• No results found

Hoe een Vlaamsche kloosterbroeder te Florentië in 1604 het loopende vuur uitvond

In document Biekorf. Jaargang 38 · dbnl (pagina 171-178)

EEN goede stoof moet, volgens den nieuwen roep, er eene zijn ‘die niet vele en

verbrandt’. En waarlijk, onze stovesmeden en werktuigkundigen hebben in de laatste jaren vele toepassingen op de markt gebracht, die de warmte besparen, ‘spaarkachels’ in allerlei gedaante. Maar of die uitvinding wel nieuw is? Nieuw ja, van over driehonderd jaar!

Rond het jaar 1600 leefde er te Florentië een Vlaamsche kloosterbroeder, Fra

Gherardo Fiammingo, zeggen de oorkonden: broeder Geeraard Vlaming. Hij trad

in het Dominicanenklooster van S. Maria Novella; in de akte zijner intrede aldaar heet hij: Gerardus Flander. Weldra verhuisde hij naar het beroemde klooster van San Marco en bleef daar heel zijn leven. Twintig jaar lang had hij de zielzorg van de verlaten kinderen in 't Huis van Barmhartigheid; hij was ook de geestelijke leidsman van een begenadigde dienstmeid:

Laura-Antonietta del Fonte, die in geur van heiligheid gestorven is. Om zijn gewijde wetenschap was Fra Gherardo zeer geprezen, maar een kroniekschrijver voegt er bij dat hij ook zeer begaafd en behendig was in de werktuigkunde (in mechanicis) en zeer geleerd in de wiskundige wetenschappen.

Fra Gherardo had alleszins verstand van ‘mekaniek’ want in 1604 kwam hij voor den dag met een u i t v i n d i n g : een fornuis met loopende vuur, om spijzen te bereiden en water te doen koken in kleine en groote hoeveelheid, met een besparing van 50% der warmte. Den 30 September 1604 verkreeg hij van den groothertog van Toskane ‘privilegie en brevet’ om zijne uitvinding in den handel te brengen. Hij moest niet lang zoeken om koopers te vinden. Moederoverste van het rijke klooster der Muraten was er de eerste bij.

Om zijn geheim aan het nonnenklooster af te staan, vroeg Fra Gherardo - niet voor hemzelf, maar voor zijne Orde - ofwel vijf jaar lang de twee vijfden van de gedane warmtebesparing, ofwel ééns wegdragens een ronde som. Moeder abdis onderzocht het fornuis en bevond dat het voor hare gemeenschap zeer nuttig zou zijn: zij sloot den koop voor 130 kronen.

Het fornuis werd in de kloosterkeuken opgesteld en bewees daar zulke uitstekende diensten, dat de Abdis een geschreven getuigenis liet opstellen waarin zij, met lyrische uitbundigheid, de weldaden beschrijft van dit fornuis ‘dat geschikt is om allerhande spijzen te koken in marmijten van allen slag, in potten, pannen en ketels van alle grootte, om te braden, om visch te fruiten en wat dies meer zij, en dat alles met wonderbaar gemak, met een besparing van warmte die meer dan verbazend is en met een snelheid die alle gedacht te boven gaat.’

Fra Gherardo overleefde niet lang zijne uitvinding: hij stierf den 31 December 1604.

Een bijzonderheid die haar belang heeft, is dat Fra Gherardo in betrekking was met de Broederschap van

Sinte Barbara-der-Vlamingen te Florentië: in 1599 deed hij dienst in de kapel van deze Confrerie(1)

.

De onuitgegeven oorkonde van het vermelde privilegie is wel belangrijk genoeg om op haar geheel gelezen te worden. We laten de vertaling er van volgen.

