• No results found

BESLISSINGEN TOT BEVRIEZING VAN VOORWERPEN OF BEWIJSSTUKKEN

III.3. HET VOORSTEL VAN KADERBESLUIT INZAKE HET EUROPEES INZAKE HET EUROPEES

III.3.2. HET EUROPEES BEWIJSVERKRIJGINGSBEVEL

III.3.2.1. Het begrip en de ratio legis

Het Europees bewijsverkrijgingsbevel is een rechterlijke beslissing die door een bevoegde autoriteit van een lidstaat – de uitvaardigende Staat300 – wordt uitge-vaardigd met het oog op het verkrijgen van voorwerpen, documenten en gegevens uit een andere lidstaat – de uitvoerende Staat301 – voor het gebruik ervan in één van de in het (voorstel van) Kaderbesluit omschreven procedures (infra, III.3.2.3).302

De uitvaardigende autoriteit kan niet alleen een rechter, rechtbank of onder-zoeksmagistraat zijn, doch tevens een parketmagistraat. Daarnaast kan het gaan om iedere andere rechterlijke autoriteit die in de voorliggende zaak optreedt in de hoedanigheid van onderzoeksautoriteit in strafprocedures en die overeenkomstig

296 Zie met name maatregel 5.

297 COM (2003) 688 defi nitief.

298 Zie Punt 3.3.1 van Het Haags Programma – Versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie, PB 2005, C 53/1.

299 Zie het document 13076/07 COPEN 132 van de Raad van 21 december 2007.

300 Zie art. 2, a Voorstel van Kaderbesluit.

301 Zie art. 2, b Voorstel van Kaderbesluit.

302 Art. 1, eerste lid Voorstel van Kaderbesluit. Voor de regeling inzake het uitvaardigen van een Europees bewijsverkrijgingsbevel ter aanvulling van een eerder dergelijk bevel of als vervolg op een beslissing tot bevriezing, zie art. 9 Voorstel van Kaderbesluit.

III. Rechtshulp en de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken

de nationale wetgeving van de uitvaardigende Staat de bevoegdheid heeft om een opdracht te geven tot bewijsverkrijging in grensoverschrijdende zaken.303 III.3.2.2. Het toepassingsgebied ratione materiae

III.3.2.2.1. De strafb are feiten

Het toepassingsgebied ratione materiae van het Europees bewijsverkrijgingsbevel wordt niet beperkt tot bepaalde strafb are feiten. Daarenboven wordt de erkenning of tenuitvoerlegging van een dergelijk bevel in principe niet afh ankelijk gesteld van een toetsing van de dubbele strafb aarheid. Indien evenwel een doorzoeking of een inbeslagneming304 vereist is om het Europees bewijsverkrijgingsbevel ten uitvoer te leggen, kan de voorwaarde van dubbele strafb aarheid wel worden gesteld.305 Deze regel moet nochtans sterk worden genuanceerd. Zo zal de dub-bele strafb aarheid ook dan niet mogen worden getoetst ingeval het gaat om één van de 32 op limitatieve wijze opgesomde strafb are feiten306, voor zover deze in de uitvaardigende Staat althans strafb aar zijn met een maximale vrijheidsstraf of een tot vrijheidsbeneming strekkende maatregel van ten minste 3 jaar.307

III.3.2.2.2. De in aanmerking komende voorwerpen, documenten en gegevens Het Europees bewijsverkrijgingsbevel strekt wezenlijk tot het bekomen van bepaalde voorwerpen, documenten en gegevens, die in het bevel nader worden gespecifi eerd308 en die worden verkregen op basis van diverse procedurele bevoegdheden, zoals de inbeslagneming, de overlegging en de huiszoeking.309

Voor zover het gaat om voorwerpen, documenten of gegevens die reeds in het bezit zijn van de uitvoerende autoriteit, gelden voor de uitvaardiging van een Europees bewijsverkrijgingsbevel op dit punt geen nadere beperkingen.310 In dat geval dient de uitvoerende Staat immers geen opsporings- of onderzoekshande-lingen meer te stellen om de overmaking van de voorwerpen, documenten of

303 Art. 2, c Voorstel van Kaderbesluit.

304 Voor de defi nities hiervan, zie art. 2, e Voorstel van Kaderbesluit.

305 Art. 14, eerste en derde lid Voorstel van Kaderbesluit.

306 Het gaat om dezelfde lijst als deze die voorzien is in het Kaderbesluit inzake de tenuitvoerleg-ging van beslissingen tot bevriezing (supra, III.2.2.2).

