• No results found

levers en vechters

4.5.2 Inhoud en betekenis van ontluikende volwassenheid

Zonder dit theoretisch te duiden is er enkele decennia geleden, voor het eerst eind jaren zestig, getornd aan de reikwijdte van de adolescentie. Erikson constateerde in de jaren zestig al een zogenoemde ‘prolonged adolescence’, waarin sprake was van een ‘psychosocial moratorium’ dat

342. Steinberg 2014, p. 5 en Crone 2013, p. 12.

343. Zie Van Aken & Slot 2013, p. 15 en Crone 2013, p. 12.

344. Zie Dahl & Hariri 2005, p. 367-382.

345. Crone 2013, p. 15.

346. Garnefski 1997, p. 3. Voor een defintie van ‘cognitie‘ zie noot 387.

347. Ter Bogt & Meeus 1994, p. 12. Volgens Ter Bogt en Meeus is de adolescentie bovendien niet meer een periode waarin alle statuspassages in een vaste volgorde – van school naar werk naar huwelijk en een gezin – worden doorlopen, zie p. 33.

348. Zie Steinberg 2014, p. 6-7. Zie in Nederlands perspectief bijvoorbeeld Van Aken & Slot 2013, p. 17 en Crone 2013, p. 13 en 78-79. Zie tevens Ter Bogt & Meeus 1994, p. 12.

349. Deze drie termen betekenen goeddeels hetzelfde en worden hierna in paragraaf 4.5.2 toegelicht.

jongeren gelegenheid gaf vrij te experimenteren met sociale rollen en het aarden in die rollen in de samenleving.350 Ook andere ontwikkelingspsy-chologen ontwaarden in navolging van Erikson een bijzondere ontwik-keling die twintigers doormaken, waarin de gelegenheid wordt geboden om te experimenteren tot het punt waarop zij vaste sociale rollen hebben bewerkstelligd.351 Het is echter pas decennia later, in 2000, dat Jeffrey Jen-sen Arnett deze ontwikkelingsfase theoretiseert als ‘emerging adulthood’ (hierna: ontluikende volwassenheid352). De aard van de ontwikkelingsfase moet volgens hem worden belicht in de context van de veranderde demo-grafische omstandigheden.353 Arnett signaleert dat jongeren in Westerse, geïndustrialiseerde landen steeds langer deelnemen aan het onderwijs en later gaan werken. Zij blijven langer thuis wonen en gaan ook steeds later een vaste relatie of huwelijk aan.354 De transitie naar volwassenheid ziet hij als ‘periode ná de adolescentie en vóór de volwassenheid’.355 Doorgaans bestrijkt dit volgens hem de levensfase tussen achttien en vijfentwintig jaar.356 De periode van ‘ontluikende volwassenheid’ is anders en zodoende te onderscheiden van ‘adolescentie’ enerzijds en ‘(jong)volwassenheid’ anderzijds.357

‘Having left the dependency of childhood and adolescence, and having

not yet entered the enduring responsibilities that are normative in adulthood, emerging adults often explore a variety of possible life directions in love, work and worldviews.’358

Het bereiken van volwassenheid hangt voor ontluikende volwassenen samen met de ontwikkeling van een eigen identiteit op het terrein van relaties, opleiding, werk en wereldvisie en de ontwikkeling van individuele

350. Erikson 1968, p. 156. Zie hierover tevens Steinberg 2014, p. 267.

351. Bijvoorbeeld Levinson 1978, in het bijzonder p. 322-323 en Keniston 1971. Zie in Neder-land bijvoorbeeld Hoksbergen, Van der Meer & Schoon 1987; Meeus 1992 en Meeus & Dekovic 1995. Door een verlenging van de jeugdfase hebben jongeren volgens Meeus meer tijd gekregen voor het volgen van onderwijs en ook voor het experimenteren met relaties. Hij benoemde deze ruimte destijds als het ‘opleidingsmoratorium’ en het ‘relationele moratorium’.

