• No results found

Weldoen aan armen

In document VU Research Portal (pagina 109-123)

Hemelrente in opschriften en geschriften 521

5.1 Twee sporen

5.1.2 Weldoen aan armen

Weldoen aan de armen is de gemeenschappelijke strekking van de verzamelde teksten van opschriften en in geschriften. Ze brengen dat op verschillende wijze tot uiting. Een aantal teksten uit zich in algemene bewoordingen. Zo heette het in een van de opschriften op het Nieuwe Zijds Huiszittenhuis te Amsterdam:

531

Van Lennep en Ter Gouw noteren dat het Boter- en Broodhuisje, dat aan de Martinikerk in Groningen is gebouwd, onder meer de regels bevat:

Gedenckt den armen in uw testamenten532

Een opschrift op het Heilige Geestweeshuis te Leiden (1607) houdt de lezer het volgende voor:

DIE OP DER ARMEN NOOT VERSTAET HEM GOD VERLOST VAN ALLE QUAET

DIE DEN ARMEN MILDLYK GEEFT SYN SCHAT IN DEN HEMEL HEEFT533

In Dordrecht staat op een gevel van het Sacramentshuis dat als gasthuis dient: WEL DIEN DIE HEM DES NOOTDRUFTIGHE AENNEEMT,

DIEN SAL DE HEERE VERLOSSE INDER BOOZE TIJT534

Boven de ingang van het Swigtershofje in Amsterdam staat dezelfde tekst in het Latijn. Als bron staat in dat opschrift Psalm XLV: 1. Deze verwijzing is niet juist. De tekst in de onderstaande afbeelding is in de Vulgata, de Latijnse tekst van de Bijbel, te vinden in Psalm 41:2.

535

In de Nieuwe Bijbelvertaling zijn deze woorden vertaald als: “Gelukkig wie zorgt voor de armen, in kwade dagen zal de HEER hem uitkomst geven”.536 De strekking is dat wie zich om de arme bekommert, op zijn beurt op de hulp (letterlijk: bevrijding) van de Heer mag rekenen.

Twee borden in de Dorpskerk of Laurentiuskerk te Mijnsherenland bevatten een concrete oproep tot hulp aan de arme, namelijk om de naakte te kleden en de hongerige te spijzen. Dit opschrift is opgebouwd uit twee borden met elk twee teksten. Het ene bord bevat in het midden twee citaten uit de Bijbel, een over de liefde van God voor de wereld en een over de liefde die van mensen gevraagd wordt die “God kennen”.537 In een rand daaromheen staat:

DE LIEFDE DES HEEREN WILT TOCH BEWIJSEN DE NAECTE MET GEWAAD DE HONGERIGE MET SPIJSEN

Het andere bord roept in de omranding op om “GOEDE RENTMEESTERS” te zijn. Het middengedeelte laat weten dat dit inhoudt:

… den ellendighen in syn armoedt Te helpen bystaen in Kost en cleere538

In de Zuiderkerk te Enkhuizen doet de tekst van het opschrift een beroep op de gevoeligheid van de lezer:

… wilt U Liefde blylyck toonen den Armen … Dus laet voor d’Armen klacht u hert niet zyn versteend

Maer wilt t’haer onderstant u miltheyt tonen vaken539

In een gedenkbundel bij het eeuwfeest van het Diaconie Oude Vrouwen en Mannen Huis te Amsterdam schrijft Pieter Nieuwland:

en gij, die u gezegend ziet met overvloed van aardsche goed’ren, slaat de oogen op uw arme broedren540

In Maastricht staat boven de deur van een voormalig armenhuis een opschrift met een citaat uit de Bijbel, te weten Proverbia (Spreuken) 28:27. Het opschrift, te zien op de afbeelding, bevat zowel de Latijnse tekst als de Nederlandse vertaling.

Deze twaalf citaten uit opschriften en geschriften maken ongeveer een derde van de verzameling teksten in dit onderzoek uit. Elk van de teksten betoogt dat de zorg voor armen een zaak is die mede de inzet van de burger vraagt. Opschriften doen een beroep op zijn en haar geld, meeleven, mededogen of weldoen. De behoeftigen worden in de voorgaande teksten meestal aangeduid als armen. Daarnaast komen de aanduidingen wezen, nooddruftigen en ellendigen voor.

