• No results found

Logic of charity: geven als beheersingsstrategie

In document VU Research Portal (pagina 78-81)

Verklaring van geefgedrag, in het bijzonder voor armenzorg

3.3 Altruïsme, wederkerigheid en eigenbelang in historische studies .1 Geven als legitimering van rijkdom

3.3.6 Logic of charity: geven als beheersingsstrategie

Is hemelrente als beloning voor liefdadig geven aan behoeftigen, in het bijzonder om daarmee zielenheil te verwerven, te verklaren als uiting van rationeel eigenbelang? In het werk van de sociaal-historicus Van Leeuwen speelt rationeel eigenbelang een belangrijke rol. Van Leeuwen heeft in de afgelopen vijfentwintig jaar een grote bijdrage geleverd aan de kennis van de geschiedenis van de armenzorg in Europa, in Nederland en in het bijzonder in Amsterdam. Enkele van zijn publicaties zijn: Bijstand in Amsterdam (diss. 1992), Sociale

Zorg (1994), Liefdadige giften in Amsterdam (1996) en Logic of Charity (2000). Van Leeuwen

is daarnaast een van de dragende figuren in het project Giving in the Golden Age (GIGA), dat van juli 2008 tot maart 2014 is uitgevoerd.

Om niet – zoals hij het zelf uitdrukt – in de grote hoeveelheid informatie en gegevens ten onder te gaan, ontwikkelt hij: “Een eenvoudig model van de werking van de armenzorg in pre-industrieel Europa”.383 Met behulp van dit model gaat hij te rade bij studies op het terrein

van geschiedenis, sociale wetenschappen en welzijnseconomie. Hij beschrijft hoe elites en armen in een interactiesysteem hun oogmerken realiseren, welke handelingsalternatieven zij hebben om te komen tot: “ruil van een bijstandspakket tegen gewenst gedrag”. Elites volgen daartoe een ‘beheersingsstrategie’ en armen een ‘overlevingsstrategie’. Het model is gebaseerd op de veronderstelling dat er een ‘pre-industriële armenzorg’ is, die ondanks grote regionale en plaatselijke verschillen in Europa voldoende overeenkomstige algemene kenmerken heeft om als model te beschrijven. Het tweede uitgangspunt is, dat: “samenlevingen geanalyseerd kunnen worden door uit te gaan van doelgericht handelende mensen”.384 Het derde uitgangspunt bouwt hierop voort en stelt dat armenzorg in pre-industrieel Europa: “het beste kan worden opgevat als het resultaat van doelgericht handelen van twee groepen, namelijk elites en armen”.385

Voor de beheersingsstrategie van elites noemt Van Leeuwen een reeks belangen, die zij dienen door het verstrekken van een vorm van ondersteuning, hetzij geld, hetzij goederen en voedsel, hetzij voorzieningen als opvang of onderwijs. Elites hebben collectief een economisch belang bij het instandhouden van een arbeidspotentieel, zeker in streken waar arbeid een seizoensgebonden karakter heeft. Een politiek belang is het handhaven van openbare orde, zodat oproer voorkomen wordt. Op het terrein van gezondheidszorg zijn maatregelen aan te bevelen om ziekten te bestrijden en zo mogelijk te voorkomen. Besmettelijke ziekten maken immers geen onderscheid tussen rijk en arm. Daarnaast is het geven van onderwijs aan te bevelen, in de veronderstelling dat dit bijdraagt aan het verhogen van het niveau van beschaving. Wellicht draagt het ook bij aan de economische zelfredzaamheid en vermindert daardoor het beroep op ondersteuning. Van Leeuwen wijst erop dat, zuiver rationeel gedacht, een individueel lid van de elite het meeste voordeel zou behalen, wanneer hij het geven aan anderen overlaat. Dit ‘zwartrijdersprobleem’ (Olson) wordt tegengegaan als: “er overheidsdwang is of selectieve prikkels aanwezig zijn”.386 Deze prikkels zijn er inderdaad. Ze liggen op individueel niveau. Van Leeuwen noemt er drie: status, carrière en godsdienstige plicht. Het is schadelijk voor iemands goede naam als hij het laat afweten na een appel tot liefdadig geven en omgekeerd bevorderlijk wanneer hij royaal geeft. Daarnaast is in het zeventiende-eeuwse Amsterdam (en niet alleen daar) het bekleden van een positie als onbezoldigd bestuurder van een instelling voor armenzorg een goed begin om door te groeien naar een hoger ambt met de emolumenten, die aan dat laatste verbonden zijn. Ten slotte noemt Van Leeuwen als prikkel: “het voldoen aan een godsdienstige plicht waarmee zielenheil werd verkregen, of indien men de armen niet hielp, verspeeld”.387 Van Leeuwen wijst hier het verwerven van zielenheil aan als een van de factoren die rijke weldoeners prikkelt om te geven en daarmee hun eigen belang te dienen. Geven voor armenzorg is in de beschrijving door Van Leeuwen op te vatten als een maatschappelijke functie. Het model van een beheersings- en een overlevingsstrategie verklaren hoe en waarom het systeem van armenzorg werkt.

