• No results found

De sektarische kanten van Scientology

IV sekte of cult? charisma of stigma?

B. Een voorbeeld van een beweging in ontwikkeling: Scientology

4. De sektarische kanten van Scientology

Scientology is een organisatie, die zijn leden moet zien te winnen en zien te overtuigen van de bijzondere revenuen die verwacht kunnen worden van het lidmaatschap en het daarin geïnvesteerde geld. Dat laatste is in dit geval erg belangrijk, omdat Scientology een kerk is die zijn aanbod een marktwaarde toekent. De leden vormen een markt, die kleiner én williger wordt naarmate de prijzen stijgen. Buiten

Scientology heeft het aanbod geen of weinig waarde en het introductieaanbod is daarmee in

92

overeenstemming (gratis persoonlijkheidstest, daarna goedkope

introductiecommunicatiecursus). Is men eenmaal lid, dan kan men zelf de ‘waarde’ van het lidmaatschap verhogen door het investeren van tijd, geld en aandacht in verdergaande cursussen uit een steeds groeiend cumulatief aanbod.

Het is niet moeilijk om toegang te krijgen tot Scientology en in die zin kan Scientology, aldus Wallis (1973a), ook niet als een exclusief genootschap gezien worden. Scientology maakt daarbij gebruik van in de commerciële wereld niet onbekende technieken: ‘hard-sell advertising techniques, ...personal salesmanship, public display advertising, extensive use of mail advertising’. Wallis wijst erop dat weliswaar bij de entree (vrijwel) geen criteria worden gehanteerd, maar dat bij voortduring en bevestiging van het lidmaatschap wel degelijk criteria gehanteerd worden, met geen andere bedoeling dan de leden in het gareel te houden: ‘Scientology operates a quite rigorous practice of expulsion of its deviant, uncommitted,

unproductive or fractious members’ (1973a, 139). Ook het onderhouden van contacten met dergelijke leden wordt de andere leden ontraden of zelfs verboden. De controle wordt strikter en de sancties worden zwaarder, naarmate men verder in de organisatie komt. De afhankelijkheid van de organisatie is dan meestal al behoorlijk groot, omdat zo ver gevorderde leden vaak al als vrijwilliger voor een groot deel van hun tijd aan Scientology zijn verbonden en daarbuiten niet veel meer hebben om op terug te vallen, noch financieel, noch sociaal. Met andere woorden, wie eenmaal echt scientoloog geworden is, zal er alle belang bij hebben zelf zoveel mogelijk in woord en gedrag de organisatie, dat wil zeggen de superieuren, welgevallig te blijven.

Tegenover de druk tot aanpassing en gehoorzaamheid staat als beloning mede het gevoel deel uit te maken van een elite op de ‘only route to Total Freedom’.

Scientologen vinden hun werk niet alleen het belangrijkste in de wereld, maar ook het belangrijkste wat er voor de wereld gedaan kan worden. De retoriek van Scientology is vol van verwijzingen in die richting en de afstand tot de omgeving wordt opzettelijk vergroot door de omgeving niet alleen te beschouwen als niet-deeluitmakend van de elite, maar zelfs voor te stellen als vijandige tegenpool van de elite, die de Scientology Kerk vormt.

Het begrip elite wordt in de sociologie in twee heel verschillende betekenissen gebruikt. De eerste betekenis verwijst naar het verschijnsel van de maatschappelijk erkende elite: de groep mensen die de representanten bij uitstek van de kwaliteiten van een samenleving of groep geacht worden, en wel door de overige leden van de samenleving of groep zelf. Een maatschappelijk erkende elite heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor de samenleving of groep als geheel en die

verantwoordelijkheid wordt ook erkend. De tweede betekenis van het begrip elite verwijst naar het verschijnsel van de elite die zichzelf als zodanig aanwijst. Om allerlei redenen kan een groep mensen van zichzelf vinden, dat ze bijzondere kwaliteiten bezit die haar tot een elite maakt. Zolang men op grond van het eigen elitebesef geen claim op erkenning of op bijzondere rechten laat gelden, is de vraag of een zelf aangewezen elite op maatschappelijke erkenning mag rekenen nauwelijks een probleem.

