• No results found

Welke complexe meervoudige problemen onder welk domein? Voorlopige aanwijzingen ten aanzien van de

Justitiële residentiële jeugdhulpverlening op basis van een straf- straf-rechtelijke veroordeling

3.6.3 Welke complexe meervoudige problemen onder welk domein? Voorlopige aanwijzingen ten aanzien van de

probleemgroep

Indien er op inhoudelijk niveau wordt gekeken naar de problematiek waarmee de probleemgroep kampt en de domeinen waarbinnen hulp kan worden geboden, kunnen de volgende voorlopige aanwijzingen worden geformuleerd.

– LVB bij adolescenten met complexe meervoudige problematiek is indicatief voor een afgestemde benadering: deze bijzondere groep is immers vaak langdurig op hulp aangewezen in een specialistische zorgvorm.

– Zware, althans overwegend, psychiatrische problematiek is indicatief voor een behandeling in de jeugd- GGZ.

– Zodra de problemen van adolescente LVB’ers en adolescenten in de jeugd- GGZ zodanig complex en meervoudig zijn, in het bijzonder als ook sprake is van zware gedrags- en opvoedingsproblematiek, is het

326. In hoofdstuk 8, paragraaf 8.3.2 constateer ik onduidelijkheid over welke wet of combina-tie van wetten na het achtcombina-tiende van toepassing is, terwijl het noodzakelijk is dat er een heldere afstemming bestaat over de toepasselijke wet- en regelgeving.

onderscheid tussen de problemen minder eenvoudig dan op het eer-ste gezicht vermoed kan worden. De samenhang in de problematiek is goed zichtbaar in de vergelijking tussen adolescenten in de Jeugd-hulpPlus en adolescenten in de JJI’s: de overeenkomsten in aard en ernst van de problematiek van deze adolescenten zijn groter dan de verschillen hiertussen. Eenzelfde overlapping is waarneembaar tus-sen de adolescenten in de specialistische residentiële jeugdhulpver-lening (de LVB- zorg en de jeugd- GGZ) enerzijds en adolescenten in de justitiële residentiële jeugdhulpverlening anderzijds: voor wat in de specialistische residentiële jeugdhulpverlening niet kan worden bewerkstelligd bij adolescenten met complexe meervoudige proble-matiek, in het bijzonder als zij zich onttrekken aan de hulpverlening, zou kunnen worden geconcludeerd dat de JeugdhulpPlus als vangnet fungeert.327

– Vrijwillige en gedwongen hulpverlening lijken in elkaars verlengde te liggen. Zo kan van de gedwongen JeugdhulpPlus gebruik worden gemaakt als de vrijwillige jeugd- GGZ en LVB- zorg niet mogelijk is bij adolescenten met complexe meervoudige problematiek, omdat zij zich verzetten tegen de zorg. Ook de specialistische residentiële jeugdhulp in de jeugd- GGZ of LVB- zorg moet soms gedwongen worden geregeld op basis van een machtiging uithuisplaatsing of een rechterlijke mach-tiging krachtens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische zie-kenhuizen (Wet BOPZ328). Dan is sprake van verplichte jeugd- ggz of verplichte LVB- zorg.

– Er wordt belang gehecht aan een glijdende schaal tussen de opties van vrijwilligheid, drang en dwang en een daarop aansluitend (open- besloten- gesloten) zorgaanbod. Gezien de capaciteitsproblemen die de gesloten jeugdhulp ervaart op het terrein van open residentieel aan-bod, en in samenhang daarmee het tekort aan geschikte plaatsen in de specialistische residentiële jeugdhulpverlening, komt de veronder-stelde integrale zorg voor de probleemgroep ernstig in de knel. – In beschouwing genomen dat niet alleen de problematiek, maar ook

de daarvoor gehanteerde interventies voor de behandeling ervan elkaar grotendeels overlappen329 kan men zich mede in het licht van de

327. Zie bijvoorbeeld ook het artikel ‘Een beetje hulp, tot het te laat is’, NRC 23 juli 2016.

328. Per 2020 wordt deze wet vervangen door de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang.

329. Zie de bevindingen van Roos & Bot 2013, p. 133. Ruijssenaar e.a. leggen bijvoorbeeld uit dat de diverse terreinen gelijkwaardige disciplines behelzen, die wel een verschillende in-steek op vaak vergelijkbare problematiek hebben, maar in theorie en praktijk veel raakvlakken

voorgaande bevinding afvragen of de lappendeken aan voorzieningen in de specialistische residentiële jeugdhulpverlening – ook in verhou-ding tot de gesloten jeugdhulp – wel nodig en zinvol is?

