• No results found

De Westerpoort van Sluis

In document Biekorf. Jaargang 38 · dbnl (pagina 128-138)

In een nagelaten handschrift van wijlen Karel de Flou (handschrift dat, indien het was afgewerkt geweest, wellicht in druk zou verschenen zijn, en bedoeld was als een gids bij het bezoek aan merkwaardige plekjes in de omgeving van Brugge) vinden wij talrijke bijzonderheden over de Westerpoort van Sluis, wier puinen nog heden ten dage de aandacht trekken van degenen, die het oude zeeuwsche stadje langs het kanaal binnenvaren.

Hier volgt de korte beschrijving van dit werk, welke wij merkwaardig genoeg achten om ze, in vertaling, aan de lezers van Biekorf mede te deelen.

‘Vlak tegen de Damsche vaart zien wij een zware tot puin vervallen metselbouw: het zijn de laatste sporen van de oude Westerpoort en van de walmuren, die haar aan de twee kanten flankeerden. De Westerpoort, gebouwd in 1396-1397, afgebroken en vernield door de Bruggelingen tijdens het beleg van 1437, werd in 1444 herbouwd, met een valbrug, aanpalende muren en bomvrije gaanderijen. De bouw werd uitgevoerd door den meester-metser Hendrik Timmerman opvolger van Joris Lietac, die hem ontworpen had; het arduin werd bewerkt door Willem Vorsthuus en voor een deel door Godfried Coolman; de gaanderijen boven den aanpalende muur zijn 11 1/2 roeden lang, zij werden opgericht door Matthias van Caester en met schaliën gedekt door Renier de Bastaerd en Gerard Doman; gansch het houten gebinte werd geplaatst door Jan Scaersteen, in 1455.’

Betreffende dezen nieuwbouw van 1444 verscheen onlangs in een Nederlandsch blad ‘De Courant’ een belangwekkende bijzonderheid, die de geschiedenis ervan eenigszins

aanvult. Een octrooi van 29 Augustus 1444, verleend door Philips den Goede, graaf van Vlaanderen, vermeldt dat de magistraat van Sluis een loterij mocht houden, waarvan de opbrengst zou dienen voor den bouw van ‘Une belle porte du côté devers West’. Het is de Westerpoort waarvan sprake is. Voor deze l o t e r i j werden er te zamen 4304 loten geplaatst in heel Vlaanderen en in een deel van Zeeland. De prijs van één lot was één Rijnsche gulden. De hoofdprijs was een lijfrente van 12 ponden Vlaamsch, terwijl er verder nog kleinere geldprijzen aan waren toegevoegd. De stad Sluis schijnt bijval te hebben gehad met haar loterij, want ook in de volgende jaren vroeg zij nieuwe octrooien voor het houden van loterijen, waarvan de opbrengst moest dienen tot versterking der wallen en poorten van de stad.

En verder teekent de Flou aan: ‘De Westerpoort was reeds tot puin vervallen in den loop der zestiende eeuw; maar zij werd weer in goeden staat van verdediging gesteld in 1578 met de opbrengst van den verkoop der aangeslagen goederen van gilden, kerken en kloosters in de stad.

In 1794 waren deze puinen ingesloten in de batterijen nr18 en 19. Men onderscheidt er nog duidelijk de poortgaanderij met de arduinen gleuf waarin het hekken met ijzeren bouten schoof, en de uitholling waarin de staaf werd gelegd, die dienen moest om de twee standers van de poort gesloten te houden. De voet van twee hoektorentjes bezijden van de poort zijn nog duidelijk zichtbaar.’

W.B.

Uit den ouden taalschat.

Harinc vivelo.

HET Brugsche Livre des Mestiers of De Bouc vanden Ambachten (omstreeks 1340

opgesteld) vertaalt in zijne opsomming van de vischsoorten het fr. herenc vivelai door harinc vivelo(1)

. Deze vermelding is de eenig aangehaalde in het Mnl. Wdb. IX, 570 met een bloot vraagteeken naar de beteekenis van het woord.

De rekening van het O.L. Vrouwhospitaal te Kortrijk

over het jaar 1370 bevat onder de uitgaven drie posten ‘omme viveloo harinc, omme

harinc vivelo, omme harinc viveloo’(1)

De Gasthuisrekeningen van Geeraarsbergen vermelden in 1413 en 1425 eveneens uitgaven voor ‘viveloe in de mey ende derbuten.’(2)

In het Alg. Wdb. van Prof. Vercoullie vinden we fr. vivelai als een verouderd woord opgegeven met de vertaling: l e v a a r d . Daar hebben we den zin van ons mnl. V i v e l o , een overzetting uit het fransch, die hetzelfde beteekent als mnl. versche, groene haring, nieuwe haring d.i. ongerookte en tevens ongepekelde haring(3)

: hetzelfde als ons nog levende Vlaamsche woord Levaard.