De scientologen zijn in die zin wel een probleem. Zij beschouwen zichzelf als een elite en ontlenen daaraan bepaalde vrijheden en rechten, die maatschappelijk geen erkenning vinden. Dit conflict tussen elitebesef en elite-erkenning kan leiden tot een antinomistische houding, waarin men zich van wetten en maatschappelijke normen niets meer hoeft aan te trekken. Dat wat voor anderen geldt, geldt voor de elite niet meer; wat gedaan door anderen slecht zou zijn, wordt, gedaan door

vertegenwoordigers van de elite, goed om geen andere reden dan dat de elite geen slechte dingen kan doen. Bij scientologen is een dergelijke houding, gerechtvaardigd vanuit de ideologie van de fundamenteel goede mens en de ‘clear’ als verwerkelijking daarvan, zeker waarneembaar.

De in de literatuur vaak gesignaleerde onscrupuleuze houding van scientologen tegenover tegenstanders of vermoede tegenstanders kan op die manier worden verklaard. Omringd door ‘aberrees’ en ‘suppressive persons’ heeft de scientoloog soms geen andere keus dan de weg van intimidatie, geweld, list of bedrog. Daarmee wordt in de ogen van de gevestigde samenleving natuurlijk niets goedgepraat, maar het verschijnsel op zich wordt er wel begrijpelijker door. Het zou te simpel zijn dit gedragspatroon, dat vrij openlijk getoond wordt, als ‘misdadig’ af te doen in de zin van een bewuste overtreding van normen, die men zeer wel op zichzelf van toepassing weet. Antinomisme is een gevaar, dat in sekten en daarmee vergelijkbare organisaties altijd aanwezig blijft. Soms beperkt het zich tot de leiders van de organisatie - en dan zijn het vooral de leden die er de minder prettige gevolgen van ondervinden -, soms wordt het een kwaliteit in het optreden van alle leden van de organisatie - en dan kan de buitenwacht het slachtoffer worden. Bij Scientology is door de sterke hiërarchische structuur van de organisatie beide het geval.

Volgens Wallis kun je niet stellen dat Scientology vijandig tegenover de staat of de samenleving als zodanig staat. Scientology staat vijandig tegenover wat als bedreiging, concurrentie of tegenwerking beschouwd kan worden: ‘Scientology is largely non-political except as a pressure group in its own interest’ (1973a, 141). Voor Scientology bestaat er in de wereld niets belangrijkers dan Scientology zelf, al het andere is

94

acceptabel en waardevol, maar komt op de tweede plaats. Van de typische

voorschriften die in veel religies te vinden zijn, van een verzaking van de wereld, van het opgeven van wereldse ambities en verlangens, van dat alles is bij Scientology geen sprake.

Agressief is Scientology geweest in het contact met de gevestigde psychiatrie en de psychotherapie en de instituties die de daarbij behorende beroepsuitoefening beschermen. Wallis: ‘No dramatization of the Anti-Christ has displayed more horror and virulence than Scientology's portrayal of the psychiatrist’ (1973a, 143). Op alle mogelijke manieren trekken Scientology en Hubbard ten strijde tegen het kwaad van de psychiatrie, tegen de toepassing van psychofarmaca, electroshock, neurochirurgie en dwangmaatregelen. Psychiatrie wordt direct in verband gebracht met

Nazi-Duitsland en het Russische en Chinese communisme. Het Nederlands Comité voor de Rechten van de Mens is de naam waaronder Scientology in Nederland het onrecht psychiatrische patiënten aangedaan, aan de kaak stelt. Het internationale blad ‘Freedom’ is een ander wapen in de strijd. De indruk is wel dat de strijd zich de laatste jaren wat meer afspeelt volgens de regels die daarvoor in de samenleving algemeen gelden. Wallis (1976) heeft de indruk dat Scientology op dit en op andere gebieden bezig is zich wat meer aan te passen aan wat maatschappelijk gebruikelijk is. Enige scepsis is hem daarbij echter niet vreemd.

