• No results found

DE PROCEDUR E INZAKE DE TENUITVOER- TENUITVOER-LEGGING VAN EEN EUROPEES

BESLISSINGEN TOT BEVRIEZING VAN VOORWERPEN OF BEWIJSSTUKKEN

III.3. HET VOORSTEL VAN KADERBESLUIT INZAKE HET EUROPEES INZAKE HET EUROPEES

III.3.4. DE PROCEDUR E INZAKE DE TENUITVOER- TENUITVOER-LEGGING VAN EEN EUROPEES

BEWIJS-VERKRIJGINGS BEVEL

III.3.4.1. De beslissing over de tenuitvoerlegging

De uitvoerende Staat bepaalt zelf welke maatregelen volgens zijn nationale recht zullen worden aangewend om de bij het bevel opgevraagde voorwerpen, docu-menten of gegevens te verkrijgen. Ook de noodzaak om hierbij al dan niet dwang-middelen in te zetten wordt soeverein door deze Staat beoordeeld.345

Deze beoordelingsvrijheid wordt echter op een dubbele wijze begrensd. Ener-zijds dienen de lidstaten er immers voor te zorgen dat elke maatregel die in een soortgelijke nationale zaak kan worden toegepast ook voor de tenuitvoerlegging van een Europees bewijsverkrijgingsbevel mogelijk is. Anderzijds geldt een mini-male drempel voor de 32 strafb are feiten waarvoor de dubbele strafb aarheid niet langer mag worden getoetst (supra, III.3.2.2.1). Bij de uitvoering van een bevel dat betrekking heeft op een dergelijk strafb aar feit moeten aldus hoe dan ook maatre-gelen – met inbegrip van doorzoeking en inbeslagneming – kunnen worden toe-gepast.346

Tenzij er redenen tot uitstel zijn (supra, III.3.3.3) of de uitvoerende autoriteit de verzochte voorwerpen, documenten of gegevens reeds in haar bezit heeft , wordt onverwijld – en in beginsel uiterlijk 60 dagen na ontvangst van het bevel347 – overgegaan tot het in bezit nemen van de voorwerpen, documenten of gege-vens.348 De tenuitvoerlegging zal echter niet steeds mogelijk zijn. Zo is het denk-baar dat de voorwerpen, documenten of gegevens verdwenen of vernietigd zijn,

344 Art. 16, vierde lid Voorstel van Kaderbesluit.

345 Art. 11, tweede lid Voorstel van Kaderbesluit.

346 Art. 11, derde lid Voorstel van Kaderbesluit. In het specifi eke geval waarin het Europees bewijsverkrijgingsbevel niet werd uitgevaardigd door een rechterlijke instantie, een onder-zoeksmagistraat of een parketmagistraat én dit bevel evenmin door één van deze autoriteiten in de uitvaardigende staat werd gevalideerd, kan de uitvoerende autoriteit echter beslissen dat geen doorzoeking of inbeslagneming zal worden uitgevoerd. Wel is hiervoor de voorafgaande-lijke raadpleging van de bevoegde autoriteit van de uitvaardigende staat vereist (art. 11, vierde lid Voorstel van Kaderbesluit. Zie tevens het vijfde lid van dit artikel in verband met de moge-lijkheid om een validatie te verlangen).

347 Zie evenwel art. 15, eerste en vierde lid Voorstel van Kaderbesluit.

Deel I. Het verdragsrechtelijk kader

80 Intersentia

dan wel dat zij niet kunnen worden aangetroff en op de in het bevel aangegeven plaats. Daarnaast kan de vindplaats van de voorwerpen, documenten of gegevens onvoldoende nauwkeurig in het bevel omschreven zijn. In al deze gevallen zal de uitvoerende autoriteit onverwijld het probleem melden aan de uitvaardigende autoriteit.349

III.3.4.2. Het toepasselijk recht

Conform de locus regit actum-regel zal de uitvoerende Staat in principe zijn nati-onale recht toepassen bij de behandeling van een Europees bewijsverkrijgingsbe-vel.350 De uitvaardigende autoriteit kan echter wel uitdrukkelijk vormvoorschrif-ten en procedures aangeven waarvan zij wenst dat ze door de uitvoerende autoriteit worden toegepast. Deze laatste zal hieraan gevolg geven, voor zover de aangegeven formaliteiten en procedures althans niet strijdig zijn met de funda-mentele rechtsbeginselen van de uitvoerende Staat. Hierbij wordt daarenboven uitdrukkelijk gepreciseerd dat deze regel geen verplichting tot het aanwenden van dwangmiddelen creëert.351