541

Afbeelding 4. Maastricht, Grote Looiersstraat 17

Dat armenzorg als een publiek-private taak wordt gezien, vindt ondersteuning in teksten die het liefdadig handelen memoreren van personen, die met naam en toenaam in deze teksten voorkomen. Hier volgen enkele voorbeelden. Het Klaeuwshofje in Delft voert alleen de initialen en de familiewapens van de stichters. Dat zijn de bierbrouwer Dirk Jansz Uijtenhage van Ruyven (D W V R) en zijn vrouw Elisabeth van Arichem (E F V R). Het hofje biedt onderdak en onderhoud aan rooms-katholieke ongehuwde vrouwen en weduwen. Hun handelen wordt als volgt weergegeven.

Afbeelding 5. Delft, Oranjeplantage 58-77

Die mildelick saeyen in der armen hoven, svllen rycklick maeyen in den ovgst hierboven, Anno 1605 542

Van Lennep en Ter Gouw maken melding van een opschrift uit 1620 op een woning in Dokkum:

Die aan de armen Door ontfarmen Gaff dees woningh […]

TVEBE GEERTS, WEDVWE VAN WOLTERVS DVETICHVM.543

Over dit opschrift is aan Van Lennep en Ter Gouw gemeld dat het zich bevindt in de Parksteeg. Van de predikant Wolterus Duetichum is echter alleen bekend dat hij enkele huisjes voor armen in de Kerksteeg heeft gesticht. Van Lennep en Ter Gouw spreken over een “verplaatste gevelsteen” en stellen vast: “Hoe de steen van daar naar de plaats waar zij nu staat, is heengedwaald, weten de Dokkumers niet, en wij weten ‘t ook niet”.544 Of Tuebe Geerts zelf misschien een of meer huisjes in de Parksteeg heeft gesticht, is niet bekend. Evenmin is bekend of de tekst van het opschrift door, dan wel over Tuebe Geerts wordt gezegd. Hoe dit ook zij, de vermelding van de naam legt een relatie naar een liefdadige gever.

In Vlissingen vindt men een opschrift dat duidelijk de stichter en haar boodschap vermeldt. De weduwe van Karel Nys, Cornelia Quack, sticht een hofje voor armen en geeft zowel een motivering als een persoonlijke raad:

Afbeelding 6. Vlissingen, Zeemanserve 24-64

Het vers eindigt met: “Cornelia Nys dits myn auys” (advies, gfh)545. Voor Cornelia Quack is het duidelijk: sparen is een deugd en het is zaliger aan de armen te geven dan te ontvangen. Wie overvloed heeft, heeft die van God en wie uit die overvloed de arme gedenkt, zal door God beloond worden. De lezer trekke zelf zijn conclusie.

In Utrecht sticht Maria van Pallaes woningen voor armen. Zij is, net als Cornelia Quack, weduwe. Haar handelen is in Utrecht als volgt vastgelegd.

Maria van Pallaes door liefde Goodts gedreven, Heeft doen sy weduw’ was van d’Heere Schroyesteyn

Dees Cameren gesticht eenich onderhout gegeven Niet achtend swerels gonst maer Plaets in chemels Pleyn546 In één opschrift komt de term armenzorg letterlijk voor:

Zo weldoen dank verdiend en Armenzorg belooning547

Dit staat boven de deur van het Corvershof te Amsterdam en memoreert het liefdadig handelen van het echtpaar Corver en Trip. Zij maken in 1723 de bouw van een woon- en zorgvoorziening voor bejaarde echtparen mogelijk.

Twee van de verzamelde opschriften met naamsvermelding zijn, op één woord na, gelijkluidend. Ze zijn beide aangebracht op een woonvoorziening voor ouderen. Het ene dateert uit 1695 en bevindt zich op het door Agneta Deutz gestichte hofje in Amsterdam.

Afbeelding 7. Amsterdam, Prinsengracht 855-899

Agneta Deutz laat hier haar Liefde en Godsdienst blyken548

Het andere, uit 1769, heeft dezelfde beginregel, maar met de naam van Wouterus van Oorschot. Dit staat in een opschrift in Haarlem. Net als Agneta Deutz doet hij dit om zijn liefde te laten blijken:

Den Armen tot een Troost, tot voorbeeld aan de Ryken549

Van zijn godsdienst maakt dit opschrift geen gewag. Lidmaatschap van de Hervormde Gemeente is wel voorwaarde voor opname in het hofje.550

In 1726 laten Anthonie Grill en zijn echtgenoot in Amsterdam een tehuis voor ouderen bouwen. Een opschrift laat het gebouw spreken:

