiden doorhadden dat het einde van de mens; hun drager, genaderd was.

Indien wij de theorie van het numineus van Otto (zoals geciteerd in Smart, 2003) toepassen, kunnen beide beschreven ondervindingen (straffen) beschouwd worden als een goede karakterisering van een religieuse ervaring van God als de Ander. De gestrafte wintigelovige tot slaaf gemaakte was namelijk ook bevangen van emoties. Althans, volgens de dimensietheorie van Smart (2003:16) zou bij deze ondervindingen, naast het ontzag voor de obia, ook sprake moeten zijn geweest van emoties waaronder een kalme vreedzaamheid en dankbaarheid voor de tussenkomst van de obia en diens kracht. Moet men dan de obia beschouwen als God in een andere verschijningsvorm?

Deze historische gebeurtenissen zijn prachtige en leerrijke voorbeelden uit de geschiedenis van de beleving van winti. Tevens leggen deze goede religieuze ervaringen en de motieven voor het praktiseren van winti bloot. Het praktiseren van winti was van eminent belang, want het had invloed op de straf. Men was zich bewust van de macht van hun obia, want die werd middels het praktiseren van winti krachtig gehouden. Vele gestrafte tot slaaf gemaakte wintigelovigen hebben door de tussenkomst van hun obia’s, pijn en leed kunnen trotseren.

3.3.2 De verlichting

Uit het onderzoek is gebleken dat de koloniale overheid zich in de 18de eeuw als een verlichte despoot heeft opgesteld. Volgens De Kom (2003:59) had de koloniale overheid in die periode bezwaren tegen het toepassen van de doodstraf. Zij schijnen voorstander te zijn geweest van ‘verlichte en gehumaniseerde’ straffen. Wolbers (1970:135) geeft een beschrijving van zo een verlichte straf. In 1784 werd de ter dood veroordeelde voortaan de tong en de mannelijke genitaliën afgesneden. Vervolgens werd het wapen van Holland gebrandmerkt op beide wangen. Deze tot slaaf gemaakte moest voor de rest van diens leven, geketend dwangarbeid verrichten. In hoeverre dit een verlichting van de doodstraf betekende, wordt zelfs door Wolbers (1970:135) betwist. Er kan zelfs niet van humanisering gesproken worden. Deze verlichte straf was wreed. Er was hier slechts sprake van naked terror, want de stadse tot slaaf gemaakten moesten de uitvoering van deze straf ook bijwonen. Volgens Wolbers (1970:135) en De Kom (2003:59) was de doodstraf echter niet afgeschaft.

60 De vraag is hoeveel wintigelovigen deze ‘verlichte’ lijfstraf hebben moeten

ondergaan. Zal de gestrafte ook hier door tussenkomst van de obia’s bespaard zijn gebleven van pijn en leed?