Dit model heeft vele jaren dienstgedaan als verklaringsmodel. Het is, hoewel in eerste instantie ontwikkeld voor de analyse van de pre-industriële armenzorg 1800-1850, door Van Leeuwen breder ingezet.388 In de literatuur is Van Leeuwen’s analyse meermalen overgenomen.389 Er zijn ook vragen gerezen. Houdt armenzorg wel een arbeidspotentieel

in stand? Mensen komen om heel andere redenen in aanmerking voor ondersteuning. Te denken is aan verweesd zijn, ziekte, gebrek of het verlies van een kostwinner. Een ander punt van kritiek is het volgende. Dat elites strategisch kunnen kiezen is van een heel andere orde dan dat armen overlevingsstrategieën kunnen uitoefenen en daarin verondersteld worden strategische keuzes te maken. Daar komt bij: wat zijn ‘elites’? Komt niet een groot deel van ondersteuning van middengroepen? Die zijn per definitie getalsmatig veel groter. Veel geld komt uit collecten in kerken en op publieke plaatsen en ook daar zijn middengroepen getalsmatig veel ruimer aanwezig. In haar recensie van Logic of Charity stelt Lindemann de vraag: “Can charity then be said to have a logic? Perhaps not, but Marco van Leeuwen is not in fact discussing charity here at all but rather poor relief”.390 Lindemann waardeert het dat Van Leeuwen zoveel historische informatie onthult. Tegelijk stelt ze:

Despite these considerable strengths, one still doubts whether modeling in general, and this attempt in particular, furnishes the best way to discuss social phenomena of great complexity like poor relief or charity … Isn’t this all putting the modelling horse before the archival cart?391

Als voorbeeld van dit bezwaar noemt ze dat het model delen van de werkelijkheid weglaat. Van Leeuwen onderkent dit zelf ook. Hij bestempelt het als: “weakness … that forms of ‘pure altruism’ are not taken into account. They undoubtedly played a part in the disposition of charity, but cannot be modelled successfully”.392

In zijn studie naar de armenzorg in Groningen bespreekt Buursma het analysemodel dat Van Leeuwen heeft ontwikkeld. Hij richt zich op de motieven om te geven (en te ontvangen). Voor hem is de vraag: “in hoeverre organisatoren van de zorg en de ontvangers daarvan strategisch handelden. Hadden zij meer of minder bewust iets voor ogen dat het gedrag leidde en leidde dit gedrag tot meer of minder armoede?”.393 Buursma wijst het schema van een ‘overlevingsstrategie’ van armen en een ‘beheersingsstrategie’ van de elite af als:

… nogal ongenuanceerd. Er waren immers ook groepen uit de burgerij en andere stedelingen, die niet tot de elite behoorden, maar wel bijdroegen aan de armenzorg, aangezien zij misschien ook ooit van de bedeling gebruik moesten maken. Als zodanig was het gebruik maken van de armenzorg niet alleen een overlevingsstrategie, maar had zij ook het karakter van een onderlinge, sociale verzekering. Bovendien waren handelingen die een buitenstaander – in het heden – als een strategie of een onderdeel daarvan ervaart, voor degene die deze verrichtte vaak niet meer dan een gebruik, waarbij men zich de strategische betekenis niet bewust was.394

Boele stelt in haar onderzoek naar “denkbeelden over armen, armenzorg en liefdadigheid 1300-1650”het sociaal-culturele gedachtegoed over armenzorg en liefdadigheid centraal. Haar onderzoek is geconcentreerd op de wijze van uitbeelding en overdracht aan het publiek:

Het is derhalve niet de bedoeling hier de eventuele verborgen drijfveren van religieuze, psychologische, sociale of politieke aard te achterhalen, die het handelen van individuen, instellingen en overheden ten opzichte van de armen in deze periode kunnen verklaren.395

Boele verwijst hierbij in een voetnoot naar Van Leeuwen’s publicaties uit 1994 en 1996. Van Leeuwen heeft sterk ingezet op rationeel eigenbelang als verklaring om te geven voor liefdadigheid. Het verwerven van hemelrente, opgevat als zielenheil, is in Van Leeuwen’s visie een van de motieven die appelleert aan het eigenbelang van de gever.

Logic of Charity laat zien hoe het systeem van armenzorg volgens Van Leeuwen werkt. Deze

benadering heeft door zijn brede uitwerking veel informatie opgeleverd over motieven om te geven voor armenzorg. In de discussie over de verklaring van deze motieven is op dit analysemodel kritiek geuit.

Rationeel eigenbelang als geefmotief wordt gedomineerd door een kosten-batenanalyse. De baten liggen zowel op individueel als op sociaal niveau en betreffen de korte en de lange termijn. In tegenstelling tot groepsaltruïsme is hier sprake van groepseigenbelang in de zin van handhaven van de sociale status van een elite. Altruïstische geefmotieven zijn volgens Van Leeuwen niet uit te sluiten: “but cannot be modelled successfully”.396 Het verklaringsmodel van rationeel eigenbelang biedt geen ruimte voor motieven van andere aard. Koopmans heeft erop gewezen dat een bovennatuurlijk motief als zielenheil zich per definitie niet laat verenigen met rationeel eigenbelang en daarmee ook niet in een kosten-batenanalyse thuishoort.397

In document VU Research Portal (pagina 78-81)