Deze onduidelijkheid werkt door in de formulering van de conclusie in par 3.7 en in het antwoord op mijn centrale onderzoeksvraag.

3.7 Bevindingen naar aanleiding van

hoofdstuk 3

In dit hoofdstuk is getracht om op basis van een verkennende analyse meer inzicht te geven in de aard van de complexe meervoudige problemen waar adolescente residentiële zorgvragers mee kampen. Daaruit volgt dat een problematische opvoedingssituatie, psychosociale en psychiatrische problematiek, alsook delinquent gedrag en LVB- problematiek nauw met elkaar zijn verbonden. De vergaarde inzichten ondersteunen de noodzake-lijke aandacht voor afzondernoodzake-lijke aspecten als LVB, delinquent gedrag, als-ook hoofdzakelijk psychiatrische problematiek, maar diezelfde aspecten dienen tegelijkertijd in hun samenhang te worden beoordeeld. Uit de ver-kennende analyse volgt immers de indicatieve bevinding dat de specialis-tische residentiële jeugdhulpverlening en de justitiële residentiële jeugd-hulpverlening tot het achttiende jaar intensieve specialistische zorg bie-den aan een groep adolescenten die veel gemeenschappelijke delers heeft. De problemen van de adolescenten in de diverse residentiële jeugdhulp-verleningsvormen zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden, waardoor in verschillende sectoren vrijwillige of gesloten residentiële jeugdhulp wordt verleend zonder dat duidelijk is waarom de desbetreffende adolescenten precies daar worden geplaatst. Jongeren in de gesloten jeugdhulp en de JJI’s ontlopen elkaar niet veel, en hetzelfde kan worden gezegd van de jongeren in voorzieningen in de jeugd- GGZ en LVB- zorg en de gesloten jeugdhulp. De reden waarom er voor een justitiële titel wordt gekozen zal onvermijdelijk te maken hebben met de noodzaak om desbetreffende

hebben. Hun analyse betreft hoofdzakelijk de overlap tussen de jeugdpsychiatrie en de ortho-pedagogiek; Ruijssenaar, Dijkshoorn & Knorth 2008, p. 52-63. Ook Evenboer e.a. vonden in hun ‘Taxonomy of Care for Youth’ – een classificatie van interventies voor de behandeling van psychosociale en psychiatrische problematiek van jongeren in verschillende zorgsettings (eer-stelijns gezondheidszorg; jeugdhulpverlening en jeugdgezondheidszorg (jeugd- GGZ)) – veel ‘gelijke noemers’; Evenboer e.a. 2014, p. 1-8.

jongeren beter te kunnen beschermen. Het onttrekken aan de verlangde zorg en zorgen die dit met zich brengt voor de (psychosociale en fysieke) veiligheid van de jongere zelf, maar ook die van de maatschappij, spelen hier een belangrijke rol. Of het onderscheid in voorzieningen überhaupt zinvol en nodig is kan echter niet voldoende zuiver worden beantwoord op basis van de beschikbare inzichten. Door middel van collectief onder-zoek kunnen de krachten worden gebundeld om (meer) duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop zij ‘integrale’ zorg (zouden moeten en kunnen) bieden aan de hiervoor besproken probleemgroep. Ik denk dan aan domeinoverstijgend onderzoek naar de exacte aard van de problema-tiek en naar de behoefte aan diverse specialistische en justitiële residen-tiële jeugdhulperverleningsvormen; (de reden en invloed van) eerdere al dan niet mislukte residentiële plaatsingen en de rol die betrokken par-tijen nemen bij het signaleren, indiceren en financieren. Het inzichtelijk maken hoe, afhankelijk van deze factoren, wordt geacteerd bij complexe meervoudige problematiek kan sterk bijdragen aan integrale zorg voor deze probleemgroep.

4 De probleemgroep na het