352. In Nederlands onderzoek wordt ofwel gesproken van opkomende volwassenheid ofwel van ontluikende volwassenheid.

353. Arnett 2000, p. 469-480.

354. Arnett 2000, p. 470-471. Zie tevens Steinberg 2015, p. 59-60.

355. Arnett 2000, p. 469-480.

356. Arnett 2000, p. 469. Rond het vijfentwingste levensjaar zijn immers over het algemeen genomen volwassen rollen opgenomen.

357. Ibid.

karaktereigenschappen, zoals het nemen van verantwoordelijkheid voor eigen daden, het in staat zijn onafhankelijk beslissingen te nemen en financiële onafhankelijkheid.359 Gedurende deze verlengde of uitgestelde adolescentie360 kunnen jongeren moeilijkheden ervaren bij het vinden van hun plaats in de volwassen wereld. De identiteitsontwikkeling die zij door-maken wordt gekenmerkt door instabiliteit; in de oriëntatie op het ‘zelf’, voelen jongeren zich doorgaans ‘tussen’ werelden.361 Anderzijds biedt dit ook mogelijkheden: het geeft ruimte om nog te experimenteren, voordat er existentiële keuzes gemaakt moeten worden.362

Ontluikende volwassenheid is volgens Arnett evenwel geen universeel en onveranderlijk concept, maar ‘heterogeen, doch kenmerkend’.363 Van belang om te onderkennen is dat deze theorie moet worden belicht bin-nen de grenzen van de culturele context.364 Zo stellen Boonmann en Naije dat een cultuur het voor achttien tot vijfentwintigjarigen mogelijk dient te maken om op onderzoek uit te gaan en tegelijkertijd autonoom te zijn; volwassen verantwoordelijkheden moeten uitgesteld kunnen worden tot na deze jaren.365 In Nederland ligt, evenals in andere geïndustrialiseerde landen, een zichtbaar sterkere focus op de eigen ontwikkeling, die is te relateren aan de zogenoemde individualiseringstrend366 en die een der-gelijk ‘uitstel’ van volwassenheid stimuleert. De leeftijd waarop jongeren het huis verlaten is gestegen367 en er wordt langer gestudeerd.368 Daarnaast hebben jongeren tegenwoordig vaak een eigen besteedbaar inkomen en is de relatie tussen ouders en kind veranderd. Veranderingen die niet persé zijn gerelateerd aan het uitstellen van volwassenheid, maar juist ook zijn gelegen in het nastreven van zelfstandigheid. Volgens Weijers is de relatie tussen adolescentie en volwassenheid daardoor diffuser geworden.369

De heersende opvatting op het terrein van de levenslooppsychologie ondersteunt in ieder geval de aanname dat ontluikende volwassenheid

359. Zie hierover Boonmann & Naeije 2010, p. 14-15.

360. Steinberg 2015, p. 59-64; Young e.a. 2011 en Settersten, Furstenberg & Rumbaut 2005.

361. Zie Arnett 2004 en Arnett 2007, p. 69.

362. Zie Van Aken & Slot 2013, p. 17 en Arnett 2007.

363. Arnett 2000, p. 470 en Arnett 2007, p. 69.

364. Zie bijvoorbeeld tevens Young e.a. 2011, p. 1-2.

365. Boonmann & Naeije 2010, p. 15.

366. Weijers, Van Drie & Van Groningen 2013, p. 8.

367. CBS 2016.

368. Zie Weijers 2008b, p. 75 die er dan op wijst dat jongeren in Nederland gemiddeld zelfs 5 jaar langer naar school gaan dan een halve eeuw geleden.

369. Ibid. Volgens Weijers is het daarom te eenvoudig om van uitstel van volwassenheid te spreken.

niet slechts een overgangsfase richting volwassenheid is, maar tevens een aparte levensfase met typerende eigen kenmerken.370 Zij kenmerkt zich als periode waarin veel veranderingen en ontdekkingen plaatsvinden. Er is nog een relatieve onafhankelijkheid van sociale rollen en norma-tieve verwachtingen: een kwetsbare periode die in het ‘gezonde’ geval veel mogelijkheden biedt.