• No results found

te Sint Pieters op den Dijk

In document Biekorf. Jaargang 38 · dbnl (pagina 153-157)

SINT Hubrecht is ook in West-Vlaanderen sedert lange bekend en vroom vereerd

als patroon tegen de razernij; in stad en te lande zullen weinigen zijn feestdag laten voorbijgaan zonder een bete ‘Bertjes brood’ te eten. De vereering van dien

beschermheilige is uit de Ardennen naar onze streek overgekomen, blijkbaar in de latere Middeleeuwen, want geen enkele parochiekerk van het bisdom Brugge heeft Sint Hubrecht als patroonheilige. Sint Hubrecht genoot vroeger eene bijzondere vereering te Caster(1)

en te Sint Pieters-op-den-Dijk bij Brugge.

Op het grondgebied van Sint Pieters parochie, bij den steenweg naar Meetkerke, stond er vroeger een kapelleke toegewijd aan Sint Hubrecht. Wanneer het daar gezet is geweest, weten we niet met zekerheid; 't stond er alleszins op het einde der 17e eeuw. Volgens een oude overlevering was het gebouwd op de plaats waar Maria van Burgondië in 1482 zoo ongelukkig van heur peerd gevallen is. In een oud geschrift lezen we:

‘De princesse Vrouw Marie heeft tot het laste van haer leven sulck een groote devosie gehad aen het mirakelbeeld van de h. Dryvuldigheidt, dat zy gheordoneert heeft zoo haest dat zy ghevallen was van haer peert op een troncke in een graght (daer nu jeghenwoordigh staedt het capelleken van Sint Huberecht op de groote wegh

gaende naer Meetkerke op de prochie van Sint Pieters op den dyck, van waer sy is

gebrocht gheweest op een vervallen casteel ende leengoedt ghenaempt De Seven Torren daer noes over het cappelleken op de prochie van Sint Pieters; welck

vervallen casteel van alsdan was toebehoorende aen de selve familie van Veranneman die men van houde tyden altydt naemde Heere ten Seven Torren), heeft de voorseide Vrouw Marie, naer dat zy vermaekt was van hare quetshure ter stondt gheordoneert dat men soude ghebeden doen hebben aen het miraculeus beeldt van de h.

Dryvuldigheydt int huys Richebourg.’(1)

Nadere bijzonderheden verschaft ons eene koperets van 't jaar 1692 door Duclos in Rond den Heerd beschreven(2)

. De vierkante prent verbeeldt Sint Hubrecht die ‘in bisschoppelijk gewaad, staat te zegenen met zijne rechtere hand. Aan zijn slinkere zijde knielt Sint Hubrecht, in jager gekleed voor den hert met het kruise tusschen zijn hoorns; aan zijne rechtere zijde, een man geknield voor een priester, die den witten overslop met breede mouwen aan heeft en een borstkruis draagt; langs denzelfden kant, ook nog een dulle stier, dien drie mannen toebrengen.

Nevens 's heiligen rechtere zijde gaat een krinkelende weg op in een landschap. Langs den weg staan gebouwen, waarboven hunne namen geschreven. Zoo ziet men, alsan aan de rechtere hand van den heiligen, rechts den weg: de clippe; slinks:

Kerremelck-Huys en verder Santweghe. Aan de slinkere hand van den staanden Sint

Hubrecht, eerst een molen, zonder naam, en hooger St. Huberechts Cappelle, aan den rechterkant van den weg. Die strate komt uit tenden en boven de prente, aan een kerke met torre, waarboven Meetkerke te lezen staat.’

De plaat is geteekend en gesneden door R. Whitehand. Onderaan, in twee vakken, staan de volgende

(1) Volgens een geschreven blad uit de 17e

eeuw, gevonden in het sterfhuis der weledele Jonkvrouw Stochove in 1869 en overgeschreven in den Liber Memorialis van Sint Pieters. Het vermelde kasteel is nu eigendom van de familie Coppieters.