ANTHONY GRILL, die met zyne ECHTGENOOT My heeft gesticht, leert ons noch na hun dood,

hoe ieder lid der Christelyke Kerke dient zyn geloof te toonen door zyn werke551

Het opschrift boven de ingang van het Van Brants-Rushofje in Amsterdam (1733) richt zich rechtstreeks tot de lezer:

Aanschouwer, … Volg Brantz in deugden, en zijn liefde tot den armen552

Het opschrift in de Kamer der Diakenen in de Lutherse Kerk in Amsterdam houdt sinds 1751 de gedachtenis aan een schenker vast op een wapenschild met de woorden:

De dankbre Godsvrucht, die, in Luthers Tempelchor, CROMHUISENS milde gunst haar Armoe zag belonken553 In 1763 komt daar een wapenschild bij:

Godvreezende Armoe ziet zig weder mild beschonken TEN HOVENS Weduw volgt haar broeders loflijk spoor554

Het opschrift op het Bestedelingenhuis, dat in 1789 door een gift van Johanna Bontekoning gesticht kon worden, laat weten:

De Milde Liefde van Johanna Bontekoning; Gaf Jezus Arme leen dit Nuttig Huys Ter Wooning555

De dichter Schelte geeft in een gedicht duiding aan liefdadig handelen. Hij typeert het legaat dat Barent Helleman nalaat aan de Diaconie als volgt.

Dat heet Godsdienstig zyn … en dienst aan die te doen die Christus plaats bekleden556 Met deze dertien citaten uit opschriften en geschriften waarin de naam van een persoon of personen voorkomt is ruim een derde van de verzameling teksten in dit onderzoek gemoeid. Ze bevestigen dat de zorg voor armen geen zaak van overheid of kerken alleen is. Burgers die daartoe in staat zijn, maken voorzieningen voor arme ouderen mogelijk. De opschriften die hieraan gewijd zijn, leggen niet alleen deze uiting van liefdadig handelen vast, maar houden ook degene die hiervoor verantwoordelijk is in herinnering.

Bij de naamsvermelding in opschriften is nog een kanttekening te plaatsen. De expliciete vermelding van de namen van de schenkers is in de protestantse traditie niet onomstreden. Driessen wijst hierop in zijn beschrijving van de geschiedenis van de diaconale gebouwen in Amsterdam, waaronder het Corvershof. In de gevelsteen van het Corvershof is te lezen:

557

Afbeelding 8. Amsterdam, Nieuwe Herengracht 18

Driessen merkt op dat in dit opschrift: “de eeuwigdurige gedachtenis van de naam van de gever centraal staat. [Dat is opmerkelijk, want] deze gedachte is niet vanzelfsprekend in de Protestantse Kerk, vanwege de gedachte dat giften in het verborgene gegeven moeten worden”.558 Het is niet bekend wat in 1723 de motieven van de Diaconie zijn om boven de ingang van het Corvershof zo expliciet de namen van de schenkers vast te leggen. Want, wanneer de Diaconie in 1795 een plan presenteert om toezeggingen te werven, zodat ze jaarlijks giften ontvangt, stemt de overheid daar weliswaar mee in, maar vraagt de kerkenraad zich af: “of verbinding van de Giften streed tegen de les van den Zaligmaker dat onze Liefde Giften in het verborgene moeste geschiede’ (een verwijzing naar Mattheus 6:1-4 waar onder meer staat: ‘laat uw linkerhand niet weten wat uw rechter doet’)”.559

De overige twaalf teksten in dit onderzoek refereren ook alle aan een private rol in de financiering van de armenzorg. In Buren bevindt zich een gevelsteen die herinnert aan de stichting van een weeshuis. De tekst bevat daarnaast een algemene oproep dit weeshuis te steunen:

Bethoent oock leser tot dese fundatie U christlick milt hert, doet avgmentatie560

Jacob Cats geeft zakelijk klinkende overwegingen voor liefdadig geven. Feitelijk is het een lening:

… al watje sult besteden aan eenigh huys-genoot,

of Christi minste leden ….Dat geldt, dus uytgeleydt,

De Amsterdamse dichter Schelte schrijft een tiental gedichten die een legaat van Helleman en de besteding daarvan in de bouw van een Oude Vrouwen Huys onder verschillende invalshoeken weergeven. De bedoeling is dat de Diaconie, in wier opdracht het huis gebouwd is, één gedicht uitkiest om in het Oude Vrouwen Huys te plaatsen.562 Van andere inhoud en toon, maar met dezelfde boodschap zijn de teksten die bij het eeuwfeest van dit Oude Vrouwen en Mannen Huis van de Diaconie van Amsterdam zijn gebruikt.563

