• No results found

1. Universiteit en staat

5.2 De opkomende universiteit

5.2.3 De université van 1984 (de Loi Savary)

38

Die kritiek zou leiden tot een nieuwe onderwijswet in 1984, de Loi Savary.

Het voorstel voor de Loi Savary is ingediend om een oplossing te bieden voor het disfunctioneren van de Loi Faure. Volgens de rapporteurs van de Assemblée

nationale zijn de oorzaken van het disfunctioneren van de Loi Faure dat die wet

beperkt en onvoldoende was , op vele punten niet daadwerkelijk is toegepast en op vele punten is ontweken.

39 40

Op het moment dat het wetsvoorstel voor de Loi Savary wordt ingediend, wordt het hoger onderwijs geconfronteerd met een drietal economische eisen om (1) bij te dragen aan een actieve arbeidspolitiek, (2) het ontwikkelen van de innovatieve capaciteit van de Franse maatschappij en (3) het stoppen van de verspilling, doordat mislukking als selectiemechanisme werkt.41 Het laatste punt heeft ook een sociale inzet. Het blijkt dat de sociale en professionele ach- tergrond van de ouders een grote rol speelt bij de studiekeuze waardoor de maatschappelijke tweedeling toeneemt.42

Het hoger onderwijs moet worden verzoend met zijn omgeving, door te erkennen dat eenieder het recht heeft om deel te nemen. Het wetsvoorstel biedt daartoe een drieledig antwoord voor de université in een voortdurend verande- rende maatschappij. De elementen van dat antwoord zijn (1) het harmoniseren van de opleidingen voor hoger onderwijs, (2) het verzoenen van de Université met de Nation door te kiezen voor een reële democratisering en (3) het reken- schap geven van de maatschappelijke behoeften door te wedden op het zich openen en professionaliseren van de Université.43

Voor de harmonisering van het hoger onderwijs wordt een publieke dienst voor het hoger onderwijs gecreëerd. Daartoe zullen alle opleidingen voor hoger on- derwijs onder één dak worden geplaatst om dezelfde taken uit te voeren en doelstellingen na te streven, beschikkend over hetzelfde instrumentarium.44 Het dak wordt de grand service public de l’enseignement supérieur, waaronder alle op- leidingen voor hoger onderwijs vallen.45 De doelstellingen zijn het overdragen van cultuur en kennis, de ontwikkeling en waardering van fundamentele en

36 Musselin, 2001, p. 65.

37 Loi n° 84-52 du 26 janvier 1984 sur l’enseignement supérieur.

38 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 12. 39 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 13. 40 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 15. 41 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 19. 42 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, pp. 22-25.

43 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 27. Voor de Franse wetgever

is er één Université in tegenstelling tot de verschillende universités.

44 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 28. 45 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 28.

toegepaste wetenschap, het ontwikkelen van permanente educatie door het on- der andere bijdragen aan debatten en het kennis nemen van andere culturen door internationale samenwerking met universités.46 Het instrumentarium om de doelstellingen te verwezenlijken is een nieuwe categorie établissement public, de

établissement public à caractère scientifique, culturel et professionnel.47

De verzoening van het hoger onderwijs met zijn omgeving impliceert een ge- slaagde democratisering van de institution universitaire. Die democratisering kan door (1) de toegang van zoveel mogelijk mensen tot de Université en (2) de versterking van de democratie binnen de instellingen.48 Om met de interne de- mocratie te vervolgen: een ieder die deel uitmaakt van de universitaire gemeen- schap wordt uitgenodigd om deel te nemen aan het bestuur en het functioneren van de instelling.49 Daarvoor worden drie raden opgericht, waarop bij de verte- genwoordiging nader wordt ingegaan. Teneinde zoveel mogelijk studenten binnen te krijgen, moet de eerste (tweejarige) cyclus van de opleidingen een beroepsoriëntatie krijgen:

L’extrême hétérogénéité et la grande indétermination des élèves à l’issue de l’enseignement secondaire impose de faire des premières années de l’enseignement supérieur un cycle d’orientation à finalité professionnelle.50