Ghylcuppe.

Een gijlkuip (wvl. uitgesproken: giilkupe) is volgens De Bo: Bij de brouwers, een groote wijde kuip of bak waarin het bier van den koelbak afgetrokken wordt, en, met gist vermengeld zijnde, daarin blijft tot het begint te grijpen; fr. guilloire.

In de Rekening van de Duinenabdij over het jaar 1565-66 vinden we dit woord vermeld: ‘Betaelt Adriaen Carboneel, grootwercker van ghenomen ende ghemact thebben de ghylcuppe in de brauwerie, metgaders de houppen daertoe dienende ghelevert omde somme van 30 lb. par. (f. 49)’(4)

.

Het gijl beteekende in het mnl. het bier dat in de tweede kuip overgepompt en nog niet uitgegist is (Verdam). In ons Westvl. hebben wij dit woord nog als adjectief behouden: Dat bier is nog niet gijl genoeg = nog niet genoeg gegist. Het oude ww. gilen, ghijlen = sieden bij Kiliaan, is in de nieuwere taal verloren gegaan.

A.V.

(1) Handelingen van den Gesch. Kring 1930, bl. 147-148.

(2) G. de Vos. Inventaris der Handvesten, bl. 315 en 321 (Geeraarsbergen, 1898). - Vineloe (bl. 315) is een opvallende verschrijving.

(3) Vgl. E. Gailliard in zijn Glossaire op Gilliodts' Inventaris, bl. 153 en zijn Glossarium op de Keure van Hazebroek, bl. 375.

Mengelmaren

Op de Eere-Communie van Godfried B... Godfried!... Godfried,

weet ge wat uw naam bediedt? Die in lang vervlogen dagen

eerst dien naam heeft mogen dragen, was wel, meen ik, zóó een ziel, die vol Liefde en hoogste deugden, als een heilige, God beviel,

en daarom ‘Gods Vrede en Vreugden’ mocht genieten ‘hier... en boven dáár’... voor eeuwig... in Gods Hoven! 'k Wensch U, Godfried, lieven Neve, jong of oud, ook zóó te leven:

hier zulk leven, dáár, zoo'n loon,

in Gods blijde Hemelwoon: ‘de Communie zal 't U geven’

EDW.

B-Palingmijne.

Bij het delven van een vaart of van een vijver komen de delvers in het drijfzand soms op een pak samengekleste paling. Ze noemen dat een palingmijne.

Damme.

Prochiezak.

Zoo noemt men een overgrooten zak dienende om vele boodschappen te doen en daarin te zakken.

- Dat is wel ne p r o c h i e z a k : 't is juiste een om naar de markt te gaan! Geh. Lophem en vgl. Loquela.

Prochie, in samenstellingen, dient om iets buitengewoon groots aan te duiden, zooals in: prochiekasse, prochiekot (een groote koetse), prochiekanne, prochiepot, piochietaarte en ten slotte onzen prochiezak.

A.V.W.

naar Sweveghem en Wanneghem tegen de waterkoeke; naar Herseaux tegen de kruiskoeke;

naar Autryve (Sint Pieters Banden) ‘tegen den band die rond de leden ligt.’ Moen. - Vgl. hiermede de ziektediening beschreven in Biek. 1931, bl. 197. S.P.

Den Koekuit hooren:

dat is teeken van warme dagen aanstaande.

Als ze een mensch vroegtijdig barvoets in zijn kloefen zien: ‘Ja, j'èt den k o e k u i t g'h o o r d enee?’

Becelaere [L.D.W.]

Uitverkoopen.

- Met Kerstdag gaan ze in de ‘Vuile Seule’ twee vette zwijns uitverkoopen. Geh. Watou-Abeele.

- Coppernolle gaat met Nieuwjaar een koe uitverkoopen. Geh. Woesten.

U i t v e r k o o p e n heeft hier denzelfden zin als u i t v e r p e n e g e n d.i. in 't klein verkoopen en verkoopen tot dat er niets meer van te verkoopen blijft. (Vgl. de Bo en Loquela op Uitverpenegen).

R. Hommelare.

Een Brabbelrijmke.

