• No results found

DE TOEPASSINGSVOORWAAR DEN INZAKE DE TENUITVOERLEGGING VAN EEN EUROPEES

BESLISSINGEN TOT BEVRIEZING VAN VOORWERPEN OF BEWIJSSTUKKEN

III.3. HET VOORSTEL VAN KADERBESLUIT INZAKE HET EUROPEES INZAKE HET EUROPEES

III.3.3. DE TOEPASSINGSVOORWAAR DEN INZAKE DE TENUITVOERLEGGING VAN EEN EUROPEES

BEWIJSVERKRIJGINGSBEVEL

III.3.3.1. De uitgangspunten

Op grond van het beginsel van wederzijdse erkenning en overeenkomstig de bepalingen van het (voorstel van) Kaderbesluit verbinden de lidstaten zich ertoe om elk Europees bewijsverkrijgingsbevel uit te voeren.323 De uitvoerende autori-teit erkent het bevel aldus zonder verdere formaliautori-teiten en neemt onverwijld de voor de uitvoering nodige maatregelen. Zij handelt hierbij op dezelfde wijze als indien de voorwerpen, documenten of gegevens verkregen zouden moeten wor-den door een autoriteit van de uitvoerende Staat zelf.324 Wel dient rekening te worden gehouden met de voorziene gronden om het bevel niet te erkennen of ten uitvoer te leggen (infra, III.3.3.2), dan wel om de uitvoering ervan uit te stellen (infra, III.3.3.3).

III.3.3.2. Het weigeren van de erkenning of de tenuitvoerlegging III.3.3.2.1. De weigeringsgronden

Overeenkomstig de aangegeven uitgangspunten voorziet het (voorstel van) Kaderbesluit op limitatieve wijze in negen facultatieve weigeringsgronden.325

321 Art. 8, eerste lid Voorstel van Kaderbesluit. Over de mogelijke tussenkomst van centrale auto-riteiten, zie art. 8, tweede lid Voorstel van Kaderbesluit.

322 Zie art. 8, vijfde lid en 17, tweede lid, a Voorstel van Kaderbesluit.

323 Art. 1, tweede lid Voorstel van Kaderbesluit.

324 Art. 11, eerste lid Voorstel van Kaderbesluit. Er wordt niet voorzien in een mensenrechtelijke weigeringsgrond. Wel wordt bepaald dat de verplichting tot eerbiediging van de grondrechten en de fundamentele rechtsbeginselen – zoals neergelegd in art. 6 VEU – onverlet blijft (zie art. 1, derde lid Voorstel van Kaderbesluit).

325 De beslissing tot weigering van de erkenning of de tenuitvoerlegging dient te worden genomen door een rechterlijke instantie, een onderzoeksmagistraat of een parketmagistraat (zie art. 13, tweede lid Voorstel van Kaderbesluit).

III. Rechtshulp en de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken

In de eerste plaats kan de erkenning of tenuitvoerlegging worden geweigerd indien het bij het bevel horende formulier onvolledig of kennelijk onjuist ingevuld is en het niet binnen de door de uitvoerende autoriteit gestelde termijn werd aan-gevuld of gecorrigeerd.326

Weigering is ten tweede mogelijk indien het Europees bewijsverkrijgingsbevel naar het recht van de uitvoerende Staat wegens een immuniteit of een voorrecht niet ten uitvoer kan worden gelegd.327

In de derde plaats kan worden geweigerd indien de uitvoering van het bevel een inbreuk zou maken op het ne bis in idem-beginsel.328

De erkenning of tenuitvoerlegging kan ten vierde worden geweigerd ingeval het Europees bewijsverkrijgingsbevel betrekking heeft op een feit dat volgens het recht van de uitvoerende Staat niet strafb aar is. Logischerwijze komt deze weige-ringsgrond alleen in aanmerking voor bevelen die een doorzoeking of inbeslag-neming vereisen én betrekking hebben op een strafb aar feit waarvoor de dubbele strafb aarheid nog mag worden getoetst (supra, III.3.2.2.1).329

Weigering kan ten vijfde aan de orde zijn indien de maatregelen waarover de uitvoerende autoriteit beschikt in het concrete geval – en binnen bepaalde gren-zen (infra, III.3.4.1) – niet volstaan om het Europees bewijsverkrijgingsbevel uit te voeren.330

Ten zesde dient rekening te worden gehouden met het territorialiteitsbeginsel. In die optiek kan de tenuitvoerlegging worden geweigerd indien het bevel betrek-king heeft op strafb are feiten die conform het recht van de uitvoerende Staat geacht worden geheel of voor een groot c.q. essentieel deel op zijn grondgebied331 te zijn gepleegd.332

De zevende weigeringsgrond heeft te maken met het ontbreken van extra-ter-ritoriale rechtsmacht. Aldus kan de uitvoering worden geweigerd van een Euro-pees bewijsverkrijgingsbevel dat betrekking heeft op strafb are feiten die gepleegd zijn buiten het grondgebied van de uitvaardigende Staat, in het geval de uitvoe-rende Staat op grond van zijn nationale recht geen vervolging zou kunnen instel-len indien de feiten buiten zijn grondgebied zouden zijn gepleegd.333

326 Art. 13, eerste lid, h Voorstel van Kaderbesluit. In dat geval geldt wel de verplichting om voor-afgaandelijk overleg te plegen met de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende Staat (zie art. 13, vijfde lid Voorstel van Kaderbesluit).

