• No results found

49 3.5 De bevraging van de ‘kritische lezers’

3.8 De inventarisatie van naslagwerken

Een ander deelonderzoek dat licht werpt op de context waarin de onderzochte voor-, dank- en nawoorden zijn geschreven, omvat een inventarisatie van de richtlijnen en adviezen die schrijfhandboeken en

scriptie-richtlijnen van de opleidingen geven over het genre. Het is denkbaar dat sommige studenten die een tekst uit het corpus schreven, een of meer van deze naslagwerken hebben geraadpleegd. Het is ook voorstelbaar dat ze de naslagwerken niet geraadpleegd hebben, maar dat veel informatie hierin te beschouwen valt als de schriftelijke weergave van bij veel schrijvers impliciet aanwezige kennis over het genre.

Er zijn wel honderden handboeken over schrijven op de markt. Om een indruk te krijgen van de informatie die schrijfhandboeken hun lezers over voor-, dank- en nawoorden bieden, is een selectie van deze naslagwerken geraadpleegd. De selectie omvat de boeken die op twee peildata59 in de open uitlening van de RuG-biblio-theken van de Faculteit der Letteren (waaronder de studierichtingen Kunsten, Cultuur en Media, Kunst-geschiedenis en LandschapsKunst-geschiedenis vallen)60 en van de Faculteit Gedrags- en

Maatschappij-wetenschappen (waar de studierichting Psychologie onder valt) aanwezig waren op de planken gereserveerd voor schrijfhandboeken.61 Boeken die op beide peildata niet aanwezig waren62, boeken die zich toespitsen op gerelateerde onderwerpen als presenteren, argumenteren of publiceren van (les)boeken of wetenschappelijke artikelen, en boeken die weliswaar over het schrijven van rapporten en scripties gaan, maar geen informatie over voor-, dank- en/of nawoorden geven, zijn vervolgens afgevallen.63 Om te bepalen of ze informatie over voor-, dank- en/of nawoorden bevatten, is op de inhoudsopgave en de index afgegaan, met – voor de index – de trefwoorden ‘voorwoord’, ‘dankwoord’, ‘nawoord’, ‘preface’, ‘foreword’ en ‘acknowledg(e)ment’ als leidraad.64 Overgebleven zijn zodoende drieëntwintig titels, waarvan negen uit de bibliotheek van GMW en

59 De collectie schrijfhandboeken bij de Faculteit GMW is op 2 mei en 20 juni 2013 geïnventariseerd; die bij de Faculteit der Letteren op 23 mei en 20 juni 2013.

60 Deze Letterenbibliotheek is later tijdens de periode van het schrijven van deze scriptie helaas opgeheven.

61 Bij GMW gaat het om boeken met codes die beginnen met 041; van 041.2 t/m 041.128 . Bij Letteren om boeken met de codes 9.070.H11 t/m 9.070.H33 en 9.076.H01 t/m 9.076.H60.

62 Dit kan betekenen dat ze erg populair en steevast uitgeleend zijn, maar ook dat ze misschien uit de collectie zijn gehaald en het ‘loze’ boekcodes betreft.

63 In totaal zijn ongeveer 150 boeken in overweging genomen.

64 Als die termen niets opleverden, boden incidenteel de termen ‘author(s) note’, ‘gratitude’, ‘preamble’, ‘prologue’, ‘thanks’ en ‘welcome message’ nog soelaas.

54

veertien uit die van Letteren.65 Drie titels vormen een setje van tekstboek, opdrachtenboek en

docentenhandleiding; ze zijn als zelfstandige werken opgenomen omdat niet elk deel evenveel informatie geeft.

Vier boeken die uit de jaren tachtig van de vorige eeuw stammen en ‘echt oud’ genoemd kunnen worden, zijn desondanks in het onderzoek betrokken: ze stonden tenslotte destijds in de open uitlening en het is daarom goed denkbaar dat ze daadwerkelijk geraadpleegd werden door de studenten die een tekst in het corpus schreven. Enkele boeken zijn Engelstalig en kunnen informatie bevatten die cultureel gekleurd is, bijvoorbeeld wat betreft de plaatsing van het voorwoord in het paratekstueel systeem of wat betreft de noodzaak om bepaalde mensen al dan niet te bedanken; ze zijn toch opgenomen omdat het goed voorstelbaar is dat studenten ze ook voor hun Nederlandstalige scripties raadplegen. De meeste boeken in de selectie zijn duidelijk bedoeld voor studenten, andere boeken zijn in eerste instantie bedoeld voor professionals, zoals Jansen, Steehouder & Gijsen (2006)66 en Vroegindeweij (2005), of hebben een anderszins breder publiek, zoals Renkema (2002), maar ze bevatten allemaal informatie die (ook) gericht is op het schrijven van een scriptie-voorwoord. Informatie over voorwoorden geschreven door anderen dan de schrijver van de hoofdtekst – zoals vaak in Engelstalige werken bij een foreword, in tegenstelling tot een preface, het geval is –, is buiten

beschouwing gelaten.