De eerste cyclus dient er toe om de student een wetenschappelijke basis en werkmethode te bieden voor het goed uitoefenen van een beroep. De nieuwe opzet van de eerste cyclus sluit aan bij het professionaliseren van de opleidin- gen en de open relatie tussen de université en de maatschappij.51 De open relatie met de maatschappij wordt bewerkstelligd, doordat leden van buiten de univer-

sité zitting nemen in de verschillende raden. Door de leden van buiten wordt

ook een garantie gegeven voor de professionalisering van de opleidingen.52 De Franse wetgever meent dat zonder goed hoger onderwijs Frankrijk zijn cul- turele en wetenschappelijke onafhankelijkheid verliest. De natie moet ter voor- koming van die afhankelijkheid wel de middelen vrijmaken voor het hoger on- derwijs. In Frankrijk is ook expliciet uitgesproken dat het hoger onderwijs een

service public, een publieke taak, is in dienst van de natie en ter voldoening aan

de behoeften van de natie.53 Het wetsvoorstel beoogt aan het hoger onderwijs zijn essentiele roeping terug te geven:

46 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 30. 47 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 30. 48 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 31. 49 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 34. 50 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 32. 51 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 36. 52 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 37. 53 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, pp. 43-45.

Celui de participer pleinement à la réorganisation d’une société en pleine muta- tion.54

In een dusdanig kader zijn de universités instrumenten ter bereiking van het doel.

De wet op het hoger onderwijs van 1984 heeft zeker niet kunnen bogen op een unanieme stemming. Zelfs verre van dat want de Sénat heeft de wet niet aange- nomen en doordat er voor de derde keer in de Assemblée nationale een meerder- heid was, heeft het wetsvoorstel het gehaald. Daarmee was echter de kous niet af, want de parlementariërs die tegen waren, hebben vervolgens de Conseil con-

stitutionnel geadiëerd. Dat heeft geresulteerd in een uitspraak van 20 januari

1984.55 De wet moet in samenhang met de uitspraak van de Conseil constitution-

nel worden geïnterpreteerd. Dat is op zich nog niet zo complex, ware het niet

dat een deel van de uitspraak behelst dat de wet van 12 november 1968 niet zomaar ingetrokken kon worden. Derhalve geldt die wet samen met de wet van 26 januari 1984. Dat is materieel nog steeds zo. Inmiddels is wel de code de

l’éducation (CdE) gepubliceerd. De regering heeft ook een ratificatievoorstel naar

de Sénat gestuurd waardoor de tekst van de CdE geldt na 22 juni 2000.56 Een be- langrijk kenmerk van een code die bij ordonnance wordt vastgesteld, is dat deze geen juridisch inhoudelijke wijzigingen mag bevatten. Daarom gelden de teksten van 1984 en 1968 inhoudelijk nog wel. Uit het rapport aan de Président

de la République blijkt de verhouding tussen de wetten van 1984 en 1968:

Le raisonnement suivi est celui que le Conseil d’Etat a employé dans un avis du 28 février 1991, rendu à propos d’une disposition de l’article 31 de la loi du 12 novem- bre 1968: dès lors qu’une disposition de la loi du 12 novembre 1968 n’est pas au nombre des garanties auxquelles se réfère la décision du Conseil constitutionnel, rien ne fait obstacle à son abrogation par une disposition de la loi du 26 janvier 1984 qui, ayant le même objet, est venue s’y substituer.57

In Frankrijk is het hele onderwijs inmiddels geregeld in een wetboek voor het onderwijs, waarmee wordt beoogd alle formeel-wettelijke regelingen voor het onderwijs bijeen te brengen. Uit de codificatiegeschiedenis van 2000 van alle op dat moment geldende wetten voor het Franse hoger onderwijs blijkt dat het merendeel van de geldende wetgeving over het hoger onderwijs is overgeno- men uit de Loi Savary. Het huidige onderwijssysteem zal hierna verder bespro- ken worden.

54 Assemblée nationale, septième législature, rapport n°1509, tome 1, p. 44. 55 Décision n° 83-165 DC du 20 janvier 1984; JORF du 21 janvier 1984, p. 365. 56 Ordonnance n° 2000-549 du 15 juin 2000, JORF du 22 juin 2000.

57 Voluit: Rapport au Président de la République relatif à l’ordonnance n° 2000-549 du 15 juin 2000

relative à la partie Législative du code de l’éducation (NOR: MENX0000033R), JORF du 22 juin 2000. CdE, éd 2000, p. VIII.