327 Zie art. 13, eerste lid, d Voorstel van Kaderbesluit.

328 Zie art. 13, eerste lid, a Voorstel van Kaderbesluit. Ook hier dient voorafgaandelijk te worden overlegd met de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende Staat (zie art. 13, vijfde lid Voorstel van Kaderbesluit).

329 Zie art. 13, eerste lid, b Voorstel van Kaderbesluit.

330 Zie art. 13, eerste lid, c Voorstel van Kaderbesluit.

331 Of op een daarmee gelijk te stellen plaats.

332 Zie art. 13, eerste lid, f Voorstel van Kaderbesluit. Zie verder ook het derde en vierde lid van dit artikel.

Deel I. Het verdragsrechtelijk kader

78 Intersentia

In de achtste plaats kan tot weigering worden besloten indien de tenuitvoer-legging van een Europees bewijsverkrijgingsbevel de wezenlijke belangen van nationale veiligheid zou schaden; de informatiebron in gevaar zou brengen; of het gebruik zou inhouden van geklassifi ceerde gegevens met betrekking tot specifi eke inlichtingenactiviteiten.334

Tot slot is weigering in bepaalde gevallen mogelijk indien het Europees bewijs-verkrijgingsbevel niet werd gevalideerd (infra, III.3.4.1).335

III.3.3.2.2. De termijnen en de informatieplicht

De beslissing tot weigering van erkenning of tenuitvoerlegging wordt zo spoedig mogelijk en in beginsel binnen de 30 dagen336 na de ontvangst van het Europees bewijsverkrijgingsbevel genomen.337 Vervolgens dient deze beslissing met opgave van de redenen ervan te worden meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit.338 III.3.3.3. Het uitstel van erkenning of tenuitvoerlegging339

Bij onvolledige of kennelijk onjuiste invulling van het bij het Europees bewijsver-krijgingsbevel horende formulier kan de uitvoerende Staat de erkenning van het bevel uitstellen tot op het moment van aanvulling of correctie van dit formulier.340

Daarnaast kan in twee gevallen worden besloten tot uitstel van de uitvoering van een Europees bewijsverkrijgingsbevel. Enerzijds is dit mogelijk indien de uit-voering een lopend strafrechtelijk onderzoek of een ingestelde strafvervolging zou kunnen schaden. Uitstel is dan mogelijk zolang de uitvoerende Staat dit rede-lijk acht.341 Anderzijds kan de uitvoering worden uitgesteld indien de betrokken voorwerpen, documenten of gegevens reeds worden gebruikt in een andere pro-cedure en dit zolang zij daartoe vereist zijn.342

Het uitstel van erkenning of tenuitvoerlegging dient te worden meegedeeld aan de uitvaardigende autoriteit, waarbij de redenen die deze beslissing schragen worden vermeld en – zo mogelijk – ook de verwachte duur van het uitstel wordt aangegeven.343

334 Zie art. 13, eerste lid, g Voorstel van Kaderbesluit. Wel is vereist dat voorafgaandelijk overleg wordt gepleegd met de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende Staat (zie art. 13, vijfde lid Voorstel van Kaderbesluit).

335 Zie art. 13, eerste lid, e Voorstel van Kaderbesluit.

336 Zie evenwel art. 15, eerste en vierde lid Voorstel van Kaderbesluit.

337 Art. 15, tweede lid Voorstel van Kaderbesluit.

338 Zie art. 17, tweede lid, b Voorstel van Kaderbesluit.

339 Voor de ter zake bevoegde instanties, zie art. 16, derde lid Voorstel van Kaderbesluit.

340 Art. 16, eerste lid, a Voorstel van Kaderbesluit. Hetzelfde geldt in geval van ontbrekende vali-datie in de daartoe voorziene gevallen (zie art. 16, eerste lid, b Voorstel van Kaderbesluit).

341 Art. 16, tweede lid, a Voorstel van Kaderbesluit.

342 Art. 16, tweede lid, b Voorstel van Kaderbesluit.

III. Rechtshulp en de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken

Zodra de redenen voor het uitstel vervallen zijn, dient de uitvoerende autori-teit onverwijld de nodige maatregelen te nemen voor de uitvoering van het bevel. Zij stelt de bevoegde autoriteit in de uitvaardigende Staat hiervan in kennis op zodanige wijze dat deze beslissing schrift elijk kan worden vastgelegd.344

III.3.4. DE PROCEDUR E INZAKE DE