307 Art.14, tweede lid Voorstel van Kaderbesluit.

308 Art. 4, eerste lid Voorstel van Kaderbesluit. Indien de uitvaardigende autoriteit dit aangeeft , kunnen echter ook voorwerpen, documenten en gegevens worden overgedragen die weliswaar niet in het bevel worden vermeld, doch door de uitvoerende autoriteit tijdens de tenuitvoerleg-ging ervan worden ontdekt en zonder verder onderzoek relevant worden geacht voor de proce-dure ten behoeve waarvan het bevel werd uitgevaardigd (art. 4, vijfde lid Voorstel van Kader-besluit).

309 COM (2003), 688 defi nitief, 8.

Deel I. Het verdragsrechtelijk kader

74 Intersentia

gegevens mogelijk te maken.311 Zijn dergelijke handelingen echter wel nog nodig, dan moet rekening worden gehouden met een aantal beperkingen. In het kader van een Europees bewijsverkrijgingsbevel kan van de uitvoerende autoriteit immers niet worden verlangd dat zij:

– verhoren afneemt, verklaringen opneemt of op andere wijze verdachten, getui-gen, deskundigen of andere partijen hoort312;

– lichamelijk onderzoek verricht, dan wel lichaamsmateriaal of biometrische gegevens – met inbegrip van DNA-stalen en vingerafdrukken – rechtstreeks van het lichaam van een persoon verkrijgt;

– informatie ‘in real time’ vergaart, bijvoorbeeld door het aft appen van com-municatie, het schaduwen van personen of het monitoren van bankrekenin-gen;

– analyses verricht op bestaande voorwerpen, documenten of gegevens; en – door aanbieders van openbare elektronische-communicatiediensten of van

een openbaar communicatienetwerk bewaarde communicatiegegevens ver-gaart. 313

Indien één van deze onderzoeksdaden dient te worden gesteld, zal aldus nog steeds een beroep moeten worden gedaan op de klassieke rechtshulpinstrumen-ten.314

III.3.2.3. De in aanmerking komende procedures

Een Europees bewijsverkrijgingsbevel kan worden uitgevaardigd in het kader van een strafprocedure die door of bij een rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende Staat wordt ingesteld uit hoofde van feiten die volgens het nationale recht van deze Staat strafb aar zijn. Daarnaast kan een dergelijk bevel kaderen in een proce-dure die hetzij door een bestuurlijke autoriteit, hetzij door een rechterlijke autori-teit ingesteld is wegens feiten die naar het nationale recht van de uitvaardigende Staat weliswaar geen strafb are feiten zijn, doch wel kunnen worden gekwalifi -ceerd als schendingen van de wetgeving. In dat geval is wel vereist dat tegen de beslisssing van de betrokken autoriteit beroep mogelijk is bij een rechter die ook in strafzaken bevoegd is. Tot slot kan een Europees bewijsverkrijgingsbevel ook worden uitgevaardigd in procedures die samenhangen met de genoemde

proce-311 G. VERMEULEN, l.c., 320; G. VERMEULEN, “Buitgericht Europees strafrecht” in X,

Straf-recht en strafprocesStraf-recht. XXXIIe Postuniversitaire Cyclus Wily Delva 2005-06, Mechelen,

Klu-wer, 2006, (107) 125.

