• No results found

Zoals hiervoor geconstateerd, waren de meeste respondenten niet sterk op de buitenwereld georiënteerd waar het de lezers betreft die zij tijdens het schrijven van hun tekst in gedachten hadden. Ook was een minderheid zich bewust van het feit dat de informatie die ze in hun voor- en/of dankwoord gaven, bij nader inzien niet zo geschikt zou kunnen zijn om te vermelden. In het verlengde hiervan is de respondenten ook gevraagd of ze de zaken in hun voor- en/of dankwoord wellicht wat mooier hebben voorgesteld dan ze feitelijk waren (vraag 30). Slechts acht respondenten (van de 28) gaven aan dat ze dat bewust hebben gedaan of dat ze zich kunnen voorstellen dat ze dat onbewust hebben gedaan. Eén respondent gaf een interessante toevoeging: “Niemand zet in zijn voorwoord dat de scriptie een lang en slepend proces is. Maar dat was het natuurlijk wel. Dat betekent niet dat wat ik heb opgeschreven niet klopt … ik heb wel geprobeerd het terloops/luchtig te benoemen aan het eind van mijn voorwoord.” De opmerking is vooral interessant omdat veel studenten juist wel aangeven dat hun scriptieproces moeizaam verliep.

Hadden de oud-studenten verwachtingen van een positief effect van hun voor- of dankwoord? De meerderheid had die niet, zoals tabel 8.9 laat zien (vraag 24 en 25).

Tabel 8.9

Verwachte en daadwerkelijk ervaren positieve effecten van de voor- en dankwoorden (in aantallen antwoorden; 28 respondenten) Verwachte positieve effecten Daadwerkelijk ervaren positieve effecten Overlap in antwoorden

Een positieve bijdrage aan het cijfer 1 - -

Een positieve bijdrage aan het contact met begeleiders

6 4 4

Een positieve bijdrage aan het contact met anderen die een inhoudelijke bijdrage leverden

1 2 1

Positieve reacties van familie en/of vrienden

7 7 3

Een positieve bijdrage aan kansen op de arbeidsmarkt

- - -

Geen effecten 17 16 11

Andere effecten 3 2 -

Totaal aantal antwoorden 35 31

Van de 30 respondenten, gaven er 28 antwoord op deze vragen. Sommige gaven meer dan één antwoord. Dat de verwachtingen niet altijd overeenkomen met de ervaren effecten, laat de rechts toegevoegde kolom ‘Overlap’ zien. Van de zeven oud-studenten die aangaven positieve reacties van hun familie en vrienden te verwachten, hebben er maar drie die ervaring naar eigen zeggen werkelijk opgedaan en voor vier andere oud-studenten geldt dat ze die reactie onverwacht kregen. Iets dergelijks geldt voor de categorie ‘Geen effecten’: van de zeventien oud-studenten die geen verwachtingen hadden, hebben er vijf toch een of ander positief effect ervaren en andersom zijn er zes oud-studenten die wel hoop op enig positief effect hadden maar dit uiteindelijk niet ervoeren.

135

Voor zover er verwachtingen en ervaren positieve effecten zijn, zijn die ‘naar binnen gericht’120; niemand verwachtte bijvoorbeeld dat zijn of haar voor- en/of dankwoord een bijdrage zou leveren aan het vinden van een baan en niemand heeft achteraf ervaren dat het voor- of dankwoord hierbij een rolletje speelde. Toch blijkt de overgrote meerderheid van de oud-studenten hun scriptie, waarvan het voor- en/of dankwoord een meer of minder opvallend onderdeel uitmaakt, als ‘visitekaartje’ te gebruiken, en in veel gevallen gericht op de arbeidsmarkt (vraag 26): tabel 8.10.