Wallis ziet de oorlog van Scientology tegen psychiatrie en psychotherapie als een oorlog tegen een concurrent. Zeker waar Scientology gezondheid (tegenwoordig meestal impliciet, verborgen achter de religieuze façade) belooft, zijn de psychiatrie en de psychotherapie alternatieve aanbieders op dezelfde markt. Bovendien hebben zowel psychiatrie als psychotherapie Scientology afgewezen als een niet serieus te nemen en mogelijk zelfs gevaarlijke vorm van therapie. Wallis wijst erop dat de psychiatrie voor Scientology ook waarde heeft als ‘contrastconception’: juist de nabijheid van de reguliere geestelijke gezondheidszorg maakt het nodig afstand te houden en de gewone psychiatrische en psychotherapeutische hulpverlening niet als een vergelijkbaar maar juist als een volstrekt onvergelijkbaar aanbod te beschouwen. Scientology is goed, psychiatrie is slecht.

Scientology is egalitair alleen in die zin dat in principe iedereen door een proces van auditing en training kan uitgroeien tot een staat van ‘clear’ (volgens de opgave van de organisatie zelf hebben tussen 1966 en eind 1978 bijna 7000 mensen over de hele wereld deze staat bereikt) en zelfs Operating Thetan, het hoogste niveau van functioneren dat denkbaar is. Auditing en training gebeuren hoofdzakelijk vis-à-vis of alleen, maar steeds met behulp van standaardmateriaal (cursusboeken,

woordenboeken, films, bandopnames, enz.) in feite dus onder de directe leiding van Hubbard zelf.

Binnen Scientology is geen plaats voor exegese, interpretatie, commentaar of innovatie door een ander dan Hubbard zelf (gebeurt het wel door anderen, dan in zijn naam en met zijn copyright). De organisatie is al even rechtlijnig en hiërarchisch opgebouwd. Het is een beetje gebruikelijk geworden om organisaties als Scientology depreciërend als multinationals te betitelen. Daar is wat voor te zeggen, maar een multinational die zo inflexibel, hiërarchisch, centralistisch en dirigistisch geleid zou worden als Scientology, zou zeker geen lang leven beschoren zijn in een

markt-economie. Het functioneren van Scientology als organisatie is, al zou men dat niet meteen zeggen, uiteindelijk toch minder gericht op het werven van leden en het verwerven van invloed, dan op het beschermen en beveiligen van het gezag van Hubbard. Alles wat dat gezag kan bedreigen, wordt onder controle gehouden, bijgesteld of uitgestoten.

Wallis laat er geen twijfel over bestaan Scientology als een totalitaire organisatie te beschouwen, vooral voor de kernleden van de organisatie is er nauwelijks te ontkomen aan het dichte netwerk van regels, procedures en activiteiten. In feite is er voor de kernleden weinig anders meer mogelijk dan zich full-time in dienst te stellen - tegen een geringe vergoeding - van Scientology. Afwijkingen, twijfels en kritiek worden niet geduld en actief opgespoord, behandeld en vervolgd. De Ethics Officers, de Committees of Evidence en de E-meter spelen daarbij een belangrijke rol. Opnieuw, dit geldt allemaal niet voor de cursisten in de lagere regionen van de organisatie, maar wel voor iedereen die als staflid zich volledig of voor een belangrijk deel van zijn tijd aan Scientology wijdt of wil gaan wijden. In Scientology is alles gericht op een overaanpassing aan de leer en op een overidentificatie met de belangen van de organisatie. Dat verklaart ook de overreactie op alles wat als vijand of vijandig gezien wordt.

De vraag of Scientology nu wel of niet een echte kerk of echte sekte is, is uiteindelijk niet zo interessant. Duidelijk is dat Scientology een ideologie is die in zijn effecten religieus van karakter is. Duidelijk is ook dat Scientology een organisatie is, die, als kerk opgebouwd, in zijn effecten sektarisch is.

96

C. De betekenis van het charismatische leiderschap in nieuwe