III.3.4.3. De overdracht van de voorwerpen, documenten of gegevens

Voor zover er geen reden tot uitstel is (supra, III.3.3.3) en er geen rechtsmiddel wordt aangewend (infra, III.3.4.4), zal de uitvoerende Staat de betrokken voor-werpen, documenten of gegevens onverwijld aan de uitvaardigende Staat over-dragen.352 Hierbij kan de uitvoerende autoriteit desgevallend aangeven dat de overgedragen voorwerpen, documenten of gegevens dienen te worden teruggege-ven van zodra de uitvaardigende Staat deze niet langer nodig heeft .353

III.3.4.4. De rechtsmiddelen354

De lidstaten dienen de nodige maatregelen te nemen opdat elke belanghebbende – met inbegrip van derden te goeder trouw – een rechtsmiddel tegen de erkenning

349 Zie art. 17, tweede lid, d Voorstel van Kaderbesluit.

350 Art. 11, tweede lid in fi ne Voorstel van Kaderbesluit. Indien de bevoegde autoriteit van de uit-voerende Staat vaststelt dat het bevel niet ten uitvoer kan worden gelegd op een wijze die ver-enigbaar is met het recht van deze Staat, zal zij de uitvaardigende autoriteit hiervan onmiddel-lijk op de hoogte brengen (art. 17, eerste lid, b Voorstel van Kaderbesluit).

351 Art. 12 Voorstel van Kaderbesluit. Indien de uitvoerende autoriteit vaststelt dat de aangegeven vormvoorschrift en en procedures niet in acht kunnen worden genomen, zal zij de uitvaardi-gende autoriteit hiervan onmiddellijk informeren (art. 17, eerste lid, c Voorstel van Kaderbe-sluit).

352 Art. 15, vijfde lid Voorstel van Kaderbesluit.

353 Art. 15, zesde lid Voorstel van Kaderbesluit.

354 Zie daarnaast ook de in art. 19 van het Voorstel van Kaderbesluit voorziene regeling inzake de betaling van schadevergoeding.

III. Rechtshulp en de wederzijdse erkenning van rechterlijke beslissingen in strafzaken

en uitvoering van een Europees bewijsverkrijgingsbevel kan aanwenden en aldus zijn rechtmatige belangen kan beschermen. Eventueel kunnen de lidstaten deze mogelijkheid wel beperken tot die gevallen waarin bij de uitvoering dwangmid-delen werden toegepast.355

De betrokkene zal zijn vordering moeten instellen bij de bevoegde rechter en overeenkomstig het recht van de uitvoerende Staat.356 Hierbij dient echter meteen te worden aangetekend dat de materiële gronden van het Europees bewijsverkrij-gingsbevel slechts kunnen worden aangevochten middels een voorziening in de uitvaardigende Staat.357

Indien de betrokkene een rechtsmiddel in de uitvoerende Staat instelt, wordt de rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende Staat hiervan in kennis gesteld, waarbij haar tevens de gronden van de voorziening worden meegedeeld. Aldus kan deze autoriteit de argumenten aanvoeren die zij noodzakelijk acht. Verder dient ook de uitspraak aan de rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende Staat te worden meegedeeld.358

Het aanwenden van een rechtsmiddel door de belanghebbende heeft niet per se een schorsende werking. Ter zake wordt immers slechts bepaald dat de uitvoerende Staat de overdracht van voorwerpen, documenten en gegevens kan – en niet moet – opschorten in afwachting van een uitspraak over het rechtsmiddel.359

355 Art. 18, eerste lid Voorstel van Kaderbesluit. Voor de informatieverstrekking inzake de moge-lijke procedures aan de belanghebbenden, zie art. 18, vijfde lid Voorstel van Kaderbesluit.

356 Art. 18, eerste lid in fi ne Voorstel van Kaderbesluit.

357 Zie Art. 18, tweede lid Voorstel van Kaderbesluit.

358 Zie Art. 18, vierde lid Voorstel van Kaderbesluit.