In de enquête onder de oud-studenten die de onderzochte teksten schreven, is ook gevraagd naar het gebruik van dergelijke boeken: Gebruikten ze naslagwerken en zo ja, welke en hadden ze hier steun aan? Deze vragen leverden nauwelijks titels op. Eén oud-student gaf aan de Schrijfwijzer van Renkema te hebben gebruikt die al in de selectie was opgenomen, één gaf aan een schrijfhandboek te hebben gebruikt maar wist zich niet meer te herinneren welk boek dat was, acht oud-studenten hadden op het internet gezocht naar informatie zonder dat ze de betreffende site konden noemen en een laatste oud-student gaf aan de handleiding van de eigen op-leiding over het schrijven van een scriptie te hebben gebruikt. Ook enkele docenten van zowel de opop-leiding Psychologie als van de opleiding Kunsten, Cultuur en Media verwezen naar dergelijke richtlijnen. De interne

Schrijfwijzer van KCM (2011) – niet te verwarren met de Schrijfwijzer van Renkema – en het document Master’s Thesis Research Procedure (2012), dat gebruikt wordt bij Organisatiepsychologie, geven echter geen informatie

over voor-, dank- en/of nawoorden.67 De interne handleiding Schriftelijk rapporteren in de Bacheloropleiding

Psychologie68 (2003) doet dat wel enigszins en die is dan ook in de verzameling onderzochte naslagwerken opgenomen. Ten slotte zijn in de verzameling ook opgenomen de PowerPoint-slides over voorwoorden die de geïnterviewde docent prof. dr. ir. M. Spek in een van zijn colleges aan scriptieschrijvende masterstudenten Landschapsgeschiedenis behandelt69 en een schrijfhandboek waarnaar hij verwijst (Van Dijk, 2009).70 Uit-eindelijk bestaat de verzameling van onderzochte naslagwerken daarmee uit zesentwintig titels. Ze staan vermeld in bijlage 9.

65 Toegevoegd is ‘het vervolg’ op Leren communiceren van Steehouder, Jansen, Mulder, Van der Pool & Zeijl (2011), namelijk Professioneel communiceren van Jansen, Steehouder & Gijsen (2006), een boek dat niet in de Letteren- en niet in de GMW-bibliotheek aanwezig was, maar wel door een van de auteurs persoonlijk van harte werd aanbevolen.

66 De bibliografische gegevens van de werken die in het deelonderzoek zijn betrokken, zijn niet te vinden in de bibliografie, maar in bijlage 9.

67 Afgezien van een verwijzing naar de Publication manual of the APA die al in het handboekencorpus is opgenomen.

68 De handleiding die, op de titel afgaande, slechts betrekking lijkt te hebben op de bachelorfase, blijkt in de praktijk ook het naslagwerk te zijn waarnaar in de masterfase wordt verwezen.

69 De opgenomen versie van de PowerPoint is die van 2014. De verwachting is dat de informatie erin identiek is aan die in eerdere versies die de oud-studenten behandeld hebben gekregen van wie een tekst in het corpus is opgenomen.

70 In het gesprek verwees hij naar drie naslagwerken; twee van die boeken geven echter geen informatie over voor-, dank- en/of nawoorden.

55

De informatie die de zesentwintig werken bieden over voor-, dank- en nawoorden is vervolgens systematisch in kaart gebracht: welk naslagwerk geeft op welke punten informatie en welke informatie precies? Ook deze punten liggen in het verlengde van de onderwerpen die tijdens de analyse van de 83 studentteksten onder de loep zijn genomen en waarover de ‘kritische lezers’, studenten en docenten zijn bevraagd. Ze omvatten zaken als het tekstdoel, de optionaliteit van de teksttypen, de plaatsing van de tekst in de scriptie, de lengte, de stijl en de verschillende mogelijke componenten van de teksten (van kopje tot en met ondertekening). Ook additionele informatie is meegenomen, zoals opname van voorbeeldzinnen en voorbeeldteksten.

57

4 Resultaten: Hoe ziet het corpus eruit?