Op de gevel van het Portugees-Joods Oudemannenhuis in Amsterdam staat een tekst waarin beloning voor ouderenzorg aldus verwoord is:

Des Hemels gunst bestraalt en zegent en behoedt Die d’oud bejaarde Lién staâg ondersteunt en voedt564

Vis heeft in zijn weergave van de geschiedenis van het Rooms Catholijck Oude Armen Kantoor een gedicht opgenomen dat Delsing maakte voor degenen die ondersteuning ontvangen en hen die de middelen daarvoor bijeenbrengen. Voor de laatsten staat daar onder meer:

Vertroost dan de Armoe’ die om uwen bijstand schreit! Ontsluit uw milde hand565

De basis van al deze teksten – hoe uiteenlopend van inhoud ook – is dat privaat geld voor de zorg aan behoeftigen wordt bestemd.

Weldoen aan armen komt in de volgende teksten op een wat andere wijze aan de orde. De armen, in dit geval wezen, worden in de tekst van de volgende opschriften sprekend ingevoerd. In een opschrift in de Grote of St. -Bavokerk in Haarlem doen wezen een direct beroep op de menslievendheid van de lezer:

Gij wilt ons weesen dog uijt Liefd een Aelmoes schenken566

Ook in Rotterdam komen in een opschrift wezen aan het woord. Zij spreken de lezer aan die de zegen van een zekere welstand ondervindt:

Sta gy ons by, gesegende van goeden, Uws weeldes walg wil ons in nooden voeden567

In het WalenWeeshuiste Amsterdam spreken wezen de gevoeligheid van de lezer aan: Och laat uw mededogen stralen

Op dees van elk vergeten schaar, Op ’t arme Weeshuis van de Walen568

In een tekst in het Weeshuis der Collegianten te Amsterdam doen wezen een beroep op mildheid:

Geef van uw haaf, een milde gaaf, ons arme weesen569

Tot slot van deze paragraaf een tekst die een geheel andere invalshoek heeft. Hier valt vooral op wie dit onder de aandacht brengt.

Afbeelding. Dokkum, Markt 30

Boven de ingang van een voormalig weeshuis in Dokkum hangt een gevelsteen die het oorspronkelijk gebruik van het pand in herinnering houdt. De laatste regels luiden:

De burgemeesterschap liet deese steen dus houwen, opdat men werken doe die nimmermeer berouwen570

Hier geen erflater of diaconie die een naam vereeuwigt, maar een oproep van de burgemeester, die zijn burgers aanspoort tot een christelijk leven dat armen rijkelijk wel doet.

Geen van de opschriften in dit onderzoek geeft een aanknopingspunt om te kwantificeren wat of hoeveel van de burger verwacht wordt.571 Uit de analyse van de inhoud van de opschriften laat zich evenwel afleiden dat een financiële bijdrage verwacht wordt, of ten minste de bereidheid die te leveren. Dat is de strekking van de opschriften. Binnen deze

vaststelling zijn in de verzameling van 37 opschriften in dit onderzoek twaalf oproepen in algemene termen te onderscheiden. Zij kenmerken zich door het gebruik van termen als ‘geef’, ‘zich de nood aantrekken’, ‘doet wel’, ‘gedenkt’. Een tweede groep, dertien in getal, veronderstelt ook het geven van hulp, maar concretiseert die in het bieden van onderdak of het verstrekken van kleding of voedsel. De teksten over onderdak refereren aan een situatie waarin een – meestal met name genoemde – persoon een pand gerealiseerd of financieel mogelijk gemaakt heeft. De overige opschriften gaan in meer algemene zin over liefdadigheid jegens behoeftigen en bevelen deze houding aan. Alle in dit onderzoek gevonden teksten van opschriften en in geschriften formuleren zonder enige reserve of voorwaarden een private verantwoordelijkheid voor de financiering en uitvoering van de armenzorg in de Republiek tussen 1600 en 1800.

5.1.3 Christenplicht

Christenplicht is op te vatten als het verzamelbegrip waarin tot uiting komt dat mensen handelen, omdat zij dat op grond van hun geloof als plicht zien. Leven uit geloof wordt volgens het Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal ook wel als godsvrucht of godvrezendheid aangeduid. In de beide volgende paragrafen wordt onderscheid gemaakt tussen handelen uit geloof als algemene christenplicht en de specifieke wijze waarop de bestemming van een substantieel legaat als christenplicht wordt geduid.

