• No results found

Unité de formation et de recherche (UFR), institut et école

1. Universiteit en staat

5.5 Unité de formation et de recherche (UFR), institut et école

5.5.1 Instituties binnen instituties

In Frankrijk waren de universités voor 1968 een conglomeraat van facultés. Wel kende Frankrijk facultés met één, twee of meer studierichtingen. De Loi Faure maakte een einde aan die situatie. De universités werden opgebouwd uit unités

d’enseignement et de recherche (UER). Letterlijk vertaald gaat het om eenheden

van onderwijs en onderzoek. Op grond van de Loi Faure zijn universités établis-

sements publics à caractère scientifique et culturel (EPSC) die UER samenvoegen op

een organische wijze.154 Daarbij kan worden aangetekend dat de enige keer dat de onderwijswet van 1968 van facultés spreekt, is om deze af te schaffen. Met de oprichting van de nieuwe université worden de oude université en de facultés impliciet afgeschaft.155

Uit art. 39 van Loi Faure 68-978 blijkt dat de UER constituerend zijn voor uni-

versités. Voorzover van belang luidt artikel 39:

Avant le 31 décembre 1968, le ministre de l'éducation nationale établira, après consultation des diverses catégories d'intéressés, une liste provisoire des unités d'enseignement et de recherche destinées à constituer les différentes universités. Omdat artikel 39 een overgangsbepaling is, kan de vraag worden gesteld of de oude facultés zijn omgezet in UER, die vervolgens weer universités moesten vormen. Volgens Gazier en Robert is dat ten dele gebeurd, omdat de UER is ontstaan uit de ontbinding van de oude facultés.156

Hoewel de facultés onder het gezag kwamen van de université, was er toch twij- fel over de autonome bevoegdheden van de UER. Leroy schreef daarover:

Depuis 1984 , le droit est confirmé dans la perspective de 1968 et de manière plus affirmée encore. [...]

A celui des compétences, il n’est plus fait mention de compétences exercées en commun par les conseils de l’université et ceux des U.F.R.157

Vanaf 1984 is de UER vervangen door de UFR. De wetgever heeft door het creë- ren van de UFR de facultés definitief willen afschaffen. In de ogen van de wet- gever moest men zich niet voor de gek laten houden:

154 Art. 3 de la loi 68-978.

155 Art. 3, al. 1, derde volzin : Elles assument l'ensemble des activités exercées par les universités et

par les facultés présentement en activité,[…].

156 Gazier en Robert, 1980, p. 49.

Un des obstacles majeurs à la professionnalisation est et sera la pérennité du pouvoir de type facultaire; il n’a pas épargné la loi de 1968. La nouvelle loi ne peut se permettre d’en être elle aussi, à son tour, la victime.158

Dan volgt een waarschuwing:

Il n’empêche. La tentation sera grande de transformer les UER en UFR et de re- construire sur les mêmes fondements les murs facultaires. Les pressions seront fortes de la part de ceux qui freineront l’évolution de l’enseignement supérieur et essaieront de s’opposer à sa professionalisation.159

De UFR is ontworpen om de oude facultés uit het universitaire landschap te ‘breken’.160 Naast de UFR zijn er instituts en écoles.

5.5.1.1 Constitutieve regels

Uit CdE art. L 713-1 blijkt dat binnen de université de volgende drie onderdelen (kunnen) voorkomen; 1°instituts of ecolés, 2° unités de formation et de recherche en 3° departements, laboratoires en centres de recherche.161

De categorie onder 3° valt onder de UFR’s en wordt verder besproken onder § 5.6.162

5.5.1.2 Instellings-, beëindigings- en vernietigingsregels

De UFR’s kunnen door de minister die verantwoordelijk is voor het hoger on- derwijs bij arrêté worden ingesteld en opgeheven.

Instituts of ecolés worden door een décret op advies van de Conseil national de l’enseignement supérieur et de la recherche (CNESER) ingesteld.

De rechter kan mogelijkerwijze de vernietiging van de UFR, instituts of écoles uitspreken.

5.5.1.3 Inhouds- en gevolgenregels

De UFR is indirect op te vatten als de opvolger van de faculté van voor 1968. Die opvolging komt in pedagogisch-didactische zin vooral tot uiting in het coheren- te onderwijsprogramma, dat een UFR aanbiedt. Met andere woorden, binnen de UFR wordt de opleiding verzorgt. Dat blijkt ook uit CdE art. L 713-3, dat luidt:

158 Assemblée nationale, septième législature, rapport n° 1509, tome 1, p. 40. 159 Assemblée nationale, septième législature, rapport n° 1509, tome 1, p. 41. 160 Durand-Prinborgne, 1988, p. 116.