Gehoord te Knokke van een jongentje, die 't hoorde van zijn moeder, een Westkapelsche:

Op een pimpampoenen berg

stond er een pimpampoenen huizetje, en in dat pimpampoenen huizetje weunden er pimpampoenen menschen, en die pimpampoenen menschen aten pimpampoene pap

met pimpampoene lepels, elk van die pimpampoene lepels kost vijf pimpampoene stikken... ... en zoo kan men altijd voort.

Kalissiebrood, fr. bâton de jus de réglisse, de 's winters onmisbare Kalissiestok, elders nog Hoestebrood, Hoestekoeke (Poperinghe), Hoestepêk (Veurne), Zoeteboomstok (Cassel): vanwaar dat hij komt?

- Hij is gemaakt m e t b l o e d v a n o u d e v e n t j e s , zei tante als we kinderen waren.

Heule H.D.

De uitvinder van den automobiel.

Als er een verstandige en handige mensch - een die hem verstond aan ‘mekaniek en horlogewerk’ - in 't gevang zat omdat hij iets misdaan had: als hij kon

uitvinden van een wagen te doen vooruitloopen en rijden zonder peerden, dan zou hij van den koning genade krijgen. Zoo vertelde mijn vader in de jaren zestig.

Kortrijk B.V.

In den pikhaak zitten.

Een bejaard vrouwke wilde op den tram, en door gedienstige handen wierd het er op getrokken.

- Ehwel, moederke, gaat 't nog gaan? riep er een.

- Ja, ja 't, maar 'k zitte toch ook als i n d e n p e k h a a k !

'k Hoorde dat het daarmee wilde zeggen: 'k Ben al in de zeventig. Zarren

M.

- Wie kost er meest van leeren?

- De schaliedekkers en strooidekkers, maar ze zijn dikwijls k w a l i j k g e s p r i n k e l d .

De sprinkels zijn de sporten van een ladder.

- Gauw! gauw! zeggen de Parkenaars (Gehuchte van Morbeck in Fr. Vl.), en ze wachten nog acht dagen!

Cassel, Fr. Vl. P.T.

Het Laatste Werk van Jan van Eyck.

Zooals te voorzien was, is het drieluik ‘O. L. Vrouw met den proost van Maelbeke’, vroeger alhier (1930, bl. 193 vlg.) besproken en beschreven, naar Amerika verhuisd. Het blad ‘The New York Times’ gaf een afbeelding van het middenpaneel, met de vermelding, dat ‘The Madonna of Ypres’ van Jan van Eyck te New York in de galerij Van Diemen werd ten toon gesteld... en op meer dan 500 duizend dollars geschat.

Het is ongeveer een eeuw geleden dat O. Delepierre schreef in zijn Galerie d'artistes Brugeois, bl. 14 (Brugge, 1840) dat, indien bedoeld werk niet in een museum terecht kwam, het naar den vreemde zou overgaan.

D.

Afbreken voor Brugge.

- Ze breken af voor Brugge, zeggen ze te Kortrijk, als de fooremannen na de Paaschfoore opkramen om naar de foore van Brugge te gaan. Maar heel 't jaar door is de volgende spreuke geldig:

Een trekveerze

Een vrouwmensch die het bij heur maagschap zoo goed aan boord weet te leggen om bij hen geld af te halen: dat is een trekveerze.

Houttave.

Tooveressekant.

De ‘falancijnekant’ (Valenciennes) is heel fijn werk en danig moeilijk om te spellewerken: daarom noemen ze zulken kant: Tooveressekant.

Brugge A.V.W

De schietspoele slaat brugge:

als ze de garens van de keten overwipt, dat ze niet en kruist daarbachten tusschen den kam en 't riet, zei me een handwever van Gulleghem.

C.D.

Vragen en antwoorden

DEGRAVE VANVLETEREN. - De Grave van Vleteren ging in den Vastenavondstoet te Hazebroek en wierp noten naar het volk. Aldus in Biek. 1931, bl. 378. Is deze Grave soms dezelfde niet als de hierboven bl. 52 vermelde Grave van 't Notenland, die op Halfvasten te Hazebroek noten onder 't volk te rapekaaie smeet? 't Volk van Hazebroek zou alzoo zijn ouden Grave van 't Notenland of van Halfvasten herdoopt hebben in dien veelbesproken Grave van Vleteren, en dan vanzelfs den uitleg gezocht hebben van ‘het proces voor een ezel.’ Wie kan er dat nader onderzoeken?

[Nummer 5]

In document Biekorf. Jaargang 38 · dbnl (pagina 128-138)