Tabel 8.10

De manieren waarop de respondenten hun scriptie als ‘visitekaartje’ gebruiken (in aantallen antwoorden; 28 respondenten)

‘Visitekaartje’ Aantal antwoorden

Genoemd op website, blog, LinkedIn-profiel ed. 13

Genoemd in sollicitatiebrieven 9

Genoemd in curriculum Vitae 20

Besproken in interviews, artikelen, presentaties ed. 5 Uitgereikt aan een potentiële werkgever of klant 4 Nauwelijks of niet als visitekaartje gebruikt 4

Totaal 55

Slechts vier studenten doen nauwelijks iets of niets om hun scriptie onder de aandacht van een breder publiek te brengen of om zichzelf met behulp van hun scriptie onder de aandacht te brengen. Ook valt op dat slechts vijf oud-studenten een artikel of boekje over hun scriptie hebben geschreven of er een presentatie of interview over gaven. Deze vijf oud-studenten vallen allemaal in de groep die bovengemiddeld veel voor-, dank- en/of nawoorden schreven tijdens hun studie en drie van hen waren ouder dan 25 jaar toen ze afstudeerden en schreven ook in ander verband dan hun studie al meer dan drie keer een voor-, dank- of nawoord. Hoewel slechts zes respondenten verwachtten dat hun voor- en/of dankwoord een positieve bijdrage zou leveren aan het contact met hun begeleiders (tabel 8.9), gaven alle 28 respondenten aan tijdens het schrijven van hun voor- en/of dankwoord hun begeleiders (en beoordelaars) als lezers voor ogen te hebben gehad (tabel 8.7). Vanwege de belangrijke rol die begeleiders voor studenten en voor hun scripties spelen, is de respon-denten gevraagd naar de manier waarop ze hen in hun voor- en/of dankwoord aanspraken (vraag 28). Omdat de scripties een rol kunnen spelen bij het vinden van een baan en een goede verstandhouding met een begeleider een nuttige referentie kan opleveren, is de verwachting dat studenten hun begeleiders in hun voor- en/of dankwoord redelijk formeel aanduiden. Dat blijkt maar gedeeltelijk het geval: tabel 8.11.

Tabel 8.11

De formaliteit in aanduiding van begeleiders in het voor- en/of dankwoord (in aantallen respondenten) Formaliteit in de manier van aanduiden Aantal respondenten Dezelfde formele manier als tijdens de begeleiding 4

Dezelfde informele manier als tijdens de begeleiding 15

Iets formeler dan tijdens de begeleiding 9

Totaal 28

Iets minder dan de helft van de oud-studenten zei zijn of haar begeleider in het voor- en/of dankwoord even formeel te benoemen als tijdens de begeleiding of iets formeler dan gedurende dat traject: niet bij de voor-naam en in de tekst bijvoorbeeld met mijnheer/mevrouw en/of met titel(s) bij de achtervoor-naam. Ruim de helft

120 De drie antwoorden in de categorie ‘andere verwachte effecten’ betreffen allemaal de hoop dat bedankten zich gewaardeerd zouden voelen; de respondenten verwachtten daar niets voor terug. Ook de twee

antwoorden in de categorie ‘andere ervaren effecten’ vallen in de ‘naar binnen gerichte’ sfeer: één studente meldt voldoening bij zichzelf en een andere meldt dat er uit haar tekst is geciteerd tijdens haar buluitreiking.

136

gaf aan de begeleiders tijdens het traject informeel aan te hebben gesproken en zei dat zo te hebben voortgezet in het voor- en/of dankwoord.

Op de vraag of ze geprobeerd hebben om gespecificeerd en treffend te formuleren waarvoor ze hun

begeleiders bedankten (vraag 29), antwoordden twintig respondenten (van de 28) beamend. De overige acht antwoordden dat ze naamsvermelding voldoende vonden, dat een algemene aanduiding (bijvoorbeeld dank voor de goede of prettige begeleiding) voldoende was, dat dit erg persoonlijk en daardoor niet zo interessant voor de lezer zou zijn of dat het voor de begeleider juist aardig was om dit een beetje vaag te houden.

137

9 Resultaten: Hoe luiden de opvattingen van de docenten?