312 Op verzoek van de uitvaardigende autoriteit kunnen echter wel verklaringen worden opgeno-men van personen die aanwezig zijn bij de tenuitvoerlegging van het bevel en die rechtsteeks met het onderwerp van dit bevel verband houden (zie art. 4, zesde lid Voorstel van Kaderbe-sluit).

313 Art. 4, tweede lid Voorstel van Kaderbesluit.

III. Rechtshulp en de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken

dures en die verband houden met het bestraff en, respectievelijk het aansprakelijk stellen van een rechtspersoon.315

III.3.2.4. De voorwaarden voor de uitvaardiging

Een Europees bewijsverkrijgingsbevel kan slechts worden uitgevaardigd indien de uitvaardigende autoriteit van oordeel is dat drie voorwaarden vervuld zijn. In de eerste plaats moet het opvragen van de betrokken voorwerpen, documenten of gegevens noodzakelijk zijn voor het doel van één van de aangegeven procedures. Ten tweede dient de opvraging in evenredige verhouding te staan tot het doel van deze procedure. En in de derde plaats geldt als voorwaarde dat de uitvaardigende Staat zelf bevoegd moet zijn om in een vergelijkbare zaak de betrokken voorwer-pen, documenten of gegevens – indien deze zich op zijn grondgebied zouden bevinden – op te vragen.316

Hierbij moet wel worden aangetekend dat alleen de uitvaardigende Staat gerechtigd is om na te gaan of deze drie voorwaarden vervuld zijn. Aan de uitvoe-rende Staat komt ter zake geen bevoegdheid toe.317

III.3.2.5. De inhoud, de vorm en de taal

Het Europees bewijsverkrijgingsbevel wordt ingevuld en ondertekend door de uitvaardigende autoriteit – die hierbij tevens verklaart dat de inhoud juist is – en dient te worden vertaald in de offi ciële taal of in één van de offi ciële talen van de uitvoerende Staat.318

III.3.2.6. De toezending

Het Europees bewijsverkrijgingsbevel kan door de uitvaardigende autoriteit rechtstreeks worden toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar-van op redelijke gronden kan worden aangenomen dat de betrokken voorwerpen, documenten of gegevens zich op diens grondgebied bevinden.319320 Deze onver-wijlde toezending geschiedt op zodanige wijze dat het bevel schrift elijk kan

wor-315 Art. 5 Voorstel van Kaderbesluit.

316 Art. 7 Voorstel van Kaderbesluit.

317 Art. 7 in fi ne Voorstel van Kaderbesluit.

318 Art. 6 Voorstel van Kaderbesluit.

319 In het geval van elektronische gegevens is het relevant criterium dat deze gegevens rechtstreeks toegankelijk zijn op grond van de wetgeving van de uitvoerende Staat.

320 Art. 8, eerste lid Voorstel van Kaderbesluit. Indien de uitvoerende autoriteit niet bekend is, zal de uitvaardigende lidstaat inlichtingen vragen aan de uitvoerende lidstaat Hiervoor kunnen alle mogelijke kanalen – waaronder de contactpunten van het Europees Justitieel Netwerk – worden aangewend (art. 8, vierde lid Voorstel van Kaderbesluit). Indien de uitvaaardigende autoriteit dit wenst, kan de toezending overigens plaatsvinden via het beveiligd telecommuni-catiesysteem van het Europees Justitieel Netwerk (art. 8, derde lid Voorstel van Kaderbesluit).

Deel I. Het verdragsrechtelijk kader

76 Intersentia

den vastgelegd en dat de uitvoerende Staat de echtheid ervan kan vaststellen. Ook alle verdere communicatie vindt rechtstreeks plaats tussen de betrokken autori-teiten.321

Indien de ontvangende autoriteit niet bevoegd is om het Europees bewijsver-krijgingsbevel te erkennen of om de nodige maatregelen te nemen ter uitvoering ervan, zendt zij het bevel ambtshalve door aan aan de bevoegde autoriteit en stelt zij de uitvaardigende autoriteit hiervan in kennis.322

III.3.3. DE TOEPASSINGSVOORWAAR DEN INZAKE DE