161 Cf. art. 25 de la loi 84-52.

Les unités de formation et de recherche associent des départements de formation et des laboratoires ou centres de recherche. Elles correspondent à un projet éducatif et à un programme de recherche mis en œuvre par des enseignants-chercheurs, des enseignants et des chercheurs relevant d'une ou de plusieurs disciplines fondamen- tales.

Verder blijkt ook dat binnen de UFR wordt gewerkt door de docent-onderzoe- kers binnen een coherent onderzoeksprogramma.

Zeker binnen de grotere opleidingen kan er behoefte zijn aan bundeling van bepaalde expertises. Deze kunnen dan worden verbonden aan een UFR in de vorm van départements, laboratoires of centres de recherche.

Met de termen instituts of écoles worden enigszins bedekt de instituts universitai-

res de technologie (IUT) bedoeld.163 De IUT’s geven een tweejarige, meestal tech- nische beroepsgerichte, opleiding. Zij zijn in 1966 opgericht en hadden 102.897 ingeschreven studenten in 1995.164 De instituts en écoles beschikken over onder- wijskundige, wetenschappelijke financiële autonomie.

Par ailleurs, certaines UFR – ex Unités d’Enseignement et de Recherche de 1968 à 1984 – ont un statut dérogatoire qui leur confère une autonomie jalousée au sein de l’université: Instituts Universitaires de Technologie et unités médicales pharmaceu- tiques et odontologiques.165

5.5.2 Vertegenwoordiging 5.5.2.1 Stelsel van vertegenwoordiging

Uit CdE art. L 713-3 blijkt welke organen er in een UFR zijn. Het gaat om le con-

seil en de directeur. De directeur wordt ook wel de doyen genoemd als een herin-

nering aan oude tijden.166

De instituts of écoles worden door de conseil bestuurd in samenwerking met de

directeur, die de dagelijkse leiding heeft. 5.5.2.2 Bezetting

De conseil van de UFR bestaat uit niet meer dan 40 leden, bestaat voor 20 tot 25% uit leden van buiten de université en het aantal docenten is minimaal gelijk aan het aantal andere personeelsleden en de studenten.

De directeur wordt verkozen voor de duur van vijf jaren. Hij is voor een

termijn herkiesbaar. Hij wordt verkozen uit het benoemd onderwijzend perso- neel door de conseil.

163 JORF des débats parlementaires, Assemblée nationale, 1983-1984, pp. 2086-2100. 164 CNE, 1997, p.60.

165 Durand-Prinborgne, 1988, p. 116. 166 Boulois, 1980, p. 19 (p. 291).

De instituts of écoles worden bestuurd door een gekozen raad. De conseil bestaat uit niet meer dan 40 leden, bestaat voor 30 tot 50% uit leden van buiten de uni-

versité en het aantal docenten is minimaal gelijk aan het aantal andere perso-

neelsleden plus de studenten. De directeur van de école wordt benoemd door de voor het onderwijs verantwoordelijke minister. De directeur van de institut wordt verkozen door de raad.

5.5.3 Intern optreden

5.5.3.1 Bevoegdheidsverdeling

De UFR is indirect op te vatten als de opvolger van de faculté van voor 1968. Zoals al bleek uit het citaat van Leroy, was het geenszins de bedoeling om de

UFR veel macht te geven. Wel blijkt dat de conseil zijn eigen statuten, interne

structuren en begroting kan vaststellen.167

Voor de instituts of écoles geldt dat de raad het onderwijsprogramma en het on- derzoeksprogramma vaststelt. De conseil adviseert over contracten en wordt geraadpleegd over werving van personeel. De directeur bereidt de vergaderin- gen voor van de conseil. Hij is betaalmeester, voert het personeelsbeleid en heeft een vetorecht ten aanzien van aanstellingen.

5.5.3.2 Gezags- en verantwoordelijkheidsregels

De directeur van de UFR, institut en école voert het dagelijks bestuur van de in- stelling. De conseil de l’UFR en de conseils van de institut of école controleren hem. Zij stellen de statuten, de interne structuren en de begroting vast.

5.5.4 Extern optreden

Bij de UFR is nauwelijks sprake van een extern optreden. Ook voor de instituts en de écoles geldt dat er nauwelijke sprake is van een extern optreden.

5.5.4.1 Rechtsbevoegdheid en handelingsbekwaamheid

De UFR, de institut en de école hebben geen rechtsbevoegdheid. Een uitzonde- ring is dat de instituts en écoles direct gelden kunnen ontvangen van de bevoeg- de minister.168

5.5.4.2 Externe bevoegdheid

De UFR heeft geen externe bevoegdheden. De instituts en écoles hebben alleen een externe bevoegdheid voorzover het de relatie met de minister betreft.

167 CdE art. L 719-5, al. 2.

5.5.4.3 Aansprakelijkheid, verantwoordelijkheid en toezicht

De budgetcontrole en de controle van de statuten van de UFR, de institut en de

école geschiedt door de conseil d’administration.