5.1.3.1 Christenplicht, handelen uit geloof

Zes teksten wijzen met zoveel woorden geloof of godsvrucht aan als bron voor het liefdadig handelen. Van prinses Maria van Nassau staat op een opschrift op een weeshuis in Buren:

’t Gelooff door hoop in liefde crachtich Heeft beweecht dees princesse goetdadich

Te stichten ter eere van Godt almactich Dit Weeshvis …572

Op de Kameren van Pallaes in Utrecht staat een opschrift dat de drijfveer van de stichtster, Maria van Pallaes, weergeeft:

Maria van Pallaes, door liefde Goodts gedreven heeft […] dees Cameren gesticht…573

Op het al eerder vermelde hofje van Agneta Deutz zijn haar beweegredenen om het hofje te stichten als volgt verwoord.

Agneta Deutz laat hier haar Liefde en Godsdienst blyken Den Armen tot een Troost, tot voorbeeld aan den Ryken574

Niet alleen het handelen van Agneta Deutz vindt navolging. Als de Amsterdamse koopman Wouterus van Oorschot in 1768 in Haarlem een hofje sticht, wordt in de gevel een vrijwel gelijkluidende tekst geplaatst.

575

Afbeelding 10. Haarlem, Kruisstraat 4

De schrijver van de tekst op de website www.hofjesinhaarlem.nl acht het waarschijnlijk dat Wouterus van Oorschot zelf de tekst van het opschrift heeft opgesteld. Hoe dat ook zij, het is pas na zijn dood geplaatst, gezien de vermelding van de datum van overlijden. Zowel de letterlijke overeenkomst, als het verschil van één woord met de tekst op het Deutzenhofje valt op. Het woord ‘godsdienst’ ontbreekt in het Haarlemse opschrift.576 Maar, met of zonder ‘godsdienst’, de ‘troost´ voor de armen en het ‘voorbeeld aan de ryken’ zijn in beide opschriften welsprekend aanwezig.

De opschriften die aan Abraham en Johanna Cromhuysen gewijd zijn, spreken beide over de godsvrucht waaruit zij handelen:

De dankbre Godsvrucht, die, in Luthers Tempelchor Cromhuisens milde gunst haar Armoe zag belonken

[…]Godvrezende Armoe ziet zig weder mild beschonken TEN HOVENS Weduw volgt haar broeders loflijk spoor

….

De naneef eer’, met ons, die overmilde vrouw Die deugd by wapens voegde en by de Godsvrugt trouw577

Het opschrift bij het hofje dat Anthonie Grill en zijn echtgenoot in 1726 stichten, geeft een les mee aan de lezer:

ANTHONY GRILL […] leert ons nog na hun dood, Hoe ieder lid der Christelyke Kerke Dient zijn Geloof te toonen door zijn werke578

5.1.3.2 Christenplicht, het legaat van Helleman

In de geselecteerde teksten komt vijfmaal de naam van Helleman voor. De wijze waarop dat gebeurt en de omstandigheden die daartoe aanleiding geven, geven reden om daar in een afzonderlijke paragraaf bij stil te staan. Als op 12 oktober 1680 de Amsterdamse koopman Barent Helleman overlijdt, laat hij een substantieel bedrag na aan de Diaconie van de Gereformeerde Kerk.579 Dat bedrag is meer dan welkom, zowel in hoogte als het tijdstip waarop. De diakenen zijn niet tevreden over de wijze waarop ze “de Ledematen Jesu Christi, die by haar gealimenteerd worden [helpen] ter oorsaak dat dese oude Luyden door en door de Stad in Kelders, Slopjes en Kotjes woonden”.580 De kosten per persoon belopen voor de Diaconie honderd gulden per jaar, terwijl de kosten “in een Huys zijnde, haar dezelve niet boven de seventigh guldens in ’t jaar zoude komen te bedragen”.581 Er is echter geen geld om zo’n huis te bouwen en de besparing te realiseren. Het legaat van Helleman is dan ook een geschenk uit de hemel. De diakenen gaan voortvarend aan de slag. Ze overtuigen de kerkenraad, die op zijn beurt de volle medewerking van de burgemeesters krijgt.582 Een jaar na de dood van Helleman wordt de eerste steen gelegd voor het Oude Vrouwen Huys, dat vanaf november 1683 aan 400 vrouwen onderdak biedt. De “sinryke Poëet Dirk Schelte”583 wijdt een reeks gedichten aan dit legaat en zijn gevolgen. Het gedicht, dat in de

In document VU Research Portal (pagina 109-123)