Don Fernando Medici,

bij de gratie Gods groothertog van Toskane, enz. willende, tot het algemeen welzijn en tot bate van onze onderdanen en anderen, helpen en steunen de nuttige

ontdekkingen gevonden door schrandere lieden en willende dat zaken, die de gemeenschap of de enkelingen kunnen dienen, aan het licht komen en hunne volmaking verwerven, en gehoor gevende aan het verzoek van broeder Gerardus, Vlaming (fra' Gherardo fiammingo), dominicaan, die ons betoogde dat hij uitgevonden heeft een fornuis met loopende vuur, geschikt om allerhande spijzen te koken en water te heeten in kleine en in groote hoeveelheid met b e s p a r i n g v a n m e e r d a n d e h e l f t d e r w a r m t e (un modo di fornello mobile atto a cuocer ogni

sorte di vivande et far bollir acque in poca et gran quantità con risparmio de fuoco più que la metà), dien hij wil in werking stellen en bekend maken in onze staten, en

daarom van ons het voorrecht bekomen dat niemand anders dan hij, of die van hem of van het convent en de broeders van San Marco daarvoor toelating hebben, voor een tijdperk van tien jaar, van die uitvinding zullen mogen gebruik maken:

Wij, aldus bewogen door het openbaar nut en door onze gewone goedheid, willen en bevelen dat de voornoemde fra Gherardo fiammingo moge in werking stellen den oven door hem uitgevonden, en dat niemand anders tenzij hijzelf (of degene die vanwege het voornoemde convent en broeders van San Marco te Florentië

(1) Al deze bijzonderheden zijn ontleend aan het werk van Prof. MARIOBATTISTINI. La Confrérie de Sainte-Barbe des Flamands à Florence, bl. 58-60. Zie de samenvatting van deze studie, hierboven bl. 66 vlg.

de geschreven toelating zullen verkregen hebben) zal mogen, gedurende een verloop van tien jaren te beginnen van heden, gebruik maken van zijn vermelde uitvinding; de namakers zullen, boven de verbeurte van hunne werktuigen, een boete van vijftig kronen oploopen, waarvan een derde deel zal toekomen aan het klooster van San Marco te Florentië, een derde aan den rechter die de veroordeeling zal uitspreken en uitvoeren, en het laatste derde aan onze staatskas. Wij voegen er de uitdrukkelijke verklaring bij, dat het een nieuwe uitvinding geldt die in onze Staten nog nooit in gebruik is geweest, en dat wij aan geene anderen privilegie daartoe hebben gegeven, en dat hij [de uitvinder] het binnen de zes maanden moet in werking en gebruik stellen in onze Staten en daarvan een bewijs zenden aan den Dienst der Hervormingen (Officio delle Riformagioni), anders zal het tegenwoordige privilegie van geene waarde zijn.

Wij verklaren nog dat hierdoor niet verboden zijn de andere ovens en wijzen om spijzen te koken en water te heeten, en dat niemand verplicht is deze nieuwe uitvinding te benuttigen meer dan hij wil, maar iedereen mag de andere bekende en gewone wijzen en uitvindingen vrij gebruiken.

Wij bevelen aan al de magistraten enz... [voor de uitvoering van dit privilegie te zorgen]....

Gegeven in onze villa van Cafaggiolo, den 30 September, 't jaar O.H. 1604 en van onze regeering over het groothertogdom Toskane en de andere hertogdommen het 17ejaar.

Dit stuk berust in het Staatsarchief van Florentië, Practica Segreta, Reg. n. 190, f. 81. Prof. MARIOBATTISTINIwas zoo vriendelijk ons over zijn volledig afschrift der oorkonde te laten beschikken: hij ontvange hier onzen besten dank.

Desolata.

DESOLATA: 'k lag geveld!(1) INSTAURATA: 'k wierd hersteld! ARBOR DOLENS:

uit den wreedvermoorde stam, UVA FLORENS:

verschen bloei in 't leven kwam! OBREPENTES:

al de scheutjes wringen, woelen, ADHOERENTES:

tastend waar ze steun gevoelen! UVA CRESCIT:

wondere groei van beiers nu! MATURESCIT:

rijpend daar, voor mij, voor u! JUBILATE:

vrienden, komt, en bij 't verheugen, MANDUCATE:

zegt hier of mijn druiven deugen!

