• No results found

Ter vergelijking: nieuwe religieuze bewegingen in de Bondsrepubliek Duitsland

III de aantrekkingskracht van de nieuwe religieuze bewegingen

A. De omvang van de nieuwe religieuze bewegingen

4. Ter vergelijking: nieuwe religieuze bewegingen in de Bondsrepubliek Duitsland

De omvang van de nieuwe religieuze bewegingen in Nederland, zoals die in dit onderzoek kon worden vastgesteld, is verrassend klein en zal sommigen misschien ook onwaarschijnlijk klein voorkomen. Vergelijking met de situatie in de

Bondsrepubliek, die godsdienstig goed met Nederland vergelijkbaar is, toont echter aan, dat ook daar serieuze schattingen op relatief kleine aantallen uitkomen, al moet daar wel bij gezegd worden, dat er per auteur soms aanzienlijke verschillen in de hoogte van de opgegeven aantallen zijn (Mildenberger, 1979; Hach, 1980). Dat geldt althans voor wat betreft de niet-christelijke bewegingen.

59

hoort men in Duitsland niet veel. Dat kan verschillende oorzaken hebben, maar belangrijk is zeker dat het Duitse protestantisme, op enkele uitzonderingen na, niet calvinistisch, maar lutheraans van origine is. Overigens zijn ook in Duitsland de Jehova's Getuigen, de Mormonen en de Pinkstergemeenten zeer actief in de zending. In het standpunt dat de Bondsregering over de ‘Jugendreligionen’ heeft ingenomen, worden met name alleen genoemd: Unified Family, Children of God, Hare Krishna, Divine Light Mission, Scientology, Transcendente Meditatie, de

Neo-Sannyasbeweging (Bhagwan Shree Rajneesh) en Ananda Marga. Op jongeren gerichte christelijke bewegingen worden in het geheel niet genoemd (Bericht der Bundesregierung, 1980).

De Bondsregering schat in 1979 in antwoord op vragen uit de Bondsdag ‘die Zahl der Mitglieder, Anhänger und Interessenten von “Jugendsekten” auf 130.000 bis 150.000 Personen. Der “aktive Teil” der jungen Sektenanhänger dürfte bei etwa 30.000 liegen’. In het getal van 130.000-150.000 is een aantal van 70.000 TM-aanhangers opgenomen, ‘während die übrigen Sekten, wozu auch kleinere Gruppen und Kommunen am Rande der Sektenszene zählen, über Mitgliederzahlen zwischen 50 und 3000 Personen verfügen’ (Deutscher Bundestag 8/2790, 27.04.1979). Om een vergelijking met de Nederlandse situatie te kunnen maken, moeten alle cijfers door vier gedeeld worden. Even afgezien van de TM-aanhangers komen er dan nog getallen te voorschijn, die voor Nederland aan de hoge kant lijken te zijn. Dat kan van alles betekenen: de door mij gemaakte schattingen voor Nederland zijn wat te laag, de aanhang van de sekten is in Duitsland relatief wat groter of de schattingen van de Bondsregering zijn wat geflatteerd. Ik houd het op het laatste. De cijfers die de Bondsregering geeft, lijken namelijk harder dan ze zijn.

Er is door de regering geen onderzoek gedaan naar de omvang van de

‘Jugendsekten’ in Duitsland en men volgt kennelijk de schattingen zoals die in de literatuur gegeven worden. Die schattingen lopen echter soms nogal uiteen, afhankelijk van de bron die gebruikt wordt en het criterium van lidmaatschap dat gehanteerd wordt.

Het volgende overzicht laat iets zien van de problemen die kunnen optreden bij het bepalen van de werkelijke omvang van de nieuwe religieuze bewegingen:

- De Bondsregering schat in 1979 de aanhang van Scientology op enkele tienduizenden cursisten, in het boek van Müller-Küppers en Specht (1979) wordt het getal 60.000 genoemd (de Aktion Bildungsinformation noemt zelfs het getal 150.000), Hach (1980) schat het aantal op 50.000 en alleen Mildenberger (1979) brengt het op om te zeggen dat je op grond van het aantal cursisten, geschat op 10 à

60.000, niets kunt zeggen over de werkelijke aanhang van Scientology in de Bondsrepubliek.

- De Bondsregering schat de aanhang van TM op 70.000, Müller-Küppers en Specht (1979) komen op 60.000, Hach (1980) op 100.000 en Mildenberger (1979) op 73.500 tot begin 1978. Er zouden op dat moment zo'n 1000 TM-leraren in de BRD zijn. Men ziet hier een veel grotere overeenkomst in de schattingen dan bij Scientology, waarschijnlijk om geen andere reden dan dat TM zelf de cijfers over het aantal initiaties geeft.

- De Children of God: Müller-Küppers en Specht (1979) 3000, Hach (1980) 800, Mildenberger (1979) in 1976 300 à 500, in 1979 vrijwel niets meer.

- Divine Light Mission in Müller-Küpper en Specht (1979) 2000, Hach (1980) 1000, Mildenberger (1979) 500 à 600.

- Verenigingskerk: Müller-Küppers en Specht (1979) 6000, Hach (1980) 2000; Mildenberger (1979) 500, waarvan 200 in de BRD verblijvend; de

Verenigingskerk zelf schijnt uit te gaan van zo'n 5 à 600 actieve leden en ongeveer 1500 sympathisanten en belangstellenden.

- Hare Krishna: Müller-Küppers en Specht (1979) 200, Hach (1980) 2000, Mildenberger (1979) 80 à 100.

Men ziet de verschillen in opgave, men ziet ook de systematiek in de verschillen en men ziet de overeenkomsten bij alle verschillen. Hare Krishna, de Verenigingskerk en Divine Light Mission zijn in de BRD, net als in Nederland klein, Children of God is vrijwel verdwenen, TM heeft veel geïnitieerden (in Nederland naar verhouding overigens meer) en de omvang en het belang van Scientology wordt waarschijnlijk erg overschat (de echte kern van Scientology in de BRD wordt door Scientology zelf in 1977 op ongeveer 250 man geschat - What is Scientology, 1978, 235). Scientology is eigenlijk de enige organisatie - ook in Nederland - waarvan het onduidelijk is hoeveel mensen daar in welke mate bij betrokken zijn.

Mildenberger (1979) is van de aangehaalde auteurs de meest betrouwbare. Hij is de enige die zelf onderzoek naar de verschillende sekten heeft gedaan en hij is een van de heel weinige Duitse auteurs, die niet alleen maar ‘unerhört’ roept, maar werkelijk moeite heeft gedaan zich over theorie en praktijk van de verschillende bewegingen te informeren. Als medewerker van de Evangelische Zentralstelle für Weltanschauungsfragen (Stuttgart) en als theoloog is zijn oordeel over de

verschillende sekten overigens wel afwijzend.

‘Neureligionen: Hunderttausende von Jungbürgern verfallen den Sekten’, riep Der Spiegel (1978, 29) in een omslagartikel uit. Zonder het verschijnsel te willen ontkennen of de problemen die er het gevolg van

61

zijn te willen bagatelliseren, lijkt voor zo'n waarschuwende uitroep toch weinig aanleiding. Der Spiegel moest dat later (1980, 26) ook wel erkennen: ‘Alles Umkehrbar’ heette het toen.