(2) Jaarg. XVII, 1882, bl. 394-395. - Er zijn nog verscheidene exemplaren van die prent in privaat bezit.

verzen van P. Willaeijs, pastor van Sint Pieters op den Dijk ten jare 1692:

Sijt ghij ghebeten van een Hondt, of van een dulle beest ghewondt: compt tot ST. HUBERECHTterstondt, aanroept hem uijt U herte grondt, sijn lof vercondight met de mondt, hast sult gij worden heel ghesondt. Brenght sulcke beesten bij den bandt, den priester segense metter handt, en met HUBERTUStromp hun brandt: hij wort gheviert in Vlaenderlandt, S. PIETERSop de Brughsche candt heeft sijn Cappelle haren standt. Doet jonstich uwe charitaet tot sijn cappellekens cieraet: St. Huberecht sal metter daet (wiens schilderije hier voor U staet, waer ghij wandelt ofte gaet) bevrijden U voor alle quaet. In sijn Broederschap U stelt, en t'sijnder Eer U ghilde-ghelt jaerelicx hier overtelt: en soo U eenigh sieckte quelt, Quitantie hem voor Ooghen stelt, welck dit beeldeken vermelt.

Kapelleke, bedevaart en broederschap zijn sedert lang verdwenen en vergeten. Sporen van die vroegere vereering zijn alleen nog: een beeld van Sint Hubrecht in de parochiekerk van Sint Pieters en een maandelijksche omhaling, volgens een onheuglijke overlevering, te zijner eer aldaar gehouden.

Door het ijverig toedoen van den Eerw. Heer Pastor van Sint Pieters is er nu een nieuwe kunstvolle kapel gebouwd waar de vroegere Sint Huberecht Cappelle moet gestaan hebben. Den laatsten zondag van Mei is er bedevaart naar O.L. Vrouw van Vrede, wier beeld in de nieuwe kapel troont; den laatsten zondag van October (dit jaar den 30) gaat de bedevaart naar Sint Hubrecht, wiens bekeering kunstig in de bidplaats uitgebeiteld is. Voorzeker zal het volk van Brugge en van 't Noorden die smaakvolle

herstelling toejuichen en die aloude vereering met vroomheid weerom medeleven. Het volgende lied van dichter Jos. Vanden Berghe zal door de bedevaarders gezongen worden:

Sint Hubrechts lied. I

Sint Hubrecht, die in hoorngetoet, in rennend ros en blaffend' honden, in boog en pijl, in feest en stoet, uw' jonge vreugden hebt gevonden; zoo menig mensch, zoovelen ja, beminnen ook 't onstuimig leven en jagen 't wild der zonde na, in volle vaart, langs donkre dreven.

Weêrhoud ze van het aardsch gedruisch, weêrhoud ze van de wilde tochten en plant in 't hert hun, 't glanzend kruis dat ééns uw' oogen groeten mochten! II

Gemikt reeds stond uw' hand en schicht naar 't blanke rendier met de hoornen, toen op zijn kop het stralend licht van 't kruis verscheen te midden doornen. Ge sprongt, getroffen, op den grond en knieldet diep, door 't kruis verslagen, met 't sterke boetwoord in den mond: Geen dieren meer... 'k zal zielen jagen!

Het kruis doe ons ook aan de jacht van al wat zonde is vroom verzaken en helpe ons gansch een zielenvracht tot jachtbuit voor den Heere maken! III

Tot U, Sint Hubrecht, ging 't geslacht, het oude, vroom ter veldkapelle; gedoog dat 't nieuwe in nieuwe pracht op d'ouden grond uw dienst herstelle.

Zoo wordt ons dorp met U weer rijk en krijgen allen die het wenschen, te Sinte Pieters op den Dijk,

Sint Hubrechtsbrood voor vee en menschen, Sint Hubrecht, zegen onzen stam

en maak dat 't volk, op vruchtbar' erve, met 't kruis, dat reddend tot U kwam, in deugden lev', in vrede sterve!

In document Biekorf. Jaargang 38 · dbnl (pagina 153-157)