-'t Herte.

Vrienden, neen, 'k en zoeke uw verstand niet! o wat geve ik om uw geleerdheid,

als uwe kop, vriend, staat op e lijf zonder herte!

Noch uw geld, 'k en zoeke uw geld niet! ei! wat geve ik om uwen rijkdom, als uw geld zegt:

't is ne mensch zonder herte!

Roem, roem, 'k en zoeke uwen roem niet! o wat geve ik om uw vermaardzijn, als die roem, vriend,

praalt bij ne man zonder herte!

Vrienden, neen, 'k en zoeke uw beleefdheid! ei! wat geve ik om uw schoondoen,

als 't voor mij, vriend,

spreekt uit ne mond zonder herte! Vliegende vriendschap,

die u groet, en liefst... van verre! liefst ontvangt ook, als ge... thuis blijft! ...

't Herte, vrienden,

o 't is 't herte dat u vriend maakt!

-Zee!... o zee!...

‘Quóniam ipsius est mare, et ipse fecit illud’ (Harpzang 94-3).

Zee!... o zee!...

gij, waar God zijn eeuwigheid wiegt, en 't eeuwig wentelen van mijn ziele! zee, waar d'ongestadigheid kwanselt

van de wereld!

gij, waar 't lied, uw vreugd, ne zucht is, eindeloos, eindeloos, dag en nacht, ne

zucht naar God!

-***

Wondere zee!

rimpelend deksel van den afgrond, schootkleed waar ons oude zonne wipt en speelt, en wederom jong wordt!

rustig roeren,

waar de mane, tot over de kop, heur lijf in spoelt, en

waar de sterren hun schichten ontschachten!

Zee,

Waar de Dood ook, loensch en bewimpeld, 't lusten van heuren honger duikt, en waar heur vriendelijk aanzicht lacht, met

leugen in zijn oogen!

waar heur stemme op 't fleemen trekt van valschheid, die met zoet omlispelt 't kwaad dat huichelt uit de kele!

-***

't Wegend nietdoen, 't krankzijn, 't zielwee, 't wordt vol hope u toevertrouwd,... of waart ge, zee, Gods doopselvocht, voor al dat lijdend moet ontsmet zijn!... zee, g'aanveerdt 'et voor ne stond, en ruischend zegt ge: ‘neemt terug, mensch, neemt terug, en houdt dat 't uwe is’!

-***

Zee, o zee!... gij prachtwoestijne! wildernisse, waar 't aleenzijn

liefst aleen is!... beeld van vrede!...

...

Zijt gij die zee nog?

rijzende reuze, wit van gramschap, gij die boos nu, gij die vinnig, u

zelven mishandelt, de Dood laat huilen,

ver-bolgen uw diepte naar boven gooit, uw hoogte verplettert,

schuimt en raast, en

puil-oogend inslokt wat ge weêr uitspuigt!... Zijt ge die zee nog?...

gij de stille,

waar uw vreugd, uw zingend gezucht, in moorlen verging!

gij de zoete, die

brieschend nu, en lijk bezeten van honderde woelende waterduivels,

zonne, de mane en de sterren verschrikt, den weêrlicht rabbraakt, 't donderen uitgekt, en ziedend zot, uw vuisten uitsteekt

naar die weerloos u aanschouwen!... ...

Maar,

machtiger als uw machtgeweld, o machtige zee,

hooger als uw zwaaiend omhooggaan, luid er als uw burlend wreeddoen, spreekt Gods woord van uit de wolken, spreekt Gods woord, en zegt dat woord u:

SILEAS!... ZWIJGT!...

Nieuwcappelle A. MERVILLIE.

In document Biekorf. Jaargang 38 · dbnl (pagina 171-178)